• No results found

Verslag van den staat en de werkzaamheden van het Genootschap in 1926-1927.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verslag van den staat en de werkzaamheden van het Genootschap in 1926-1927. "

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

,

INDISCH , GENOOTSCHAP.

JAARVERGADERING VAN 31 MEI 1927.

Blz. 83-84

Verslag van den staat en de werkzaamheden van het Genootschap in 1926-1927.

VERGADERING VAN 7 OCTOBER 1927.

Blz. 85- 87.

Oosten 'en Westen In Brltsch-Indll!.

VERGADERING VAN 11 NOVEMBER 1927 . Blz. 89- 118.

O!ltwerp tot wijziging van de Staatsinrichting van

Ned.-Indl~.

'.

\

'S-ORAVENHAOE

MART1NUS NIJHOFF 1927

, I

J

(2)

,

(3)

~ e - z:;.. "-)... <- ~ ~ á

C'. -

~7'1 p ...

J _ - " , " '.

"" 'L / ...

L. ....

..-., /KI-K C " - -

~

. . , . . .

./tU,,- ... ,, ~. ~ .. -. .... .. ~ ~

t:1t0

e>C/

r ~_D<' ~ ~ ~H

br

e-< ,,~ ,_ " " , ' 7 ~?-

f t

p. c.,

~

...,. aL.-...,

dL, ~ ~

-<

_~

..

-t" ... <... e . . . .

oL ' -

~.

(4)
(5)

INDISCH GENOOTSCHAP.

JAARVERGADERING VAN 31 MEI 1927.

Voorzitter: de heer jhr. ir.

J.

C. van Reigersberg Versluijs.

De notulen van hel verhandelde ;n de beide vorige vergadering:cn worden gelezen en R"oedJ;:"ckcurd.

Aan de orde is:

I. Verslag van den staat en de werkzilamhcdcn van hel Genoot- schap in 1926-1927.

De secretaris brcng:! hel. verslag Uil.

11. Rekening over hel tijdvak Mei 1926 tot Mei 1927,

Deze rekening is in handen gesteld van de heeren jhr. ir.

J.

C. van Reigersberg Vcrsluijs en Th. G. G. Valettc, dic verklaren alles in orde Ie hebben bevonden en voorstellen den penningmeester tc dechargeercn. Uil het verslng blijkt, dat in 1926-1927 de ontvangsten hebben bedragen f 2926.88 en de uitgaven f 2853.16~. Het voorstel wordi door de vergadering goedgekeurd en de voorzitter bedankt namens liet Genootschap den penningmeester voor zijn n<luwkeuriR beheer.

De Voorzitter wijst er op, dat hel ledental ook in dit vereenigings- jaar weer is verminderd. Daar het zenden van eene circulaire tot opwekking voor hei lidlllaatst.:hap in het afgeJoopen vereeniJ.{inJ.{sjaar weinig succes gehad heeft, stelt hij voor de leden Ie verzoeken in eigen kring: aJle personen, die naar hun meening daarvoor in aan- merking: komen, op te wekken lid van hel Genootschap Ic worden.

0111 dit met Illeer succes te kunnen doen, hedt hel bestuur beslolen de ledenlijst voor W27- 1928 Ie laten drukken en :Jan :'lile [eden IOC Ie zenden.

111. Benoeming van leden.

TOl leden V:'ln het Genootschap zijn benoemd de heeren

1.

van Doorn, R. P. s'J<lcob, W, J, de Langen en A.

J.

Walilsteker, allen te 's-Gravenhage.

(6)

84

IV. Verkiezing van bestuursleden.

De aftredende bestuursleden de heeren prof. mr. C. van Vollen- hoven,

J.

S. C. Kaslelcijn en

J.

P. van Rossum worden herkozen.

De vergadering wordt gesloten. ;

Samenstelling van het bestuur.

Hel besluur is voor 1927- 1928 samengesteld, als volRt:

Prof. mr. C. van Vollenhoven, voorzitter.

Jhr. ir.

J.

C. van Reigersberg Versluijs, onder-voorzitter.

J.

C. Bedding, penningmeester.

Th. G. G. Valctle, secretaris.

A.

J.

Lievegoed, redacteur.

Leden:

A. W. Cremer.

Mevr. E. M. van Del,lenler- Maas.

J.

S. C. Kasteleijn.

Mr. dr. R. Tj. Mees,

J.

P. van Rossum.

J.

W.

J .

Wellan.

Vertegenwoordiger in Ned.-Indit!: dr. W. f. Stutterheim Ic Solo .

. , ....

(7)

INDISCH GENOOTSCHAP.

VERGADERING VAN VRIJDAG 7 OCTOBER 1921.

Voorziller: de heer prof. mr. C. van Vollenhovet1.

De Voorzitter opent de vergadering, waarna de notulen der vorig:e vergadering worden goedgekeurd en gearresteerd.

Door hel bestuur zijn tot lid van hct Genootschap benoemd: de H. Leenmans, L. Noé,

J.

L. Vlellling Jr.,

J.

den Hollander, F. eh. H.

Hirschman, W.

J.

van Haeften en D. j. Stronek, allen te 's-Graven- hage, de heer D. Poot te Amsterdam, de heer ir. P. A. Roclofsen te

Bilthoven, de heer C. van der Wijck te Vlaardingen, de heer C. M.

Verloop te Zeist, dr. N.

J.

Krom tc Leiden, de heeren mr. H. Jel,e.:ers- huis Swildens en A. Terklihle Ie Soerabaja, de heer dr. R. Goris Ie Weltevreden.

De heer johan van Manen, secretaris van de Asiatic Association of Bengal te Calcutta, verkrijgt het woord voor het houden van een inleiding over:

Oosten en Westen in Britsch·lndlë.

Spreker schetst Indië als een Oostersch mierennest, waarin zich cen reus - het Westen - heeft neergelegd. Dit is, heel in 't kort.

het probleem Oosten· Westen. De Indiër, hewoner van ecn geografisch geïsoleerd, vruchtbaar·vochtig tropisch land, heeft een erfelijke ne.i- ging om zijn heil niet te zoeken in gewrochten van stoffelijken aard.

maar zijn vaste punt veeleer te zoeken in het gemoedsleven, in een wereldschr:ma, een scholastiek. Deze is door hem op ongeëvenaarde wijze uitgewerkt ter regeling van alle details van het persoonlijk en maatschappelijk leven. Oe scholastiek, die aan zijn leven en denken ten grondslag ligt. is evenwel nooit het voorwerp van zijn critiek geworden in den Wcsterschen zin. Openbaring beheerscht bij hem de rede, en gewoonte is oppermachtig.

Zelfonderzoek en hervorming op grond der rede tegenover traditie is nog niet opgekomen. De lndil!r heeft daarentegen wel degelijk leeren kennen en waardeeren de geestelijke vrijheden en materieelc goederen, door het Westen in moeilijken strijd op zichzelf veroverd.

(8)

86

Deze winsten begeert hij nu ook, zonder op zichzelf den dwang: tc willen toepassen die hel Westen zich heeft opgelegd in zijn geloofs- strijden' en maatschappelijke worstelingen. Er is wel begeerte, maar minder scheppende drang; meer begeerte ter toe-eigening van mo- derne levenwinslcn van de westersctic cultuur, dan geesdrift voor eigen levensvernieuwing. Indië heeft nooil een kerkhervorming, een fransche revolutie voortgebracht. In hel Westen is de vrijmaking van den geest ontsproten aan de wederontdekking van den Griek- schen waarheidsgeest, Plato en Sokratcs, door de renaissance. Zulk ecn remlissance heeft Indië in de laatste tien eeuwen njet gekend.

Het Boeddhisme was zulk een eigen levensvernieuwing, maar heef!

in lndit: gefaald; is verzwolgen door het sterkere Hindoeïsme, dat bleef zegevieren. I)e cultuur, die een Shakcspeare, Vondel, Goethe voortbracht, de gedachten- en gewetensstrijd van Descartes lol Kant zijn Indil! nog vreemd gebleven.

De inenting van Indische cultuur met nieuwe weslersche elementen geschiedt hoofdzakelijk in de gebieden van handel, bestuur, industrie, levensgemakken ; niet zoozeer in het gebied van beginselen, van wijsbegeerte. Wel komt Westersch onderwijs een nieuw verschiet openen aan een vrij talrijke intellegentia, maar deze is tenslotte nog slechts een klein eilandje in de groote Indische menschenzee. De massa's worden in hun intiemste wezen niet getroffen. Het voort- gaand onderwijs en de tentoonspreiding van Wcstersche bescha- vingsmiddelen, de Engelsche taal met haar letterkunde, de recht- spraak, dagbladpers en dergelijke faeloren, oefenen toch invloed uit Maar deze factoren worden niet bestudeerd in hare beginselen; zij worden ontvangen als concrete resultaten. Het gevolg is wel gisting, maar geen wijsgeerige verdieping.

Deze gisting moet geleid worden. Eerst in de laatste jaren zijn de Engelsche taal en het Engelsche onderwijs de sterkste wapenen geweest in den strijd om ontwaking. De tragiek van het geval ligt in de omstandigheid dat juist nu bij velen in Europa zelve demo- cratie, parlementarisme, veclschrijvcrij, mei twijfel en crifiek beginnen te worden aangezien, het hedendaagsche Indië de cb van de modcrnc gedachten wereld als een hoogtij beginl te begroeten. Een misschien insolvente boedel wordt overgenomen boven pari. Dit komt, omdat de innerlijke verwerking van het geestelijk goed in het Westen nict is doorgemaakt in het Oosten. Indië springt eeuwen over van middel- eeuwsch tot modern, zonder de vrijmaking van den loodzwaren mantcl eener scholastieke traditie, dic juist de arbeid was der tusschen- liggende eeuwen in Europa.

De practijk der Illassa is cn blijft middeleeuwseh. Het intelÎeelua- lisme der kleine, maar luidruchtige intelligentia is modern. De twee elementen zijn niet verzoend, en niet op natuurlijke wijze uit elkanr ontstaan. Verwarring kan niet uitblijven. De hoop voor de toekomst ligt dan ook misschien niet in deze kunstmatig intelleclualisccrcnde

(9)

87

richting der betrekkelijk weinige EUf/,pccsch geschoolden. Tc denken i:-:. Ilel \'crrijzcn cencr groalt' fi~uur uil den boezem des volks zelf;

veeleer van het land dan Llit de stad, Een figuur dic brengen zal kvcnsvcrnicllwinp; op grond der ocr-Indische gedachte zelve, ras- echt, verwant <i:lll de massa. !-Icl werk zal moelen zijn vrijmaking.

hel redelijk verwerken en omzeilen der traditie, niet hel klakkeloos inenten van vreemde. niet tc assimileeren, cultuurvruchlcn van buiten Indië. Wijs koloniaal beleid zij gericht op het aankweeken van zulk ecn geest, hel bevorderen v<ln omstandigheden en idealen waaruit zulk een geest kan voortspruiten.

De heer W. j. Giel, waardccrinp; uitsprekende voor vorm en inhoud der inleiding, 11\erkt o.a. op dal wij in onze zucht lot her- vorming van den Oosterling te zeer uit het oog verliezen een niet te overbruggen verschil in mentnliteit van beide rassen. Men doet beter het aanpassingsvermogen vnn beide rnssen niet verder door te voeren dan de mentaliteit van den Oosterling kan verwerken.

De heer H. Carpentier A1Iing informeert of er nog zekere invloed van het Mohammed:'\ansche deel der bevolking uitgaat Ol) het Hindoci'sme en of er nog een Mohal1lllledaansch kastenstelsel bestaat.

De heer P. Bergmeijer meent dat de godsdienst wel een band tusschen hel Oosten en hel Westen zou kunnen leggen. Alleen hel Christendom kan den Oosterling bevrijden.

Mej. Charlolte A. van Manen vreest, dat de Britsch-Indiër in posities, waarin hij zijn eigenheid op zij zal moeten zetten, b.V. als rechter, minder bruikbaar zal blijken en zoodTa de Engelsehen zich zouden terugtrekken zetrs geheel door zijn eigenheid ZOll worden overheerschl.

De heer Johan vat'! Manen meent, dat wanneer men afdaalt in dat deel van het wezen waar geen Oost en geen West is, er zeker eenheid tusschen Oosterling en Westerling is te vinden. Den invloed van de Mohammedanen op het Hindoeïsme acht spreker gering:.

Spreker verwacht niet dat hel Christendom er ooit in zal slagen den Arischen Oosterling te bekeeren. Als Engeland in Britseh-Indië de bal;'lllS niet meer hield, werd het een strijd tusschen rassen en gods- LOensten en kasten.

De Voorzitter sluit met een woord van dank aan den inleider de vergadering.

(10)
(11)

INDISCH GENOOTSCHAP.

VERGADERING VAN 11 NOVEMBER 1927.

Voorzitter: de heer prof. mr. C. van Vollenhoven.

De Voorzitter opent de vergadering. Nadat de notulen der vorige vergadering zijn goedgekeurd, deell de Voorzitter mee dal door hel besluur-tot lid van het Genootschap zijn benoemd: de hccren mr.

H. M. Meertcns, H.

J.

de Graal, mr. dr. W. M. G. Schurnann, mr.

M.

J.

A. Sleenhuis. M. Tabrani Soerjowiljitro, H. Scheurleer, E. H.

Carpenlier Alting. allen Ie 's~Gravenhage. en dr. Dirk Schoule Ie Wassenaar.

Vervolgens wordt het woord gegeven aan den heer mr. dr.

W. M. G. Schumann, oud-Voorzitter van den Volksraad van Neder- landsch-Indië, 101 hel houden van ccn inleiding over

Ontwerp tot wijziging van de Staatsinrichting van Ned.-Indli!.

Er is wel in onze geheele koloniale geschiedenis geen enkel voor- slei van wet geweest, dal zoozeer de aandacht heeft getrokken, in Nederland als in Indi!!, nis het onlwerp tot wijziging der Indische Staatsregeling, dal op het oogenblik bij den Volksraad in behan- deling is. Noch het vroegere Regeeringsreglement, noch de agra- rische wetgeving, noch de scheiding der financil!n, noch de instel- ling van den Volksraad, noch de Indische Staatsregeling zelve hebben in dier male bel;tngstcJling gewekt builen de kringen van wie zich voor koloniale politiek interesseeren. En het merkwaar- digste is wcl, dat tocn in 1923 hetzelfde werd voorgesteld als nu de kern van de wijziging vorml, zich buiten de Stalen-Generaal nau- welijks cen enkele stern daartegen heeft verheven. Er moeten dus redenen zijn voor die veranderde richting van cen gedeelte der publieke opinie. Aangezien die redenen alleen van belang zijn voor cen deel van het voorstel, is hel beter die bij de behandeling van dal deel te ontwikkelen.

Het voorstel tot wijziging van de Indische Staatsregeling, in- gevolge art. 71 dier wet, bij den Volksraad ter adviseering toege- zonden, beoogt op vier punten veranderingen aan te brengen.

Is het wenschelijk reeds op dit oogenblik, nu de nieuwe Staats- regeling in haar geheel eerst sinds 15 Mei van dit jaar in werking

(12)

90

is, weder lol herziening over tc gaan, al Z:ll dil" de hoofdza<lk, de nieuwe samenstelling viln den Volks raad, een;! bij den aanvang van het nieuwe zittingstijdperk, derhalve op 15 Mei 1931, in werking kunnen treden? Wat mij persoonlijk betreft, ik ben van Illccning:, dat Indië, in hel laatste tiental jaren met zoovele hervormingen /.(c- zegend, soms ook bezocht is, d:\1 hel van verstandig beleid getuigt, eerst het land eens op zijn verhaal Ic laten komen. Zoowcl de nieuwe positie van den VolksTaad als de instelling van provincîc- en regentschapsraden moelen eerst eens bezinken. Echter hel is niel altijd mogelijk in de practijk des levens zich zoo tc gedragen. als men achter zijn schrijftafel heeft uitgestippeld. Er kunnen omstan- digheden zich voordoen, die een dergelijk bedachtzaam beleid on- verstandig maken, wanneer het euvel van Ic spoedige verandering door dat van uitstel overtroffen wordt.

Deze omstandigheden doen zich blijkbllar nam het oordeel van Opperbestuur en Regeering VOor, want anders zou de Minister van Kolonit'n, die Indië nog niet zoo lang geleden "herzieningsmoede"

verklaarde, niet tot indiening zijn overgegaan. De M. v. T. vangt aan met deze veranderde houding te verdedigen. "Het standpunt"

zoo luidt het daar, "dat door den Minister van Koloniën ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de thans in volledige wer- king getreden Indische Staatsregeling wordt ingenomen. werd door hem op 24 Juli 1926 in de Eerste Kamer in dier voege omschreven, dat hij voor de verdere ontwikk~ling noodig achl(te) een stilstand van de herziening en een voort werken op de door de laatste reorganisatie gelegde grondslagen." (Hand. Ie Kamer blz. 410).

Ook de nieuwe 0.-0. stond toen op dit zelfde standpunt; althans dien indruk had de Minister bij voorloopige besprekingen gekregen.

Maar zoo positief als de Minister zich hier uitdrukte, bleef hij niet lang, want, zoo gaat de M. v. T. voort: "De in deze woorden neergelegde hoofdgedachte nader uitwerkend, verklaarde de Indi- sche Regeering in de najaarszitting van den Volksraad - en zulks in overeenstemming met de inzichten van den even genoemden Minister als van bedoeld college - dat "een poging om tot eene algemeene herziening der Ind. Staatsregeling te geraken, thans minder urgent moet worden genoemd en verder tot onvruchtbaar- heid zou zijn gedoemd", doch dat zij niet zou aarzelen partieele wijzigingen, Wa<lTVan de wenschelijkheid en mogelijkheid th,1ns in de prqctijk mocht blijken, bij het Opperbestuur aanhangig te maken.

Derhnlve nog geen halfjaar later hedt de Minister geen bezwaar meer tegen partieele wijzigingen. "Mede", gaat de M. v. T. voort,

"in aansluiting aan deze verklaringen is de Indische Regeering met den Minister van Koloni~n in overleg getreden nopens een viertal wetswijzigingen ten einde te voorzien in eenige onvolkomenheden in de Indische Staatsregeling."

Ik betreur het, dat in dit gedeelte der M. v. T. de wegdoezelende

(13)

91

woordenkeus wordt aangetroffen, die in officiccic stukken zoo v;wk voorkoll1!. Immers, dc uitspraak van den Minister in de Eersfc Kamer luidde algemeen en maakte geen reserve ten aanzien van particclc wijzigingen. Er is dus geen sprake van ccn hoofdgedachte:

geen algcmccnc herziening, noch ecn bijgedachte: wel parlicclc.

Waarom dit cr dan in gelegd? Hel voorstel lot wijziging sluil niet aan bij de positieve verklaring van den Minister, is cr wel degelijk mede in strijd. maar de Minister heeft onder den drang der omstandigheden zijn inzicht gewijzigd. In die zes maanden is de G. G. tol de overtuiging gekomen, dat wijziging noodzakelijk is en heeft den Minister lol die overtuiging wetcn Ic bekeeren.

Daar steekt loch niets pnbehoorlijks in. Er zijn menschen en cr zijn cr velc, die er prat op gaan, dat zij hun geheele leven dezelfde meening hebben aangdwngen. Dat kan getuigen van juist inzicht in hunne jeugd. maar veel waarschijnlijker van tekort aan inzicht op later leeftijd. L'homme absurde est celui qui ne change jamais.

Maar lachwekkend is de wegdoezeling door de voorgestelde wijzigingen te qua1îfieeeren als strekkende om in eenige om'ol- komenheden in de lnd. Staatsregeling te voorzien. Wat bereikt men cr mee door cen belangrijk voorstel als de herziene samen- stelling van den Volksraad, dat zoozeer de gemoederen beweegt, als de wegneming van een onvolkomenheid te bestempelen?

Van de vier punten, welke het wetsvoorstel inhoudt, is er één onbelangrijk. zijn er twee matig belangrijk en één hoogsl be- langrijk. Aangezien de climax een zeer gewilde redefiguur is, zal ik mij dan ook niel aan de volgorde in het vOOfstel houden, maar de punten in stijgende lijn behandelen.

In de eerste plaats dan het onbelangrijke punt, de wijziging van ad. 72 van de Indische Staatsregeling. De M. v. T. is hier duidelijk en beknop!: "Luidens het eerste lid van art. 721) der I. S. worden de leden van hef College van Gedelegeerden in de eerste vergade- ring van het zittingstijdperk door den Volksraad uit zijn midden gekozen. Bij de behandeling in den Volksraad van het onlwerp- öllgemeene maatregel vlln bestuur tot regeling van deze verkiezing (art. 74 lid I I. 5.) is gebleken, dat aan de naleving van dit voor- schrift groote moeilijkheden zijn verbonden. Gegeven het stadium der pOlitieke ontwikkeling van Ned.-Indië - d.W.Z. in eenvoudiger taal, dat nog lang niet alle Volksralld-leden in politieke partijen zijn georganiseerd. noch dat de parlijdiscipline zoo hecht is als in m.:::er verpolitiekte landen 2) en de groote uitgestrektheid van den

<lTchipel, levert hel voor het meerendeel der leden van den Volks- raad onoverkomelijke bezwaren op om reeds op den eersten zittingsdag van den nieuw samengestelden Votksraad zonder nadere

I) Ik schrap hier de woorden .. en het eerste lid van art. 74" aangezien het mij niet duidelijk is. wal deze verwijzing in dit verband te maken heeft.

2) Interpolatie van den 3chrijver.

(14)

voorbereiding hun keus voor het College van Gedelegeerden te bepalen. Waar uitstel van die keus tot ecn lateren dag niet ge- oorloofd was, moest een uitweg worden gezocht door de voor- bereiding van de Gedelegeerdenverkiezing, met name van de candidaatste\ling, aan den eersten zittingsdag te doen voorafgaan.

Dit leidde weer tot nieuwe bezwaren. Aan de candidaatstelling moest worden medege ... erkt door personen, wier geloofsbrieven nog niet waren onderzocht en bovendien leverde het voor verschillende leden moeilijkheid op om reeds vóór den openingsdag der zitting ter hoofdplaats, waar de candidaatslelling moest plaats hebben, aanwezig te zijn.

Noodgedwongen is over deze bezwaren heengestapt, doch cr is alle aanleiding de bedoelde moeilijkheden voor de toekomst geheel uit den weg te ruimen door voor de verkiezing van Gedelegeerden een iets ruimer termijn te stel1en. Wel is waar zal dan gedurende tcn hoogste veertien dagen het College van Gedelegeerden komen te ontbreken, daar het oude College tegelijk met den ouden Volks- raad is afgetreden, doch bezwaar kan hierin nauwelijks worden gezien, aangezien het feil zich slechts eenmaal in de vier jaren zal voordoen en de Volksraad in pleno inmiddels bevoegd en in staal blijft zelf, in stede van het ontbrekend College. de vereischte medewerking aan de wetgeving te verleenen."

Men ziet het, het voorstel om in art. 72 de woorden "in de eerste vergadering" door "binnen de eerste veertien dagen" te vervangen, zal werkelijk het ontwerp niet in gevaar brengen.

Ik kom tol de minder belangrijke wijzigingen. In de eerste plaats die betrerFende de samenstelling van den Raad van Indil.',

Tot nu toe beslond en bestaat deze uil een vice-president en vier leden, allen Europeanen, hoewel sinds de invoering der Indische Staatsregeling alle onderdanen benoembaar zijn. Trouwens sinds dien is cr geen eigenlijke vacature geweest. In· tegenstelling mei art. 8 van het vroegere R. R., dat uitdrukkelijk voor het lidmaat-

schap den staat van Nederlander eisehte, is in art. 9 der I. S. het lidmaatschap voor allc Ned. onderdanen opengesteld ten einde "de mogelijkheid tc openen om ook Inlanders or andere Ned. onder- danen, die geen Nederlander zijn, in het College zitting te doen nelllen" (M. v. T.).

Waarom nu uitbreiding van het aan lal leden? Dil motivecr! de M. v .T. als volgt: "Met deze wetswijziging is geen uitbreiding van het aan lal Raadsleden gepaard gegaan, zoodat de intrede van een Nederlandsch onderdaan niet-Nederlander in het College, waarvan de wenschelijkheid steeds meer wordt gevoeld, ook omdat zij, die tot die groep behooren, nader staan tot de inheemsche samenleving dan Europeanen en hare nooden en behoeften beier kunnen peilen, zou moeten wachten op het ontstaan van eene vacature in den Raad. Hiertegen bestaat naar het eenparig oordeel van den Minister

(15)

93

v<In Koloniën en de Indische Regecring - ik kom dadelijk op deze wvorden terug - op zichzelf reeds overwegend bezwaar. Bovendien is de Raad van Ned.-Indië krachtens cisChcn, welke door de practijk zijn en ook in de toekomst onverminderd moeten worden gesteld.

op zoodanige wijze samengesteld, dat daarin rijpe ambtelijke cr- varing op het terrein van administratie, besluur op en buiten Java en Madocra en rechtspraak vcreenigd word!. Het tegenwoordige nrm!al leden is cr op berekend en juist toereikend om in den Raa(1 deskundigen op de verschillende gebieden te benoemen. Op deze gronden is naar hel oordeel van den Minister van Koloniën en de Indische Regeering uitbreiding van hel aantal Raadsleden, dllt thans, ongerekend 's Raads vice-president, vier bedraagt, tot zes noodzakelijk." Het voorstel is duidelijk, de toelichting geeft geree- del ijk tot eenige opmerkingen aanleiding.

In de eersic plaats, als hors d'oeuvre, de mededeeling, dat er een eenparig oordeel van den Minister van Koloniën en den G.-G.

bestaat, welke meeningsovereenstemming verderop nog eens wordt vermeld. Tot nu toe heeft over het algemeen in hel Indische Staats- recht het beginsel gegolden, dat de verhouding tut:ischen Minister en G.-G. voor de buitenwereld een gesloten boek blijft. Wel lekte daarvan wel eens iets naar buiten uit, vooral als de verhouding minder goed was. Wel heeft ook de Regeering zelve daar een enkelen keer zich niet aan gehouden, maar wie zich herinnert, dat het Opper- bestuur de nu officieel verdwenen instructie aan den G.-G. nooit heeft willen bekend maken, dat Opperbestuur en Regeering steeds aan nieuwsgierige volksvertegenwoordigers hebben voorgehouden, dat de verhouding tusschen A'linister en G.-G. van intiemen aard was, treft het, dat het schijnt alsof den laatsten tijd een andere opvat- ting is gaan heerschen. Over de wenschelijkheid daarvan kan men van meening vcrschil1en. Zelfs a\ zoude de officieele correspon- dentie tusschen beide autoriteiten worden bekend gemaakt, dan zal ieder daar toch met eenige reserve tegenover staan, die weet, dal het belangrijkste niel daarin, maar in de persoonlijke briefwisseling te vinden is. Maar laat men wel de consequenties overwegen, wan- neer men ni el verder wiJ gaan dan nu en dan eens een slipje op Ic lichten. Wanl mededeelingen omtrent eenparigheid in een enkel geval lokken als het ware niellw~gierige vragen uit, hoe het dan mei die eenparigheid staat in een ander geval, waar deze niet uit- drukkelijk wordt medegedeeld. En mocht dan plotseling de onge- reptheid van het beginsel worden naar voren gebracht en gewei- gerd worden zich daarover uit te laten, dan denkt natuurlijk ieder, d.:lt het met die eenparigheid wel niet in orde zal zijn. Het is al niel bevorderlijk voor den goeden gang van zaken, als een werkelijk bestaand meeningsverschil naar buiten ruchtbaar wordt, maar hel is geheel onwenschelijk den schijn daarvan in het leven te roepen, waar de werkelijkheid anders is.

(16)

Wat nu de uitbreiding zelve betreft, zij schijnt mij in de M. v. T.

niet volledig gemotiveerd. Beschouwt men het voorstel uil een streng zakelijk standpunt, dan is er zeker alles voor te zeggen, (1;\1 in den R:l.1d zilting krijgen m;mncn, die door afkollIst en maal·

schappelijke positie beier de lnlandschc 1lló\lltsclwppij kennen t!:UI de Europeesche leden van dien raad. Hel is hier wel de eerste maal, dat in een officieel sluk wordt lIit~esproken, dat hel oudste Regeeringscollege toch niel alwetend is! En al stelt de M. v. T.

het vriendelijk voor, dat het tegenwoordig aanlal leden er op be·

rekend is en juist toereikend om in den Raad deskundigen op die verschillende gebieden te benoemen, dan is dal meer beleerd dan waar, want om één ding te noemen, in de twintigste eeuw is er nooit iemand in den Raad benoemd, die als financieele specialiteit kon gelden, zelfs niet in de jaren, toen leeningen, belastingen en bezuinigingen aan de orde van den dag waren. Hoewel de Regce- fing zelve bij de voorbereiding van hare m:llltregelcn over de voor·

lichting van het gehecle Binnenlandsch Bestuurskorps en het Bureau voor Inlandsche zaken kan beschikken. is hel wel zeef wenschelijk, dal bij de beadviseering door den Raad van Indi~

daarvan, ook de stem der Inheemsehen zelf wordt gehoord. Ik stel mij voor, dat b,v. van de toch altijd épineltze toepassing der zgnde exorbitante rechten, ,veel odium zal worden weggenomen, indien de inheemsche Raadsleden zich daarmede hebben kunnen vereenigen.

MaM hooger dan de noodzakelijke aanvulling acht ik deze uil·

breiding, en daar wijst de M. v. T. ni el op, een beau geste van het Opperbestuur, die door nu ook werkelijk inheemsehen in dit hooge col1ege te benoemen, in ruime kringen der inlandsche samenleving voldoening zal wekken en hiermede toont ook in het dagelijksch beleid de eigen stem van het inheemsche volksdeel Ic willen hooren.

En evenzeer zegt de M. v. T. niet, waarom men uitbreiding met twee leden wil? Is er dit een voor Java en één voor de buitenge-

westen? Een uit de inlandsche ambtenaarskringen en één uit dc inheemsche particulieren? Een Mohammedaan en een Chrisien? Of een Javaan en een Soendanees? Als de loopende geruchten zich mochten bewaarheiden, ZOuden de benoemingen Raad van Indi(!'s winst en Volkraad's verlies zijn!

Toch zou ik, als ik hel Opperbestuur was, mij niet zoo willen vastleggen aan de bestemming der nieuwe plaatsen. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat het zeer noodzakelijk was den Raad Ic verrijken met althans één deskundige op ander gebied dan dal van de inheemsche maatschappij, b.V. een Chinees, op wiens be- noeming de heer Kan reeds in den Volksraad aandrong, en ook is

het loch niet uitgesloten, dat het niet altijd gelukt de hand te leg- gen op twee uitstekende inheemsche krachten, gelijk ook de aan-

wijzing van Europeesche leden niet altijd gelukkig is gewcest.

De aanvulling met niel-Nederlanders maakt nog ecne wijziging

(17)

95

in dc Staatsregeling noodzakelijk. "Zoodanige uitbreiding," zegt de M. v. T., "zal 0111 volledig effeci ie sorteercn, gepaard moeten gaan met cene begrenzing van den duur van hel Raadslidmaatschap.

Dit laalste toch vermindert noodgedwongen het contact, dat dl.' Raadsleden met de levende maatschappij hebben, zoodal een.!

voortdurende geleidelijke vernieuwing van het college gcwenscht moet worden geacht. Heeft cene wetsbepaling welke zulks ver- zekerde 101 nog loc zonder ernstig nadeel ontbroken, doordat het betrekkelijk zelden voorkwam dat een Haadslid langer dan vijf jaren als zood;mig zitting nam, de Regccring I) acht haar onmis- baar, zoodra niet-Europeanen in den Raad zitting nemen, voor wi..::

uitlcraard ni cl dezelfde motieven gelden om na een redelijk aantal jaren gefungeerd te hebben, plaats voor anderen te maken." Daarom wordt voorgesteld aan het tweede lid van art. 9 een zin toe te voegen luidende: "Zij beklecden hun ambt niet langer dan vijf jaren en zijn niet dadelijk opnieuw benoemb:HIr." Dit laatste gedeelte wordt dan toegelicht als volgt: ,.De boven aangevoerde grond voor eene begrenzing van den duur van het lidmaatschap maakt het tevens noodig afgetreden raadsleden niet dadelijk herbenoembaar Ic verklaren. Een latere nieuwe benoeming behoeft niet

tc

worden uitgesloien." Een lalere nieuwe benoeming behoort m. i. wel te worden uitgesloten. Anders heeft deze heilzame bepaling veel kans illllsoir te worden. Een Raadslid moet na vijf jaar heengaan, omdat hij beschouwd wordt dan het contact met de levende maatschappij te hebben verloren. Is ,er kans dat hij dat na verloop van tijd terug krijgt en zoo ja, na verlOOp van hoeveel tijd? Dit is ten aanzien van de Europecsche raadsleden zeker uitgesloten. Want voor ecn afge- trcdcn Raadslid zal cr slechts bij uitzondering passende arbeid in Indië zelf tc vinden zijn en zal dan als regel het interregnulIl met builcnlandsch verlof worden doorgebracht, zooals men weet een uitstekend middel om de Indische maatschappij te leeren kennen.

Alleen als men van hel ambtenarenidce afziet dat niemand eene betrekking van lagere betcekenis, d. w. z. bezoldiging, kan aan-

vaarden, dan hij Ie voren heeft bekleed, zullen de afgetreden raads- leden hun tekort aan actualiteit kunnen aanvullen en zich eene her- benocming waardig kunnen maken. Maar men kan er zeker van zijn, dal, heeft eenmaal cene herbenoeming plaats gehad, dan zal ieder, wi{'n dit niet te beurl valt, dat als eene persoonlijke tcrug- zelling voelen.

Ik kom tot de tweede der malig: belangrijke wijzigingen. Het is bekend. dal de leden van den Volksraad, voor zoovcr zij niet be- noemd worden en behoudens hel lid voor de Vorstenlanden, worden gekozen door de ledcn van locale raden. de regentschapsraden en de stadsgemeenteraden. Voornamelijk van wege den uiteenloopenden

') Ll'CS "hel opperhc~tllllr'·.

(18)

96

graad van ontwikkeling der bevolking en de nog weinig gevorderd zijnde instelling van provincien zijn die raden zeer onevenredig over Indië verdeeld. Hierop was reeds gewezen bij de schriftelijke voorbereiding van hel kiesreglemenl en in de afdcelingcn van den Volks raad werd de vraag gesteld of hel niet n<lIIbevcling verdiende in die kieskringen, waar weinig raden bestonden, ni el alleen de leden daarvan, maar ook anderen tot kiezers tc promoveeren, die door hunne functies werden gestempeld tot vertrouwensmannen van cen lIlin of meer uitgebreiden kring van medeburgers en tot op zekere hoogte vertrouwd zijn met de daadwerkelijke belangen van stad en land. De Regeering achtte het denkbeeld alleszins de overweging waard en behield zich nadere uitwerking voor, doch toen hel kiesrecht niet woals oorspronkelijk de bedoeling was bij ordonnantie, maar in de Staatsregeling zelve werd geregeld. vergal men de formuleering

zoo

ruim te nemen, dat ook anderen dan leden van dergelijke raden kiezers konden worden. Daarom stelt de Minister nu voor art. 55 lid 2 zoo aan te vullen, dal in het in- heemsche kiezerskorps ook zullen kunnen worden opgenomen zij, die bij een ordonnantie voor den betrokken kieskring nader aan te geven waardigheden bekleeden, welke in beteekenis voor het volks- leven bij bedoeld lidmaatschap niet achterslaan.

Het denkbeeld verdien I zeer zeker verwezenlijking en inderdaad gaat het niet aan de leden van meergenoemde raden als alleenige volkskenners te beschouwen en heeft hel alles voor, die inheemschl!

waardigheidsbekleeders ook aan de behartiging der niet-plaatse- lijke belangen Ie doen deelnemen. Alleen Ireft hel hoe uitermate vaag de voorgestelde redactie en hoe schamel de toelichting is.

Aan welke waardigheden de Minister heeft gedacht, wordt met geen woord aangeduid. Inlandsche bestuursambtenaren en volkshoofden liggen voor de hand; ook dorpbesluurdcrs en andere inlandsche ambtenaren? Maar het is in elk geval een groot voordeel, dat het

woord "waardigheid" de beroepsvolksleiders buitenhoudt. Maar overigens geen uitsluitsel. Voorts blijkt uit de toelichting, dat het de bedoeling is deze uitbreiding alleen voor de buitengewesten door te voeren, maar de voorgestelde redactie kent deze beperking niet en sluit dus toepassing ook voor Java en Madoera volstrekt niet uit. En ten leste verdienl hel wel opmerking, dal, zij hel ook op kleine schaal, hel kiesrecht ruimer aan het inheemsche dan aan

h~t Europeesehe volksdeel wordt toegekend.

En dan eindelijk de samenstelling van den Volksraad. Het is een wel wat wonderlijke geschiedenis geweest, die zich in de Staten- Generaai bij de behandeling van dit onderdeel der Indische Slaals··

regeling in de jaren 1924 en 1925 heeU afgespeeld. Het ontwerp, dat door den Volksraad was aangenomen en op dit punt onge- wijzigd door de KrOon bij de Stalen-Generaal was ingediend, stelde

(19)

97

voor: 30 inheemsche niet-Nedcrlandsche onderdanen en van de 31 andere leden hoogstens vijf inheemsche niet-Nederlanders, de overigen dus onderdanen-Nederlanders, want de voorzitter zal in

"fzicnbarc tijden ook wel cen Nederlander zijn. In meer begrijpelijke I:wl hoogstens 5 Chincczcn en dus minstens 26 Europeanen. Zelfs wie lIIet ni el meer dan de elementaire beginselen der rekenkunde vertrouwd is, ziel londer ingewikkelde berekening in, dat van cen inhecmschc meerderheid geen sprake was. Niettegenstaande wordl strijk en zet door voor- en tegenstanders van inlandsche meerder- heid gesproken, zelfs door menschen, die ongetwijfeld er niets kwaads mce bedoelen. Zoo zelfs in den Volksraad, waar de heer Engelenberg spreekt van het herstel der inheemsche meerderheid, zoo zelfs prof. Moresco in zijne inaugureele rede "Koloniale Politiek"

blz. 53 en 54. Zoo herhaaldelijk het toenmalige Kamerlid Feber, de vader van het bekende amendement en laatstelijk zelfs nog in zijne nabetrachting daarop in hel Koloniaal Tijdschrift van Juli 1927. Dit nlles zou op zich zelf slechts een slordigheid zijn en dit is zeer zeker bij velen het geval, maar geheel onbedenkelijk is hel loch niet. Want zoo is totaal onjuist een leus geschapen, die niet met de werkelijkheid overeenstemt en op de gemoederen dergenen, die dc zaak zelf niet bestudeeren, meer val krijgt dan het scherpste betoog, dat zij niet lezen. Bovendien rijst de vraag of degenen, die zich zoo heftig verzetten tegen een werkelijk inheemsche meerderheid, dit ook zouden doen of althans hunne gronden niel zOllden herzien, wanneer hel hun bewust was, dat het hier inderdaad om de grootst

mogelijke minderheid ging.

Nu the comedy of errors, die zich in de Tweede Kamer heeft afgespeeld. Volgens hel Kamerverslag I) maaklen sOlllfl/ige leden bezwaar legen de samenstelling "omdat de economische structuur van een land de grondslag moet zijn van zijne staatkundige struc·

tuur en aan de economische beleekenis van de Nederlandsche groep niet voldoende recht wordt wedervaren, als zij slechts over 5/12 der zetels beschikt." Noch de grondstelling. noch de conclusie wor- den nader beargumenteerd. V:lndaar waarschijnlijk, dat de Regee- ring in haar antwoord d:lar nict direct op ingaat. "De bedoeling der wijzigingen", zoo zegt zij, "welke de koloniale artikelen bij de jongste grondwetsherziening hebben ondergaan, is o. a. dat aan dl!

atdaar gevestigde bevolking ecn zoo groot mogelijke invloed op en een zoo grOOI mogelijk aandeet in de samenstelling der lichamen z.11 worden toegekend. Het ZOII in strijd zijn met deze bedoeling, indien de invloed van hel inheelllsche clement in den Volksraad werd verminderd. Wijziging van de gelalsverhouding tusschen hel inheelTlsche en hel Nederlandsche element len ongunste van het eerstgenoemde acht de Minister derhave uitgesloten, waar nu in

*) Bijlagen 1923/1924 No. lOl, blz. 66/67.

1927 7

(20)

,

98

den in \921 gevormden Volksraad ,het aantal door inheemsehen ingenomen zetels reeds de helft bereikte en in het college volgens zijn jongste samenstelling dit aantal de helft zoo dicht mogelijk nadert, bij de samenstelling van den Raad aan hel inheemsche ele-

ment bezwaarlijk minder dan de heHt van hel aantal zetels - die van den voorzitter niet mede gerekend - worden toegewezen. Waar voorts een beperk I aantal plaatsen in den Volksraad dient te worden voorbehouden aan vertegenwoordigers van dal economisch be- langrijk deel der ingezetenen, dal noch lol de inheemsehen noch lOt de Nederlanders behoort, blijft voor de Nederlander slechts een aantal plaatsen beschikbaar minder bedragende dan de helft. Dal indien slechts 7/12 der Volkraadsleden Nederlanders zijn, het aantal door deze bevolkingsgroep bezette zetels veet te gering is lIIet he:

oog op de positie, die zij in Indië innemen, moge in zekeren zin zijn staande te houden, de invloed, die daarnaast aan hel Nederlandsche gezag Îs voorbehouden en in het belang ook van eene krachtige ontwikkeling van het land aan dat gezag voorbehouden moet blijven, legt ten slotte in dezen meer gewicht in de schaal dan eene geringe numerieke meerderheid in den Volksraad van het Nederlandsen element, verdeeld als dit bovendien nog steeds zal zijn door allerlei aan hel Nederlandsche bl!wind ten deele weinig lot steun strekkende politieke stroomingen".

Tot zoover de Minister. Tegen deze toelichting oppert prof.

Moreseo in zijne belangwekkende artikelen, welke de vorige maand in de Eeon. Stal. Berichten zijn verschenen, twee bezwaren, welk ik voor de helft kan deelen. Volkomen terecht merkt deze schrijver op, dal hel beroep op de bedoeling van de grondwetsherziening moet worden afgewezen, daar de betreffende passage in de Memorie van Toelichting niet rept van zoo'n groot mogelijken invloed enz., Ie geven aan de in lndj~ inheemsche bevolking, maar aan de aldaar

"gevestigde" bevolking, wat geheel iets anders is. "De gevestigde bevolking omvat alle ingezetenen en de aangehaalde zinsnede zegt dus alleen, dat bij de samenstelling zooveel mogelijk verkiezing door en aanbeveling uit de betrokken groepen zal worden ingevoerd, maar houdt zich in geenerlei opzicht bezig met de sterkteverhouding lus~

sehen inheemsche en andere groepen". (Econ Stal. Berichten, 19 October, blz. 917).

Mei het andere bezwaar is prof. Moreseo minder gelu~kig. Hij meent, dat de Minister zich vergist door te berekenen, dal in 1921 het aantal inheemsche zetels reeds de helft bereikte en in 1924 dit aantal de helft zoo dicht mogelijk naderde. De cijfers van den Minister zijn echter juist, want in 1921 hadden zitting 20 inheemsche leden en 4 geboren Inlanders, later met Europeanen gelijkgesteld, en in 192420 inheemsche leden en 3 geboren Inlanders gelijkgestel- den. En als prof. Moresco meent met een beroep op het Volksraads- lid S:tlim te mogen ontkennen, dat de gelijkgestelden als vertcgen-

(21)

99

waardigers der inheemschc groep moelen worden beschouwd, omdat

er gelijkgslelden zijn, die inderdaad aan de Inhccmsche maatschappij ontgroeid zijn, dan is dil in dit geval niet juist. Want hel komt cr niet op aan, of cr gclijkgctitclden beslaan, die aan de Il1hccmsche maatschappij zijn ontgroeid, maar of de gelijkgestelden, die in den Volks raad zitting hadden, van die maatschappij waren vervreemd.

En dal kon men noch van den heer Laoh, leider van inhccrnschc Mcnadonccschc vereenigingen, noch van den heer Kayadoe. Ambo-

nccsch leider, noch van den hecren Abdoel Riyai en Salim zcJvcn, heide nationalisten van de bovenste plank, beweren. Dit betoog van den Minister, dal toekenning van minder dan de helft aan de io- hecmschen hun aantal zou verminderen, blijft dus overeind staan.

En de bewering van proL Moresco, dat het amendement·Febcr de '" tot dusver feitelijk bestaande verhouding ni Cl ten nadeele van de inhcemsche groep heeft gewijzigd" is van allen grondslag ontbloot.

doordat hij bij zijne berekening van verkeerde cijfers uitging. Immers de "feitelijke bestaande verhouding" was, dat er in den Volksraad zaten 23 geboren Inlanders van de 49 leden, dus bijna 47 % en dat het amendement Feber cr van maakte 25 van de 61, dus bijna 41 %.

Na deze schermutseling in de stukken openen amendementen vaTl de heeren Feber c.s. den aanval, ingediend 18 Febr. 1925. De datum is niet zonder beteekenis. Zij beoogen o.a. schrapping V.1l1 deTl Wet- gevenden Raad. zooals toen nog hel College van Gedelegeerden heette en handhaving van de toenmalige samenstelling van dell Volksraad. De mOliveering is merkwaardig: "De ondergeteckenden declen yele der tegen den Wetgevenden Raad geopperde bezwaren en wensehen daarom den R;lé\d Ic laten yervallen. Het komt hun echter voor, dat, indien de Wetgevende Raad vervalt - onthoudt deze woorden! - er geen aanleiding bestaat om ten derden male sedert 1918 de samenstelling van den Volksraad te wijzigen," Ook hier weer een rekenfout. het ZO\l tcn tweede malen geworden zijn.

"Om deze en anderl' redenen meenen wij ten aanzien van de samen- stelling van den Volks raad den bestaanden toestand tc moeten handhaven, waardoor ten allen tijde dc gelt'gcnheid overblijft 0111 tot uitbreiding van het gelal leden over te gaan."

Wat die andere redenen zijn blijft voorloopig in het duister; mis- schien wel de economische structllur uit het Kamerverslag, maar de hoofd reden is toch blijkbaar het gehoopte vervallen van dcn Wetgevenden Raad.

Twee dagen later, dus op 17 Februari, beginnen de openbare be- raadslagingen. Dan worden midden daarin op 25 Februari de amen- dementen ingetrokken en door nieuwe vervangen, waaronder {o{on, dat dcn Volksraad dezelfde samenstelling wil geven als die sinds ge- worden is, ofschoon nu de Wetge\'ende Raad plotseling acceplabcl blijkt. mits - ingrijpende wijziging I - de naam verandcrd wordt in .. College V.1n Gedelegeerden". Waarom dt' voorstel1ers in acht dage,n

(22)

100

tijds van tegenstanders tot voorstanders van dil College zijn gewor- den, de heer Febcr heeft hel in de Kamer toegelicht. De ondcrtee- kenaars hebben geen weerstand kunnen bieden aan hel welsprekend betoog van den Minister. De bckccring gnal wcl gauw, maar het is schoon de dW<llingcn zijns weegs ie erkennen. M;\ar waarom ook geen vrede met de door den Minister gewilde samenstelling van den VolkSTaad? De toelichting op de amendementen zegt hel kort en bondig: "Naar het oordeel van de ondergeleekenden brengt de lei- dende positie van Nederland mc-dc, dal deze wct een Ncdcrlandschc meerderheid in den Volksraad verzekert." Blijkbanr wilden de voor- stellers of hun woordvoerder de argumenten sparen voor hel debat.

Dit had reeds den volgenden dag plaats, maar is wat schamel uit- gevallen. Want hel amendement werd verdedigd door den heeT Feber, die zich in hoofclz.:1ak bepaalde tot een citaat uil het mtikf'1 van prof. Stibbe, verschenen in het Kol. Tijdschrift van Mei 1924, een citaat, waarmede de spreker het wel niet geheel eens was, maar waaraan hij toch blijkbaar de voorkeur gaf boven eigen for~

mlileering. Dit 11I0et wel bevreemding wekken bij een zoo begaaf:l letterkundige als dil Kamerlid is. "Zoolang Indi~", zegt de heer Feber prof. Stibbe na, "voor zijn economisch leven nog geheel afhankelijk is van Europeesche technische en andere kennis, kapitaal en onder- nemingsgeest, 7.00lang het nog uitsluitend het Europeeseh gezag is, dal den band vormt om en tusschen dc losse brokken, waaruit Indië bestaat; de staatseenheid Indië dus uitsluitend het product is van het Nedcrlandsch gezag en Indië 0111 zijne beteekenis naar binnen en naar buiten nog geheel aangewezen is op de actie van het Nederlandsch clement, zoolang de economische pracstalies van hel inlandschc clement, van wereldstandpunt Ic bezien, zich blijven bewegen 0111 hel nulpunt en de staatkundige in hoofdzaak (cene negatieve) afbrekende richting, zoolang schijnt een numeriek over- wicht van Inlanders" - dam hebben wij alweer die onvoldoend'!

rekenkunde! - "in lndië's vertegenwoordigend lichaam al heel weinig te rijmen met de cischen der billijkheid en die van het eco- nomisch en staatkundig leven van het land." Men ziet, terwijl de schriftelijke toelichting spreekt over de leidende positie van

"Neder/olld", beloogt de mondelinge die van het "Eurupeescfle efemelll", hetgeen ganschelijk niet het zelfde is. Maar blijkbaar wordt hel 'natste bedoeld. De Minister handhaafde zijn voorstel en be-

pa~tlde ~ich tot eene verwijzing naar de schriftelijke toelichting, om~

dal in het openbaar debat geen andere argumenten waren <lange··

voerd dan reeds in de stukken waren weerlegd. En dit was het ge- heele debat I Niemand van de tegenstanders 'heeft over het amende- ment het woord gevoerd. Was het omdat het ook aan hen beken,j was, dat de meerderheid het ontwerp mei "lijn College van Gedele- geerden alleen wilde aannemen, :lls ue samenstelling van den Volks- r:lad wt.'rd gewijzigd? De faam zegt hd en het heeft cr allen schijn

(23)

101

vnn. Of ZO\l het amendement inderdaad :IJleen zijn aangenomen, tcn gevolge van gebrek aan energie bij de medestanders van den Minister? Tcn minste, wat antwoordde de heer van Boclzclaer op dc verwijten. door den heer emmer \;:llcr geuit, dat de Kamer door de behandeling viln hel amendement overrompeld ZOIi zijn. Toen zeide de heN van Boclzelacr: "zij, die zich met dit amendement niel konden vcreenigen, hebben het tocn cchler niet noodjg geacht, daar- legen ook maar met eén enkel woord op Ic komen. Hadden zij dit wcl gcdnan cn hadden zij de kracht hunner oppositie nu eens op dit in hun oog zoo gewichtig punt geconcentreerd, zoo zouden zij

111. i. een goede kans hebben gehad in de Kamer ecnc meerderheid aan hunne zijde tc vinden," I)

Het amendement Feber e.s. werd met alleen de stemmen van d~

vrijz.-dem. en sociaal-dem. tegen aangenomen. Wal te verwachten was van ecne Kamer, W:larvan sommige leden zich v:m de in- heemsche m:latschappij nog eene voorstelling maakten als die men in het even vermelde Kamerverslag kan vinden opgeteekend en welke hel wel de moei Ie waard is aan de vergetelheid te ontrukken.

"Enkele leden der Commissie vestigden er de aandacht op, dal de inlanders in het particuliere leven als hel ware onder de bescher- ming en de cmateele van de Europeesche bevolking sta:ln" !

Heb ik ongelijk nis ik dt behandeling in de Tweede Kamer ccn comedy of errors noem? Vooral nu achteraf bij mij twijfel rijst of het den voorstellers wel helder voor den geest stond, wat zij be- streden en der Kamer, wal zij verwierp? Immers, wij hebben gezien.

dat zoowel bij de toclicllting van het n1l1endemenl als bij de be- spreking de argumentatie er wel wat bij is ingeschoten. Nu heeft dl' eerste onderleekenaar, de Heer Feber, in hel Kol. Tijd:::cl:rift van Juli 1927 in een artikel getiteld: "De samenstelling van den Volksrnad" eenc nadere toelichting van den gcdachtenganv; der voorstellers van hun amendement gegeven. Maar ongelukkig spreekt dl' schrijver niet alleen voorldurend van eene Inlandsche meerder- heid. maar ergcr, dit knn in dit geval niet als een slip of the pen worden beschotlwd, omdat het geheele beloog staat of valt nll!1 die mecrderhcid, zoodal men voor hel pijnlijk dilemma komt te st:l:ln:

M de hecr Febcr heeft in 1925 legen een niet voorgestelde inlnnd- selsc Illccrderheid gevochten óf hij is in 1927 vergeten, d:lt zijne bestrijding loen de grootst mogelijke minderheid gold. Men oorJecie.

In zijn artikel worden als de tocn gegolden hebbende bezw;-Jren drie overwcgingen I-{t!noemd, die eerst tot haar recht zouden kunnen komen, wanneer er eene werkelijke in1andsche meerderheid kwam.

Het eerste is twijfel "of ook in

"et

~ellal van een IlIlalldljc"e IIIccrder- hei(/I) de oniwikkeling '/:ln den Volks raad zich op den ing:es!3gen

I) Hlltlu. 21." KlltlH,'r 1!l25/1926. blz. 601.

') Ik cursiveer.

(24)

102

goeden wcg zal blijven voortzetten." Ten tweede: "of cen Inlllndsclle meerderheid 1) in den Volksraad zal zijn berekend voor ecn wet- geving op sociaal-economisch gebied, die alle in de samenleving aanwezige krachten tOl hun hoogste effect weet aan Ie wenden ten nutte van het geheel. En ten derde had men te rekenen met hel tastbare feit, dal hel kapitaal onvoldoende vertrouwen dreigde te stellen in Indië, voor hel geval de Volksraad op een Inlontlsche meerllerheid 1) werd geconstrueerd. En als slot: Wanneer de Indische Regeering er te goeder lijd in slaagt dit alles plausibel te maken, als uitkomst van de overweging, die zij heeft aangekondigd, dan zal er ongetwijfeld over het desideratum van een Inlandsclle mee/der- heid 1) in den Volksraad te praten vallen en wel in een geest van tegemoetkoming en welWIllendheid. Immers de Inlandsche minderheid van nu is niets anders can een overgang. een tusschenvorm, iets voorbijgaand". Mij dunkt, JIIen zou zoo uit het voorgaande kunnen opmaken, dat zoolang er een Inlandsche minderheid is, de grootte daarvan den heer Feber minder interesseert. Maar wat moeten wij dan denken van een am~ndement, dat een voorgestelde minderheid kleiner maakt op overwegingen, die slechts tegenover een meerder- heid van waarde zijn?

In de Eerste Kamer vi~l aan den uitslag niet veel meer te veran- deren. Den Minister werd in hoofdzaak verweten, dat hij niet flink

genoe~ tegenover hef amendement was opgeireden en het nict on- aannemelijk had verklaard, maar deze antwoordde hierop terecht in de M. v. T. dat, gezien de beteekcnis van de onderwerpelijke voorstellen

in hun geheel beschouwd voor de staatkundige ontwikkeling, er geen reden voor was om het voorstel in te trekken. Bovendien bleef hel aan lal tc verkiezen inheemsche leden hetzelfde en, voegde hij daaraan zeer fijntjes toe, dat slaande voor het feit, dat zander eenige oppo- sitie, ook niet van uiterst links de wijziging met een groote meerder- heid van stemmen was aangenomen, de Regeering zich te beraden had, wat in dezen het zwaarste woog, het in elkander storten van den geIlCelen opzeI der zaak of aanvaarding van hetgeen op dit punt was beslist. De Minister was blijkbaar zijne bezwaren van ongrond- wettigheid reeds vergeten!

Ik vermoed niet, dat alle Kamerleden zich een juiste voorstelling hadden gemaakt, hoe dil votum in Indië zou worden opgenomen.

Aan de M. v. T. op het Imidige ontwerp is eene bijlage toegevoegd van de uitspraken van leden van verschillende politieke richtingen, in de eerste zitting van den Volksraad, nadat het votum was gevalIer, cn er is geen enkele bij, die de uitspraak niet afkeurt. Om tijd te sparen wil ik alleen stemmen van Europeesche leden aanhalen en van die nog alleen, welke, zoo zij Kamerlid waren, tot dezelfde partijen zouden behooren als de Onderteekenaars van het amendement. Wat

') Ik cursÎveer.

(25)

103

zegt dl' heer Engelenberg, leider van de Pol. Econ. Bond, ccnc partij, die hel meest mei den Vrijheidsbond overeenkomt: "De Tweede Kamer heeft hier ccn slechte greep gedaan .... Dal lag loch van zeH in dcn groei van hel Indisch s!aatslcvcn, dal, willen wij in den Volks- Taad de stem vernemen v;ln hel Indische volk, wij aan de vertegen- woordigers daarvan ccn ruimere plaats hadden te geven dan hel Europccschc dcel. Wij willen hel gevoel van saarnhoorigheid ver- sterken. Inlanders en Europeanen samenroepen tot ccn gezamenlijken opbouw van de lnlnndsche gemeenschap, politiek cn economisch, en nu komt de Tweede Kamer met ccn daad, welke twijfel opwekt aan de echtheid van het verlangen, Indië op te voeden lol deel, gelijk- waardig aan het Europe~sche deel van het Rijk".

En de heer van Helsdingen, voorzitter van de C. E. P. die chrisl.- historischen en anti-revolutionairen omvat: "Wil ik mij gaarne aan- sluiten bij het protest van de heeren ten Berge en Kerkkamp tegen de wijziging in de samenstelling van den VOlksraad. Met hen acht ik. dal de Staten-Generaal beier hadde gedaan het voorstel van den Minister, waarmede en de G.-G. en de Volksraad geheel accoord waren gegaan, op dit punt ongewijzigd aan te nemen".

En ten slotte, wil men een vooruitstrevend Katholiek hooren? De heer ten Berge zegt: "Doch het meest funeste van de verhouding Indië-Holland acht ik gelegen in de nieuwe bepaling van de samen- stelling van den Volksraad. Had dnn, mag men vwgen, en het opper- bestuur èn de Indische Regeering zoo'n inferieure visie op deze

<Iang:elegenheid? Moet hier de meening niet postv<ltten. dat men in Nederland alle vertrouwen mist in de Inl<lndsche wereld, nu de door de Regeering voorgestelde getallenverhouding in den Volksraad tolaal is g:ewijzigd" en hij constaleerde in zijne repliek, dat "wie zich in den Volksraatl over de Staatsherziening heeft uitgelaten, ccn afkeurend oordeel heeft gegeven over de behandeling en de resul- taten, die in de Staten-Generaal zijn verkregen. Een andere meening is hier niel tot uiting gekomen".

Hel is dan ook be~rijpelijk, dat er al spoedig op wordt a<lng:e- drongen 0111 de gevallen beslissing te herzien. Een motie van het Tweede Kamerlid Crame:" waarbij de Regeering werd lIitgenoodi~d

een wetsontwerp tol herstel van de oorsprcIflkelijke regeling in te dienen werd eerst ingetrokken, loen de Minister toezegde hierover met den nieuwen G.-G. te willen spreken. Het resultaat van die be- spreking: was blijkbaar dit voorstel.

Er rijzen hierbij twee vragen. Waarom moet de oorspronkelijk ont- worpen samenstelling van den Volksraad hersteld en wanrOIl1 moei deze nll worden hersteld? Op deze beide vragen geeft de M. v. T.

slechts onvoldoende licht. En dat is wel jammer, want dan W3S de ver !edigin~ vitn het voorstel ongetwijfeld veel sterker geweesl Maar de toelichting is altijd nog beter beargumenteerd dan indertijd hef amendement, \131 lIIel dit voorstel wordt belaagd. De Memorie begint

(26)

104

lIIel ccne omissie doordat zij volstaat mei: .,de nrgumenten, welke destijds voor en tegen deze wijziging in de beide Kamers der $Ié!tcn- Generaal zijn aangevoerd, ter zijde latende, mei enkele bedenkelijke gevolgen daarvan bloot Ie leggen". Wij hebben gezien, dal cr van

<lr~1I1l1cntcn in de Tweede Kamer geen sprake is geweest, hoogsten~

van één argument, de Qverheerschende economische positie van het Nederlandschc volksdeel, dat daarom over meer dan 25 zetels in dcn Volksraad ZOII moelen beschikken, maar het was wel de mueite waard geweest, als de M. v. T. zich aan de wederlegging daarvan niel onttrokken had.

Welke zijn nu die bedenkelijke gevolgen, die de M. v. T. opnoemt?

In de eerste plaats dient de aandacht geschonken te worden aan de leer ernstige en nog steeds tot uiting komende afkeuring, waarmede de nanvaarding van bedoeld amendement in Indi~ is ontvangen, zOQwel van Nederlandsche nis Inlandsche zijde, waarbij de laalste vooral de terugbrenging van 30 op 25 als een bewijs van wllnlrouwen heeft opgevat. De Regeering wil op de juistheid hiervan niel ingaan, maar acht het begrijpelijk, dat deze opvatting: bij de inheemsehen heeft postgevat. De Rcgeering maakt de aldus in Indië van vele zijden lot uiting: gekomen bezwaren legen de vaker aangeduide bes1issin~ der Tweede Kamer der Slaten-Generaal in algemeenen zin tot de hare.

Tegemoetkoming daaraan nu reeds, hoewel een gewijzigd voorschrift omtrent de samenstelling van den Volksraad eerst in 1931 toegepasl zal kunnen worden, acht zij noodzakelijk met het oog op den aard der bezwaren en is in het belang: van de voor een vruchtbaar bestuur onmisbare samenwerking op zoo ruim mogelijke schaal met verschil- lende vooraanstaande groepen der inheemsche bevolking:.

Er komt nu een tweede bezwaar. De tegenwoordige samcnstellin~

geeft moeilijkheden bij de uitoefening van het bcnocmingsrecht van den 0.-0. Dit is ten aanzien van de inhecmsche en uitheelllsche onderdanen slechts gehandhaafd als een hulpmiddel, een correctief op het nog onvolledig verkiezingsstelsel en op de resultaten hicrvan.

Voor zooveel deze niet leiden lot een adaequate vertegenwoordiging van bestilande parlijen en groepen, belangenstroomingen e. d. g., terwijl het in hel bijzonder voor de groep der Nederlanders gerecht- vaardigd wcrd met een beroep op de noodzakelijkheid eene vol- doende vertegenwoordiging van de groote economische belangen van Ned.-Indië te waarborgen, wanneer dezen bij de verkiezingen onvol- doend recht was wedervaren. Mei deze overweging hield de daarbij a.1nbevolen verhouding van het aantal leden der onderscheiden groepen, dat dOOf verkiezing en dat door benoeming zou worden aangegeven, t.w. 20: 10 voor de inheemsche onderdanen niet-Neder- landers, 15: 10 voor de onderdanen-Nederlanders en 3: 2 voor uit- heemsche onderdanen niet-Nederlanders, rechtstreeks verband. De zetelverdeeling, die wet is geworden, sluit zich daarbij al zeer slecht aan. Wel is waar is in de verhouding van 38 : 22, welke het gewijzigd

(27)

105

St:hcma tusschcn h('! aantal verkolen en benoemde leden had aan- g:cnwlIcn, gccnc wijzigingen gebracht, doch hel aantal verkozen en benoemde Nederlanders verhoudt zich thans als 1 : I, terwijl de verholldingscijfers voor de Inhcclllschc zetels zijn veranderd in 4 : I.

Ten aanzien van eerstgenoemden gaat het bcnocmingsrcchl thans redelijke grenzen Ic builen en wordt de uitslag der verkiezingen door benoeming niet verbeterd doch reitclijk verdubbeld; voor de inheCI11- 5elle groep daarentegen is de G.-O. zooals de practijk ook reeds dadelijk heeft uitgewezen, buiten staal gesteld de verkiezing op be- vredigende wijze aan Ic vullen.

Het bezwaar is wel wat breed uitgemeten cn heeft ni ct vecl om hel lijf. Ik ben hel mei de beslrijding, die prof. Morcsco t.a.p. blz. 943 geeft geheel eens, "Als de verhouding", zoo zegt hij, "Iusschen de :Hlntallcn verkozen en benoemde leden der Regeering verkeerd voor- komt, kall dat aanleiding geven tQ! voorstellen 0111 die verhouding: te wijzigen, ll\<laT niet om de totalen in elk der !-'(roepen Nederlanders en Inheemschen te veranderen".

Inderdaad, al is de toelichting niet zoo geheel VM argumenten gespeend als prof. Moresco opmerkt - ze is te lacuneus tegenover den grooten tegenstand, dien de Regeering toch kon verwachten, dat dit voorstel zou opwekken. Ik wil beproeven op die M. v, T, cene nadere toelichting te geven. Het ZOIl ongetwijfeld de voorkeur ver- dienen, wanneer ik daarbij over het advies van den Volksraad zou kunnen beschikken, die wel ni Cl de geheele publieke opinie van Indit!

vormt, maar die daarom vnn zooveel waarde is, omdat ten gevolge van het benoemingsrecht in zijn midden ook die richtingen vertegen- woordigd zijn, wier betcckenis bij de stembus niet lot haar recht kom!. Mnar daartegenover staal, dnt er zich hier en ginder al een puhlit'ke opinie begint te vormen. die, indien zij slechts eenzijdig wordt voorgelicht, op een dwaalspoor wordt geleid, waaruit zij niet 1.00 gemakkelijk weer op het goede spoor wordt gerangeerd. Boven- dien heb ik uil mijn vroeger ambt nog verbindingen g:enocg overge- houden, die mij het contact met het tegenwoordig Indië niet hebben doen verliezen. En ten stotte beschikken wij nu over eene systema- tische uiteenzeliing: van de bezwaren tegen het voorstel in de reeds aangehaalde arlikelentrits van prof. Moresco.

Waarom in de eerste plaats dan de terugkeer naar dc oorspron- kelijke gedachte s'lmenstelling: van den Volksraad? Terug:keeT

Il;'l:lf het oorspronkelijk voorstel. door den J\'\inisler de Graaff inge- diend onder het Gouverneur-Generaalschap van mr. fOCk, beiden, J.:elijk bekend, radicalen van hel zuiverste water. Om deze twee redenen, omdat het amendement-feber op onjuiste gronden steunde en cr sinds dien geen andere steekhoudende gronden zijn aangebracht, en omdat er gevolgen zijn in het leven geroepen, die noch bedoeld noch zelfs voorzien waren,

Wanneer men de argumenten der tegenstanders samenval, dan

(28)

106

blijken die in hoofdzaak zich te scharen om de stelling: hel Neder- landsche volksdeel neemt eene overwegende economische positie in (>n behoort derhalve over een meerderheid in den Volks raad te be- schikken. Zoo vooral de toelichting op het arncndement-feber. Zoo ook hel bij de verdediging in de Kamer door dal lid aangehaalde citaat van prof. Stibbe. Nu is deze stelling in haar algemeenheid niet juist en nog minder de conclusie. Immers het economisch leven in Indië beslaat voor het grootste gedeelte uil een inlandschc hllis- houding, welke niet noemenswaard door het Europeeschc bedrijfs- leven wordt geraakt. Prof. Stibbc zag dat terecht in, toen hij sprak van "de economische praeslaties van hel inlandsch elemen! van wereldslafldpunt bezien". Juist. Dal deel van het economisch leven, dat gericht is op de wereldproductie, op de export derhalve met al zijne vertakkingen in financiering en verkeersmiddelen, staat onder de leiding van den Europeaan en het ware moedwillig de oogen sluiten voor de werkelijkheid, wanneer men iets te kort wilde doen aan de onmisbaarheid van Europeesch intel1ect, energie en kapitaal voor de ontwikkeling van dit deel van het bedrijfsleven. Maar daarnaast, daaronder als men dit wil, staat de economische werkzaamheid der Chineezen, die als toevoerders van den Europeeschen groothandel, als zelfstandige kleinhandelaars, als handwerkslieden de middenlang vormen in de economische structuur, en daaronder de groole massa der inlanders, die ook vreemde hulp zouden kunnen ontberen in de voorziening van hunne eigen behoeften, al zoude door den bevol- kingsaanwas spoedig het levenspeil gedrukt worden. Men beziet de quaestie te veel van Europeesch standpunt, wanneer men aan de Europeanen een overwegende rol in het economisch leven van Indië toekent. Maar ik zou hel ten volle beamen, wanneer men voor hel Emopeesche volksdeel de leidende rol in de samenleving in haar geheel opeischte. Want niet hebben Europeesch intellect en energie hef meest gewrocht, toen zij lndiê tot een onmisbaar exporlland maakten voor de wereldbehoeften, maar toen zij uit die conglomeratie van tallooze gemeenschappen, bezocht mei despotisme en wanbeheer, een samenleving schiepen van orde en recht en de volken uit het oosten inleidden lot de westersche beschaving.

Heeft daarom het Europeesche volksdeel nu aanspraak op een meerderheid in den Volks raad? Moelen daarom aan ruim 209.0Cl0 Europeanen meer vertegenwoordigers worden toegekend dan aan een ruim 51 millioen inlanders en vreemde oosterlingen? Ziet, wij zijn bezig de staatkundige ontwikkeling van Indj~ in parlementaire richting te leiden. Noto Soeroto heeft het zoo te recht gezegd, hel parlementarisme rust op het getal. Men kan dit betreuren, man soli die Slimme wägen und nicht zählen, heeft Schiller reeds gezegd, maar hel is tot nu toe niet gelukt ecn andere basis te vinden, die het rechlv'lardigheidsgevoct meer bevredigt dan hel evenredigheids- beginsel. Nu is Indit! geen zeHstandige staat, maar onder Neder-

(29)

IQ7

!;lI1dsch gezag-. En niet alleen dal, het Nedcrlandsche volksdeel heeft de leidende rol in de maatschappij. Welnu, met deze beide zeer ge- wichtige facloren wordt ten volle rekening Rchoudcn.

De gcheele opperleiding v:m Kroon en Ministers en Slalcn- Generaal zijn in Europccsche handen, de Regeering, de Raad van Indië - na de voorgestelde aanvulling nog in ovcrgroolc meerder- heid - , alle leidende betrekkingen, hel overgroote deel van hel hoo- gcrc en gemiddelde arnbtenanrskorps in Europecschc handen. In plaats van het éénc lid, waarop naar numerieke basis hoogstens de Euro-

peanen aanspraak zouden kunnen maken, worden, na de wijziging cr 25 voor de Nederlanders gereserveerd. Kan men dan nog vol- houden, dat niet voldoende met de gerechtvaardigde aanspraken van de Nederlanders is rekening gehouden? Is dus ni el verwezen- lijkt, wat prof. Moresco wenscht: "dat er een zeker verband behoort te bestaan {ussehcn de positie van Nederland in Indië en het aan lal Nederlanders in den Volksraad"? t.a.p. blz. 941. En dan, laai ons niet vergeten, wanneer cr een Europeesche meerderheid in den Volksraad moet blijven bestaan, zoolang de Europeanen een over- wegende rol spelen, dan is de Inlandsehe minderheid niet meer

"een overgang, een tussehenvorm, iets voorbijgaand", zooals de heer Feber dat formuleert, maar het laalste bedrijf. Want als de Europeanen in de Indische maatschappij geen overwegende rol meer spelen, dan is niet langer meerderheid of minderheid, maar komt ongetwijfeld de onafhankelijkheid aan de orde.

Ja Illaar de gevolgen I Die zijn door prof. Moresco Ier zelfder plaats uiteengezet. Hel citaat is wat lang, maar ik geef gaarn\!

mijnen tegenstanders de volle maat. "Wanneer de leiding van de openbare zaken", zoo zegt hij, "en dje van het wetenschappelijk en bedrijfsleven. zooals tl1..1ns het geval is, voor hel overgrootc deel in h.mden van Nederlanders is, zooda! de verdiensten en gebreken van die leiding in hoofdzaak aan de Nederlandsehe groep moelen wor- den toegerekend, en wanneer dan de taak om cri lick op het regeer- beleid IC oefenen, begrootingen en regelingen mede vast te stellen, word I opgedragen aan een lichaam, waarin de niel-Nederlandsche groepen de meerderheid hebben, dan ontstaat een tegenstelling, die aan de samenwerking tusschen vertegenwoordigend lichaam fn Regcering onoverkomelijke hinderpalen in den weg moel leggen.

Die samenwerking wordt onder alle omstandigheden reeds be- dreigd door hel verschil in oorsprong lusschen Regeering en ver- tegenwoordiging .... Wanneer in vraagstukken van groote prin- cipieele beleekenis, b.v. de opendeur-poliliek jegens het buitenland,

vrijhandel of bescherming, munteenheid met Nederland, school- subsidieering, in <Ien Volksraad een bepaalde overtuiging lot uiting komt, dan is het gewenschl, dal de Regeering die als richtsnoer kan aanvaarden en niet haar veto of beroep op de Kroon moet aan- wenden om maatregelen, die zij noodig ach I, door Ie zelten. Immers

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit laatste worde mede bevorderd door een goede verzorging van het stads- schoon, de beschikbaarstelling van gebouwen voor sport en lichaamsoefening, alsmede door de zorg

Geuse lietboeck, waer in begrepen is den oorspronk van de troublen der Nederlantsche oorlogen, en het gene daer op gevolght is... Den stercken Arm

Een boek over de verschil- lende vormen van 'renaissance' waarin een hoofdstuk over Italië ontbreekt of waarin op zijn minst niet systematisch en doordacht wordt gerefereerd

doelstellingen en beoogde resultaten onderwerp van gesprek moeten zijn tussen de gemeenteraden en de gemeenschappelijke regelingen, maar zetten onze vraagtekens bij de haalbaarheid

Ned e rland sch-Indi sche Rechtspraak en Rechtsliteratuur.. BEWERKT

van Deventer voor Nederland , voor N ederlandsch-Indië en in 't bijzonder voor ons Genootschap geweest is, bracht de Voorzitter hem hulde en dank voor alles wat

1915.. moet gelijdelijk geschie}len en verband houden met de toenemende ont- wikkeling der inlandsche bevolking van N ed.-Indië. Instandhouding van de bestaande

inzonderheid van de Karoo-Batales t die voor het grootste gedéelte ani- misten zijn. De Europeesche invloed op het leven en de zeden der Batah werlet wel is waar