• No results found

Verslag van den staat en de werkzaamheden van het Genootschap in 1914-1915. -

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verslag van den staat en de werkzaamheden van het Genootschap in 1914-1915. -"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INDISCH GENoorrSCHAP

VERGADERING

: VAN

29 MEI 1915.

bI. ,187-':197.

Verslag van den staat en de werkzaamheden van het Genootschap in 1914-1915. -

Rekening over hetzelfde tijdvak. - Verkiezing van Bestuursleden.

---

'S-GRA VENHAGE

MARTIN US NIJHOFF

1915

..

(2)
(3)

INDISCH GENOOTSCHAP.

Algemeene Vm'gadering van 29 Mei 1915.

Verslag van den staat en de werkzaamheden van het Genootschap in 1914- 1915. - Rekening over hetzelfde tijdvak. -

Verkiezing van Bestuursleden.

Voorzitter: de heel' dr. E. B. Kielstm.

De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd.

De \'oorzitter .deelt mede: ]0. dat de heel' J. M. Pijnacker Hordijk heeft kennis gegeven deze vergadering niet te kunnen bijwonen; 20. dat tot lid van het Genootschap is aangenomen de heer A. C. v. d. Hout, alhier; 3°. dat de heer F. Donker Duyvis bericht gezonden heeft van het overlijden van den heer J. D. Donker Duyvis.

Aan de orde is:

1. Verslag van den staat en de werkr.aumheden van het Genootschap in 1914- 1915.

De Secretaris, Th. G. G. Valefte, deelt het volgende mede.

De algemeene vergaderingen werden geopend Maandag, 16 November 1914, met eene voordracht. van den heel' Mr. C. Th. van Deventer over de ontwikkeling van het Bestuur in Nededands(;h-Indië. Spreker 'gaf op het oproepingsbrief je het volgende overzicht van het door hem te

behandelen onderwerp. .

Om aan Ned.-Indië het bestuur te geven dat bij de voortschrijdende ontwikkeling van land en volk past, dienen in de organisatie van dat bestuur de kiemen te worden gelegd van een natuurlijken groei en van aanpassing aan de zich wijzigende omstandigheden.

Men bereikt zulks niet door het centraal bestuur van een deel van zijn bemoeienis te ontheffen en dit deel over te dragen op de bestuurders van gl'oote gewesten in welke het gebied van Ned.-Indië zou worden verdeeld. Een dergelijke overdracht toch brengt in de bestaande ver- houding tusschen bestuurders en bestuurden geen wezenlijke verandering, maar roept daarentegen in de gewesten een nieuwe centralisatie en een versterkte ambtenaarsregeering in het leven, terwijl zij bovendien de eenheid van het regeeringsgezag in gevaar brengt.

Beter is, het geheele gebied van Ned.-Indië zóó in te richten, dat medewerking van autonome gebiedsdeel en aan de uitoefening der ulgemeene bestuurstaak mogelijk wordt. Het toelaten tot die medewerking

1915

(4)

moet gelijdelijk geschie}len en verband houden met de toenemende ont- wikkeling der inlandsche bevolking van N ed.-Indië.

Instandhouding van de bestaande gewestelijke raden en Ï11stelling van dergelijke raden in de gewesten waar zij thans nog niet zijn; instand- . houding van de gemeenteraden en instelling van regentsehaps-of afdeelings- raden op Ja va en van zoodanige plaatselijke raden in de Buiten bezittingen als le\'ensvatbaarheid kunnen hebben, is het aangewezen middel om tot de gedachte organisatie te komen.

Bij de samenstelling dier raden worde aan een met. de volksont- wikkeling \'erband houdend kiesrecht een ruime plaats toegekend.

Indien verder door een verbeterde opleiding der voor hoogere rangen bestemde inlandsche ambtenaren, gepaard met een behoorlijke regeling der financieele positie, zoo van de europeesehe als van de inlandsche ambtenaren, de mogelijkheid in het leven wordt geroepen om het dage- lijksch ambtelijk bestuur gaandeweg te doen uitoefenen door inlandsche ambtenaren I voorloopig nog onder leiding en toezicht van europeesche, dan kan uit de samenwerking van in de maatsehappij wortelende organen met bestuursambtenaren, de gewenschte decentrallsatie worden ver- kregen, zonder dat daardoor aan de eenheid van het regeeringsgezag afbreuk zal worden gedaan.

De vorming van een lichaam dat met de centrale regeering overleg pleegt over de wijze waarop de gelden van Ned.-Indië het best worden besteed en dat uiting geven kan aan hetgeen in de verschillende be- volkingsgroepen omgaat, zal, door een organisatie als hierboven bedoeld, bevorderd kunnen worden. 1)

I) 10. In de Bijlage van het Verslag der Vergadering van 16 No,ember a. p.

staat, op bladzijde 33, 40 alinea 56 regel, door een drukfout, het woord "of", in plaats van "en". - Dit maakt een verschil van één rustpunt minder, dan wel méér, dus van een derde van den langen weg tusschen bestuurder

~ resident of regent- - en inlandsch gemeentebestuur.

De desbetreffende zin stelt de vraag:

"Is het dà.à.r - in lndië - wezenlijk nuttig, dat het gewestelijk hoofd

"van bestuur, resident of regent, eerst door tusschenkomst van distrikts-

"hoofd en onderdistriktshoofd aanraking heeft met het bestuur der inlandsche

"gemeenten ?"

Het daarop volgend antwoord luidt:

"Bij de vroegere uitgebreidheid van de cultuurdiensten en van de heeren-

"diensten had het onderdistriktshoofd, als opzichtvoerende bij het werk, be~

"teekenis, sedert de groote inkrimping van die beide diensten, niet meer."

26. Het verbeterblad - bladzijde 91 - gevoegd achtEo'.r het Versl;Lg van de Vergadering van 18 Januari a. c., geeft de twee volledige volzinnen van de tweede zinsnede van bladzijde 34., die, door het uitvallen van een regel druks, één onverstaanbare zin waren geworden.

Die zinsnede betreft het Vierde Hoofdstuk van het Regeeringsreglement, waarin de grondslagen voor de verdeeling der gewesten en de regeling der belangen van het kleinste autonome gebiedsdeel: de inlandschc gemeente, zij n vastgesteld.

Waarop yolgt:

"Eene yerdeeling van distrikten in onderdistricten is in het Regeerings- reglement niet bedoeld."

(5)

Op deze vool'dl'acht, die ook door een groot aantal geïntl'oduceel'den werd aangehoord, volgde een zeer geanimeerd debat.

Den 30 November d. a. v. behandelde de heer J. Sibinga Mulder de vraag: Hoe kunnen wij den landbouw in Suriname, en daarmede die Kolonie weder tot voorspoed brengen? Sprekel' wijst er eerst op, dat Suriname met snelle schreden achteruit gaat in welvaart en beteekenis, zood at het nu reeds armlastig en een nachtmerrie VOOI' den N edel'landschen Staat is geworden. Sommigen wijten dien achteruitgang aan het Moeder- land, waar men geen kapitaal voor West-Indië wil beschikbaar stellen en meer in 't bijzonder aan de Indische grootkapit.alisten, die Suriname zouden tegen werken, opdat deze kolonie de andere niet naar de kroon zou steken. De inleider weerlegt dit en zoekt de ware reden voor den slechten toestand bij de bevolking van Suriname zelf. Door gemis aan de meest elementail'e kennis van den landbouw, zegt hij, wordt veel geld verknoeid en blijven de schatten in den rijken bodem van Suriname ongebruikt. De planter aid aal is kruideniCl' geworden, daartoe gedwongcn door kapitaalgebrek; hij moet lcren van het "beetje" cacao I en het

"beetje" kofffe en het "beetje" bacoven dat zijn aanplant hem geeft. Op deze wijze heeft de Surinaamsche landbouw en met dezen de Surinaamsche landbouwer het vertrouwen verloren in Europa en dit is de reden waarom men daal' geen kapitaal meel' ,,'il verstrekken.

De staat zal nu te hulp moeten komen, niet dool' geld tc leenen of dit voor te schieten, maar door in de eerste plaat.s te zorgen VOOI' de noodige ,retenschappelijke voorlichting \'001' het landbouwbedrijf. Daarbij is ecn uitstekend ingericht landbouwdepartement noodig llIet een uitgebreidcn en bekwamen staf om aan de allel'eerste vereiscbten van den landbouw te kunnen voldoen, d, i. juiste kennis te Yel'kl'ijgen omtrent allc storende en gunstige factoren in het bedrijf. Behalve een scheikundige moct Cl'

ook zijn een entomoloog, liefst tevens /loöloog om de insectcnschade te bestudeeren, naast den botanicus die el' thans reeds werkzaam is. Ten slotte zijn el' praktisch ontwikl<elde landbouwleerarcn noodig om leiding te geven en ook om voor de toekomst te /lorgen , opdat dool' goedc algemeene ontwikkeling en door goed landbouwonderwijs de jonge Surinamel' van thans geschikt zal worden om in den landuouw als employé een goed bestaan te vinden. Het knnstlllatig aankweeken van een kleinen landbouwstand buiten de ondernemingen wenscht spreker ge-

~taakt te zien. De kleine landbllnWel' is in dool'snee geen landbouwer of landboU\\"ertje, 1I1::\ar een pauper, terwül hij bij een betere inl'Ïchtillg een flink arbeider kon zijn en dan een behoorlijk bestaan kon hebhen.

'Nil het rertrouwen van Nederland en van het Ncderland~(;he kapitaal in Suriname tcrugkceren, dan /lal het nieuwe geboU\r, Yolgen~ sprckel' op de volgende fundamenten moeten staan.

1. Een uitstekend ingel'il:ht, breed opgezet departement ran landbouw.

2. Een Iandbou\\'l:redict in deskundige kmchtige handen.

3. Het creëeren, illlporteercn van cen bekw,lI11cll landbouwerstand wat betreft den grlloten landboU\\'.

(6)

4. Ret creëeren van een stand van vrije arbeiders, tevens kleine landbouwers op de plantagegl·onden.

5. Een krachtig bestuut' met uitstekend voor zijne taak berekende en gesalarieerde ambt.enaren. Een eind aan de Surinaamsche imitatie.

6. Beter onderwijs, hooget' peil voor volksontwikkeling.

7. En aan het hoofd van dat bestuur in Suriname een man met een ruimen blik, vast karakter en krachtige vuist I die gesteund door H.egeering en \Tolksvertegenwoordiging in 't moederland, met vaste hand kan ingrijpen en niet schroomt om neer te slaan diegene en datgene wat de goede toekomst van Sminame in den weg staat, die allen weet te doordringen van het besef, dat alle paarden hier voor den zelfden wagen trekken.

Het gesprokene werd toegelicht met eenige goed geslaagde lichtbeelden.

Enkele leden en geïntroduceerden namen deel aan het zeer geanimeerde debat, waarin sprekers beweringen dool' sommigen werden bestreden.

Den 18eu Januari 1915 behandelde de heer Prof. Mr. C. van \Tollenhoven het onderwerp: De el'\'aring, opgedaan met groote Indische reorganisaties.

Spreker toont aan, dat slechts een klein percentage van de Indische hervormingen den vorm heeft gekregen van een massale reorganisatie. Rij heeft. hierbij vooral op het oog: het ontwerp-cultuurwet van 1865-1866, de voorgenomen l'f'.geling van het inlandsch privaatl'echt op den voet v-an het burgerlijk wetboek van 1873 en de in datzelfde jaar opgezette reorganisatie van het gevangeniswezen, de reorganisatie van de gouver- nements-dwangkoffiecultuur van 1888, die van den Raad van Indië en van de Algemeene Secretarie, en van de in voering van de centralisatie van 1893, de reorganie-1\1üllemeister van 1894, de zoogenaamde rechts- hervorming voor Indië van 1904, het plan tot eene algeheele herziening en codificatie van de agrarische wetgeving voor Java van ] 907, het plan tot reorganisatie van de Indische Protestantsche kerk van 1910 en de reorganisatie van het bestuurswezen van 1911, hoewel beide laatste voorstellen tot reorganisatie nog aanhangig zijn. De inleider gaat in bijzonderheden na wat er gebemd is met de opgesomde plannen tot hervorming en vestigt daarenboven de aandacht op de zooeven niet ge- noemde decentralisatie-wetgeving van 1903, als een leerzaam voorbeeld voor volgende voorstellen tot hervorming. Deze wetgeving toch had aanvankelijk het karakter van blanco-machtiging tot het nemen van proe\'en; althans het ontwerp-Cremer heeft zich met bindende bijzonder- heden weinig ingelaten. Latei' eerst wel'den er e~n paar bestanddeelen van een bindende reorganisatie ingebracht, maar juist de bindende voor- schl'iften leidden tot geen resultaten. De heer van Vollenhoven is van meening, dat de wetgever aan de lagere autoriteiten de macht moet vel'leenen om hun denkbeelden uit te werken op beperkte suhaal, om dan later, op grond van de aldus verkregen ervaring I de wetgeving zoo noodig aan te vullen. Op deze wijze zou de voorbereiding in Indië en hier veel korter kunnen zijn en zouden de Staten-Generaal veel Huhter bereid gevonden worden tot zulk een voorloopig votum, omdat

(7)

het gevaar voor een misstap veel kleiner is. Dö inleider wijst op het gevaar voor Indië van de drogreden: "een groote reorganisatie gaat beter en vlugger dan een reeks kleine hervormingen". Het verleden heeft het bewijs "geleverd, dat de massaal opgezette hervormingen in Indië eerder tot stilstand dan tot voortgang hebben geleid en daarom besluit hij zijne rede met de woorden, dat ieder, "die voor Indië niet stilstand, maar voortgang wil, moet meehelpen, dat voor groote Indische reorgani- saties peschikbaar gesteld worde geen man en geen cent". De rede van Prot. van Vollen hoven lokte slechts weinig debat uit, terwijl de woorden van een der leden den spreker aanleiding gaf zijne rede nader aan te vullen.

In de algemeene vergadering van 1 Februari 1915 behandelde de beer Dr. W. A. Kueuen het onderwerp: Eenige opmerkingen over de hygiënische voorziening van onze Koloniën . Volgens spreker kan het voorbarig en ongegrond aannemen van klimaat on omgeving als direkte ziekelijke oorzaken een nootlottigen invloed hebben op de gezondheid van personen en het welzijn eener gemeenschap. De statistiek heeft voldoende aan- getoond, dat het geen klimaatziekten , maar infectieziekten zijn, die de grootste rol spelen. Voor klimaat en omgeving als zoodanig zonder meer is op de statistiek geen plaats meer. Aan de hand van op groote scbaal geteekende stel'ftestatistieken bespreekt de inleidet' de ver strekkende sociale en economische gevolgen, die de erkenning van deze waarheden gehad heeft. Hij ontleent zijne gegevens vooral aan de groote maat- schappijen in Deli, waar reeds zeer veel op het gebied der hygiënische voorziening gedaan is. Zoo zou men ook te werk moeten gaan bij die van onze Koloniën, maar dan stuit men op groote moeielijkheden en zelfs op voodoopig onoverkomelijke bezwaI'en, Zoo zou men in de eerste plaats een nauwkeurig bijgehouden bevolkingsregister moeten hebben,

"waaruit de geneesheeren de sterfte kunnen leeren kennen, Daarbij zal

de verplichte doodschou\\' moeten ingevoerd worden onder streng verbod van de lijken zonder toestemming te begraven, Verder zal de Regeering met ruime middelen de stichting yan centrale hospitalen ter hand moeten nemen, waar gelegenheid is tot studie der ziekten en dus voorzien moeten zijn van laboratol'Ïa onder leiding van geschoolde hygiënici staande. Ook zal zij de wetten welke de volksgezondheid beschf\rmen, moeten uitbreiden.

De desbetreffende wetgeving alsmede de gewestelijke en plaatselijke hygiënische voorziening zal onder de plaatselijke besturen moeten ge- bracht worden. De heer Knenen verwacht op dit gebied geen afdoende verbetering, zoolang niet bij het geheele G Olwernement en alle amb- tenaren de overtuiging is dOOl'gedrongen, dat de zorg voor de gezond- heid een minstens even gewichtige bestuurszaak is als de zorg voor orde en recht. Volgens zijne meening mag geen wet gemaakt) geen besluit genomen, geen wec'k ontworpen en geen arbeid uitgevoerd wOI'den, zonder dat daarbij de zorg voor de gezondheid van hen, die daarbij zullen worden betrokken, in de eerste plaats in aanmerking wordt ge- nomen. De bloei van onze Koloniën zal mede daarvan afhangen of het N ederlandsch Bestuur den gezondheidstoestand van land en ,"olk zal

(8)

kunnen beheerschen. Deze inleiding gaf aanleiding tot een zeer geanimeerd debat, waarin enkele de meening van den spreker aan critiek onder- wierpen, terwijl een paar leden vragen stelden naar aanleiding van het gesprokene.

De vijfde voordracht werd op 22 Februari gehouden door den heer Mr. A. F. van Blommestein, ter inleiding van de twistvraag: of en, zoo ja, in hoeverre moeten behouden blijven de in de z. g. koeli-ordonnantie voor de Oostkust van Sumatra voorkomende straf- en dwangbepalingen tegen de van elders afkomstige lnlandsche en Vreemde Oostersche arbeiders om hen te nopen tot het verrichten van den arbeid, waartoe zij zich verbonden. Vooreerst onderzoekt spreker de vraag of tegen het strafbaar stellen van des arbeiders niet-naleving van zijne arbeidersovereenkomst juridische bezwaren bestaan. Bestonden deze, dan zou de twistvraag er geene meer zijn. Volgens het vrijwel algemeene gevoelen bestaan er geen bezwaren tegen de strafbaarst.elling van dat feit. De strafrechts- wetenschap brengt dus den zoekende naar een antwoord niet veel verder.

Dit doen al evenmin de verschillende Europeesche wetgevingen, omdat daarin allerminst eene communis opinio wordt aangetroffen omtrent de wenschelijkheid van strafbaarstelling van des arbeiders niet-naleving zijner arbeidsovereenkomst. Naar de meening van den inleider zal alleen dan die twistvraag naar behooren kunnen opgelost worden, wanneer daarbij te rade wordt gegaan met de in de N ederlandsch-Indische wet- geving gehuldigde opvatting omtrent de bedeelde strafbaarheid, en met de daarmede opgedane ervaring. De heer van Blommestein ontvouwt nu in den breede die opvattingen en de ervaring, welke met dat beginsel is opgedaan. Hij acht het een onweerlegbaar feit, dat de straf-en dwang- bepalingen van de koelie-ordollBantie de kolonisatie belet hebben van de cul- tuurstreken van de Oostkust van Sumatra door eene bevolking, die allengs voor de exploitatie van de concessieperceelen noodige werkkrachten zou.

hebben kunDen leveren. Nu men voortdurend bezig is om de heeren- diensten te doen verdwijnen, kan het niet w.enschelijk geacht worden den dwangarbeid van den van elders afkomstigen arbeider te laten voortduren. De thans bestaande straf- en dwangbepalingen zullen dan ook geleidelijk moeten worden opgeheven en de overgangsmaatregelen zullen de ondernemers in staat stellen om de contracten zoodanig te wijzigen, dat weldra algeheele vrije arbeid op de concessieperceelen van de buiten bezittingen zal bereikt worden. Bij het op deze rede volgende debat werden de meeningen door sommige leden en enkele geïntrodu- ceerden bestreden.

De laatste vergadering in dit seizoen werd gehouden op 12 April 1915, toen de heer D. J. A. Westerveld, oud-lid van den Gemeenteraad van Semarang, sprak over woningtoestanden en woningverbetering in Nederlandsch-Indië. Na gewezen te hebben op den zeer slechten gezondheids- toestand onder de Ja vaansche en Chineesche bevolking der groote steden, ging spreker in een uitvoerig betoog na, in hoeverre die slechte ge- zondheidstoestand het gevolg is van de slechte woningtoestanden. Achter-

(9)

eenvolgens werden behandeld: het pestgevaar , dat het bamboehuis kan opleveren, het choleragevaar dat ontstaan kan door slechte putten en privaten, de noodzakelijkheid van eene waterleiding, die niet alleen drink-, maar ook bad- en waschwater moet leveren, het verband tusschen onreine erven en malaria, de o\'erbevolking in de Chineesche kampen der hoofdsteden en de assaneering van moerassige stadsgedeelten. Daarna hesprak de inleider de urgentie van een stedelijken gezondheidsdienst en van een onderzoek naar den woningtoestand over 't algemeen, bepleitte vervolgens de noodzakelijkheid van een uitbreidingsplan en richtte zich daarop tegen het Gouvernement en de Gemeenten, die zonder noodzaak grond verlwopen, in plaats van dezen in erfpacht uit te geven. Ten slotte werd gewezen op de noodzakelijkheid van wettelijke voorschriften:

van bouwverordeningen in steden en gewesten en van een woningwet voor het geheele rijk, die niet alleen aan Gemeenten en Gewesten de bevoegdheid moet geven tot onteigenen en onbewoonbaar verklal'en , maar tevens regelen moet vaststellen voor den gouvernementssteun van locale zelf besturen die de verbetering der woningtoestanden ter hand nemen.

Na de pauze werden door de heeren Dr. van Loghem , Tillema en Giel lichtbeelden vertoond, die betrekking hadden op de pestbestrijding en de woningtoestanden. Met het oog. op het late uur werd van debat afgezien.

Omtrent den staat van het Genootschap valt het volgende te ver- melden. Bet ledental dat op 1 Mei 1914 344 bedroeg, bedraagt thans (1 Mei HJl5) 337. Gedurende het laatste jaar werden 27 nieuwe leden benoemd; in dit tijd vak bedankten 22 leden, tenvijl 12 overleden, n.l. de heeren: Mr. J. H. Bergsma, Jhr. W. J. P. van den Bosch, 1. D. Donker Duyvis, Mr. A. J. lmmink, l\f. de Jong, H. J. 'N. van Lawick, L. W. H. de Munninck, S. C. van Musschenbroek, Jhr. Mr.

J. Roëll, J. J. van Santen, Jhl'. C. H. A. van der Wyck en Rambaldo di Collalto.

Het Bestuur onderging geen wijziging gedurende het verslagjaar. Aan de beurt van aftreden zijn in dit jaar de heeren: Dr. E. B. Kielstra , Jhr. J. P. J. van der Does de Bije en Th. G. G. Valette.

De stand der financiën zal blijken uit de mededeelingen, die de Penningmeester aan de vergadering zal doen.

Dit verslag, naar aanleiding waarvan niemand het woord verlangt, wordt voor kennisgeving aangenomen.

U. Rekening over het tijdvak Mei 1914-Mei 1!Jl5.

Deze rekening is in handen gesteld van de heeren A. 1\1. J oekes en Th. G. G. Yalette, die verklaren, dat zij de boekhouding in de beste orde hebben bevonden en \'oorstellen de rekening goed te keuren en den Penningmeester te dechargeeren. Dienovereenkomstig wordt besloten, nadat de Penningmeester, .1. vVo Schiff, een kort oYerzicht heeft ge- ge\-en van den stand van zaken, zooals die uit de achterstaande Balans

(10)

194

en Winst· en Verliesrekelling, alsmede uit de Toelichting daarvan blijkt.

De Voorzitter zegt den Penningmeester namens de vergadering dank voor het gehouden beheer.

lIl. Verkiezing van Bestuursleden.

Aan de beurt van aftreden zijn: Dr. E. B. Kielstra, Jhr. ,T. P. J. van der Does de Bije en Th. G. G. Valette. De heer mr. C. Th. van Deventer stelt aan de vergadering voor deze bestuursleden bij acclamatie te herkiezen om op deze wijze in 't bijzonder aan den Voorzitter hulde te brengen voor het vele dat hU gedurende een lange reeks van jaren voor het Genootschap heeft gedaan en. die in weerwil van het klimmen zijner jaren zich bereid heeft verklaard op nieuweene benoeming te zullen aannemen. De vergadering geeft door applaus ~are instemming te kennen met dit voorstel. De Voorzitter bedankt den heer van Deventer voor zijne wel willende woorden en vraagt de beide met hem herkozen beo stuursleden of zij hunne benoemining aannemen, hetgeen beide bevestigend

beantwoorden. .

De vergadering wordt gesloten.

(11)

TDELICHTING

Balans en Winst- en Verliesrekening.

BOEKJAAR 1914-1915.

Debetzijde Balans.

Nederl. Indische Handelsbank: saldo deposito-rekening. . . Effecten:

. . . f 862.-

f 1100.-

21

-1500.- 4 - 1000.- 3i

%

cert. N. W. Schuld à 627/8

%. . -

691.63

" 's-Grav. Hypotheek Bank 86

% . -

1290.-

" Rott. " 82!

%. -

825.- Intrest:

nog te ontvangen,

4 mnd. van f 1100.- 2i

%

N. W. S.

4 " , , - 1500.- 4

%

's-Grav. H. B.

6 " ,,-1000.- 3i

%

Rott. ""

Bibliotheek:

getaxeerde waarde

A. H. E. Douwes Dekker:

nog te verrekeneri . . Contributiën :

ongeïncasseerde quit. 13 st. à f 8.-. . . . .

Creditzijde Balans.

Onkosten:

46.58

- 20000.-

4.-

104.-

nog te betalen tIl Alg. Vergadering, rekening drukker f 464.75 345.-

"" " tIl

Bibliotheek rekeningen div. boeken -

Kapitaal:

boekjaar 1913-14.

nadeelig saldo. . .

f23288.72 275.26

- 23013.46

(12)

Debetzijde Winst- & Verlies.

Effecten:

koerswaarde 30/4 '14 30/4 '15 Bibliotheek:

f 3016.38 - 2806.63

209.75

aankoop nieuwe werken, enz. . . 522.68 Algerneene Vergaderingen:

lezingen. . . stenogrammen • . . drukwerk verslagen.

andere kosten

Onkosten:

zaalhuur

salarissen en honorariums diversen . . . .

Creditzijde Winst- & Verlies.

Intrest:

gekweekte rente effecten.

" " deposito

Contributiën:

geïncasseerd 357 quito à f8.- . 1 " à ·4.- . Boeken:

ontvangen van Nijhoff & Co.

's-Gravenl!age, 20 Mei 1915.

f 125.- . 240.-

·1207.69 10.65

f450.-

·450.- -142.07

f 139.32

-

26.95

1583.34

- 1042.37

f 166.27

2860.- f 56.61

De Penningrneeste1', J. W. SCHIFF.

(13)

Aan Nederl. Ind. Handelsbank depositorekening.

Intrestrekening

nog te ontYangen rente op effecten.

Effecten

862.-

4ü.58

waarde v. noteel'ing

30/,

'15 - 2.806.63' Bibliotheek

getaxeerde waarde . -20.000.- A. H. E. Douwes Dekker

saldo nog te verrekenen . 4.- Contributiën

nog te incass. quitanties . 104.- f 23.823.21 f 23.823.21

Per Onkosten

" reserve voor nog te betalen rekeningen

Kapitaal

f 809.75

-23.013.46 f 23.823.21

f 23.823.21

Verlies & Winstrekening 30 April 1915.

Aan Effecten

Algemeene Vergaderingen Bibliotheek

Onkosten.

f 209.75 1.583.34 522.68

1.042.37 f 3.358.14 11 f 3.358.14 Nagezien en accoord bevonden met boeken en beseheiden.

·s·Gravenhage, A. l\I. JOEKES.

26 Mei 1915. TH. G. G. V.\LETTE.

Pel' Intrest.

Contributiën Boekverkoop

f 166.27 - 2.860.-

56.61 Kapitaal voor overdracht nadeelig saldo.

f 3.082.88 275.26 f 3.358.14

's·Gravenhage, 20 Mei 1915.

De Penningmeester, J. W. SCHIFF.

...

cD -J

(14)
(15)

Zooeven verschenen:

, Handelingen

OVER

~e Reglementen op ~et , ~elei~ ~er Regeering in ~e Kolonim Sûriname en Curaçao

DOOR

M r. Dr. H. W . ' C. B O R D EWIJK

PRIJS

f

10. -

Voor leden ván het

Koninkl~ik

Instituut voor de

' Taal-,

Land-

,e{l

Volkenkunde van N

ederlandsch-Indië:

na in- zending van het bedrag, in Nederland franco

f

5.20;

in de Koloniën franco

f

5.50

ONTSTAAN EN ONTWIKK-ELINC

VAN HET

, '_ STAATSRECHT VAN CURACAO

DOOR

M r. D r. H. W. C . B O R D EWIJK

PRIJS f,4-

,-

Voor leden van het Koninklijk

I

nst.ituut voor de Taal-, Land-

en

Volkenkunde van Nederlandsch-Indië: na in- zending van het bedrag, in Nederland franco

f 2.Ió;

in de Koloniën franco

f

2.2ó

I

#

(16)

,

Vers chellen:

HANDBOEK·-

VAN HET

STAATS- EN ADMINISTRATIEF RECHT VAN NEDERLANDSGH-INDIË . . ,

DOOR

Mr. J. DE I:.OUTER

Hoogleeraar te Utrecht.

ZESDE, GEHEEL OM- EN BIJGEWERKTE' UITGAVE.

E~n

deel, 690 blz. roy. 8vo.

Prijs ingenaaid f 7.25; gebonden

In

stevigen linnen band f 8.50.

INHOUD: Inleiding. - Geschiedku..ndig overzicht. ~ Afd. I. , Nederlandscli-lndHi én zijno bewoners. 1. Grondgebied van 'Ned.- Indië. U. Bewoners van Ned.-Indi~. 111. Rechten

im

plichten der' bewoners. '-'- Am. 11. Regeerlngsvorril. 1. Wetgevende macht.

'Il. Koninklijke macht. lIl. Indische Regeering. IV. Biuneulandsch bestllUI'. V. Ambtenaren'. VI: Inlandsche vorsten.

~

Afd. 111.

Inwendig bebeer. 1. Financiën. (Belastingen I Domeinen, Mono- poliën ,'RetribQtHln, Heerendie~ste~, Ruilmiddelen). - Il. Justitie.

_ 1I1. Land- en ~eemacht. - IV. Godsdienst. - V. Onderwijs. - VI. Volksgezondheid. - VI1. Landbouw. - VIlT. Nijverheid. - IX. Handel en Scheepvaart. - X. Openbare y.,r erken. - Aan- vnllingen en ve,:beterlngen.

I .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarom wend hy horn heel waarskynlik nou net tot die kerkraad van die Gereformeerde Kerk Chubut, wat dan 00k besluit om tot die Klassis Buenos Aires toe te tree (Sonneveldt, 5

Die feit dat daar nog nooit vantevore 'n studie op welke gebied ookal oor die Afrikaners in Argentinie die lig gesien het.nie, beklemtoon die belangrikheid van die werk. Daar is

Samenvattend kunnen we zeggen dat de per- sonen op de beide foto's het niet echt slecht en niet echt goed hadden. De werkomgeving was, zeker voor 1913, wehswaar slecht; de

Christoffel Jacob Bouwkamp werd geboren op 26 juni 1915 in Hoogkerk (thans deel van Gro- ningen). Van 1928 tot 1933 doorliep hij de Rijks-HBS te Groningen waar Bottema zijn le-

He kept a watchful eye on the quality of the teaching at the Department as a whole and contributed courses on Problem Solving, School Mathe- matics from an Advanced Point of View,

Het tegenw oordige nrm!al leden is cr op bere kend en juist toereikend om in den Raa(1 deskundigen op de verschi llende gebieden te benoemen. Op deze gronden is

Ned e rland sch-Indi sche Rechtspraak en Rechtsliteratuur.. BEWERKT

van Deventer voor Nederland , voor N ederlandsch-Indië en in 't bijzonder voor ons Genootschap geweest is, bracht de Voorzitter hem hulde en dank voor alles wat