• No results found

Instantie. Onderwerp. Datum

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Instantie. Onderwerp. Datum"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

M&D CONSULT BVBA

ARTHUR VERHAEGENSTRAAT 26 – 9000 GENT

TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail: info@mdseminars.be – www.mdseminars.be Hof van Cassatie

Onderwerp

Arbeidsovereenkomst.

Niet-inachtnemen van de vormvereiste van een geschrift

Datum

22 januari 2007

Copyright and disclaimer

Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt

verleend op die desbetreffende rechten.

M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als

een advies.

Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op

eigen risico gebruikt.

M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke

aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.

© M&D Seminars - 2006

(2)

Hof van Cassatie van België

Arrest

Nr. S.05.0041.N

VAN DEN MEERENDONCK, naamloze vennootschap, met zetel te 2000 Antwerpen, Kipdorp 57,

eiseres,

vertegenwoordigd door mr. Willy van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 9051 Gent, Driekoningenstraat 3, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan,

tegen W.J., verweerder.

(3)

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 15 november 2004 gewezen door het Arbeidshof te Antwerpen.

Raadsheer Ghislain Londers heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Anne De Raeve heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDEL

De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan.

Geschonden wettelijke bepalingen

- de artikelen 9, inzonderheid eerste en tweede lid, 39, §1, 40, §1, en 82 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;

- artikel 1325 van het Burgerlijk Wetboek.

Aangevochten beslissing

In de bestreden beslissing verklaart het arbeidshof, rechtsprekend over de oorspronkelijke vordering van de verweerder, het hoger beroep van de eiseres ontvankelijk doch ongegrond en bevestigt dienvolgens het vonnis van de Arbeidsrechtbank te Antwerpen van 26 juni 2003. Het arbeidshof beslist dat onder meer op grond van de volgende motieven:

“2.3.2. arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde duur?

Op goede gronden naar dewelke het (arbeidshof) verwijst en die hierbij als hernomen worden aangezien, heeft de eerste rechter in het bestreden vonnis (blz. 6 en 7. punt

‘1.2.aard’) aanvaard dat tussen partijen schriftelijk een akkoord werd vastgesteld omtrent de duur van de arbeidsovereenkomst en dit voor de indiensttreding van (de verweerder).

Het is dan ook terecht dat werd aanvaard dat partijen verbonden waren door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur”.

De overwegingen van het vonnis van de arbeidsrechtbank waarnaar het arbeidshof verwijst en die het herneemt en de daarop volgende conclusie van de arbeidsrechtbank luiden als volgt:

“1.2. Aard.

(De verweerder) houdt voor dat gelet op het e-mailbericht van 29 december 1999 er tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond van bepaalde duur. (De eiseres) betwist

(4)

dit in ondergeschikte orde en stelt dat hoogstens een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur kan hebben bestaan tussen partijen.

Artikel 9 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten schrijft voor dat een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk moet worden vastgesteld, uiterlijk op het tijdstip dat hij in dienst treedt.

De sanctie bij afwezigheid van een tijdig opgesteld geschrift waaruit blijkt dat het om een overeenkomst van bepaalde tijd gaat, staat eveneens in dit artikel: de voorwaarden van een overeenkomst voor onbepaalde tijd gelden.

Er zijn dus drie vormvoorwaarden.

Het contract moet schriftelijk worden vastgesteld, voor elke werknemer individueel en uiterlijk bij de indiensttreding. Deze vormvereisten zijn dwingend ten gunste van de werknemer. Zolang de bestaansreden voor deze bescherming aanwezig is, kan hij er geen afstand van doen.

Het geschrift is geen louter bewijsmiddel, doch een op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvoorwaarde.

Dit heeft onder meer tot gevolg dat de gewone bewijsregels niet gelden en dat het vereiste geschrift niet kan worden vervangen door een getuigenis, een begin van schriftelijk bewijs, een eed, een bekentenis of vermoedens.

Dit heeft eveneens tot gevolg dat de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek betreffende het schriftelijk bewijs niet toepasselijk zijn. Zo moet het geschrift niet noodzakelijk in een akte voor notaris of onderhands opgemaakt worden zoals artikel 1341 Burgerlijk Wetboek het voorschrijft. Niettemin moet het akkoord van partijen om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te sluiten, blijken uit de overgelegde stukken;

desgevallend kan het dus uit de briefwisseling blijken.

Ook artikel 1325 van het Burgerlijk Wetboek dat partijen verplicht wederkerige overeenkomsten op te maken in evenveel exemplaren als er partijen zijn met een onderscheiden belang is niet van toepassing op dit geschrift (...).

De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk vastgesteld als bedoeld in artikel 9 van de Arbeidsovereenkomstenwet wanneer de partijen hun akkoord met de overeenkomst schriftelijk betuigen. Een zodanig akkoord blijkt uit de handtekening van iedere partij op de geschreven overeenkomst of op een van de geschriften die de overeenkomst vormen.

Deze bepaling vereist derhalve dat de werknemer het geschrift ondertekent uiterlijk bij zijn indiensttreding. Bij ontstentenis hiervan is er geen rechtsgeldige schriftelijke vaststelling. (...).

Met een e-mail bericht van 28 december 1999 bevestigt de heer Luc Geunes aan (de verweerder) dat tussen hen een contract zal gelden van bepaalde duur volgens Belgische wetgeving voor een totale duur van 12 maanden.

(5)

Met een e-mail bericht van 30 december 1999 stelt (de verweerder) dat het voorstel van 28 december 1999 volgens afspraak is. Zijn enige zorg is de factuur voor consultancy.

Aangezien hij daar ook nog belasting moet op betalen, komt hij niet aan het nettoloon zoals ze hebben afgesproken.

Uit deze briefwisseling tussen partijen blijkt dat er een akkoord bestaat over de duur van de arbeidsovereenkomst namelijk 12 maanden.

Uit de getuigenverklaring van de heer Geunes blijkt dat het de bedoeling was om (de verweerder) slechts tijdelijk in België te werk te stellen in afwachting dat hij naar Engeland zou gaan.

2. Opzeggingsvergoeding

Vermits de rechtbank aanvaardt op basis van de uitgewisselde e-mailberichten dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst werd afgesloten voor bepaalde duur namelijk twaalf maanden, dient toepassing te worden gemaakt van artikel 40 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten”.

Grieven

1. Artikel 9 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, hieronder afgekort als Arbeidsovereenkomstenwet, bepaalt dat de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk moet worden vastgesteld, uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt. Is er geen geschrift waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk gesloten is, dan gelden voor deze arbeidsovereenkomst dezelfde voorwaarden als voor de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

De verplichting de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd schriftelijk vast te stellen, houdt in dat het geschrift moet ondertekend zijn. De handtekening van iedere partij op de geschreven overeenkomst of op een van de geschriften die de overeenkomst vormen, is immers de uiting van het akkoord van de partijen met de inhoud van die overeenkomst.

2. De eiseres voerde voor het arbeidshof aan dat het geschrift houdende een arbeidsover- eenkomst voor een bepaalde tijd niet alleen moet worden vastgesteld uiterlijk op het tijdstip van de indiensttreding van de werknemer, maar ook uiterlijk op dat tijdstip moet worden ondertekend, en dat in deze zaak, aangezien niet aan het geschriftvereiste van artikel 9 van de Arbeidsovereenkomstenwet voldaan is, de beweerde arbeidsovereen- komst tussen de partijen geen arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd kan zijn (blz.

13, punt a, van de beroepsakte neergelegd ter griffie van het arbeidshof op 28 augustus 2003, blz. 13-14, punt a, van de “syntheseconclusies” neergelegd ter griffie van het arbeidshof op 11 juni 2004).

Na te hebben beslist dat tussen de partijen een arbeidsovereenkomst was tot stand gekomen, overweegt het arbeidshof onder verwijzing naar en met herneming van wat de eerste rechter aanvaardde op de bladzijden 6 en 7 van zijn vonnis, dat tussen partijen

(6)

schriftelijk een akkoord werd vastgesteld omtrent de duur van de arbeidsovereenkomst voor de indiensttreding van de verweerder, en dat dan ook terecht werd aanvaard dat tussen de partijen een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd bestond.

De aanvaarding, door de eerste rechter, dat tussen partijen een schriftelijk een akkoord werd vastgesteld omtrent de duur van de overeenkomst berust op volgende overwegingen:

“Met een e-mail bericht van 28 december 1999 bevestigt de heer Luc Geunes aan (de verweerder) dat tussen hen een contract zal gelden van bepaalde duur volgens Belgische wetgeving voor een totale duur van 12 maanden.

Met een e-mail bericht van 30 december 1999 stelt (de verweerder) dat het voorstel van 28 december 1999 volgens afspraak is. Zijn enige zorg is de factuur voor consultancy.

Aangezien hij daar ook nog belasting moet op betalen, komt hij niet aan het netto loon zoals ze hebben afgesproken”.

Het arbeidshof stelt niet vast dat en gaat niet na of de e-mails waarop de eerste rechter steunt en wiens vaststellingen en overwegingen dienaangaande het arbeidshof herneemt, om tot de schriftelijke vaststelling van een akkoord omtrent de duur van de arbeidsovereenkomst en dienvolgens het verbonden zijn van de partijen door een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd te besluiten, ook ondertekend zijn door de partijen of ten minste hun elektronische handtekening dragen. Aldus stelt het arbeidshof niet vast dat en gaat het arbeidshof niet na of in deze zaak wel aan het schriftvereiste van artikel 9 van de Arbeidsovereenkomstenwet is voldaan en schendt het bijgevolg die wettelijke bepaling.

Door, na te hebben beslist dat de eerste rechter op goede gronden, naar dewelke het verwijst en die daarbij als hernomen worden aangezien, heeft aanvaard dat tussen partijen schriftelijk een akkoord werd vastgesteld omtrent de duur van de arbeidsovereenkomst en dit voor de indiensttreding van verweerder, zonder dat de eerste rechter heeft vastgesteld of nagegaan en zonder zelf vast te stellen dat of na te gaan of dat geschrift ondertekend is door de partijen, te oordelen dat “dan ook terecht” werd aanvaard dat partijen verbonden waren door een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd en op grond daarvan het vonnis van de eerste rechter te bevestigen dat eiseres veroordeelt tot betaling aan verweerder van een opzeggingsvergoeding van 20.160,21 euro, schendt het arbeidshof ook de artikelen 39, §1, 40, §1, en 82 van de Arbeidsovereenkomstenwet.

Aldus beslist het arbeidshof niet wettig dat terecht (door de eerste rechter) werd aanvaard dat de verweerder en de eiseres verbonden waren door een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd, bevestigt dienvolgens niet wettig het vonnis van de arbeidsrechtbank van 26 juni 2003 in de mate dat het de eiseres veroordeelt tot betaling aan de verweerder van een opzeggingsvergoeding van 20.160,21 euro (schending van de artikelen 9, inzonderheid eerste en tweede lid, 39, §1, 40, §1, en 82 van de Arbeidsovereenkomstenwet, en, voor zoveel als nodig, van artikel 1325 van het Burgerlijk Wetboek).

(7)

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

1. Overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet moet de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld, uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt.

Krachtens het tweede lid van die wettelijke bepaling gelden, bij gebrek aan zulk geschrift, voor deze arbeidsovereenkomsten dezelfde voorwaarden als voor de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd.

2. Het arrest oordeelt dat:

- de eiseres aanvoert dat overeenkomstig artikel 9 van de Arbeidsovereen- komstenwet hoogstens een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur tussen de partijen bestond omdat niet voldaan was aan de in het eerste lid bepaalde schriftvereiste;

- de sanctie bij ontstentenis van het bedoeld geschrift is dat de voorwaarden van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur gelden, dit overeenkomstig het tweede lid van voormeld artikel;

- artikel 9 een dwingende wetsbepaling is ten gunste van de werknemer;

- uit de briefwisseling (e-mails) tussen de partijen blijkt dat er een schriftelijk akkoord was over de duur van de arbeidsovereenkomst, namelijk twaalf maanden;

- met betrekking tot de toe te kennen opzeggingsvergoeding niet artikel 9, tweede lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet van toepassing is, maar artikel 40 van deze wet.

3. Het middel bekritiseert het arrest niet in zoverre het oordeelt dat de partijen verbonden waren door een arbeidsovereenkomst, maar wel in zoverre het oordeelt dat deze overeenkomst voor bepaalde duur werd gesloten en schriftelijk vastgesteld werd voor de indiensttreding van de verweerder en de opzeggingsvergoeding dienvolgens overeenkomstig artikel 40 van de Arbeidsovereenkomstenwet diende bepaald te worden, dit op grond dat de

(8)

appelrechters niet hebben onderzocht of dit geschrift wel ondertekend was door de partijen.

4. Artikel 9, eerste en tweede lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet is een dwingende bepaling ten gunste van de werknemer, maar niet ten gunste van de werkgever.

Hieruit volgt dat de eiseres als werkgever deze wetsbepaling niet vermocht in te roepen om te vorderen dat de naar de termen van de per e-mails tussen de partijen gesloten arbeidsovereenkomst van 12 maanden, zoals door het arrest vastgesteld, zou worden beschouwd als een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, zodat artikel 40, eerste lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet geen toepassing zou vinden en de door de eerste rechters toegekende opzeggingsvergoeding tot de helft zou worden herleid.

5. Op grond van deze in de plaats gestelde reden is de beslissing dat de eiseres de betaling verschuldigd was van een opzeggingsvergoeding, gelijk aan het lopend loon en de voordelen verworven krachtens de arbeidsovereenkomst voor zes maanden, naar recht verantwoord.

Het middel kan niet tot cassatie leiden en is mitsdien niet ontvankelijk.

Dictum Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiseres in de kosten.

De kosten begroot op de som van 122,85 jegens de eisende partij.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, derde kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Robert Boes, als voorzitter, en de raadsheren Ghislain Londers, Eric Dirix, Eric Stassijns en Beatrijs Deconinck, en in openbare terechtzitting van tweeëntwintig januari tweeduizend en zeven uitgesproken door afdelingsvoorzitter Robert Boes, als voorzitter, in aanwezigheid van advocaat- generaal Anne De Raeve, met bijstand van adjunct-griffier Johan Pafenols.

(9)

J. Pafenols B. Deconinck E. Stassijns

E. Dirix G. Londers R. Boes

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mét stevige groeicijfers, want Black Axe beperkt zich al lang niet meer tot Zuid-Italië, maar heeft Noord-Italië ontdekt en zou intussen ook al in Duitsland actief zijn..

Raadslid Jos Millecam verwijst naar de aankoop voor 5.000 euro en citeert de voorzitter die zei dat het gebouw goedkoop naar de stad kwam en dat het na restauratie meer geld zou

Deze beslissing dient door de leidend ambtenaar schriftelijk te worden meegedeeld aan alle partijen.. Het Gewest geeft de bevelen voor de verplaatsingen van de leidingen en

“(...) tot het vervangingsvoertuig, op voorwaarde dat dit vervangingsvoertuig werd bestuurd door de verzekerde, zijnde H.D. , diens echtgenote en/of diens kinderen, indien deze

Het feit dat, op het vlak van het intern bestuur, ingevolge de bepaling van artikel 66bis van de oude Vennootschapswet, de algemene vergadering van de NV Jacatex diende te

Er wordt niet betwist dat de rechtbank op grond van de Belgische wet een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding slechts kan toekennen aan de echtgenoot die de

Door deze beperkte ingreep nu gelijk mee te nemen in de werkzaamheden die nu worden uitgevoerd kunnen beide dijkvakken voor geringe meerkosten voor langere periode veilig

Voor de toestandsbepaling oppervlaktewater in 2020 dient uiterlijk 18 januari 2021 het monitoringprogramma 2020 in Aquo-kit door de waterbeheerder geactualiseerd te worden. Beheer