1
Transect-rapport 167
Rijndijk 65b te Hazerswoude-Rijndijk
Gemeente Rijnwoude (Zuid-Holland)
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek
(karterende fase, door middel van boringen)
2
ISSN: 2211-7067
© Transect, Utrecht
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.
Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Auteur Drs. A.A. Kerkhoven
Versie Definitief
Projectcode 12060025
Datum 9-11-2012
Opdrachtgever Dhr. R. Wesselingh
Rijndijk 65b
2394 AC Hazerswoude-Rijndijk
Uitvoerder Transect
Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht
Bevoegde overheid Gemeente Rijnwoude
Onderzoeksmelding 53.016
Autorisatie
Naam Datum Paraaf
Drs. T. Nales
(Senior KNA Prospector)
12-11-2012
3
Samenvatting
In opdracht van dhr. R. Wesselingh heeft Transect1 in augustus 2012 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd op een perceel aan de Rijndijk 65b in Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een nieuwe woning. Bij de nieuwbouw zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de bodem en hiermee eventueel aanwezige archeologische resten in het plangebied kunnen worden verstoord. Op grond van het gemeentelijk archeologiebeleid is daarom een archeologisch vooronderzoek vereist. Het plangebied heeft een omvang van 2080 m2 en is momenteel in gebruik als grasland/weide.
Naar aanleiding van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:
1) Het plangebied heeft op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor wat betreft archeologische waarden uit de periode van het Midden-Neolithicum (4200 – 2000 voor Chr.) tot en met de Vroege Middeleeuwen (450 – 1050 na Chr.). Voor wat betreft de Romeinse tijd (12 voor Chr. – 450 na Chr.) is het plangebied onderdeel van een terrein van hoge archeologische waarde en is dus geen sprake van een verwachting, maar van een vastgestelde waarde. Het is echter geen wetmatigheid dat overal binnen een AMK-terrein ook daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn. Vaak zijn de begrenzingen van AMK-terreinen gebaseerd op topografische en administratieve kenmerken. In een dergelijk geval geldt voor het plangebied echter wel een hoge verwachting op archeologische waarden uit de Romeinse tijd.
2) Tijdens het booronderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Er is geen cultuurlaag aangetroffen (oude woongrond, ophogingslaag of ‘vuile laag’). Ook zijn er geen archeologische indicatoren, zoals aardewerk en houtskool gevonden en ook is er geen grind aangeboord, dat kan samenhangen met een romeinse weg. De bodem in het plangebied bestaat tot circa 130 cm –Mv uit zandige oeverafzettingen, die overgaan in beddingzand. Het bovenste traject van dit beddingzand bestaat uit een afwisseling van zandige afzettingen met dunne kleibandjes. In het beddingzand komen verspoelde takjes voor en
schelpgruis. Voor wat betreft het afzettingsmilieu kan het traject onder de oeverafzettingen samenhangen met crevasse-afzettingen of met beddingafzettingen die tot de Oude Rijn behoren.
Concluderend heeft het onderzoek niet uitgewezen dat in het plangebied sprake is van archeologische waarden.
Advies en aanbevelingen
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en karterend booronderzoek adviseren wij geen verdere archeologische vervolgmaatregelen.
1Het archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd door Transect Archeologie. Transect Archeologie beschikt over een opgravingsvergunning voor booronderzoek ex artikel 45 van de Monumentenwet, verleend door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).
Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht
T: 030-7620705 F: 030-7620706 E: informatie@transect.nl
4
Inhoud
Samenvatting ... 3
1. Aanleiding ... 5
2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek ... 6
3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied ... 7
4. Consequenties toekomstig gebruik ... 8
5. Beleidskader ... 9
6. Bodem en geomorfologie ... 10
7. Archeologische waarden ... 12
8. Huidig gebruik, historische situatie en bodemverstoringen ... 15
9. Gespecificeerde archeologische verwachting ... 18
10. Resultaten booronderzoek ... 20
11. Beantwoording onderzoeksvragen ... 22
12. Conclusie en Advies ... 23
13. Geraadpleegde bronnen ... 24
Bijlage 1: Waarden- en verwachtingenkaart Rijnwoude en Zoeterwoude ... 25
Bijlage 2: Beleidskaart gemeente Rijnwoude en Zoeterwoude ... 26
Bijlage 3: Geomorfologische kaart ... 27
Bijlage 4: Bodemkaart ... 28
Bijlage 5: Archeologische waarden en onderzoeksmeldingen (Archis)... 29
Bijlage 6: Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2) ... 30
Bijlage 7: Boorpuntenkaart ... 30
Bijlage 8: Boorstaten ... 32
Bijlage 9: Foto’s ... 32
Bijlage 10: Afkortingen uit de boorstaten ... 34
5
1. Aanleiding
In opdracht van dhr. R. Wesselingh heeft Transect2 in augustus 2012 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd op een perceel aan de Rijndijk 65b in Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een nieuwe woning. Bij de nieuwbouw zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het plangebied kunnen worden verstoord. Op grond van het gemeentelijk archeologiebeleid is daarom een archeologisch vooronderzoek vereist. Het plangebied heeft een omvang van 2080 m2 en is momenteel in gebruik als grasland/weide.
Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.
2Het archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd door Transect Archeologie. Transect Archeologie beschikt over een opgravingsvergunning voor booronderzoek ex artikel 45 van de Monumentenwet, verleend door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).
Figuur 1: Ligging van het plangebied (plangebied: rode begrenzing).
6
2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek
Het archeologisch vooronderzoek bestaat uit een gecombineerd onderzoek, te weten een
archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), karterende fase.
Het Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een booronderzoek (IVO-O).
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting, dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de
archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en grondgebruik, bepalen van de kans dat binnen het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk bijstellen van de gespecificeerde archeologische verwachting, door middel van waarnemingen ter plekke van het plangebied.
Het onderzoek probeert hiermee aan de hand van feitelijke informatie antwoord te geven op de volgende vragen:
Is er sprake van bodemlagen waarin archeologische waarden kunnen voorkomen?
Zijn deze bodemlagen intact? (en is de archeologie intact)?
Hoe diep liggen deze bodemlagen en dus: in hoeverre zijn deze gevoelig voor de voorgenomen bodemingrepen?
Zijn er aanwijzingen dat er ook daadwerkelijk archeologische waarden liggen (archeologische indicatoren) en uit welke periode(-n) dateren deze?
Wat is de aard van de betreffende archeologische waarden?
Wat is de – verwachte – fysieke kwaliteit van archeologische waarden in het plangebied?
Het resultaat van het archeologisch vooronderzoek is dit rapport met een conclusie omtrent het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden verstoord als gevolg van de voorgenomen plannen. Op basis van dit rapport kan het bevoegd gezag een beslissing nemen in het kader van de planprocedure. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de aan- of afwezigheid, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden.
Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4002 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2 (KNA 3.2). In dit kader is onder andere het centraal Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS-2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd, waarin Archeologische MonumentenKaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) zijn opgenomen. Aanvullende (cultuur)historische informatie is verkregen uit divers voorhanden historisch kaartmateriaal. Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en beschikbaar geologisch-geomorfologisch
kaartmateriaal geraadpleegd. Deze informatie is aangevuld met relevante informatie uit achtergrondliteratuur.
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4003 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.2 (KNA 3.2). De toegepaste methodiek in het veld wordt beschreven bij de beschrijving van de veldresultaten (Hoofdstuk 10).
7
3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied
Gemeente Rijnwoude
Plaats Hazerswoude-Rijndijk
Toponiem Rijndijk 65b
Kaartblad 30H
Omvang plangebied Circa 2080 m2
Centrumcoördinaat 98.419 / 460.491
Binnen het archeologisch bureauonderzoek wordt onderscheid gemaakt in het plangebied en het onderzoeksgebied. Het plangebied (figuur 1) is het gebied waarin de geplande bodemingrepen zullen plaatsvinden en waar de ruimtelijke procedure betrekking op heeft. Om de archeologische
verwachting van het plangebied te kunnen specificeren is bij het bureauonderzoek een gebied met een straal van circa 1.000 m rond het plangebied betrokken. Dit gebied sluit zowel bodemkundig, als voor wat betreft geomorfologie, archeologie en cultuurhistorie aan bij de verwachte situatie in het plangebied, zodat op een verantwoorde manier uitspraken kunnen worden gedaan over de landschapsgenese en bewoningsgeschiedenis van het plangebied. Bovendien is voor wat betreft de landschapsgenese ook informatie op het niveau van de archeoregio bij het onderzoek betrokken, in dit geval het Hollands veen en kleigebied.
Het booronderzoek, dat in aansluiting op het bureauonderzoek is uitgevoerd, is uitsluitend binnen de contouren van het plangebied uitgevoerd. Het doel van deze boringen is immers om de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek in het plangebied zelf te toetsen. Deze toets is gekoppeld aan de locatie en omvang van de bodemingrepen en moet dus de feitelijke situatie binnen het bedreigde deel van het bodemarchief in kaart brengen.
8
4. Consequenties toekomstig gebruik
Kader Omgevingsvergunning
Planvorming Nieuwbouw
Bodemverstorende werkzaamheden Graafwerkzaamheden ten behoeve van de bouwput en onderheiing
In het plangebied is de nieuwbouw van een woning voorzien. De nieuwe woning wordt onderheid.
Bovendien zal ten behoeve van de fundering een bouwput worden aangelegd die tot circa 1,0 m –Mv zal reiken. Exacte details over de te bouwen woning, zoals exacte ligging bouwvlak, onderkeldering, e.d. zijn nog niet beschikbaar. Daarom wordt in dit rapport voor wat betreft de geplande
bodemingrepen uitgegaan van een maximale variant, waarbij de bodem in het plangebied over de volledige oppervlakte tot minimaal 3,0 m –Mv wordt verstoord. Als gevolg hiervan kunnen eventueel in de bodem aanwezige archeologische waarden verloren gaan.
9
5. Beleidskader
Onderzoekskader Omgevingsvergunning
Beleidskader Bestemmingsplan
Onderzoeksgrens <100 m2
In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet. Vanuit de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) bestaat sindsdien een verplichting om bij de voorbereiding van bestemmingsplannen alle ter zake doende belangen mee te wegen. In feite is de Wamz een concrete invulling van deze verplichting en een verbreding van de zorgplicht voor archeologische waarden in het milieubeheer.
Ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden hebben de gemeenten Rijnwoude en Zoeterwoude een archeologiebeleid laten ontwikkelen. Onderdeel hiervan zijn onder andere een archeologische Waarden- en verwachtingenkaart en een archeologische Beleidskaart. Het archeologiebeleid doorloopt op dit moment de procedure Wet Openbaarheid Bestuur.
Op 15 november 2012 zal de gemeenteraad het archeologiebeleid en de beleidskaart vaststellen.
Het plangebied staat op de ontwerp-archeologische Waarden- en verwachtingenkaart Rijnwoude en Zoeterwoude aangeduid als een ‘AMK-terrein, (hoge) waarde’ (zie bijlage 1). Op de ontwerp- Beleidskaart archeologie Rijnwoude en Zoeterwoude heeft het plangebied de beleidsstatus ‘Waarde archeologie 1’ (zie bijlage 2).
Op www.ruimtelijkeplannen.nl is geen informatie over het op het plangebied van toepassing zijnde bestemmingsplan beschikbaar. Voor zover bekend valt het plangebied onder het bestemmingsplan
‘Tussen Rijn en Rijksweg’, dat de deelgebieden ten oost en ten westen van Hazerswoude-Rijndijk omvat, die met elkaar worden verbonden door het bebouwingslint langs de Rijndijk.
10
6. Bodem en geomorfologie
Geologisch deellandschap Rijn-Maas delta, perimarien gebied
Bodemeenheid Mn86CG: Kalkarme poldervaaggronden; klei,
profielverloop 3, of 3 en 4, of 4
Geomorfologische eenheid Bebouwde kom. In de directe nabijheid:
3K26: Rivier-inversierug
Maaiveldhoogte 1,5 m –Mv
Grondwaterstand III: GHG<40 cm -mv, GLG 80-120 cm -mv
Landschap en landschapsgenese
Het plangebied ligt op de zuidoever van de Oude Rijn. De Oude Rijn stroomt hier al sinds circa 5600 jaar geleden (Berendsen en Stouthamer 2001), toen deze ter hoogte van Wijk bij Duurstede, vanuit een oeverwaldoorbraak, haar loop verlegde. Dit fenomeen van natuurlijke verlegging wordt ook wel
‘avulsie’ genoemd. De rivier was actief tot aan de afdamming bij Wijk bij Duurstede in 1122 na Chr. In deze actieve fase kenmerkte de rivier zich door een meanderend riviersysteem, bestaande uit stroomgordels met stroom- en restgeulen, kronkelwaarden, oeverwallen en crevasses (Berendsen, 1997).
Bij een meanderend verloop, treedt in de buitenbochten erosie op en vindt aan de binnenbochten aanwas plaats van grof- en fijnzandige sedimenten (kronkelwaardafzettingen). De bochten
(meanderhalzen) rekken hierbij regelmatig steeds verder uit, waardoor (meanderhals-)afsnijdingen plaats kunnen vinden. Bovendien kunnen de bochten zich ook stroomafwaarts verleggen. Door overstromingen ontstaan direct langs de geul zandige oeverwallen, terwijl achter de oeverwallen komklei wordt afgezet (de fijnere deeltjes worden het verst van de rivier afgezet). Omdat de komklei sneller inklinkt, liggen komgebieden lager en ontwikkelt zich hierin veen.
Het plangebied ligt in het perimariene gebied van de West-Nederlandse kustvlakte, ‘achter’ het voormalige zeegat van de Oude Rijn. Via dit zeegat zijn in het onderzoeksgebied getijdenafzettingen in de vorm van getijdengeulen en zandplaten afgezet (Afzettingen van Calais, Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer). Deze afzettingen liggen op basisveen. De bovenkant van de
getijdenafzettingen bestaat uit een enkele meters dikke laag blauwgrijs gekleurde klei. Hierop ligt veen, dat zich kon ontwikkelen in een meer gesloten kustsituatie. Door de afnemende invloed van de zee en de toenemende invloed van water uit de grote rivieren en door regenwater, verzoette het gebied achter de strandwallen en duinen en ontwikkelde zich tot een zoetwater lagune. Het veen wordt aangeduid met Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket) en is vooral gevormd in het Midden- en Laat-Subboreaal. In de droogmakerijen ontbreekt dit veen en liggen de getijdenafzettingen direct aan het oppervlakte. In het mondingsgebied van de Oude Rijn liggen op het Hollandveen zandige kreekopvullingen, kleidekken en kwelderafzettingen die onder invloed van de zee zijn afgezet. Deze afzettingen werden aangeduid als Afzettingen van Duinkerke (Formatie van
Naaldwijk, Laagpakket van Wormer.).
Lithologie
Lithologisch worden alle holocene rivierafzettingen tot de Formatie van Echteld gerekend (voorheen Betuwe Formatie). Het veen wordt tot de Formatie van Nieuwkoop, voorheen de Broek Formatie, gerekend. Overigens betreft het hier lithogenetische eenheden, die niet zijn gebonden aan een stratigrafisch niveau. Omdat de stroomgordelafzettingen overwegend uit grof- en fijnzandige
11 sedimenten bestaan, kwamen zij als gevolg van differentiële inklinking boven het omringende land te liggen. Dit wordt ook wel aangeduid met ‘inversie’ (rivierinversierug). Hierdoor vormden en vormen zij aantrekkelijke vestigingslocaties.
Bodem en geomorfologie
Het plangebied ligt op de geologische en geomorfologische kaart van de Rijn-Maas delta van Berendsen en Stouthamer (2001) op stroomrugafzettingen van de Oude Rijn.3 De top van deze afzettingen ligt volgens deze kaart op een diepte van 2,2 m –NAP tot 1,0 m +NAP. Het maaiveld ligt volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in het plangebied op 1,3 m -NAP, zodat moet worden aangenomen dat de stroomrugafzettingen tot in het maaiveld voor kunnen komen. De actieve fase van de Oude Rijn wordt door Berendsen en Stouthamer (2001) tussen 5595 en 828 BP gedateerd, i.e. circa 4400 voor Chr. tot circa 1250 na Chr., het moment van de bedijkingen.
Volgens de geomorfologische kaart 1:50.000 ligt het plangebied op een rivier-inversierug (3K26) (zie bijlage 3). Volgens de bodemkaart 1:50.000 is in het plangebied sprake van kalkarme
poldervaaggronden van klei (zie bijlage 4).
Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN2), lijkt ter hoogte van het plangebied zich een crevassegeul te bevinden, die vanaf de oever van de Oude IJssel in zuidelijke richting loopt (zie bijlage 6).
3Eigenlijk valt het plangebied net buiten de kaart van Berendsen en Stouthamer (2001).
12
7. Archeologische waarden
Wettelijk beschermd monument Nee
AMK-terrein Terrein van hoge archeologische waarde
Archeologische verwachting gemeentelijke beleidskaart
Hoog
Archeologische waarnemingen / vondstmeldingen
Ja
Het plangebied staat op de Archeologische MonumentenKaart (AMK) en op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Rijnwoude aangeduid als een terrein van hoge archeologische waarde (monumentnr. 3177; toponiem: Polder Groendijk; zie bijlagen 1 en 5). Het betreft een terrein met resten van een inheems Romeinse nederzetting. Het terrein is in 1951 ontdekt.
Bij klein graafwerk in 1967 werd hier Romeins import en inheems aardewerk aangetroffen. Er zijn twee cultuurlagen onderscheiden. Op het terrein is relatief veel importaardewerk gevonden. Het terrein zou plaatselijk zijn afgekleid.
Circa 500 m westelijk van het plangebied ligt het AMK-terrein van hoge archeologische waarde
‘Frederikshoeve’ (monumentnr. 16109). In dit terrein bevinden zich volgens het centraal
Archeologische Informatiesysteem (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) de sporen van een weg of wegnetwerk uit de Romeinse tijd. De romeinse weg manifesteerde zich in de boringen als een dun laagje grind, vermengd met zeeschelpen. Daarnaast werd op een ondiep niveau houtskool aangetroffen. Aan het oppervlak zijn wat scherven Romeins gladwandig aardewerk gevonden.
Net buiten het plangebied staat een archeologische waarneming geregistreerd (waarnemingsnr.
24226; zie bijlage 5). De vindplaats, die aan de westzijde door een sloot wordt begrensd, bleek ongeveer 2 x 5 m groot te zijn. Onder de bovengrond ligt een laag blauwe klei. Op een diepte van circa 80 cm onder het maaiveld ligt een 10-12 cm dikke laag met vondsten uit de Romeinse tijd, die naar het oosten toe uit wigt. Daaronder bevindt zich een laag zavelige, gele klei van 20-30 cm dikte die gelegen is op venige klei, welke talrijke stukken hout bevat. In de Romeinse laag zijn geen grondsporen aangetroffen. Onduidelijk is welke percelen ter plaatse niet zijn afgekleid en hoe de begrenzing van de bewoning is.
In totaal staan in Archis, in het onderzoeksgebied, twaalf archeologische waarnemingen geregistreerd (zie bijlage 5 en tabel 1). Hieruit blijkt dat het gebied in de romeinse tijd intensief bewoond is geweest.
Naast duidelijke nederzettingslocaties, zijn op twee locaties sporen van een romeinse weg gevonden.
Daarnaast staan in het onderzoeksgebied 16 onderzoeksmeldingen geregistreerd (zie bijlage 5 en tabel 2). De informatie in de tabel is gebaseerd op de Archismeldingen. Een verdere verdiepingsslag is in het kader van dit bureauonderzoek niet uitgevoerd, omdat vanuit de bodemkundige en geomorfologische beschrijving (zie hoofdstuk 6) en de archeologische waarnemingen die in tabel 1 zijn opgenomen, al duidelijk is dat het onderzoeksgebied zeer rijk is aan archeologische waarden uit de IJzertijd – Romeinse tijd.
13 Tabel 1: Overzicht van archeologische waarnemingen in het onderzoeksgebied.
Archis Toponiem Waarneming Datering Geomorf.kaart
1 : 50.000 7932 Hazerswoude Rijndijk Aardewerk: inheems en import Rom.tijd Rivier-inversierug 7933 Hazerswoude Rijndijk Aardewerk: inheems en import Rom.tijd Rivier-inversierug 7934 Hazerswoude Rijndijk Aardewerk: inheems en indet Rom.tijd Rivier-inversierug
8098 Reijendijk Aardewerk: indet Rom.tijd Rivier-inversierug
24226 (geen) Aardewerk: inheems en import,
dakpan. Tefriet/basaltlava
Rom.tijd Rivier-inversierug
24250 Hazerswoude-Rijndijk Aardewerk: inheems en import.
Grondspoor/grondverkleuring, cultuurlagen en ophogingslaag.
Rom.tijd Rivier-inversierug
24252 Hazerswoude-Rijndijk Aardewerk: inheems romeins, merovingisch, laat middeleews scherfje (type/baksel?), leisteen (zonnewijzer).
Rom.tijd VME LME
Rivierkomvlakte
24255 Rijndijk Aardewerk: inheems en import Rom.tijd Rivier-inversierug 24256 (geen) Aardewerk: inheems en import Rom.tijd Rivierkomvlakte 33133 Dierenkerkhof Weg ('vaag grindspoor zonder
begeleidende greppels')
Rom.tijd Rivierkomvlakte
45560 Tegenover Scheepjeskerk Keramiek, kuilen en palen van waarschijnlijk een huis
Rom.tijd Rivier-inversierug
127280 Frederikshoeve Resten van een Romeinse weg (laagje grind vermengd met zeeschelpen), Romeins gladwandig aardewerk.
Rom.tijd Rivier-inversierug
14 Tabel 2: Overzicht archeologische onderzoeksmeldingen onderzoeksgebied.
Archis Type onderzoek Jaar Kader Archeol. indic. Periode Vervolgonderz.
3430 booronderz. 2001 bouw schuur ja enkele laat-
middeleeuwse losse vondsten
geen
10019 booronderz., veldverkenning, geofysisch onderzoek
2003 HSL-Fase B en C 35 vindplaatsen niet vermeld op 18 vindplaatsen waarderend onderzoek
10315 booronderz., veldverkenning
2003 HSL-Fase A keramiek, enz. IJZ - Rom. tracevariant 1 minst bedreigend voor bodemarchief 10338 booronderzoek 2003 HSL-Fase D meerdere
vindplaatsen
niet vermeld op 7 vindplaatsen waarderend onderzoek 15705 booronderzoek 2006 particulier verstoord niet vermeld geen vervolgonderzoek 17213 booronderzoek 2006 bouwwerkzaamheden geen niet vermeld geen vervolgonderzoek 23260 booronderzoek 2007 infrastructurele werken
(Prorail)
meerdere vindplaatsen
niet vermeld op meerdere vindplaatsen vervolgonderzoek 23960 booronderzoek 2007 bouwwerkzaamheden geen informatie niet vermeld geen informatie 29278 booronderzoek 2008 bouwwerkzaamheden geen informatie niet vermeld geen informatie 31467 bureauonderzoek 2008 particulier archeologische
resten niet uitgesloten
niet vermeld vervolgonderzoek, proefsleuven
44162 bureauonderzoek 2010 gasleidingtracé Wijngaarden-Beverwijk
meerdere vindplaatsen
niet vermeld vervolonderzoek op bedreigde vindplaatsen 44668 proefsleuven 2011 particulier geen informatie niet vermeld geen informatie 44685 booronderzoek 2011 gasleidingtracé
Wijngaarden-Beverwijk
geen informatie niet vermeld geen informatie
46803 booronderzoek 2011 particulier onderzoek niet uitgevoerd
niet vermeld onderzoek niet uitgevoerd
52462 booronderzoek 2012 natuurvriendelijke oevers langs Barrepad
geen informatie onbekend geen informatie
53919 proefsleuven 2012 gasleidingtracé A803 geen informatie onbekend geen informatie
15
8. Huidig gebruik, historische situatie en bodemverstoringen
Landschapstype Rivierlandschap
Historische bebouwing Nee
Historisch gebruik Boomgaard, weiland
Huidig gebruik Weiland
Bodemverstoringen Onbekend
Historische situatie
Voor een uitgebreide cultuurhistorische beschrijving van het gebied wordt verwezen naar Sueur e.a.
2012. In het kader van onderhavig onderzoek is het voldoende om vast te stellen dat de bebouwing langs de Rijndijk, zoals we die nu kennen, zijn oorsprong heeft in de Late Middeleeuwen. Het dorp Hazerswoude is in de 13e eeuw gesticht als veennederzetting. Uit de historische kaarten, zoals het Kadastrale Minuutplan, de Topografische Militaire Kaart en oudere exemplaren van de Topografische kaart, blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een oude boerenerf, maar altijd onbebouwd is geweest (zie figuren 2, 3 en 4).
Huidig gebruik en bodemverstoringen
Het huidige gebruik bestaat uit grasland. In het bodemloket staat onder het adres van het plangebied geen informatie over bodemsaneringen of milieuhygiënisch onderzoek geregistreerd
(www.bodemloket.nl). Op basis van deze informatie mag worden aangenomen dat de bodem in het plangebied niet is verstoord, als gevolg van bijvoorbeeld bebouwing of bodemsanering en dat de bodem ook niet is vervuild.
16 Figuur 2: Kadastrale Minuutplan 1811 - 1832.
Figuur 3: Topografische Militaire Kaart (Bonneblad) uit 1894.
17 Figuur 4: Topografische kaart 1 : 25.000.
18
9. Gespecificeerde archeologische verwachting
Kans op archeologische waarden Hoog
Periode Midden Neolithicum – Vroege Middeleeuwen
Complextypen Nederzetting
Stratigrafische positie In top oeverafzettingen
Diepteligging Direct onder het maaiveld tot circa 80 cm -Mv
Datering en archeologisch belang
Uit het bureauonderzoek blijkt, dat het plangebied op oeverafzettingen van de Oude Rijn ligt, die tussen circa 4400 voor Chr. tot circa 1250 na Chr. actief was, het moment van de bedijkingen. Het plangebied staat op de Archeologische MonumentenKaart (AMK) en op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Rijnwoude aangeduid als een terrein van hoge
archeologische waarde (monumentnr. 3177; toponiem: Polder Groendijk; zie bijlagen 1 en 5). Het betreft een terrein met resten van een inheems Romeinse nederzetting. Op het terrein is relatief veel importaardewerk gevonden. Het terrein zou plaatselijk zijn afgevlet.
Het plangebied heeft op basis van het bureauonderzoek dan ook een hoge verwachting voor wat betreft archeologische waarden uit de periode van het Midden-Neolithicum (4200 – 2000 voor Chr.) tot en met de Vroege Middeleeuwen (450 – 1050 na Chr.). Voor wat betreft de Romeinse tijd (12 voor Chr. – 450 na Chr.) valt het plangebied binnen een AMK-terrein van hoge archeologische waarde en is dus geen sprake van een verwachting, maar van een vastgestelde waarde. Het is echter geen
wetmatigheid dat overal binnen een AMK-terrein ook daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn. Vaak zijn de begrenzingen van AMK-terreinen ook gebaseerd op topografische en administratieve kenmerken. In een dergelijk geval geldt voor het plangebied echter wel een hoge verwachting op archeologische waarden uit de Romeinse tijd. Archeologische waarden komen mogelijk voor als inschakelingen in oeverafzettingen, zodat sprake kan zijn van een grote mate van tijd-diepte informatie.
De archeologische verwachting voor wat betreft de Late Middeleeuwen (1050 – 1500 na Chr.) en de Nieuwe tijd (1500 na Chr. – heden) wordt als ‘laag’ ingeschat, daar het plangebied volgens de geraadpleegde historische kaarten vanaf zeker het begin van de 19e eeuw onbebouwd is geweest.
Vaak zijn deze kaarten ook indicatief voor de situatie in de Late Middeleeuwen. Bovendien ligt het plangebied achter de oude lintbebouwing.
Stratigrafische positie, complextypen en archeologische zichtbaarheid
Eventueel aanwezige archeologische waarden worden direct onder het maaiveld verwacht, tot een diepte van circa 2,0 m –Mv. Op dit niveau liggen vaak de beddingafzettingen van de Oude Rijn.
Archeologische waarden manifesteren zich naar verwachting door een cultuurlaag c.q. oude
woonlaag. Deze is te herkennen aan een vuilgrijze laag met relatief veel houtskoolbrokjes en partikels, alsook door veel scheven. Daarnaast kunnen chemische residuen, zoals fosfaat, een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Ook loopt in het onderzoeksgebied een romeins weggennet, waaronder de Limesweg (de weg langs de Romeinse rijksgrens). Deze is herkenbaar als een dunne grindlaag.
19 Fysieke kwaliteit
Gezien de oeverafzettingen van de Oude Rijn, die uit zandige klei bestaan, zal in het plangebied naar verwachting sprake zijn van relatief natte en zuurstofarme bodemcondities. Hierdoor is de
verwachting dat eventueel aanwezige archeologische waarden goed bewaard zijn gebleven. Dit geldt zowel voor de stratigrafie, als voor anorganisch als anorganisch materiaal.
20
10. Resultaten booronderzoek
Onderzoeksmethodiek
Het doel van het booronderzoek is het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting in het plangebied, zoals deze is opgesteld in hoofdstuk 9. Hiertoe is in het plangebied een karterend booronderzoek uitgevoerd. De boringen zijn daarbij gebruikt om zowel de mate van intactheid van de bodem te bepalen als om de aanwezigheid van archeologische waarden vast te stellen, waarbij vooral is uitgegaan van de verwachting dat eventuele archeologische waarden zich manifesteren als
cultuurlagen. Dit betekent, dat conform de ‘Leidraad Inventariserend Veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek’ uit mag worden gegaan van methode B1, waarbij in een grid van 20 x 25 m, met een steekguts diameter 3 cm, de boringen worden gezet. Inspectie van de boorkernen vindt onder deze methode plaats door het snijden van de boorkernen met een boormes.
In totaal zijn in het plangebied 6 boringen gezet (boring 1 tot en met 6; zie bijlagen 7 tot en met 10), in een grid van 20 x 15 m, zodat de waarnemingsintensiteit groter is dan die volgens de KNA-leidraad is vereist. De eerste 50 cm tot 100 cm moest vanwege de stugheid van het sediment met een
Edelmanboor, diameter 7 cm worden gezet. Het diepere traject is in alle boringen met behulp van een steekguts, diameter 3 cm, geboord. Daar in Zuid-Holland het gebruikelijk is om één op de 10 boringen door te zetten tot 4 m, is ook in het plangebied een boring, namelijk boring 1, tot deze diepte gezet.
De overige boringen zijn tot een maximale diepte van 2,0 m gezet, dat wil zeggen tot ruim in beddingafzettingen.
De monsters en boorkernen zijn door middel van verbrokkeling en versnijding in het veld doorzocht op de aanwezigheid van een archeologische cultuurlaag en op andersoortige archeologische indicatoren, zoals bot, aardewerk, baksteen, bewerkt vuursteen en houtskool.
De boringen zijn beschreven volgens de NEN5104 en de Archeologische Standaard
Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008). Deze beschrijvingen zijn terug te vinden in Bijlage 8. Voor de ligging van de boorpunten, zie de boorpuntenkaart in bijlage 7. De boorpunten zijn ingemeten met behulp van een meetlint, de hoogteligging ten opzichte van NAP van de boorpunten is afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN, www.ahn.nl) en bedraagt voor alle boringen 1,3 m –NAP.
Bodemopbouw en lithologie
De bodemopbouw in het plangebied ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:
1) 0 – 40 cm: Bouwvoor. Grijs-bruine, Zwak tot matig zandige en zwak tot matig humeuze, matig stevige klei.
2) 40 – 130 cm: Oeverafzettingen. Grijs-bruine, zwak tot sterk zandige, niet humeuze, matig slappe, klei.
3) 50 – 400 cm: Bedding- of Crevasse-afzettingen. Donker grijze, matig siltige tot matig kleiige en matig fijn zand. Het zand is matig goed tot matig slecht gesorteerd, is in het bovenste traject gelaagd (gebandeerd) door een afwisseling va zandige kleilaagjes en kleiige zandlaagjes. Hierin komen takjes en schelpgruis voor.
Archeologisch indicatoren
Tijdens het veldonderzoek is geen cultuurlaag aangetroffen. Ook zijn geen andersoortige
archeologische indicatoren aangetroffen, zoals aardewerk. Wel zijn in de bouwvoor brokjes baksteen aangetroffen. Aan sommige van deze brokjes zit nog mortel. In boringen 4 is een zeer klein brokje baksteen (<2mm) op 60 cm –Mv aangetroffen, dus theoretisch in de oeverafzettingen. In boring 5 is
21 een iets groter brokje baksteen (5 mm) op 80 cm –Mv in de oeverafzettingen aangetroffen. Gezien de geringe grootte van beide exemplaren, betreft het hier waarschijnlijk door bioturbatie verplaatst materiaal, zodat het oorspronkelijk hoger in het bodemprofiel heeft gelegen. Ook zijn geen indirecte archeologische indicatoren aangetroffen in de vorm van bijvoorbeeld houtskool.
Interpretatie
In het plangebied zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Er is geen cultuurlaag (oude woongrond, ophogingslaag of ‘vuile laag’) aangetroffen, noch is er grind aangeboord, dat kan samenhangen met een romeinse weg. De bodem in het plangebied bestaat tot circa 130 cm –Mv uit zandige oeverafzettingen, die overgaan in beddingzand. Het bovenste traject van dit beddingzand wordt afgewisseld met dunne kleibandjes. In het beddingzand komen verspoelde takjes voor en schelpgruis. Voor wat betreft het afzettingsmilieu kan het traject onder de oeverafzettingen samenhangen met crevasse-afzettingen of met beddingafzettingen die tot de Oude Rijn behoren.
22
11. Beantwoording onderzoeksvragen
Is er sprake van bodemlagen waarin archeologische waarden kunnen voorkomen?
Ja, in het plangebied komen oeverafzettingen op crevasse- of beddingafzettingen voor.
Zijn deze bodemlagen intact? (en is de archeologie intact)?
Het bovenste traject, tot circa 40 cm –Mv is verploegd. Hieronder is het oorspronkelijke bodemprofiel intact. Er is geen sprake van afvletten.
Hoe diep liggen deze bodemlagen en dus: in hoeverre zijn deze gevoelig voor de voorgenomen bodemingrepen?
Het archeologisch potentieel relevant bodemniveau ligt direct onder de bouwvoor, vanaf circa 40 cm – Mv tot circa 130 cm –Mv, namelijk op het niveau waar de crevasse- of beddingafzettingen beginnen.
Zijn er aanwijzingen dat er ook daadwerkelijk archeologische waarden liggen (archeologische indicatoren) en uit welke periode(-n) dateren deze?
Nee, in het plangebied is geen cultuurlaag aangetroffen. Ook zijn er geen andersoortige archeologische indicatoren in de boringen aangetroffen, zoals aardewerk, houtskool of fosfaat.
Wat is de aard van de betreffende archeologische waarden?
Niet van toepassing
Wat is de – verwachte – fysieke kwaliteit van archeologische waarden in het plangebied?
Niet van toepassing
23
12. Conclusie en Advies
Naar aanleiding van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:
1) Het plangebied heeft op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor wat betreft archeologische waarden uit de periode van het Midden-Neolithicum (4200 – 2000 voor Chr.) tot en met de Vroege Middeleeuwen (450 – 1050 na Chr.). Voor wat betreft de Romeinse tijd (12 voor Chr. – 450 na Chr.) is het plangebied onderdeel van een terrein van hoge archeologische waarde en is dus geen sprake van een verwachting, maar van een vastgestelde waarde. Het is echter geen wetmatigheid dat overal binnen een AMK-terrein ook daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn. Vaak zijn de begrenzingen van AMK-terreinen gebaseerd op topografische en administratieve kenmerken. In een dergelijk geval geldt voor het plangebied echter wel een hoge verwachting op archeologische waarden uit de Romeinse tijd.
2) Tijdens het booronderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Er is geen cultuurlaag aangetroffen (oude woongrond, ophogingslaag of ‘vuile laag’). Ook zijn er geen archeologische indicatoren, zoals aardewerk en houtskool gevonden en ook is er geen grind aangeboord, dat kan samenhangen met een romeinse weg. De bodem in het plangebied bestaat tot circa 130 cm –Mv uit zandige oeverafzettingen, die overgaan in beddingzand. Het bovenste traject van dit beddingzand bestaat uit een afwisseling van zandige afzettingen met dunne kleibandjes. In het beddingzand komen verspoelde takjes voor en
schelpgruis. Voor wat betreft het afzettingsmilieu kan het traject onder de oeverafzettingen samenhangen met crevasse-afzettingen of met beddingafzettingen die tot de Oude Rijn behoren.
Concluderend heeft het onderzoek niet uitgewezen dat in het plangebied sprake is van archeologische waarden.
Advies en aanbevelingen
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en karterend booronderzoek adviseren wij geen verdere archeologische vervolgmaatregelen.
Kanttekening
Het onderzoek is zo zorgvuldig mogelijk en conform de hiervoor geldende eisen uitgevoerd. Omdat het uitgevoerde onderzoek een steekproef betreft, kan niet zondermeer worden uitgesloten dat bij bodemwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen. De kans hierop is echter klein.
Mochten er bij bodemwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dienen deze conform de hiervoor geldende wettelijke eisen te worden gemeld. Om praktische redenen wordt geadviseerd om de melding bij de gemeente te doen.
24
13. Geraadpleegde bronnen
Archeologische kaarten en databestanden:
Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.
www.ahn.nl
www.ruimtelijkeplannen.nl
www.watwaswaar.nl
www.bodemloket.nl
Literatuur:
Bakker, H. de, 1966. De subgroepen van het systeem voor bodemclassificatie voor Nederland. In:
Boor en Spade.
Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus. Wageningen.
Berendsen, H.J.A./ E. Stouthamer (eds.), 2001. Palaeogeographical development of the Rhine- Meuse delta, the Netherlands. Assen.
Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Assen (Fysische Geografie van Nederland). 2e druk.
Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland).
Vierde, geheel herziene druk.
Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Houten.
Sueur, C., K.M. van Dijk, M.E. Lobbes en N. van der Voet, 2012. Archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Rijnwoude en gemeente Zoeterwoude. Buro de Brug. Rapport B11- 124. Amsterdam.
25
Bijlage 1: Waarden- en verwachtingenkaart Rijnwoude en Zoeterwoude
Ligging plangebied
26
Bijlage 2: Beleidskaart gemeente Rijnwoude en Zoeterwoude
Ligging plangebied
27
Bijlage 3: Geomorfologische kaart
Ligging plangebied
28
Bijlage 4: Bodemkaart
Ligging plangebied
29
Bijlage 5: Archeologische waarden en onderzoeksmeldingen (Archis)
Ligging plangebied
30
Bijlage 6: Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2)
Ligging plangebied
31
Bijlage 7: Boorpuntenkaart
32
Bijlage 8: Boorstaten
33
34
35
32
Bijlage 9: Foto’s
Boring 1: 0 – 50 cm -Mv
Boring 1: 50 – 100 cm -Mv
Boring 1: 100 – 200 cm -Mv
33 Boring 1: detailopname van het traject tussen 327 en 400 cm –Mv: horizontaal georiënteerde takjes
Boring 1: detailopname van het traject tussen 327 en 400 cm -Mv
34
Bijlage 10: Afkortingen uit de boorstaten
Textuurindeling (NEN 5104)
Hoofdnaam Toevoeging [Org, Gr] Gradiënt toevoeging
G = grind g = grindig 1 = zwak
Z = zand z = zandig 2 = matig
L = leem s = siltig 3 = sterk
K = klei k = kleiig 4 = uiterst
V = veen h = humeus
m = mineraalarm
Karakteristieken en plantenresten
VAM (amorfiteit) Plantenresten (plr) Consist(entie) M50 (mediaan) Alleen voor zand
1 = Zwak amorf ri = riet ST = stevig 75-105 uiterst fijn
2 = Matig amorf ho = hout MST = matig stevig 105-150 zeer fijn 3 = Sterk amorf ze = zegge MSL = matig slap 150-210 matig fijn
wo – wortels SL = slap 210-300 matig grof
plr = ongedef. ZSL = zeer slap 300-420 grof 420-600 zeer grof
Nieuwvormingen en grondwater
Ca (kalkgehalte, CaCO3) Fe (roestvlekken) Oxidatie/reductie [o/r] GW (grondwater)
1 = afwezig 1 = afwezig o = oxidatie GW = grondwater
2 = matig kalkhoudend 2 = ijzerhoudend or = oxidatie/reductie GHG = gem. hoogste grondwaterstand 3 = kalkhoudend 3 = sterk ijzerhoudend r = reductie GLG = gem. laagste
grondwaterstand
Classificatie en interpretatie Bodemhorizont (Hor.; volgens De Bakker & Schelling, 1989)
Monstername (M) Lithogenese (lith.)
BHA X (boring) – XXX {diepte in cm) KOM = komafzetting
BHB BED = beddingafzetting
BHBC OEV = oeverafzetting
BHC DEZ = dekzand
… CRE = crevasseafzetting
BEE = beekafzetting
Bijzonderheden
Archeologische indicatoren en afkortingen in de kolom ‘bijzonderheden’
Omg. = omgewerkt gr = grindje l = leem (verbrand)
Opg. = opgebracht st = steentjes b = bot
fe-c = ijzerconcreties aw = aardewerk gg = goed gesorteerd mn-c = mangaanconcreties vs = vuursteen
mg = matig gesorteerd mn = Mangaan bakst = baksteen/puin
sg = slecht gesorteerd spi = spikkel (+ kleur) fos = fosfaat vl = vlekken (+ kleur) hk = houtskool sch = schelpen
bijm = bijmenging (+ text.)