Gemeente Nieuwegein
Auteur:Plangebied Kerkveld 63 te Jutphaas
E.A.M. de BoerArcheologisch bureauonderzoek
Status:
definitief BAAC Rapport V-17.0056 mei2017
Colofon
ISSN: 1873-9350
Auteur(s): mw. E.A.M. de Boer, MSc, MA
Cartografie: mw. E.A.M. de Boer, MSc, MA
Redactie: dhr. drs. R. van der Mark
Copyright: Niroc Vastgoed te Utrecht
Redactie (senior archeoloog) : drs. R. van der Mark 24-4-2017
Autorisatie (senior prospector): E.A.M. de Boer, MSc, MA 21-4-2017
© BAAC, ’s-Hertogenbosch (2017)
BAAC aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
BAAC bv
Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie
Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ‘s-Hertogenbosch Tel.: (073) 61 36 219 Fax: (073) 61 49 877 E-mail: denbosch@baac.nl
Postbus 2015 7420 AA Deventer
Inhoud
Samenvatting 5
1 Inleiding 7
1.1 Onderzoekskader 7
1.2 Ligging van het gebied 7
1.3 Administratieve gegevens 9
2 Bureauonderzoek 11
2.1 Werkwijze 11
2.2 Landschappelijke ontwikkeling 11
2.3 Bewoningsgeschiedenis 16
2.3.1 Inleiding 16
2.3.2 Historie 17
2.3.3 Archeologie 19
3 Archeologische verwachting 25
4 Conclusie en aanbevelingen 27
5 Geraadpleegde bronnen 29
Bijlagen 33
Bijlage 1 Funderingsplan nieuwbouw
Bijlage 2 Geologische en archeologische tijdvakken
Samenvatting
In opdracht van Niroc Vastgoed heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Kerkveld 63 te Nieuwegein. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied ligt op de stroomgordel van Jutphaas, die actief was van 4150 tot 2785 jaar geleden oftewel het laat neolithicum B tot de late bronstijd. In deze periode waren de
oeverwallen van de rivier bewoonbaar. Door differentiële klink vormde na verlating de gehele stroomgordel een aantrekkelijke vestigingsplaats. Van de stroomgordel van Jutphaas zijn archeologische waarden bekend uit het
neolithicum-Romeinse tijd. Vanaf de Romeinse tijd zal het plangebied geleidelijk zijn vernat, waardoor het plangebied deel is gaan uitmaken van een veenmoeras.
In het midden van de 11e eeuw is gestart met de eerste ontginningen. Tussen 1060 en 1076 is de omgeving van het plangebied ontgonnen met als centrale ontginningsbasis de Jutphaase Dijk (de huidige Nedereindseweg). Aan de Nedereindseweg is vervolgens het dorp Jutphaas met kerk gesticht. Het plangebied ligt in de oude dorpskern van Jutphaas tussen de kerk en de
Nedereindseweg. Als gevolg van de eeuwenlange bewoning is in ieder geval een 60 à 70 cm dik ophoogdek ontstaan. Mogelijk varieert de dikte van het
ophoogdek binnen de dorpskern en derhalve binnen het plangebied. Het plangebied was in ieder geval vanaf het begin van de 19e eeuw dicht bebouwd.
Deze bebouwing is in de jaren zeventig gesloopt, waarna er in het plangebied het buurthuis Jutphaas-Wijkersloot (de huidige bebouwing) is gerealiseerd. Voor de bouwwerkzaamheden is het bouwvlak tot ruim 1 m –mv (0,95 m +NAP) afgegraven, waarna er 254 palen zijn ingeheid.
Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een hoge tot middelhoge verwachting voor archeologische waarden (met name
nederzettingsresten) uit het laat neolithicum B tot en met de bronstijd, een hoge verwachting voor de ijzertijd-Romeinse tijd, een lage verwachting voor de vroege middeleeuwen en een hoge verwachting voor archeologische waarden vanaf het midden van de 11e eeuw. De archeologische waarden vanaf het midden van de 11e eeuw worden verwachting in het (naar verwachting) 60 à 70 cm dikke
nederzettingspakket en de top van de onderliggende natuurlijke ondergrond. Dit betekent dat de bouwwerkzaamheden in de jaren zeventig mogelijk een groot deel van deze waarden in het plangebied zullen hebben verstoord. Diepe archeologische sporen (waterputten, beerputten e.d.) kunnen echter binnen het huidige bouwvlak bewaard zijn gebleven, terwijl daarbuiten ook ondiepere sporen mogelijk nog intact zijn. De verwachting voor het bouwvlak wordt derhalve voor deze waarden bijgesteld naar middelhoog. Voor het gebied buiten het huidige bouwvlak blijft een hoge verwachting van toepassing. Door het uitgraven van het bouwvlak zal de top van de natuurlijke ondergrond vermoedelijk ook deels verstoord zijn. Het is echter ter hoogte van het
plangebied niet duidelijk hoe diep het archeologisch sporenniveau uit de ijzertijd- Romeinse tijd en oudere perioden aanwezig is (vermoedelijk minimaal 70 cm – mv). Derhalve behoudt dit gebied een middelhoge verwachting voor laat neolithicum B- bronstijd en een hoge verwachting voor ijzertijd-Romeinse tijd.
Op basis van deze gegevens wordt geadviseerd om de huidige bebouwing tot aan het maaiveld te slopen en de ondergrondse sloop- en graafwerkzaamheden archeologisch te begeleiden. Om de diepere archeologische waarden in kaart te brengen, wordt geadviseerd een karterend booronderzoek uit te voeren.
1 Inleiding
1.1 Onderzoekskader
In opdracht van Niroc Vastgoed heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Kerkveld 63 te Nieuwegein. Aanleiding voor het onderzoek is het plan de huidige bebouwing te slopen en te vervangen door nieuwbouwwoningen. Volgens de huidige plannen zal de nieuwbouw (circa 720 m2) tot 0,92 m -peil (circa 80 cm –mv) worden gefundeerd met daaronder palen (zie bijlage 1 en figuur 3.1). Ter hoogte van de palen zal waarschijnlijk iets dieper worden afgegraven om de paalkoppen vrij te leggen. De bestaande paalfunderingen blijven zoveel mogelijk aanwezig, maar kunnen niet hergebruikt worden. Dit betekent dat er 79 nieuwe palen (diameter 30 cm, lengte 7,5 m) geplaatst zullen worden, waarbij een totaal oppervlakte (uitgaande van grondvervangende palen) van 5,6 m2 (oftewel 0,77
%) zal worden verstoord.1 Als gevolg van de geplande werkzaamheden bestaat een gerede kans dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden.
Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied aan de hand van bestaande bronnen. Met behulp van de verworven informatie wordt een specifiek archeologisch verwachtingsmodel opgesteld.
Tijdens het onderzoek dienen de volgende onderzoeksvragen te worden beantwoord:
Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied?
Wat is de specifieke archeologische verwachting voor het gebied?
In hoeverre worden archeologische resten bedreigd en is vervolgonderzoek nodig en zo ja, in welke vorm?
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 4.02 en de richtlijnen van de gemeente Nieuwegein.3
1.2 Ligging van het gebied
Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Nieuwegein in de gelijknamige gemeente (provincie Utrecht). Het plangebied wordt gevormd door het perceel
1 Adviesburo Bekendam & Partner 2016.
2 CCvD 2016.
3 Gemeente Nieuwegein 2012.
Kerkveld 63 en in het oosten door deze straat begrensd. De oppervlakte bedraagt circa 1200 m2. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied.
1.3 Administratieve gegevens
Provincie: Utrecht
Gemeente: Nieuwegein
Plaats: Nieuwegein
Toponiem: Kerkveld 63
Kadastrale gegevens: Kadastrale gemeente Jutphaas, sectie B, perceel 6406 en 10839 (deels)
Datum gunning: 27 maart 2017
Datum conceptrapportage: 26 april 2017 (versie 2) Datum definitieve rapportage: 9 mei 2017
BAAC-projectnummer: V-17.0056
Coördinaten: 134.292/449.995
134.336/449.984 134.321/449.953 134.283/449.966
Kaartblad: 38F
Oppervlakte: 1200 m2
Complextype: nederzetting
Datering: Laat neolithicum B-Romeinse tijd, late middeleeuwen-nieuwe tijd
ARCHIS-zaakidentificatienr.: 4042786100
AMK-terrein: N.v.t.
Vondstlocatie: 2905546100
Type onderzoek: Archeologisch bureauonderzoek
Opdrachtgever: Niroc Vastgoed
Contactpersoon: dhr. F. van der Velde Bevoegde overheid: Gemeente Nieuwegein
Contactpersoon: mw. L. Janssen
Beheer vondsten/documentatie: Bibliotheek Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en archief BAAC bv.
Uitvoerder: BAAC bv, vestiging 's-Hertogenbosch Graaf van Solmsweg 103
5222 BS 's-Hertogenbosch tel. 073-6136219
Projectleider: Mw. E.A.M. de Boer
2 Bureauonderzoek
2.1 Werkwijze
Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van bestaande bronnen een
archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Allereerst is literatuur over de geologie, geomorfologie, het hoogteverloop en de bodemopbouw van het onderzoeksgebied bestudeerd op basis van locatiekeuze-theorieën een uitspraak te kunnen doen over de kans op aanwezigheid van archeologische resten. Hierna zijn diverse historische bronnen, zoals oude kadastrale en topografische kaarten en literatuur over de geschiedenis van het gebied geraadpleegd om inzicht te krijgen in het historisch gebruik en eventuele verstoringen van het plangebied. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van het Utrechts Archief.4 Bij de inventarisatie van de bekende archeologische waarden in en rond het plangebied is gebruik gemaakt van gegevens van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (ARCHIS) en de gemeentelijke
archeologische verwachtingskaart, aangevuld met informatie van de Historische Kring Nieuwegein.5
In navolgende paragrafen worden de resultaten van het bureauonderzoek beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een synthese in de vorm van een specifieke archeologische verwachting. Een opsomming van de
geraadpleegde literatuur en gebruikte kaarten is terug te vinden in de literatuurlijst. Voor een tabel met een overzicht van geologische en archeologische tijdvakken wordt verwezen naar bijlage 2.
2.2 Landschappelijke ontwikkeling
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van het Holocene rivierenlandschap.6 In het Pleistoceen lag het plangebied op de overgang van het rivierenlandschap naar het dekzandlandschap. In de riviervlakte werd door vlechtende rivieren grof zand en grind afgezet (Formatie van Kreftenheye). Buiten de riviervlakte werd door het ontbreken van vegetatie in de droge en zeer koude glacialen van het Weichselien door de wind sediment verplaatst en elders weer afgezet, het zogenaamde dekzand. De top van de pleistocene ondergrond bevindt zich, voor zover deze niet door Holocene rivieren zijn geërodeerd, ter hoogte van het plangebied op een diepte van circa 6 à 7 m –NAP oftewel 7,5 à 9 m -mv.7 Onder invloed van de klimaatsverbetering op de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen smolt het landijs af en steeg de zeespiegel. Het vlechtende
4 Zoekopdrachten in het archief hebben echter geen bruikbare oudere kaarten dan de kadastrale kaart uit het begin van de 19e eeuw opgeleverd.
5 Bij de Historische Kring van Nieuwegein zijn ook de gegevens van andere lokale
amateurarcheologen bekend (mondelinge mededeling dhr. R. van der Mark, 12 april 2017).
6 Berendsen 2005.
7 Geologische kaart van Nederland 1:50.000 (blad 38 Oost) 1990.
rivierpatroon kreeg door veranderingen in het afvoerregime een meanderend karakter met enkele hoofdgeulen die zich in de oudere riviervlakte insneed.
Alleen bij zeer hoge rivierstanden traden de rivieren buiten hun geulen en werd op de oudere grindige rivierafzettingen een kleilaag (Laag van Wijchen) afgezet.
Als gevolg van de doorgaande zeespiegelstijging steeg de grondwaterstand en ontstond ter hoogte van het plangebied na verloop van tijd een groot drassig gebied waar veen werd gevormd (Formatie van Nieuwkoop; Basisveenlaag).
Figuur 2.1 Blokdiagram van een meanderende rivier (Verbraeck 1984).
Onder invloed van de stijgende zeespiegel veranderde de zich insnijdende meanderende rivieren tussen 8000 en 7000 BP (d.w.z. in het midden
mesolithicum) in aggraderende rivieren. In de bedding van de rivieren werd het grofste materiaal, voornamelijk zand en grind, afgezet. Bij overstroming werden zand en klei uit de bedding gelicht en op de oevers afgezet, waardoor
oeverwallen ontstonden (zeer fijnzandig en zavelig materiaal; Echteld Formatie8).
Verder van de rivier af kwam het overstromingswater tot rust en werd klei (Echteld Formatie) afgezet. In de kommen ontstond onder invloed van een hoge grondwaterspiegel veen (Formatie van Nieuwkoop; Hollandveen Laagpakket).
Mede als gevolg van de invloed van de getijdewerking op de rivierstand vonden regelmatig doorbraken van de oeverwallen plaats, waardoor crevassegeulen ontstonden. In en langs de crevassegeulen vond sedimentatie plaats. De crevasse- afzettingen zijn meestal minder dik dan stroomgordelafzettingen, waarbij bovendien de lithologische samenstelling over korte afstand zeer groot kan zijn.
Na verloop van tijd verzandde de bedding en verlegde de rivier zijn loop. Het zandige geullichaam en de oeverwallen bleven hierbij achter (zie figuur 2.1).
Door het zandige karakter van het geullichaam en de oeverwallen kwamen deze delen door ontwatering en differentiële klink9 hoger te liggen en vormden ze door de eeuwen heen gunstige plaatsen voor bewoning.10
Specifiek
Volgens de stroomgordelkaart (zie figuur 2.2) maakt het plangebied deel uit van de stroomgordel van Jutphaas (stroomgordel 78). Deze rivierloop was actief van omstreeks 4150 tot 2785 jaar geleden (3795-2715 C14 BP11) oftewel het laat neolithicum B tot de late bronstijd. Na deze periode werd de afwatering overgenomen door andere geulen en raakte de stroomgordel bedekt met kom- en/of oeverwalafzettingen. De top van deze stroomgordel bevindt zich
8 Voorheen Formaties van Gorkum en Tiel.
9 Klei en veen klinken sterker in dan zand, waardoor de oorspronkelijk laag gelegen stroomgordels na verloop van tijd hoog in het landschap kwamen te liggen.
10 Verbraeck 1984; Verbraeck 1990; Boshoven et al. 2009; Bosch & Kok 1944.
11 BP = Before Present (vóór 1950).
tegenwoordig op een diepte van vermoedelijk circa 0,5 m +NAP (oftewel circa 1,3 m -mv).12
Figuur 2.2 De locatie van het plangebied op de stroomgordelkaart (Cohen et al. 2012).
Volgens de geologische kaart maakt het plangebied deel uit van een gebied waar afzettingen van Tiel, ontwikkeld als geulafzettingen, rusten op pleistocene afzettingen (kaarteenheid D0g). De pleistocene afzettingen, die zijn aangesneden door holocene erosiegeulen, bestaan uit de Formatie van Kreftenheye.13
Met behulp van de boringen uit het DINOloket is de geologische opbouw van de omgeving van het plangebied nader te specificeren. Op circa 50 m ten
noordwesten van het plangebied is een 3,65 m dik pakket klei aangetroffen met daaronder (vanaf 3,12 m –NAP) tot minstens 11,1 m –mv zand.14 Op circa 150 m ten zuidoosten van het plangebied is sprake van een 1,1 m dik pakket klei dat met toenemende diepte zandiger wordt. Hieronder bevindt zich vanaf 0,07 m +NAP tot minstens 4,7 m –mv een pakket matig grof zand, waarvan de bovenste 20 cm bestaat uit matig fijn zand.15 Al deze afzettingen bestaan uit de Formatie van Echteld, waarbij de zandige afzettingen behoren tot de geulafzettingen van de stroomgordel van Jutphaas.
Op de geomorfologische kaart (zie figuur 2.3) is het plangebied vanwege de ligging in de bebouwde kom niet gekarteerd. Op basis van extrapolatie van de omliggende gekarteerde gebieden en de bovenstaande informatie blijkt, dat vermoedelijk deel uit maakt van een rivieroeverwal (kaarteenheid 3K25).16
12 Het plangebied ligt halverwege de stroomgordel, waarvan de top tussen 1,7 en -0,6 m – NAP ligt (Cohen et al. 2012).
13 Geologische kaart van Nederland 1:50.000 (kaartblad 38 Oost) 1990.
14 DINOloket 2017, boring B31H0125.
15 DINOloket 2017, boring B38F1600.
16 ARCHISIII 2016.
Figuur 2.3 Ligging van het plangebied op een uitsnede van de geomorfologische kaart (ARCHISIII 2017).
Figuur 2.4 Ligging van het plangebied op de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN2 2017).
Op de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland (zie figuur 2.4) is te zien dat het hoogteverloop in het plangebied en de ruime omgeving sterk is beïnvloed door antropogene werkzaamheden, waardoor het natuurlijke hoogteverloop niet tot nauwelijks meer herkenbaar is. Het plangebied ligt op circa 1,8 à 1,9 m +NAP en helt in noordwestelijke richting af naar een sloot. Op circa 50 m ten zuiden van het plangebied bevindt zich een terp met een hoogte van circa 3 m +NAP. Buiten de bebouwde kom varieert de hoogte van het maaiveld tussen 0,5 en 1,5 m +NAP.
Dit zou mogelijk betekenen dat het plangebied 0,3 tot 1,4 m is opgehoogd. Een deel van deze ophoging zou recent kunnen zijn, maar een groot deel heeft te maken met de ligging in de oude dorpskern (zie figuur 2.5).17
Figuur 2.5 Ligging van het plangebied op gedetailleerde uitsnede van de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN2 2017). Hierop is duidelijk te zien dat de oude dorpskern, in relatie met de omgeving, een hogere ligging heeft.
Figuur 2.6 Ligging van het plangebied op een uitsnede van de bodemkaart van Nederland (kaartblad 38O, 1981 en 31O, 1970).
17 AHN2 2017.
Op de bodemkaart (zie figuur 2.6) is het plangebied vanwege de ligging in het plangebied evenmin gekarteerd. Op basis van extrapolatie van de omringende gekarteerde gebieden blijkt dat in het plangebied van nature kalkloze
poldervaagronden voorkomen. In het zuidwesten zijn de poldervaaggronden in zware klei met profielverloop 318, of 3 en 419 (kaarteenheid Rn47C) met
grondwatertrap V20 ontstaan. In het noordoosten zijn de poldervaaggronden ontstaan in zware zavel en lichte klei met profielverloop 521 (kaarteenheid Rn95C) en grondwatertrap VI.22
Poldervaaggronden worden gekenmerkt door een vrij dunne, zwak ontwikkelde, humeuze bovengrond met daaronder de C-horizont, die meestal direct onder de A-horizont sterk roestig en grijs gekleurd is.23 Als gevolg van het eeuwenlange gebruik als nederzettingsterrein zal de natuurlijke bodemopbouw echter verrommeld en/of opgehoogd zijn.
2.3 Bewoningsgeschiedenis
2.3.1 Inleiding
Het plangebied ligt ten noorden van de Lek op de stroomgordel van Jutphaas.
Lange tijd vormden alleen deze hoger gelegen stroomruggen en de oeverwallen de bewoonbare gebieden van het rivierengebied. Vanaf de 10e eeuw werd de Lek de hoofdstroom van het Rijnsysteem, waardoor de Kromme Rijn verzandde en deze steeds minder geschikt werd voor scheepvaart naar Utrecht. In 1122 liet de bisschop van Utrecht de rivier afdammen en sloot hij een overeenkomst met keizer Hendrik V om een nieuw kanaal, de Vaartsche Rijn op ruim 500 m ten oosten van het plangebied, vanuit Utrecht te graven. Het kanaal liep eerst tot aan de Randdijk bij het bisschoppelijk kasteel Oude Gein langs de Randdijk en is later doorgetrokken tot aan de Hollandsche IJssel en in 1373 tot aan de Lek.
Na de afdamming van de Kromme Rijn kon het lager gelegen veengebied worden ontgonnen. In het midden van de 11e eeuw is gestart met de eerste
ontginningen. Al vóór 1060 is vanaf de Oude Rijn ten noorden van het plangebied de Galecopperdijk aangelegd. Vanaf deze centrale ontginningsas werden langgerekte, smalle percelen aangelegd. Haaks op deze dijk werd ten zuiden van deze eerste ontginning tussen 1060 en 1076 vervolgens een tweede ontginning, Nedereind en Overeind, gerealiseerd. Als centrale ontginningsbasis is vanaf de Heemstederdijk de Jutphaase Dijk (de huidige Nedereindseweg)
aangelegd. Aan de Nedereindseweg is vervolgens het dorp Jutphaas met kerk gesticht. De eerste vermelding van Jutphaas dateert uit 1165. Langs de
Nedereindseweg ontstond een dubbelzijdig bebouwingslint. Vanaf de 17e eeuw heeft de bebouwing van Jutphaas zich geconcentreerd langs de Vaartserijn, waardoor hier een tweede bewoningskern gericht op de scheepvaart en reizigers ontstond.24
18 Profielverloop 3 – “Zavel of klei op een tussenlaag van niet kalkrijke zware klei.”
19 Profielverloop 4 – “Zavel of klei op een ondergrond van niet kalkrijke, zware klei.”
20 Gemiddeld hoogste grondwaterstand <40 cm –mv, gemiddeld laagste grondwaterstand
>120 cm –mv.
21 Profielverloop 5 – “Homogene, aflopenede en oplopende profielen.”
22 Gemiddeld hoogste grondwaterstand 40-80 cm –mv, gemiddeld laagste grondwaterstand
>120 cm –mv.
23 Harbers 1981; De Bakker & Schelling 1989.
24 Blijdenstijn 2015; Fafianie, Rijntjes & Van der Wiel 2002; Historische Kring Nieuwegein 2017; Kloosterman, Sprangers & Wijnen 2011.
2.3.2 Historie
Het plangebied lag in het begin van de 19e eeuw in de dorpskern van Jutphaas bij het Kerkveld . Het Kerkveld is een rechthoekig plein van 12 morgen. Dit was in de middeleeuwen een gangbare maat voor een stuk grond, dat bij de kerk hoorde en waarvan de opbrengst bedoeld was voor het onderhoud van de kerk en de pastoor.25 Op circa 50 m ten zuiden van het plangebied lag de kerkterp (thans begraafplaats en archeologisch en cultuurhistorisch monument). De oude Romaanse kerk was al in 1820 afgebroken, waarbij alleen een deel van de oude kerktoren, dat wordt gebruikt als baarhuisje, is gespaard.26 Het plangebied was bebouwd met een afwisseling van zeer kleine arbeidershuisjes, een middeleeuws rechthuis (gesloopt in de jaren vijftig), eenboerderij en een schuur. De
bewoningskern grensde in het noorden aan de Jutphaase Dijk (de huidige Nedereindseweg) waarlangs zich een langgerekt bebouwingslint bevond.27 In de loop van de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw veranderde er weinig tot niets aan het plangebied.28 Aan het einde van de jaren zestig, begin jaren
zeventig is de oude bebouwing in het plangebied gesloopt.29 Tot deze tijd bevond zich in ieder geval een 17e/18e eeuwse boerderij in het plangebied.30
Figuur 2.7 Ligging van het plangebied op een uitsnede van de kadastrale kaart uit het begin van de negentiende eeuw (Kadasterkaar 1811-1832).
25 Mondelinge mededeling dhr. R. van der Mark 12 april 2017.
26 Historische Kring Nieuwegein 2017.
27 Kadasterkaart (minuutplan en OAT) 1811-1832; Mondelinge mededeling dhr. R. van der Mark 12 april 2017.
28 Topographische en Militaire kaart 1839-1859; Topotijdreis 2017, kaart 1882, 1890, 1897, 1902, 1920, 1936 en 1948.
29 Topotijdreis 2017, kaart 1959 en 1969.
30 Mondelinge mededeling dhr. R. van der Mark (Historische Kring van Nieuwegein)12 april 2017.
Figuur 2.8 Uitsnede van een topografische kaart uit het begin van de 20e eeuw (Topotijdreis 2016, kaart 1902).
In 1977 is in het plangebied een buurthuis (oppervlakte circa 750 m2) gebouwd.31 Uit bouwtekeningen behorende bij de verbouwing van 2003 blijkt dat de onderkant van de fundering zich bevindt op 1,05 m –peil oftewel 0,95 m +NAP.
De fundering rust op 254 palen met een doorsnede van gemiddeld 30 cm en een lengte van 7,5 m.32 Dit betekent dat het bouwvlak ter hoogte van de palen vermoedelijk iets dieper zal zijn uitgegraven. Hoeveel dieper dit is en over welk oppervlakte is niet bekend. Door de palen is een oppervlakte van 18 m2 oftewel 2,5 % van het bouwvlak verstoord geraakt.33 De effecten van een
grondverdringende paal, waar in dit geval sprake van is, hebben echter een grotere invloed dan een grondvervangende paal die niet meer dan het volume van de paal zelf verstoren. Dit effect kan, afhankelijk van de bodemsoort, oplopen van éénmaal de diameter van de paal bij sterk plastische bodems tot twee à drie maal de paaldiameter bij grofkorrelige en goed gepakte bodems (oftewel een paal met een diameter van 50 cm kan bij een verdrukking van éénmaal de paaldiameter een gebied met een diameter van 150 cm verstoren. In dit geval zou de huidige verstoring van de bodem bij een verdrukking van éénmaal de paaldiameter 162 m2 bedragen oftewel ruim 22% van het
bouwvlak.34 Bovendien zijn de palen niet in één richting en plaatselijk vrij dicht bij elkaar geplaatst, waardoor het terrein, zolang de palen aanwezig blijven, slecht machinaal te onderzoeken is.35
.31 BAGviewer 2017.
32 Blonk + Heuvelink Architekten 2003; Ingenieursbureau W.C. Vis 1977.
33 Per paal is circa 0,07 m2 verstoord geraakt (πr2) oftewel totaal circa 18 m2. Dit is circa 2,5 % van het oppervlakte van het bouwvlak (750 m2).
34 RCE 2016. Indien de verdrukte zone rond een grondverdringende paal ongeveer éénmaal de diameter bedraagt, wordt in dit geval een cirkel van 90 cm verstoord: 30 cm voor de paal en 2x30 cm voor de verdrukte zone. De verstoorde zone bedraagt dan 0,64 m2 per paal oftewel totaal circa 162 m2 oftewel circa 22% van het huidige bouwvlak.
35 NVO Kerkveld 2017.
Na deze periode hebben in het plangebied niet tot nauwelijks wijzingen plaatsgevonden. Het plangebied is momenteel nog bebouwd, maar er is wel al een sloopvergunning verleend voor het pand.36 Voor zover bekend hebben in het plangebied geen grootschalige bodemverstoringen, zoals ontgrondingen of saneringen, plaatsgevonden.37
Figuur 2.9 Ligging van het plangebied op een recente luchtfoto (ArcGISonline 2017).
2.3.3 Archeologie
Over het algemeen zijn in Nederland op verschillende niveaus (landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijk) archeologische (verwachtings-)kaarten opgesteld. Het huidige beleid, dat van toepassing is op het plangebied, is gebaseerd op de gemeentelijke verwachtingskaart (zie figuur 2.10). Volgens de landschappelijke eenhedenkaart ligt het plangebied op het
Linschotenriviersysteem met in en rond het plangebied diverse vindplaatsen uit de Romeinse tijd en (late) middeleeuwen. Aan dit systeem is een middelhoge verwachting voor het midden-neolithicum – late bronstijd en een hoge
verwachting voor de ijzertijd-Romeinse tijd toegekend. Vanwege de ligging in de oude dorpskern van Jutphaas geldt voor de middeleeuwen – Nieuwe tijd een hoge archeologische verwachting. Voor de Tweede Wereldoorlog geldt voor het plangebied geen verwachting. Volgens de archeologische beleidsadvieskaart behoort het plangebied tot het archeologisch Waardevol verwachtingsgebied 1, waarvoor geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –mv (ongeacht het oppervlakte) vroegtijdig inventariserend onderzoek noodzakelijk is.38
36 BAGviewer 2017.
37 Bodemloket 2017; AHN2 2017.
38 Kloosterman, Sprangers & Wijnen 2011.
Figuur 2.10 Ligging van het plangebied op een uitsnede van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (Kloosterman, Sprangers & Wijnen 2011).
Naast de archeologische verwachtingskaart beschikt de gemeente Nieuwegein ook over een Cultuurhistorische Waardenkaart. Volgens deze kaart ligt het plangebied in de oude dorpskern van Jutphaas, dat nog steeds bebouwd en goed herkenbaar is (kaarteenheid bd1). De huidige bebouwing in het plangebied is gekarteerd als historische bouwkunst.39
Naast deze verwachte archeologische waarden zijn rond het plangebied in het verleden ook daadwerkelijk archeologische waarden aangetroffen. Van de (gehele) stroomgordel van Jutphaas zijn archeologische waarden bekend uit het neolithicum tot en met de Romeinse tijd.40 In de database van de RCE, ARCHIS III, zijn rond het plangebied binnen een straal van circa 250 meter zeer veel
archeologische vondsten bekend (zie figuur 2.11). Bepaalde gebieden zijn vanwege hun archeologische waarde vermeld op de Archeologische
Monumentenkaart. Op circa 50 m ten zuiden van het plangebied bevindt zich een beschermd monument (monumentnr. 924), waar zich de overblijfseleen van een vroeg-middeleeuwse kerk bevinden. De (tufstenen) kerk dateert volgens de toelichting van het monument uit de 9e eeuw en lag op een zichtbare verhoging, die vroeger omgracht was. Volgens de lokale deskundige dhr. R. van der Mark dateert de kerk echter uit de 11e eeuw en is de foutieve datering gebaseerd op de vondst van 1 munt in de 19e eeuw. Momenteel bevindt zich op het terrein nog een restant van de bakstenen toren. De oudste graven dateren uit de 15e eeuw.
Een deel van de verhoging is in gebruik als begraafplaats met moderne graven die tot circa 2,2 m –mv reikt. Bij deze graafwerkzaamheden zijn
aardewerkfragmenten en een munt uit de Romeinse tijd en de late
middeleeuwen en de nieuwe tijd aangetroffen, alsmede een tufstenen doodskist uit de vroege middeleeuwen (ARCHIS-zaakidentificatienr. 2905554100,
2905587100, 2893753100, 2905562100 en 3264984100). Volgens dhr. R. van der Mark dateert de tufstenen grafkist echter uit de 11e eeuw. Aan de oostzijde van de verhoging liggen oudere graven. De westzijde is intact. In het noordelijke
39 Kok et al. 2013.
40 Cohen et al. 2012.
uiteinde ligt een inheems Romeinse nederzetting die bij nieuwbouw grotendeels vernietigd is. Het is niet duidelijk of de inheems Romeinse nederzetting aan de kerkterp gerelateerd is. In 2003 is een kruisraai over de heuvel uitgeboord. Hieruit bleek dat dit deel van de Jutphase stroomrug omstreeks het begin van de
jaartelling (intensief) bewoond is geraakt. In de boringen zijn
aardewerkfragmenten uit de late ijzertijd/Romeinse tijd aangetroffen. Vanaf de periode dat er een kerk heeft gestaan, is het gebied gebruikt als begraafplaats.
In en rond het Kerkveld, waaronder in het plangebied zelf, zijn ook buiten het monument een groot aantal vondstmeldingen bekend. In het plangebied bevindt zich een vondstmelding uit 1975, die betrekking heeft op vondsten gedaan in een proefputje van 2 bij 3 m op het terrein. De locatie van het proefputje is
beschreven als “ongeveer 1 m vanaf erfscheiding ernaast gelegen
aannemersbedrijf, net achter achtergevel woningen op beide percelen ernaast”.
Op de locatie stond vroeger een boerderij. Uit de boringen is gebleken dat zich in het gebied een 60 à 70 cm dik sterk fosfaathoudend pakket bevindt, dat een verrommelde indruk maakt. In het pakket zijn een groot aantal
aardewerkfragmenten uit de periode vanaf de 14e eeuw gevonden. In de onderliggende afzettingen zijn geen scherven meer aangetroffen (ARCHIS- zaakidentificatienr. 2905546100).
Figuur 2.11 Ligging van het plangebied met onderzoeksmeldingen, AMK-terreinen en vondstmeldingen (ARCHISIII 2017).
Op circa 25 m ten noordoosten van het plangebied heeft een particulier omstreeks 1970 bij graafwerkzaamheden in het zogenaamde Melkpad een hartvormige natuursteen gevonden (Romeinse tijd-Nieuwe tijd, ARCHIS- zaakidentificatienr. 3130563100). Iets noordelijker heeft de AWN, afdeling Houten in 1977 een groot aantal aardewerkfragmenten uit de late middeleeuwen B gevonden (ARCHIS-zaakidentificatienr. 3063041100). Op de hoek van het Kerkveld met de Nedereindweg is in 1969 bij de afbraak van een boerderij een natuurstenen gewicht van een kaaspers, een fragment van een schouw, en drie tegels gevonden, die niet nader zijn gedateerd dat ijzertijd-nieuwe tijd (ARCHIS- zaakidentificatienr. 2904971100). In dit gebied is tevens een vuurstenen bijl uit het Neolithicum gevonden.41
Op 25 m ten oosten van het plangebied is een weefgewicht uit de Romeinse tijd gevonden (ARCHIS-zaakidentificatienr. 3110645100). Bij
rioleringswerkzaamheden zijn in de jaren zeventig in dit gebied diverse gebruiksvoorwerpen, zoals maalstenen, ringen, munten, scharen, nagels en aardewerkfragmenten, uit de periode vanaf de Romeinse tijd gevonden (ARCHIS- zaakidentificatienr. 3130636100, 3189913100 en 3061187100).
Ten zuidoosten van het plangebied zijn in de jaren zeventig bij de afbraak van huisjes diverse soorten tegels uit de 14e-18e eeuw, een spinklosje uit de 15e-16e eeuw, twee grafstenen uit de 1678 en 1934, aardewerkfragmenten uit de ijzertijd, Romeinse tijd en late middeleeuwen botfragmenten (datering
onbekend) en munten uit de Romeinse tijd geborgen. Of dit alle vondsten waren en of er ook nog sporen zichtbaar waren, is niet bekend (ARCHIS-
zaakidentificatienr. 2905595100, 2905627100 en 3127534100).
Op circa 50 m ten westen van het plangebied bevindt zich een vondstmelding die betrekking heeft op vondsten die gedaan zijn bij graafwerkzaamheden voor nieuwbouw en waarbij baksteenfragmenten en aardewerkfragmenten uit de late middeleeuwen B-nieuwe tijd zijn gevonden (ARCHIS-zaakidentificatienr.
3136509100).
In het gebied vanaf 100 m ten (zuid)westen van de dorpskern van Jutphaas zijn bevindt zich een cluster vondstmeldingen. In dit gebied bevonden zich
vermoedelijk nederzettingssporen uit de ijzertijd-Romeinse tijd. Bij zowel archeologische als niet archeologische graafwerkzaamheden zijn in dit gebied aardewerkfragmenten, dierlijk bot, natuursteen e.d. uit de Romeinse tijd (mogelijk ijzertijd) - nieuwe tijd gevonden (ARCHIS-zaakidentificatienr.
3189898100, 3061787100, 3131851100, 3156857100, 3063560100, 3132012100, 3064038100, 2910438100 en 2906129100). Bij een proefonderzoek door de AWN, afdeling Houten bleek dat een deel van het terrein in de middeleeuwen
vergraven is. Er zijn bij dit onderzoek wel aardewerkfragmenten, een fluit van bot en fragmenten dierlijk bot uit de periode late ijzertijd –nieuwe tijd gevonden (ARCHIS-zaakidentificatienr. 2949879100).
Ook meer in zuidelijke richting zijn archeologische vondsten
(aardewerkfragmenten, maalsteen e.d.) bekend uit de Romeinse tijd-nieuwe tijd (ARCHIS-zaakidentificatienr. 2906137100, 3064110100, 2905538100 en
2906112100).
Ten noorden van het plangebied zijn, langs de Nedereindseweg, diverse vondsten bekend, die zijn aangetroffen bij o.a. het graven van sloten en andere
graafwerkzaamheden. In dit gebied zijn met name aardewerkfragmenten vanaf
41 Catalogusnr. 24 in: Kloosterman, Sprangers & Wijnen 2011.
de 12e eeuw en enkele uit de Romeinse tijd gevonden (ARCHIS-
zaakidentificatienr. 3130093100, 3062897100, 3157853100 en 2903853100).
Daarnaast zijn ook funderingsresten uit de 14e/15e eeuw (ARCHIS-
zaakidentificatienr. 3036669100) en bouwmateriaal, glas, tegels e.d. uit de nieuwe tijd gevonden (ARCHIS-zaakidentificatienr. 3260982100).
Behalve de bovengenoemde toevalsvondsten en onderzoeken uitgevoerd door de lokale AWN heeft er in de directe omgeving tot op heden geen systematisch archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Het dichtstbijzijnde archeologisch onderzoek is in 2013 op ruim 250 m ten noordoosten van het plangebied
uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten (ARCHIS-zaakidentificatienr. 2406520100).
Het betreft een archeologisch bureau- en booronderzoek. Bij het onderzoek zijn kom-, oever- en beddingafzettingen van de Jutphaas meandergordel
aangetroffen, die tot 70 cm -mv zijn omgewerkt en opgehoogd met een zandpakket. De opbouw bestond uit een 40 tot 160 cm dik pakket opgebracht matig fijn tot grof zand, een pakket matig tot sterk siltige klei met plaatselijk grind en baksteen (komafzettingen) met vanaf 155 à 220 cm –mv zandige en sterk siltige klei met zandlagen (oeverwalafzettingen) en vanaf 250 à 260 cm –mv matig siltig, matig fijn tot matig grof zand (beddingafzettingen). Aangezien er geen aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden is het gebied vrijgegeven.42
42 Blom 2013.
3 Archeologische verwachting
Het plangebied maakt deel uit van de stroomgordel van Jutphaas, die actief was van 4150 tot 2785 jaar geleden oftewel het laat neolithicum B tot de late bronstijd. In deze periode waren de oeverwallen van de rivier bewoonbaar. Door differentiële klink vormden na verlating de gehele stroomgordel aantrekkelijke vestigingsplaatsen. Van de stroomgordel van Jutphaas zijn archeologische waarden bekend uit het neolithicum-Romeinse tijd, waarbij er ook in de directe omgeving van het plangebied vondsten uit het neolithicum, ijzertijd en de Romeinse tijd zijn aangetroffen. Vanaf de Romeinse tijd zal het plangebied geleidelijk zijn vernat, waardoor het plangebied deel is gaan uitmaken van een veenmoeras. In het midden van de 11e eeuw is gestart met de eerste
ontginningen. Tussen 1060 en 1076 is de omgeving van het plangebied ontgonnen met als centrale ontginningsbasis de Jutphaase Dijk (de huidige Nedereindseweg). Aan de Nedereindseweg is vervolgens het dorp Jutphaas met kerk zijn gesticht.
Het plangebied ligt in de oude dorpskern van Jutphaas tussen de kerk en de Nedereindseweg. Als gevolg van de eeuwenlange bewoning is in ieder geval een 60 à 70 cm dik ophoogdek ontstaan. Mogelijk varieert de dikte van het
ophoogdek binnen de dorpskern en derhalve binnen het plangebied. Het plangebied was in ieder geval vanaf het begin van de 19e eeuw dicht bebouwd.
Deze bebouwing is in de jaren zeventig gesloopt, waarna er in het plangebied een buurthuis (de huidige bebouwing) is gerealiseerd. Voor de
bouwwerkzaamheden is het bouwvlak tot ruim 1 m –mv (0,95 m +NAP) afgegraven, waarna er 254 palen zijn ingeheid.
Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een hoge middelhoge verwachting voor archeologische waarden (met name
nederzettingsresten) uit het laat neolithicum B tot en met de bronstijd, een hoge verwachting voor de ijzertijd-Romeinse tijd, een lage verwachting voor de vroege middeleeuwen en een hoge verwachting voor archeologische waarden vanaf het midden van de 11e eeuw. De archeologische waarden vanaf het midden van de 11e eeuw worden verwachting in het (naar verwachting) 60 à 70 cm dikke
nederzettingspakket en de top van de onderliggende natuurlijke ondergrond. Dit betekent dat de bouwwerkzaamheden in de jaren zeventig een groot deel van deze waarden in het plangebied zullen hebben verstoord. Diepe archeologische sporen (waterputten, beerputten e.d.) kunnen echter binnen het huidige bouwvlak bewaard zijn gebleven, terwijl daarbuiten ook ondiepere sporen mogelijk nog intact zijn. De verwachting voor het bouwvlak wordt derhalve voor deze waarden bijgesteld naar middelhoog. Voor het gebied buiten het huidige bouwvlak blijft een hoge verwachting van toepassing. Door het uitgraven van het bouwvlak zal de top van de natuurlijke ondergrond vermoedelijk ook deels verstoord zijn. Het is echter niet zeker hoe diep het archeologisch sporenniveau uit de ijzertijd-Romeinse tijd en oudere perioden aanwezig is (vermoedelijk
minimaal 70 cm –mv43). Derhalve behoudt dit gebied een middelhoge
verwachting voor laat neolithicum B- bronstijd en een hoge verwachting voor ijzertijd-Romeinse tijd. De archeologische waarden bestaan naar verwachting grotendeels uit archeologische sporen (paalkuilen, greppels e.d.) en een spreiding van aardewerk en andere gebruiksvoorwerpen.
Bij deze archeologische verwachting moet de kanttekening worden geplaatst dat door de aanwezigheid van heipalen de eventueel aanwezige archeologische waarden slecht te onderzoeken zijn.
Figuur 3.1 Specifieke archeologische verwachting met oude, huidige en geplande nieuwbouw.
43 Bij onderzoek elders in de gemeente Nieuwegein zijn resten uit deze periode vaak direct onder de bouwvoor aanwezig (mondelinge mededeling dhr. R. van der Mark, 12 april 2017).
Hoewel dit voor de directe omgeving van het plangebied niet bekend is, bevinden archeologische resten zich dus minimaal onder het 70 cm dikke cultuurdek en mogelijk dieper.
4 Conclusie en aanbevelingen
Hieronder volgt de beantwoording van de onderzoeksvragen:
Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
Het plangebied maakt deel uit van de oude dorpskern van Jutphaas, die dateert uit de tweede helft van de 11e eeuw. In het plangebied zijn in ieder geval archeologische vondsten bekend uit de 14e eeuw en later. In de directe omgeving zijn archeologische vondsten bekend uit het neolithicum, ijzertijd-Romeinse tijd en de volle middeleeuwen-nieuwe tijd.
Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied?
In het plangebied bevindt zich naar verwachting een 60 à 70 cm dik fosfaatrijk ophoogpakket met daaronder een pakket (kom)klei dat met toenemende diepte zandiger wordt (oeverwalafzettingen) en overgaat in beddingzand. De bodem is ter hoogte van de huidige bebouwing (bouwvlak) tot ruim 1 m –mv (circa 0,95 m +NAP) afgegraven, waarbij de daaronder gelegen bodem tot 7,5 m –mv als gevolg van het gebruik van grondverdringende palen deels verstoord (18 m2) en/of vervormd (vermoedelijk minimaal 144 m2) zal zijn.
Wat is de specifieke archeologische verwachting voor het gebied?(indien mogelijk gespecificeerd naar aard, vindplaats(en) /periode(n)?
Aan het plangebied wordt een hoge verwachting toegekend voor archeologische waarden (met name nederzettingsresten, mogelijk graven en
vuursteenvindplaatsen) uit de ijzertijd-Romeinse tijd en de volle middeleeuwen- nieuwe tijd en een middelhoge verwachting voor het laat neolithicum B-
bronstijd. In het deel van het plangebied dat reeds bebouwd is, is de verwachting dat de bodem tot in de top van de natuurlijke ondergrond is verstoord, waardoor alleen diepere sporen uit de volle middeleeuwen-nieuwe tijd bewaard zijn gebleven. Derhalve wordt voor dit gebied de archeologische verwachting voor de volle middeleeuwen-nieuwe tijd bijgesteld naar middelhoog.
In hoeverre worden archeologische resten bedreigd en is vervolgonderzoek nodig en zo ja, in welke vorm?
Volgens de huidige plannen zal de bodem in een gebied van circa 720 m2 tot circa 80 cm –mv worden afgegraven (bouwvlak) en zullen daaronder
grondvervangende palen worden geplaatst. Hoewel de verstoring van deze palen slechts 5,6 m2 (oftewel 0,77 %) bedraagt, komt deze verstoring boven op de verstoring van de al aanwezige (grondverdringende) heipalen (18 m2 verstoord, circa 144 m2 vervormd).
Een groot deel van de nieuwbouw (circa 495 m2) valt binnen het gebied waar de bodem door de huidige bebouwing reeds tot ruim 1 m –mv (tot circa 0,95 m +NAP) is afgegraven en waar de ondiepe archeologische waarden reeds verstoord zullen zijn. De diepere archeologische waarden kunnen, ondanks de
aanwezigheid van heipalen, nog wel intact aanwezig zijn. Circa 225 m2 van het
geplande bouwvlak valt buiten de huidige bebouwing, waardoor hier zowel de archeologische waarden uit de volle middeleeuwen-nieuwe tijd als die uit het laat-neolithicum – Romeinse tijd nog intact aanwezig kunnen zijn.
Tot op heden zijn bovendien in het Kerkveld alleen archeologische vondsten verzameld. Gedegen onderzoek heeft tot op heden niet plaats gevonden, waardoor er weinig informatie bekend is over de dikte van het cultuurdek uit de volle middeleeuwen-nieuwe tijd en de diepte van het archeologische
sporenniveau uit het laat-neolithicum - Romeinse tijd. Derhalve wordt geadviseerd om de huidige bebouwing tot aan het maaiveld te slopen om verdere verstoring van de bodem te voorkomen en vervolgens een archeologische begeleiding van de verdere sloop- en graafwerkzaamheden uit te voeren. Bij dit onderzoek wordt geadviseerd om tevens een booronderzoek uit te voeren om de archeologische verwachting van de diepere ondergrond, die immers door de heipalen van de bebouwing verstoord (is en) wordt, te toetsen en aan te vullen.
Geadviseerd wordt om dit booronderzoek conform de boormethode C2 uit te voeren (gericht is op de opsporing van huisplaatsen met een strooiing van aardewerk). Bij deze methode worden boringen met een diameter van 12 cm gezet in een regelmatig verspringend grid van 17 x 20 m (met een minimum van 5 boringen in het plangebied) tot minimaal 25 cm in de top van de oeverwal van Jutphaas. De opgeboorde sedimenten worden verbrokkeld of versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren.44
Bovenstaand advies dient beoordeeld te worden door de bevoegde overheid (gemeente Nieuwegein) en leidt tot een selectiebesluit. Het rapport is op 8 mei 2017 door mw. L. Janssen van de gemeente Nieuwegein beoordeeld, waarbij bovenstaand advies grotendeels (sloop tot op maaiveld en archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden en een karterend booronderzoek) is overgenomen. Zij adviseert om het karterend booronderzoek, indien mogelijk, vóór de sloopwerkzaamheden uit te voeren om zo snel mogelijk inzicht te krijgen in de gesteldheid en aard van de bodem en de archeologische resten.45
44 Tol, Verhagen & Verbruggen 2012.
45 Schriftelijke mededeling mw. L. Janssen (gemeente Nieuwegein) 8 mei 2017.
5 Geraadpleegde bronnen
Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland.
De Hogere niveaus. Centrum voor Landbouwpublikaties en Landbouwdocumentatie, Wageningen.
Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s. (Fysische geografie van Nederland). Koninklijke Van Gorcum, Assen.
Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Koninklijke Van Gorcum, Assen.
Blijdenstijn, R., 2015. Tastbare Tijd. Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht. Provincie Utrecht.
Blom, J.M., 2013. Nedereindseweg 30 te Nieuwegein. Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek. ADC Rapport 3394. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Bosch, J.H.A. & H. Kok, 1994. Toelichtingen bij de geologische kaart van Nederland 1:50.000. Blad Gorinchem West (38W). Rijks Geologische Dienst, Haarlem.
CCvD, 2016. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems, versie 4.0. Structuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), Gouda.
Cohen, K.M. et al., 2012. Rhine-Meuse Delta Studies’ Digital Basemap for Delta Evolution and Palaeogeography. Dept. Physical Geography. Utrecht University.
Fafianie, A.M., R.E.T.M. Rijntjes & M.P. van der Wiel, 2002. Nieuwegein.
Geschiedenis en architectuur. Monumenten-inventarisatie provincie Utrecht.
Uitgeverij Kerckebosch BV, Zeist.
Gemeente Nieuwegein, 2012. Richtlijnen voor het uitvoeren van een bureauonderzoek in de gemeente Nieuwegein, versie 1.
Harbers, P., 1981. Bodemkaart van Nederland. Schaal 1:50.000. Toelichting bij kaartblad 38 Oost Gorinchem. Stiboka, Wageningen.
Kloosterman, P., J. Sprangers & J.A.T. Wijnen, 2011. Een gestapeld verleden.
Gemeente Nieuwegein. Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart.
RAAP-rapport 2145. RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, Weesp.
Kok, R.S., et al. 2013. Jonge stad, oude kwaliteiten. Een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en
stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein. RAAP-rapport 2538.
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., Weesp.
NVO Kerkveld, 2017. Bureauonderzoek Archeologie tbv sloop en nieuwbouw Kerkveld 63 te Nieuwegein .d.d. 2 februari 2017. Concept.
RCE, 2016. Handreiking paalfundering in een archeologievriendelijk bouwplan.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort.
Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2012. Leidraad Inventariserend veldonderzoek. Deel : karterend booronderzoek. SIKB.
Sleijpen, E. & C. van Eijk, 2012. Beleidsnota archeologie gemeente Nieuwegein.
Van vondst naar verhaal. Versie 2.1. Gemeente Nieuwegein.
Verbreack, A., 1984. Toelichtingen bij de geologische kaart van Nederland 1:50.000. Blad Tiel West (39W) en blad Tiel Oost (39O). Rijks Geologische Dienst, Haarlem.
Verbreack, A., 1990. Toelichtingen bij de geologische kaart van Nederland 1:50.000. Blad Gorinchem Oost (38O). Rijks Geologische Dienst, Haarlem.
Geraadpleegde kaarten en afbeeldingen
Adviesburo Bekendam & Partner, 2016. Nieuwbouw 12 woningen plan Kerkveld Jutphaas te nieuwe gein. Fundering.
Blonk + Heuvelink Architekten, 2003. Verbouw Buurthuis ‘Kerkveld’. Kerkveld 63, Nieuwegein. 12-06-2003. Nieuwegein.
Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Kaartblad 31 Oost Utrecht. 1970. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.
Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Kaartblad 38 Oost Gorinchem. 1981.
Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.
Dienst van het kadaster en de openbare registers, 2017. Apeldoorn.
Geologische kaart van Nederland 1:50.000, Kaartblad Gorinchem Oost (38O), 1990. Rijks Geologische Dienst, Haarlem.
Ingeneursbureau W.C. Vis, 1977. Buurthuis Kerkveld. Architecten atelier Kaper brommer en de Soeten. 30-9-1977.
Kadasterkaart (minuutplan en OAT), 1811-1832, te raadplegen via Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl.
Topographische en Militaire kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, 1839- 1859. In: Grote Historische Provincie Atlas 1:50.000. I West-Nederland 1839-1859. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties bv, Groningen.
Geraadpleegde websites
AHN2, Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Te raadplegen via ArcGIS Online, http://www.arcgis.com, april 2017.
ArcGIS Online, http://www.arcgis.com, april 2017.
ARCHISIII, het archeologisch registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, downloadbare dataset en
http://zoeken.cultureelerfgoed.nl, april 2017.
Bodemloket, http://www.bodemloket.nl, april 2017.
DINOLoket, Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond, http://www.dinoloket.nl, april 2017.
Historische Kring Nieuwegein, Jutphaas,
http://www.museumwarsenhoeck.nl/home-3/historie/jutphaas/, april 2017.
Topotijdreis, over 200 jaar topografie, http://www.topotijdreis.nl, april 2017.
Overige bronnen
Mondelinge mededeling dhr. R. van der Mark (Historische Kring van Nieuwegein) 12 april 2017.
Schriftelijke mededeling mw. L. Janssen (gemeente Nieuwegein) 8 mei 2017.
Bijlage 1
Funderingsplan nieuwbouw
Bijlage 2
Geologische en archeologische tijdvakken
Bijlage 2: Geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom (jr) 0 = 1950 n.
Chr.
Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie
11.650
Kwartair Laat
Holoceen (warme periode) 1
Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld
(fluviatiel)
Formatie van Boxtel (eolisch en lokaal terrestrisch) Formatie van Beegden (Maas) 12.850
Pleistoceen Laat Weichselien (ijstijd)
Laat- Weichselien
(Laat- Glaciaal)
Late Dryas (koud)
2
Formatie van Kreftenheye
(Rijn)
13.900 Allerød
(warm) 14.030
Vroege Dryas (koud) 14.640
Bølling (warm)
30.000
Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat- Pleniglaciaal
(zeer koud)
3 60.000
Midden- Pleniglaciaal
(koud)
75.000
Vroeg- Pleniglaciaal
(zeer koud) 4
117.000
Vroeg- Weichselien (gematigd koud)
5a 5b 5c 5d
130.000
Eemien
(warme periode) 5e
Eem Formatie (marien, lagunair en
lacustrien)
370.000
Midden Midden
Saalien
(ijstijd) 6-10
Formatie van Drente (Glaciaal) Formatie
van Urk (Rijn) 410.000
Holsteinien
(warme periode) 11
475.000
Elsterien
(ijstijd) 12
Formatie van Peelo (Glaciaal)
850.000
Cromerien
(warme periode) 13-
22
Formatie van Sterksel
(Rijn)
Formatie van Stamproy (eolisch en lokaal terrestrisch) 2.600.000
Vroeg Vroeg Pre-Cromerien 23-
104
Chrono-, zuurstofisotopen- en lithostratigrafie voor Noordwest-Europa naar De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Berendsen (2008) en Cohen et al. (2009). Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor Cultuurhistorisch Erfgoed (RCE). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2008). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Ouderdom (kal.
jaren BP1)
14C
jaren Chronostratigrafie Pollen
zones Vegetatie Archeologische perioden (kal. jaren v/n. Chr.)
450
1250
Holoceen Laat Subatlanticum (koeler Vochtiger)
Vb2
Loofbos, waarbij eik en els overheersen;
haagbeuk vanaf Vb1 (>1%); vanaf Vb2 veel cultuurplanten
(rogge, boekweit, korenbloem)
nieuwe tijd (1500-heden)
1150 middeleeuwen
(450-1500 n. Chr.) 1500
1950
Vb1
1962
Romeinse tijd (12 v.Chr. – 450 n. Chr.)
2750
2900
Va
ijzertijd (800 – 12 v. Chr.)
3050
bronstijd (2000 – 800 v. Chr.) 3950
5000
Midden
Subboreaal (koeler Droger)
IVb Loofbos.
Eik, els en hazelaar overheersen;
beuk vanaf IVb >1% en grotere invloed
landbouw (granen) 5700
IVa
neolithicum (5300 – 2000 v. Chr.)
7250
8000
Atlanticum (warm
Vochtig) III
Loofbos eik en els overheersen,
relatief veel iep en linde. Het percentage
den neemt af 8700
mesolithicum (8800 – 5300 v. Chr.) 10.250 9000
Vroeg
Boreaal
(warmer) II
Den overheerst, daarnaast hazelaar, eik,
iep, linde, es
10.750
10.150
Preboreaal
(warmer) I Eerst berk en later
overheerst de den 11.650
laat-paleolithicum (35.000 – 8800 v. Chr.) 12.850 10.950
Laat-Pleistoceen Weichselien (ijstijd)
Laat- Weichselien (Laat-Glaciaal)
Late Dryas LW III Parklandschap (subarctisch)
13.900 11.900 Allerød LW II Dennen- en
berkenbossen
14.030 12.100 Vroege Dryas
LW I
Open parklandschap
14.640 12.450
Bølling Open vegetatie met
kruiden (bijvoet) en berkenbomen
35.000 (v. Chr.)
14C-methode loopt tot 43.000 jaar BP
Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)
Perioden met een poolwoestijn en perioden met een
toendra 75.000
midden-paleolithicum (300.000 – 35.000 v. Chr.) 117.000
Vroeg- Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Perioden met bos en perioden met een
subarctisch open landschap
130.000
Eemien
(warme periode) Loofbos
300.000 (v. Chr.) Midden- Pleistoceen
Saalien (ijstijd)
Maximale ijsuitbreiding Scandinavische ijskap
tussen 200.000 en
130.000 jaar BP vroeg-paleolithicum (tot 300.000 v. Chr.)