• No results found

Garage Notweg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Garage Notweg"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OH3

www.studio-oh3.nl NDSM-werf www.ndsm.nl

Meesteropleiding Coupeurs www.meesteropleidingcoupeur.nl

Modestraat

www.broedstraten.nl

Muziekstraat

www.stichtingmuziekstraat.nl Mediamatic

www.mediamatic.net

Old School

www.oldschoolamsterdam.com

Ondertussen in de Kweekschool www.ondertussenamsterdam.nl

Oud Nico

aba@amsterdam.nl

OT301 www.ot301.nl

Pakhuis De Zwijger www.dezwijger.nl

PAKT www.pakt.nu

Petersburg

Plantage Doklaan www.plantagedok.nl

Podium Mozaiek www.podiummozaiek.nl

Raamgracht Chiellerie

Retort

www.retortproject.nl

Rietwijker

www. urbanresort.nl Quarantainegebouw www.kunstinquarantaine.nl

Sieraad, Het www.het-sieraad.nl

Splendor

www.splendoramsterdam.nl

Stuart

www. urbanresort.nl A-lab

www.a-lab.nl

De Heining www.heining.nl

Halte Zamenhofstraat Noordwaarts www.haltezamenhofstraat.nl

Berberisstraat www.deijsbrand.nl

De Honigfabriek www.honigfabriek.nl

Het Aardappelpakhuis www.hetaardappelpakhuis.nl

Bogotá

www.broedplaatsbogota.nl

De Inktfabriek www.inktfabriek.nl

HW10 - pareltje in Slotervaart www.urbanresort.nl

Bonte Zwaan www.bontezwaan.nl

De Kauwgomballenfabriek www.kauwgomballenfabriek.nl

Koch

www.urbanresort.nl

BOUW

facebook.com/broedplaatsbouw

De Vlugt

www.broedplaatsdevlugt.nl

Kraijenhoff www.kraijenhoff.nl

Chrysantenstraat De Wittenstraat www.wittenplaats.nl

Krelis Louwenstraat

www.amsterdamsecompagnie.nl

Cinetol www.cinetol.nl

Diderotstraat Krux

www.kruxamsterdam.eu

Costa Rica www.urbanresort.nl

Echtenstein www.oazo.nl

LAB111 www.lab111.nl

Cruquiusgilde www.cruquiusgilde.nl

Fenix

www.broedplaatsfenix.nl

Lely

www. urbanresort.nl

De 1800 Roeden www.1800roeden.nl

Fort Knox

www.urbanresort.nl

Lizzy

www.urbanresort.nl Concertgemaal

info@concertgemaal.nl

DW10

www.fortress.nl

Kunstplint Florijn OCCII

www.occii.org

Oostblok / Pleintheater www.oostblok.nl

Rijkshemelvaart

www.rijkshemelvaart.com

Ruigoord www.ruigoord.nl

Volta

www.voltaamsterdam.nl

Vrankrijk www.vrankrijk.org Teatro Munganga www.munganga.nl

Tetterode

www.woonwerkpandtetterode.nl

VLLA www.vlla.nl

WG terrein www.wg-terrein.nl

Zaal100 zaal100.nl

(2)
(3)

De Commissie Ateliers en Woonwerkpanden Amsterdam bestaat tien jaar. Tien jaar visiedocumenten beoordelen en kunstenaars toetsen, tien jaar in gesprek met Bureau Broedplaatsen over woon- en werkplekken voor creatieven in de stad. Dit moment willen we gebruiken om vooruit te kijken. Amsterdam groeit, de druk is hoog. Oude panden raken op, kunstenaars worden uit de stad verdreven door de hoge huurprijzen. Waar de kraaktijd en de crisis ruimte boden voor experiment, blijkt de hoogconjunctuur weerbarstig. Tegelijk voelt iedereen de noodzaak om te werken aan een inclusieve stad met gemengde wijken. Er moeten nieuwe manieren gevonden worden om ruimte te bieden aan kunstenaars, aan makers, om te werken en om te wonen.

We richten ons in dit magazine op het maken van broedplaatsen in nieuwbouw. De gemeente Amsterdam schrijft tegenwoordig broedplaatsen voor aan partijen die op gemeentegrond nieuwbouwprojecten realiseren. Dat is een mooie manier om ook op de dure plekken van de stad ruimte te bieden voor kunstenaars. Want voor het behouden van creatieven in de stad zal er zowel betaalbare werk- als woonruimte moeten worden gerealiseerd, bij voorkeur in combinatie. In gesprek met ontwikkelaars, kunstenaars, broedplaatsontwikkelaars en beschouwers zien we dat ieder zijn eigen manier van kijken en van werken heeft. Samenwerking tussen partijen is essentieel.

Ontwikkelaars weten alles van vastgoed, maar weten onvoldoende hoe je een com- munity bouwt. Kunstenaars weten wat voor ruimte ze nodig hebben, maar zijn geen vastgoedontwikkelaars. De belangrijkste les van alle gesprekken die we hebben gevoerd is dat we elkaar nodig hebben om een succesvolle broedplaats te maken en in stand te houden.

Ruimte delen is daarom het motto van het magazine: niet alleen fysieke ruimte, maar ook denkruimte. De commissie zelf is een mix van kunstenaars, broedplaats- makers, stedelijke experts. Dat levert regelmatig verhitte discussies op, maar we gaan elkaar wel beter begrijpen. De veelheid aan doelgroepen is de insteek van dit magazine. We hebben de artikelen in dit magazine een kleurcode gegeven die aangeeft welke doelgroep aan het woord is. Lees vooral de artikelen van de andere doelgroep, dan gaan we elkaar beter verstaan en maken we samen de mooiste duurzame woonwerk- en leefgemeenschappen.

Tess Broekmans en Nienke Jansen

Van de redactie

(4)

Doelgroepen

Kunstenaars

Een van de grootste doelgroepen van de broedplaatsen zijn kunstenaars. De kunstenaar is vaak niet in staat een kostprijs dekkende huur te betalen. Het is voor Amsterdam van belang om kunstenaars in de stad te behouden, want kunstenaars verbeteren het vestigings- klimaat van de stad en ontwikkelen innovatieve plekken met hun beeldende vermogen.

Kunstenaars

Jan Rothuizen - Pagina 12

Studenten Rietveld academie - Pagina 46 Raquel van Haver - Pagina 50

Creatief collectieven

Tijn Hoyng (Je m’appelle) - Pagina 18 Amsterdam Alternative - Pagina 34

Femke Ravensbergen (Bajesdorp) - Pagina 38 Ben Minnema (Heesterveld) - Pagina 52

Vastgoed

ontwikkelaars

Edward Zevenbergen (BPD) - Pagina 14 Marien de Langen (Stadgenoot) - Pagina 20 Manoj Bernard (Stadgenoot) - Pagina 20 Ronald Huijkeshoven (AM) - Pagina 36 Rob van der Leij - Pagina 42

Martijn Blom (Kleiburg) - Pagina 58

Broedplaats ontwikkelaars

Floor Ziegler - Pagina 14

Simon van Dommelen - Pagina 24 Maarten Meurkens - Pagina 42 Micha Wijngaarde - Pagina 42 Jaap Draaisma - Pagina 58

Gemeente Amsterdam

Martijn Braamhaar - Pagina 06 Jaap Schoufour - Pagina 36 Thomas Bokeloh - Pagina 58 Timo Loman - Pagina 58

Beschouwers

Felix Rottenberg - Pagina 08 Eric Duivenvoorden - Pagina 26 Collectieven

Het Amsterdamse broedplaatsenbeleid gaat ervan uit dat de doelgroep zelf initiatieven neemt. Groepen kun- stenaars, doeners en creatieve ondernemers kijken zelf waar zij zich willen vestigen en bepalen wat er nodig is om dat te realiseren. Zo zijn er in Amsterdam ook vanuit eigen initiatief en succesvolle kraakacties, broedplaatsen ontstaan. Deze plekken zijn na een kraakperiode gelega- liseerd en door de groep zelf aangekocht of gehuurd.

De gebouwen zijn met subsidie van broedplaatsen gerenoveerd en aangepast aan de brand- en veilig- heidsvoorschriften. Voorbeelden hiervan zijn Ruigoord (huur), Plantage Doklaan (koop), OT301 (koop), Ba- jesdorp. Er zijn natuurlijk ook initiatieven die zonder gebruik van broedplaatsensubsidie een succesvol bestaan hebben opgebouwd. Voorbeelden hiervan zijn Zaal 100, WG terrein en Tetterode.

Broedplaatsontwikkelaars

Broedplaatsontwikkelaars ontwikkelen en beheren broedplaatsen voor kunstenaars, ambachtslieden, zzp’ers en starters. De broedplaatsen bieden plekken om te werken en te experimenteren op artistiek, sociaal en maatschappelijk vlak. Deze plekken kunnen zowel tijdelijk als permanent van aard zijn. Belangrijke kenmerken zijn dat de huur laag is en de betrokkenheid van de huurders hoog. Ontwikkelaars beheren niet één maar meerdere plekken in de stad. Voorbeelden van broed- plaatsontwikkelaars zijn Urban Resort, Meurkens en Meurkens, Stichting Leegstand Oplossers Amsterdam (LOLA) en Stichting Crealisatie.

Vastgoedontwikkelaar

De markt, commerciële partijen, woningbouwcorporaties.

De afdeling Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam geeft vorm aan de groei en ontwikkeling van Amsterdam en realiseert daarmee gemeentelijke doelstellingen op het terrein van gebieds- en vastgoed- ontwikkeling.

Gemeente

Het nieuwe stadsbestuur zet voor 2018-2022 het atelier en broedplaatsenbeleid voort. Voor deze periode wordt jaarlijks een bedrag van drie en een half miljoen euro vrijgemaakt.

Bureau Broedplaatsen

Bureau Broedplaatsen heeft de bestuurlijke opdracht om meer broedplaatsen te creëren, bijvoorbeeld door leegstaand vastgoed tot een broedplaats te transformeren.

Het bureau werkt hierin samen met de creatieve ondernemers, stadsdelen, centrale diensten, corporaties, makelaars, ontwikkelaars en banken.

Bureau Broedplaatsen heeft een team van vijf project- managers en een groot netwerk van experts tot haar beschikking. Daarnaast is er een borgstellingsregeling voor leningen bij de Triodosbank en een subsidieregeling.

Bureau Broedplaatsen ondersteunt broedplaatsontwik- kelaars en initiatiefnemers om de huisvesting te realiseren.

Het bureau vervult een gidsrol in de gemeentelijke organisatie op het gebied van vergunningen en biedt expertise over de organisatie van een broedplaats, het maken van een (bouw)plan voor een pand en adviseert over de exploitatie en het beheer van een pand en de brandveiligheid.

(5)

Afwijkende dingen

maken de stad leuk

Bij de gronduitgifte voor nieuwbouw worden broedplaatsen naast winkels en horeca een vast onderdeel. Wat kunnen we volgens de nieuwe programmamanager van Bureau Broedplaatsen Martijn Braamhaar bereiken met deze broedplaatsen en dit nieuwe instru- ment? En wat kan Bureau Broedplaatsen doen om het proces en de invulling te faciliteren?

Braamhaar: “In de nabije toekomst worden er onge- veer tien broedplaatsen in nieuwe stukken stad gebouwd. Aan de ene kant is het is natuurlijk fantastisch dat dit ge-

beurt, aan de andere kant is dit slechts een klein onderdeel van het hele palet van wat Bureau Broed- plaatsen gaat doen. Als het gaat om nieuwbouw zal het niet echt om het rauwe randje van de stad gaan. We willen dan ook kijken hoe Bureau Broedplaatsen zich kan inzetten om bestaande broedplaatsen te behouden of plekken te bestendigen als broedplaats. We streven ernaar de diversiteit van broedplaatsen binnen de stad te waarborgen.”

Het gevaar van broedplaatsen die opgenomen worden in tenders is, volgens Braamhaar, dat het allemaal dezelfde aangeharkte plekken worden. “Terwijl we juist streven naar diversiteit. In nieuwe gebieden zullen de gebouwen erg op elkaar lijken. Dus moeten we extra ons best doen bij de invulling. Het is onze taak om dit

goed te faciliteren en te coördineren, zodat ook het alternatieve en vrije hier aanwezig kan zijn. Daarbij speelt de vraag met wie je in zee gaat. In veel gevallen zullen de grotere

broedplaatsontwikkelaars zoals Urban Resort aan tafel zitten, de vraag is of we hiermee diversiteit waarborgen.

Grotere ontwikkelaars hebben veel ervaring met het organiseren en beheren van dit soort plekken en zijn simpelweg gemakkelijke gesprekspartners voor de vastgoedontwikkelaars. Want laten we wel wezen: een broedplaats maken is veel gedoe. Bureau Broedplaatsen heeft het nieuwe beleid aangejaagd en we zullen het dus ook moeten waarmaken. Wij moeten de juiste partijen met elkaar matchen en zorgen dat er ook echt

“Je moet plekken tijd geven om eigen te worden. Als het nieuw is lijkt het allemaal op elkaar”

Martijn Braamhaar Gemeente Amsterdam

Foto’s linkerpagina:

Lola Lik

© LOLA

Koch

© Urban Resort

Costa Rica

© Urban Resort

Fort Knox

© Urban Resort

Volkskrantgebouw

© Urban Resort

Stuart

© Urban Resort

Radion

© Catharina Gerritsen

Foto’s rechterpagina:

OT301

© Ivo Schmetz

Contact

© Tess Broekmans

HW10

© Urban Resort

Rietwijker

© Urban Resort

iets gebeurt en wordt gebouwd.”

“De plekken die we in tenders gaan realiseren, zullen er realistisch gezien pas over vijf jaar zijn. We moeten rekening houden met het feit dat de houd- baarheid van een broed- plaatsinitiatief beperkt is.

Als er geen zicht is op een fysieke plek binnen afzienbare tijd verdwijnt de energie. Volgens mij

heb je niet per sé een collectief nodig, maar één of twee mensen die de kar trekken.”

Braamhaar heeft een idee om een soort klankbord- groep in het leven te roepen voor het bepalen van de inhoud en het bewaken van de diversiteit van nieuwe plekken. Hij denkt aan het organiseren van een serie laboratoriumsessies voor het ontwikkelen van een visie voor deze nieuwe broedplaatsen in tenders. “Stel, je hebt een nu nog oningevuld gebied waar je als cultureel

ondernemer in de toekomst iets wilt doen. Hoe moet het gebouw eruit zien? Welke partijen heb je nodig? En wat staat er in een gedegen ondernemingsplan? In de LAB Broedplaatsen sessies, georganiseerd vanuit de gemeente, kunnen initiatieven en ontwikkelaars wer- ken aan documenten voor deze nieuwe broedplaatsen in tenders. Op deze manier kunnen we ons ervan ver- zekeren dat iedere broedplaatsontwikkelaar een eigen insteek heeft. Daarnaast is het belangrijk om goed te kijken hoe we ons kunnen inzetten om ook de bestaande plekken te bestendigen. Zo kunnen we de diversiteit aan broedplaatsen in de stad garanderen.”

(6)

De encyclopedie het XYZ van Amsterdam, editie 2008, is een fascinerend naslagwerk voor iedereen die de geschiedenis van de stadsuitbreiding door de eeuwen heen wil begrijpen.

De groei van Amsterdam voltrok zich in golfbewegingen, nog steeds. Indrukwekkend is hoe verreikend de visie van bestuurders en stadstimmermannen vaak waren.

Denk aan het uitbreidingsplan, de grote stadsuitleg, van 1613, die twee eeuwen lang maatgevend was.

De opstellers van dit zogenaamde halve maanvormplan, burgemeester Frans Hendrickszn. Oetgens en stad- stimmerman Hendrick Staets, verbonden de drie hoofdgrachten door dwarsgrachten en dwarsstraten.

Zij ontwierpen de volksbuurten Jordaan, Leidsebuurt en Weteringbuurt. Het volgende moment waarop, na Oetgens, de stad weer als geheel werd beschouwd was het Grote Plan voor Zuid van Hendrik Petrus Berlage uit 1917. Berlage baseerde zich op de organische groei van de stad. Interessant is ook de studie van Sam van Emden, verbonden aan de afdeling Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam. In zijn Amsterdams toekomstige gedaante wordt de basis gelegd voor het Algemeen Uitbreidingsplan van 1935. Voor een nieuwe generatie stedenbouwers als Cor van Eesteren en Jacoba Mulder, werkzaam bij de dienst Publieke Werken, was het AUP de leidraad bij het ontwerpen van de westelijke tuinsteden, het Amsterdamse Bos, Buitenveldert en de Bijlmermeer.

Waarom zover terug kijken naar de geschiedenis van de Amsterdamse stedenbouw in een voorwoord van een belangwekkende publicatie over tien jaar CAWA, ofwel tien jaar atelier en broedplaatsen beleid? CAWA is een officiële commissie, ingesteld door het stads- bestuur. Interessant is dat het CAWA gezelschap naast haar formele taken op vele deuren klopt om te

bewerkstelligen dat een urgente opgave, het permanent

realiseren van ateliers en (woon)werkpanden, niet ondersneeuwt, omdat andere prioriteiten meer aandacht van stadsbestuur krijgen. Het is knap wat CAWA en de met haar samenwerkende partners als Urban Resort voor elkaar gekregen hebben in een stad waar iedere vierkante meter nu bevochten wordt.

Terugkijken helpt om te leren van de geschiedenis.

Weinigen weten dat het Amsterdamse Bos een initiatief van de natuurbeschermer Jac. P. Thijsse was. Volgens hem had Amsterdam dringend behoefte aan een ‘groene long’. Hij was zijn tijd ver vooruit met zijn visie dat een grote stad als Amsterdam een ecologisch paradijs no- dig heeft als tegenwicht voor vervuilende industrie en autogassen. Het idee van Thijsse werd door de Amsterdamse gemeenteraad in 1928 overgenomen, het Bosplan werd ontworpen door Van Eesteren en Mulder, met 67 schitterende houten bruggen van Amsterdamse Schoolarchitect Pieter Kramer. Het bos is uniek voor Europa, met een oppervlakte van twintig keer het Vondelpark, enkele malen groter dan het Kensington Garden en Hyde Park in London samen en even groot als het Bois de Boulogne in Parijs.

Anno 2019 staat Amsterdam weer voor een schaal- sprong. ‘Amsterdam als ongedeelde stad’ dreigt aangetast te worden door de steeds duurder wordende stad. Het aanbod van woningen voor starters, lage en modale inkomensgroepen is schaars. Ateliers, oefenpodia, woon- en werkruimten voor kunstenaars worden sluitpost. Anders gezegd, ‘de long met de kleuren van de regenboog’ - symbool voor kunstenaars: musici, acteurs, dansers, beeldhouwers, schilders, ontwerpers en uitvinders - raakt ernstig bekneld. De zorgen zijn terecht: zit Amsterdam op slot in 2024? Groepen en individuen in de marge leggen het dan af tegen instituties en gevestigde belangen die minder waarde hechten aan het belang van kunst en cultuur. Toen in

Amsterdam heeft regenbooglongen nodig

Illustratie:

Overzicht van gemeentelijke ateliers, broedplaatsen, ateliers marktpartijen en vrijplaatsen in Amsterdam in 2018.

“Amsterdam als ongedeelde stad dreigt aangetast te worden door de steeds duurder wordende stad.”

Felix Rottenberg Beschouwer

Felix Rottenberg

(7)

2010 de staatssecretaris van Cultuur, Halbe Zijlstra, een bezuiniging van een kwart miljard op de Cultuur en Kunstbegroting aankondigde, compenseerde het stadsbestuur in Amsterdam dat geenszins, ze bezuinigde – weliswaar percentueel een kleiner bedrag - eveneens op de kunstenbegroting. De waarschuwing is duidelijk.

De bescherming van kunst en cultuur is nooit vanzelf- sprekend.

De komende decennia zal in Amsterdam de zogenaamde schaalsprong uitgevoerd worden, van de IJ-oevers tot Duivendrecht, van Zaanstad tot Zuidas. Dit gebeurt vooral door verdichting en transformatie van werk- gebieden naar stedelijke gebieden. Zo zal Haven-Stad in het noordwesten van Amsterdam in twintig jaar uitgroeien tot een echte stad-in-de-stad, met een doorgroei van 40.000 naar 70.000 inwoners. Ter vergelijking: Amsterdam Zuidoost telt nu ruim 85.000 inwoners. Al die nieuwe buurten kunnen integraal ontworpen worden, met ruimte voor ‘de groene long’

én voor de ‘regenbooglong’. Het ruige randje dat het werkgebied met zich mee brengt is de ideale voedings- bodem voor creativiteit. Dat kan op alle mogelijke manieren: in bestaande werkpanden, inpandig in de plinten van woonflats, waar tenminste een 10%-regeling moet gelden. Maar dat wekt nog teveel de indruk dat de prioriteit van ateliers en broedplaatsen wordt afgekocht. Haven-Stad zou zich ook kunnen manifesteren als de regenbooglong van de stad. Daarbij kan een stadsbouwmeester wonderen verrichten. In samen- spraak met CAWA, kwartiermakers en gebruikers van broedplaatsen kan zij of hij opdrachten uitschrijven voor ontwerpen van kleine en grote ateliercomplexen.

En vooral als bewoners betrokken raken bij initiatieven van kunstenaars, kan Haven-Stad zich ontwikkelen tot een betoverende stad-in-de-stad. Want ateliers en broedplaatsen in de buurten en straten vervullen een verbindende rol. Dat is voor de duurzame, sociale en culturele vernieuwing van Amsterdam van magnifieke betekenis.

Illustratie:

In de koers 2025 heeft de gemeente onderzocht waar gebiedsontwikkeling plaats kan vinden.

“De long met de kleuren van de regenboog’ - sym- bool voor kunste- naars: musici,

acteurs, dansers, beeldhouwers, schilders, ontwer- pers en uitvinders - raakt ernstig

bekneld.”

Felix Rottenberg Beschouwer

(8)

Foto:

OT301, Overtoom 301

© Anne Huijnen

Illustratie:

Atelier Jan Rothuizen

© Jan Rothuizen

(9)

Wat is de meerwaarde van samenwerken met creatievelingen bij stedelijke ontwikkeling?

Zevenbergen: “Rare mensen maken van de buurt een gewilde buurt. Een broedplaats of soortgelijke plek

De broedplaats van de toekomst

“Je krijgt pas een nieuwe stad als je mensen vanaf dag één bij gebiedsont- wikkeling betrekt.

Meer naar het ge- bied kijken, naar wie en wat er aan- wezig is daarmee verbinden.”

Floor Ziegler

Broedplaatsontwikkelaar

Woningen

Collectieve ruimte

Overdag voor werken

Openbaar café

’s Avonds voor woningen

Werkkast

Werkkast

Werkkast

Werkkast

moet een toegevoegde waarde hebben als sociaal bindmiddel. Het is laagdrempelig, een leuke alternatieve plek om bij elkaar te komen. Deze waarden zijn in sommige gevallen al aanwezig in een gebied. Dan is het de moeite

Verbinding is het belangrijkste woord in de vocabulaire van Floor Ziegler. Met een achtergrond in de klassieke muziek werkt ze nu als stadmaker in stadswijken in heel Nederland.

Als initiatiefnemer van het Stadmakerscentrum staat ze aan de wieg van succesvolle projecten als de Noorderparkkamer, Broedstraten en broedplaats Het Concertgemaal. Door creativiteit te activeren in een buurt ontstaan er nieuwe culturele voorzieningen, ontmoetingsplekken en leefbare wijken. Haar bottom-upaanpak zorgt ervoor dat er nieuwe gemeenschappen ontstaan en bestaande gemeenschappen hechter en zelfstandiger worden. Ze zet haar kennis ook in bij nieuwbouwprojecten. Zo kwam ze in contact met projectontwikkelaar Edward Zevenbergen, directeur van BPD Gebiedsontwikkeling, die graag samenwerkt met kunstenaars en creatieve ondernemers bij stedelijke ontwikkeling.

waard om te kijken of dit ook een plek kan krijgen in het nieuwe plan.”

Ziegler: “Creatievelingen kunnen verbinden, grensver- leggend zijn, starre systemen openbreken. Je hebt de juiste mensen nodig om iets in gang te zetten. Grofweg heb je twee types: autonome zelfwerkers en creatieve verbinders. Je hebt beide groepen nodig. Een verbinder kan van alles zijn, een stadmaker zoals ik maar ook een muzikant die muziekles geeft. Door te doen wat ze doen geven creatievelingen al iets terug aan de buurt.”

Hoe vind je initiatieven die passen bij de stedelijke ontwikkeling?

Ziegler: “In de tenderfase wandel ik door de buurt om erachter te komen welke thema’s er leven. Culturele partijen zitten te veel op hun eigen eilandjes, de tender is een manier om dat te verbinden. Ik zoek niet alleen in de buurt maar probeer ook externe partijen te betrekken. Je krijgt pas een nieuwe stad als je mensen vanaf dag één bij gebiedsontwikkeling betrekt. Je moet kijken naar wie en wat aanwezig is en een gebied daar- mee verbinden. Van onderop. Daarnaast moet je ruimte creëren in het concept: tuinen en collectieve ruimtes.

Liefst ook woningen, creatieven die er ook wonen zorgen voor duurzame verbinding met de andere bewoners.”

Je hebt dus mensen nodig die het contact leggen tussen al die partijen. Hoe betaal je die?

Zevenbergen: “Bij nieuwbouw is dat nog niet gedaan.

Een grote schaal en een lange looptijd zijn essentieel om de kwartiermaker te kunnen betalen. BPD is bezig met een beleggingsfonds voor middenhuur, waaruit dan de kwartiermaker kan worden betaald. Voor het vastgoed is 24/7 gebruik het uitgangspunt. Als de ruimte goed wordt gebruikt is het exploitabel. We ontwerpen nu de broedplaats van de toekomst, bijvoor- beeld voor een tender in Leidsche Rijn in Utrecht.

Lokale partijen, bewoners en bedrijven vinden elkaar daar, dat is een andere rol dan de broedplaatsen nu hebben.”

Hoe ziet een broedplaats van de toekomst er in jullie plannen uit?

Zevenbergen: “Ik noem het werkkasten: kleine ruimtes waarin je dingen kunt uitproberen. Als het slaagt ga je verder, groter. Om het betaalbaar te houden moeten de ruimtes niet te groot zijn en deel je wat je kunt delen.

Denk aan de miniwinkels die je in Azië wel ziet, helemaal vol met verschillende spullen. Die combineren we met een gemeenschappelijke ruimte, een uitloop-

en ontmoetingsruimte voor de creatieven en voor de bewoners. ’s Avonds en in het weekend kan die gebruikt worden door de bewoners van het pand, voor huiswerkbegeleiding of een feestje. Met een openbaar café erbij wordt het helemaal goed, dan heb je een publieke functie en is er altijd goede koffie. De grond- kosten moeten wel nul zijn om dat mogelijk te maken.”

Wanneer weet je of een project geslaagd is?

Zevenbergen: “Plekken waar creatieven lang kunnen blijven zijn essentieel. Als je tien jaar in een wijk woont worden de verbindingen pas zichtbaar. Je ziet pas na vijftien jaar of een wijk geslaagd is. En het kan niet overal: als een straat van niks naar nergens loopt kan ik wel proberen om de goede functie te vinden, maar dan wordt het niks.”

Ziegler: “Wat lastig is, is dat het gebouw er in de tender nog lang niet is. Je moet de energie vasthouden tijdens de lange ontwikkel- en bouwfase. Ideaal is als je dat kan doen op de plek zelf, bijvoorbeeld met een tijdelijk paviljoen.”

Zevenbergen: “Dit gaat ook waarde toevoegen op een ander niveau: we worden steeds eenzamer op jongere leeftijd, we moeten de mensen uit de torens naar beneden halen. Waar ontmoet je elkaar? Met broedplaatsen en het ontwikkelen van meer collectieve ruimte doorbreek je effectief die individualisering van de mens.”

In de broedplaats van de toekomst is veel ruimte voor delen: de collectieve ruimte is de centrale plek waar divers gebruik mogelijk is.

(10)

Foto boven:

OT301, Overtoom 301

© Leon Hendrickx

Foto links groot:

Lizzy, Lizzy Ansinghstraat 86

© Urban Resort

Foto links klein:

Lizzy

© Catharina Gerritsen

(11)

Zo realiseerde Hoyng op eigen kracht en zonder subsidie van Bureau Broedplaatsen Je m’appelle Company, een woon-werkcollectief in de Krommertstraat. Acht appartementen en een gemeenschappelijke ruimte op de begane grond vormen een woon-werkgemeenschap voor vijfentwintig jonge mensen die werken als architect, (grafisch) ontwerper, concept ontwikkelaar of art director. “Zzp’ers met een startup, maar ook mensen met een creatieve functie bij grote kantoren. Zij betalen achthonderd euro per maand voor een kamer, kantoor en snel internet.”

Hoyng verklaart het succes van Je m’appelle Company:

“We hebben een heel pand tot onze beschikking en huren dit direct van een vastgoedhandelaar. De huur gaat direct naar de eigenaar, er is geen winst. Zelf direct contact hebben met een vastgoedhandelaar werkt voor ons het beste, we kunnen veel sneller schakelen.”

Een ander belangrijk punt is de combinatie wonen en werken. “Wonen is een groot probleem in Amsterdam en andere grote steden, zeker voor jongeren. Onze huurders zijn een internationaal gezelschap, tussen de 20 en 27 jaar en werkend als kunstenaars, designer, graphic designer, eventmanager, art directors, architecten.

Onze sleutel tot succes is de combinatie van wonen wer- ken en onze onderlinge samenwerking. Dat leidt tot nieuwe projecten en daarmee weer tot nieuwe opdrachtgevers.

Internationaal op eigen kracht

Tijn Hoyng woonde en werkte als experience designer in Silicon Valley in één huis met ontwerpers, ontwikkelaars en sales managers. Na zijn ervaring in Silicon Valley wilde Hoyng hetzelfde in Amsterdam. “Toen ik daar kwam zat ik direct met mijn huisgenoot achter de laptop over design details te praten. Een week later liep ik over straat en werd ik op mijn schouder getikt door een vreemde die zei: ‘jij bent toch Tijn? Ik heb een tof project voor je’.”

Foto’s:

Je m’apelle, Krommertstraat 22

© Je m’appelle

“Broedplaats-

subsidie lijkt meer op een uitkering dan een lot uit de loterij”.

Tijn Hoyng Creatief collectief

Tot slot stelt Hoyng dat het ontwikkelen op eigen kracht en ontwikkelen zonder subsidie van de gemeente bijdraagt aan het succes. “Wij werken niet met broed- plaatsensubsidie en hebben onze eigen investeerders.”

De broedplaatsensubsidie komt op Hoyng niet echt aantrekkelijk over: “Als ik op de CAWA-site kijk raak ik meer gedemotiveerd dan gestimuleerd. De tijdelijke aard van de contracten, regels en voorwaarden zijn zeer beperkend. Deze subsidie is ook te mooi om waar te zijn. Als je geld krijgt van de gemeente gaat zij zich er ook mee bemoeien en dan lever je ook iets in.

Het lijkt meer op een uitkering dan dat je trots mag zijn op wat je wilt doen en gaat maken.” Hoyng stelt dat de subsidie zeker niet de jongere generatie bereikt met dit imago. “Misschien moet de broedplaatssubsidie een prijs zijn, waarmee potentie tot bloei kan komen en het voor jongeren ook aantrekkelijker wordt om aanspraak op te doen.”

Volgens Hoyng is de interesse voor zijn concept groot.

In maart opent een tweede pand in Amsterdam en het internationale karakter krijgt vorm met vestigingen in Lissabon en Tokyo. “Onze lange termijnvisie is dat we als creatieven overal kunnen wonen en werken, we denken aan een soort abonnementencontract. Als je in Amsterdam woont en in London of Barcelona wilt werken, kun je met dit abonnement gebruik maken van de faciliteiten daar.”

(12)

Wat was jullie motivatie om aan dit project te beginnen?

De Langen: “De praktische aanleiding was dat er op deze plek een atelierpand zat en dat daar iets voor terug moest komen. Tegelijk sluit het aan bij een thema waar we als corporatie druk mee bezig zijn: Hoe organiseert collectiviteit zich? In toenemende mate is vereenzaming een van de grootste vraagstukken van de stad. Door de scheiding van wonen en zorg wordt alles uit elkaar getrokken. Eén contract met een zorginstelling wordt omgezet in individuele contacten met huurders, dat zorgt voor veel minder samenhang tussen mensen die een gebouw gebruiken. We moeten op zoek naar een manier waarop mensen het zelf kunnen regelen in plaats van afhankelijk te zijn van instituties.”

Marien de Langen heeft zelf lang in een woongroep gewoond. “Voor mij betekent collectiviteit dat mensen elkaar steunen én aandacht hebben voor hun omgeving.

De energie die is voortgekomen uit de kraakbeweging, die begin jaren tachtig een enorme push in de stad opleverde is op veel plekken verbleekt, die panden hebben op dit moment te weinig betekenis voor de stad.

Er vind nauwelijks doorstroming plaats en bieden daar- mee voor nieuwe bewoners en beginnende kunstenaars heel weinig plek. Ik vind dat jammer. Ook zie je in som- mige panden complexe vraagstukken ontstaan, zoals hoe om te gaan met oudere dementerende kunstenaars, die voor die groep niet te dragen zijn. Vergrijzing en indi- vidualisering zijn sterk aanwezig, collectieven moeten zich

Hoe organiseert collectiviteit zich?

Broedplaats Costa Rica aan de Piet Heinkade is, samen met Westerdok, de enige broedplaats in Amsterdam die tot stand is gekomen als onderdeel van een nieuwbouwcomplex. Het gebouw is in 2016 gerealiseerd door de Amsterdamse woningcorporatie Stadgenoot. Op dit moment wonen en werken meer dan veertig kunstenaars in Costa Rica. De broedplaats zit naast het Shaffyhuis, het eerste kunstenaarshuis in Amsterdam waar jonge en oude kunstenaars samenwerken. Marien de Langen is bestuursvoorzitter van Stadgenoot, Manoj Bernard

adviseur commercieel vastgoed. Waar zijn ze tegenaan gelopen bij de ontwikkeling van Costa Rica?

openen om met dit soort problemen te kunnen omgaan.

De kracht zit in de onderlinge samenwerking en het feit dat je je medehuurders kunt uitkiezen, maar dat heeft een grens. In het wonen zien we al goede voorbeelden, zoals de Turkse woongroep Tweede Lente, die woningen los van elkaar huurt maar daarnaast een gemeenschap- pelijke ruimte heeft waar ze samen koken. Dat heeft ook effect op de rest van het gebouw: als er iemand ziek is gaan ze langs met een pannetje soep.”

Het bouwen van werkende collectieven vraagt veel zelforganisatie van bewoners, maar ook ondersteuning vanuit de corporatie. Hoe kunnen jullie die geven?

De Langen: “Wij moeten vooral doen waar we goed in zijn: het bouwen en beheren van vastgoed. Dat bouwen en beheren van vastgoed is in veel gevallen vooral gedoe voor bewoners . Wat wij willen doen is ruimte maken voor initiatieven. De gedachte is vaak dat de coöperatie ook eigenaar moet zijn, maar dat hoeft niet. Sterker nog,

aparte entiteiten voor vastgoed en gebruik zijn handig, dat maakt de belangen duidelijk.”

Bernard: “Er is een ander nodig om de broedplaats te runnen, dat kunnen wij als corporatie niet. Daarvoor is het Shaffyhuis een mooi voorbeeld. Ed Cools, voormalig directeur van een verzorgingshuis, is de motor van het initiatief. Ed Cools is bestuurder van de stichting Kunste- naarshuizen Amsterdam en gangmaker van het Shaffyhuis.

“Voor mij bete- kent collectiviteit dat mensen elkaar steunen en aan- dacht hebben voor hun omgeving.”

Marien de Langen Vastgoed ontwikkelaar

Foto linker pagina Costa Rica / Shaffyhuis

© Catharina Gerritsen

Foto boven:

Costa Rica / Shaffyhuis

© Catharina Gerritsen

Foto onder:

Bernard en De Langen

© Tess Broekmans

(13)

Hij is de persoon die de kar trekt, hij zorgt voor de samenhang tussen het Shaffyhuis, de broedplaats en het wooncomplex. Een losse broedplaats als verplicht nummer werkt niet.

Hoe is die samenwerking bij het Shaffyhuis ontstaan?

Bernard: “Het Shaffyhuis is bij de ontwikkeling pas laat aangehaakt, dat was eigenlijk een voordeel. Het lange traject van projectontwikkeling is voor veel initiatiefnemers niet vol te houden. Maar ook in een laat stadium kost zo’n project als dit veel tijd. Daarbij is het belangrijk dat collectieven zelf een vorm kunnen vinden voor de samenwerking, daar is geen standaardrecept voor.

En het helpt als een organisatie dingen combineert:

ouderen, jongeren, broedplaatsen, wonen, zorg. Bij Costa Rica werkt dat door de samenwerking van het Shaffyhuis met Urban Resort, de broedplaatsbeheerder. Daarbij sluiten we een concessie af voor een paar jaar om te zorgen dat een initiatief er ook uit kan als het niet werkt.”

Als jullie de vastgoedeigenaar zijn, hoe beslis je dan wie het mag gebruiken?

De Langen: “De toewijzing is één van de lastige punten:

Wie mag er nou in? Bij Costa Rica kwam een kunstenaar uit Eindhoven, mag dat zomaar? We hebben geselecteerd op neiging tot samenwerking. Maar met de schaarste in Amsterdam is dat altijd een lastig punt, voor ons is de maatschappelijke meerwaarde een belangrijk deel van de afweging.”

Smaakt dit experiment naar meer?

De Langen: “We zijn redelijk opportunistisch ingesteld, kijken welke kansen zich voordoen. We zijn bezig met een tweede Shaffyhuis, Het Leven Liefhuis op Oosten- burg. Ook bouwen we daar twee collectieve woongroepen voor ouderen. Daar merken we wel weer dat het lastig is: één van de woongroepen is al drie keer van bestuur veranderd, en met het nieuwe bestuur veranderen de eisen ook weer. Dat is lastig voor de ontwikkelaar, maar we houden toch vol. Een andere kans doet zich voor op IJburg, naast het klokgebouw dat wij hebben gebouwd.

Daar zit een parkeergarage onder die niet wordt gebruikt en een kavel ernaast die nog ontwikkeld moet worden.

Een hoge begane grond, niet geschikt voor woningen, dat biedt kansen.”

Foto’s:

Costa Rica / Shaffyhuis

© Catharina Gerritsen

(14)

De stadmaker maakt de

broedplaats onderdeel van de buurt

Simon van Dommelen is initiatiefnemer en directeur van Leegstand Oplossers Amsterdam (LOLA), dat leeg- standsbeheer combineert met het bieden van ruimte aan maatschappelijke initiatieven, startende ondernemers en kunstenaars. Zijn manier van werken is direct: gebruik maken van leegstand en echt werken met de community.

Zonder plan van aanpak starten en laten zien wat het kan zijn. Hij werkt hiervoor samen met een netwerk van stad- makers. Voor dit soort processen is, naast vertrouwen bij de betrokkenen, een stadmaker onmisbaar, volgens Van Dommelen. De stadmaker heeft kennis van de omgeving en zorgt dat het initiatief samensmelt met haar omgeving en inwoners. “Wij zetten letterlijk en figuurlijk de deuren open voor de buurt en haar bewoners. Dit klinkt onwaar- schijnlijk, maar voor je het weet zit je pand vol.”

Een stadmaker heeft oog voor wat een buurt nodig heeft, zegt Van Dommelen. “Daarmee kan een broedplaats niet alleen een oplossing bieden aan kunstenaars en de eige- naar van een leegstaand pand, maar ook positie krijgen in de buurt. Een stadmaker zet niet zichzelf maar de ander op het podium, is onafhankelijk en belangeloos en een verbinder pur sang. Hij of, vaker nog, zij durft het gesprek aan te gaan met iedereen, spreekt talen van verschillende werelden, zowel van de vastgoedeigenaar als de kunste- naar of buurtbewoner met een initiatief. Een stadmaker moet goede voelsprieten hebben om te weten wat er leeft in een buurt. Helemaal ideaal is het als de stadmaker zelf in de buurt woont.”

Alles door elkaar

Door de behoeftes van de omgeving en de ambities van de gebruikers van het pand te combineren, komt alles bij elkaar en ontstaan verrassende initiatieven. Zo biedt een oud middelbare schoolgebouw in Amsterdam West een werkplek voor tachtig kunstenaars, start-ups en sociaal ondernemers. Maar inmiddels wonen er in Lola Luid ook ongedocumenteerden. Van Dommelen: “LOLA is het bind- weefsel dat nodig is om de nieuwkomers te laten landen

in de buurt. Een Iraanse asielzoeker had hier bijvoorbeeld een massagesalon. Zo wordt je economisch zelfstandig en maak je contact met de buurt. LOLA organiseert samen met het buurtsportwerk tijdens de ramadan nachtelijke voetbaltoernooien. Voordien werd er veel geklooid op straat, nu zit iedereen hier. En we houden altijd een lokaal vrij om ruimte te bieden voor initiatief uit de buurt.”

“De stad-

maker is het bindweefsel dat nodig is om een initi- atief te laten landen in de buurt”.

Simon van Dommelen Broedplaatsontwikkelaar

Bij LOLA is het ondernemen de bindende factor, zowel binnen het gebouw als met de buurt. “Door de lage huur kan een jonge ondernemer zichzelf bewijzen en is het pand overdag en ‘s avonds open. Je vindt er een restaurant, een parfumeur, een kapper, ateliers, kantoren, LEGO workshops en nog veel meer. In het vorige pand van Lola Luid hebben we vier horeca start-ups gehad, daar komen succesvolle bedrijven uit voort. In Lola Lik, in de Bijlmer- bajes in Oost, hebben we eerder met succes de integratie van statushouders versterkt.”

Van tijdelijk naar definitief

Van Dommelens missie is te laten zien dat er iets definitiefs kan ontstaan uit een tijdelijke ontwikkeling.

De doorstart van tijdelijk naar definitief is al gelukt bij Van Dommelens eerste project, een paviljoen in het Eendrachtspark dat negen jaar leeg stond. Na de invulling door LOLA is er nu weer een vaste huurder gevonden.

Op IJburg is LolaLand net geopend, als tijdelijke invulling van het onlangs gesloten Blijburg. Van een plek voor de hele stad wordt het nu een plek voor de buurt. “IJburg is gebouwd voor gezinnen. Veel van de kinderen zijn inmiddels pubers en daar is niets voor in de buurt. De lokale stadmaker heeft contact gelegd met jongeren op straat om te ontdekken waar behoefte aan is. Initiatieven met muziek die nu starten in LolaLand komen hopelijk straks terug in de nieuwbouw, bijvoorbeeld in de vorm van een dj-school. We gaan nu al in gesprek met de ont- wikkelaars van toekomstig te bouwen maatschappelijke voorzieningen. Ook bouwgroepen krijgen de ruimte met kennistrajecten over duurzaam bouwen, die we vervol- gens weer in verbinding brengen met de bestaande IJburgse duurzaamheidsinitiatieven, zoals Natuurlijk IJburg. Zo komen oude en nieuwe bewoners bij elkaar en ontstaat er cohesie, nog voordat de nieuwe bewoners zijn geland.”

Foto’s:

LOLA Lik

© LOLA

(15)

Iet wiet woont weg

Waar blijft Amsterdams aanstormende creatieve generatie?

Creatief talent vormt een van de belangrijkste levens- aders van Amsterdam. Maar de laatste tijd begint de instroom flink te haperen. Want behalve werkruimte willen al die jonge creatieven ook ergens wonen. En daar wordt in de huidige stad niet in voorzien. Komt er een leegloop of kan het broedplaatsenbeleid het tij nog te keren?

Het is nauwelijks meer voor te stellen, maar nog niet zo lang geleden bulkte Amsterdam van de leegstaande gebouwen. Eerst kwamen overtollige bedrijfsgebouwen beschikbaar, daarna brak de crisis uit en zat Amsterdam opgescheept met een overschot van vele honderddui- zenden vierkante meters kantoorruimte. Het was een aanbod waar veel studenten en jonge professionals wel raad mee wisten. Ze bezetten de ruimtes en konden er naar hartenlust hun vak uitoefenen, kunst fabriceren en experimenteren. En, niet onbelangrijk, ze hadden meteen een dak boven hun hoofd.

Overal in de stad ontstonden florerende gemeenschap- pen van jonge mensen vaak werkzaam in de creatieve sector die zich op deze wijze aan het begin van hun carrière woon- en werkruimte verschaften. Maar aan het begin van de eeuw zijn de oude industriële zo- nes getransformeerd tot woongebied. In hoog tempo werden de kraakburchten ontruimd en verrezen er veelal prijzige huurappartementen en koophuizen (Westerdok, Java-eiland, Oostelijke Handelskade). Het besef dat de stad zich daarmee tegelijkertijd van haar aanstormend creatief talent ontdeed vormde de aanleiding tot het gemeentelijk broedplaatsenbeleid.

Om te voorkomen dat een nieuwe creatieve klasse definitief zou uitwijken naar steden als Rotterdam, Berlijn of Antwerpen ging in 2000 het broedplaatsen- beleid van start. Dankzij het geld dat Amsterdam toen- tertijd incasseerde met het in erfpacht uitgeven van

gemeentegronden konden nieuwe, duurzame woonwerkgemeenschappen worden gesticht zoals aan de Plantage Doklaan en de Overtoom (OT301).

Na verloop van tijd kwam de nadruk steeds meer op het verschaffen van atelierruimte te liggen. Met een relatief bescheiden gemeentelijke subsidie werd volop goedkope atelierruimte gecreëerd in leegstaande gebouwen. Maar inmiddels is niet zozeer werkruimte als wel het vinden van betaalbare woonruimte uit- gegroeid tot het grootste probleem voor een nieuwe generatie. Ging vroeger de stad op slot vanwege het grote tekort aan betaalbare werkruimte, tegenwoordig bloedt de stad dood omdat jonge creatieven de moge- lijkheid ontnomen wordt om zich duurzaam in de stad te vestigen. Vooral voor degenen die klaar zijn met hun opleiding en van hun studentenkamer af moeten is er op dit gebied nauwelijks nog iets anders geregeld dan een schier eindeloze wachtlijst. Zo zwerven velen rond van het ene tijdelijke adres naar het andere, al dan niet antikraak. En als er dan een eigen woonruimte gevonden wordt in Amsterdam is de huur zo hoog dat er nauwelijks iets overschiet om nog aparte werkruimte van te kunnen betalen.

Maar het gemeentelijk broedplaatsenbeleid is nog steeds vrijwel uitsluitend gericht op het creëren en verschaffen van goedkope werkruimtes. Dit beleid vergt onder de huidige omstandigheden een duidelijke aanpassing. Ook de CAWA is nauwelijks nog in de gelegenheid haar naam – Commissie Ateliers en (Woon)werkpanden Amsterdam – eer aan te doen.

Het wonen is verworden tot de bastaard van de familie waar niemand nog naar omkijkt.

De herintroductie van een beleid dat ruimte geeft aan atelierwoningen en woonwerkgemeenschappen zou veel van de bestaande problemen kunnen verlichten.

Als er wat wonen en werken betreft allerlei voorzienin-

“Het is nauwelijks meer voor te stellen, maar nog niet zo

lang geleden bulkte Amsterdam van de leegstaande

gebouwen.”

Eric Duivenvoorden Beschouwer

Foto boven:

Westerdoksdijk

© Eric Duivenvoorden

Foto rechts:

Westerdoksdijk

© Urban Resort

De krakers van de Westerdoks- dijk kregen na hun ontruiming in 2004 voor vijftien jaar een nieuwe broedplaats aangeboden in de plint van de nieuwbouw aan de Westerdoksdijk. Deze broed- plaats (opgeleverd in 2009) is onder beheer van Urban Resort.

Eric Duivenvoorden

(16)

gen gedeeld kunnen worden, is een gecombineerde woonwerkruimte voor velen een uitkomst, in het bijzonder voor de jonge professional die aan het begin van zijn of haar loopbaan verlost wordt van een hoge dubbele huur.

Waar wonen en werken elkaar raken bestaat altijd de neiging om beide levenssferen systematisch en bureaucratisch uit elkaar te trekken. Maar het naoor- logse Amsterdam heeft vooral vorm gekregen door de niet aflatende pogingen wonen en werken nauw met elkaar te blijven verbinden en zich te verzetten tegen pogingen waarbij getracht werd ze van elkaar te scheiden.

De cityvorming werd een halt toegeroepen en monofunctionele buitenwijken zijn getransformeerd tot levendige en diverse stadswijken. Overal in de stad zijn gebouwen waar gewoond en gewerkt wordt.

Met de combinatie van wonen en werken is de afgelopen decennia in de stad een rijke ervaring opgedaan, zowel bouwtechnisch als op gebied van (zelf)beheer en regelgeving. In het overleg tussen gebruikers, beheerders, ontwikkelaars en financiers hebben zich bepaalde richtlijnen uitgekristalliseerd die op vele locaties in de stad nog steeds dagelijks worden toegepast. In het kader van de HAT-regeling (Huishoudens Alleenstaanden en Tweepersoons Huishoudens) zijn in de jaren tachtig en negentig vele woonwerkgemeenschappen in een legaal en gesubsidieerd vaarwater terechtgekomen.

De HAT-regeling bood indertijd niet alleen mogelijkheden voor de financiering van het oprichten van woonwerk- gemeenschappen, het zette ook aan tot outside the box-denken om strakke regelgeving te temmen. Er ontstond op dit gebied een zekere regelluwheid.

De symbiose van wonen en werken vergt een bijzondere betrokkenheid van de deelnemers. Om het door elkaar bestaan van wonen en werken zo soepel mogelijk te laten plaatsvinden is het gezamenlijk vormgeven en verantwoordelijkheid dragen een vereiste. Het gaat er niet alleen om onderlinge overlast te voorkomen, maar ook om veiligheid te waarborgen. Wat dat laatste betreft is ook het creatief omgaan met de bestaande wet- en regelgeving noodzakelijk, want om elk risico uit te sluiten is deze er op gericht om wonen en werken zoveel mogelijk apart te houden.

Het integreren van wonen en werken vooronderstelt van de gebruikers/bewoners een mate van zelfwerk- zaamheid en zelfbeheer, die intensief en tijdrovend is, maar uiteindelijk kan leiden tot behoorlijke kostenbe- sparingen. Binnen woonwerkgemeenschappen

reduceren collectieve ruimtes, zoals een keuken, sanitair, werkplaatsen en opslag, het benodigde oppervlak per individu en daarmee de investerings- en huurkosten.

Als Amsterdam de instroom van jong aanstormend talent wil blijven garanderen zal op korte termijn het wonen weer een stevige plek in het broedplaatsen- beleid moeten gaan innemen. Het beschikbaar stellen van een gesubsidieerd atelier is mooi maar als op het gebied van de huisvesting de bestaansonzekerheid blijft bestaan, zal het beleid haar doel voorbij schieten.

Juist in broedplaatsen, of het nu in oude gebouwen of in nieuwbouw is, liggen mogelijkheden om wonen en werken op een voor iedereen aanvaardbaar niveau te combineren.

“De symbiose van wonen en werken vergt een bijzondere betrokkenheid van de deelnemers”.

Eric Duivenvoorden Beschouwer

Foto boven:

ADM

© ADM Foto rechts:

OT301

© Maeve Stam

(17)

Fysieke eisen aan een broedplaats

Er is een aantal simpele voorwaarden waaraan een broedplaats moet voldoen om goed bruikbaar te zijn, zowel voor de creatieven als voor het complex en de stad. Uit de gesprekken die we hebben gevoerd zijn acht elementen gehaald die van belang zijn.

Vijf daarvan zijn absolute voorwaarde, zij vormen de basis. De laatste drie zijn niet altijd overal mogelijk, maar wel zeer wenselijk en van belang bij het denken over broedplaatsen.

Collectieve ruimte

en koffie Routing is

ontmoeting Gezicht naar

buiten Individuele ruimtes

op orde Diversiteit Wonen maakt

het betaalbaar Grootte doet

ertoe Timing

Een broedplaats is geen verzame- ling individuen maar een plek waar je door interactie met anderen verder komt. De collec- tieve ruimte is hiervoor essentieel.

Bij een kleine broedplaats is het de keuken met keukentafel, bij een grotere een expositieplek of podium dat wordt gedeeld.

In broedplaatsen waar fysieke dingen gemaakt worden, kunnen machines worden gedeeld in de collectieve ruimte. Als de collectieve ruimte groot genoeg is (minimaal vijftig vierkante meter) kan die in de avond of het weekend gebruikt worden door bewoners. Denk aan huiswerk- begeleiding, een feestje, VvE- vergaderingen.

Ontmoeting gaat niet vanzelf.

Essentieel is dat iedereen door dezelfde voordeur gaat voordat je naar je eigen ruimte gaat.

Individuele voordeuren verkleinen de kans op ontmoeting en samenwerking. Dat is de les van broedplaats Westerdok, waar ieder zijn eigen voordeur heeft en geen community tot stand is gekomen. Ook intern is routing belangrijk: het helpt als de trap centraal zit of de werkruimtes rondom de collectieve ruimte zijn gegroepeerd. Een net iets bredere gang nodigt uit tot een praatje.

Interactie met de buitenwereld maakt de broedplaats onderdeel van de stad, andersom bieden broedplaatsen een uitgelezen kans om een levendige gevel op de begane grond te maken (een zogenoemde actieve plint). Zeker als de collectieve ruimte ook

’s avonds wordt gebruikt is het een ideale toekomstbestendige plint. Het Shaffyhuis is daar een goed voorbeeld van: aan de Piet Heinkade overleven de winkels niet en zitten vooral kantoren op de begane grond. Het Shaffyhuis is ‘s avonds een lichtpuntje in de straat. Een combinatie met horeca maakt dit nog sterker en gemakkelijker toegankelijk voor bezoekers van buiten.

De individuele ruimte is een plek waar je prettig kunt werken met daglicht, elektriciteit en verwarming. De individuele ruimtes moeten privacy bieden.

Dat betekent dat de deur op slot kan en dat de ruimtes redelijk geluidsgeïsoleerd zijn. Voor specifieke functies, bijvoorbeeld geluidsstudio’s, gelden speciale eisen. Er zijn ook concepten denkbaar zonder individuele ruimtes, zoals Splendor voor muziek of Maca voor film, waar zalen, oefenruimtes of technische faciliteiten worden gedeeld.

Niet ieder atelier heeft hoge plafonds en noorderlicht nodig.

De plek in de stad en de buurt maakt een groot verschil, de ruimte zelf kan aanleiding zijn voor specifiek gebruik. Amsterdam heeft een muziekbroedplaats met geluidsstudio’s (Lizzy), er is een filmbroedplaats in ontwik- keling op NDSM, er is een plek voor schrijvers. Ook binnen een broedplaats is diversiteit prettig.

Verschillende omvang van ruimtes, verschillende prijzen. Als niet alle ruimtes zijn gesubsidieerd, is er de mogelijkheid om door te stromen wanneer je als kunste- naar teveel gaat verdienen en is er ook ruimte voor commerciële huurders. Dat kan leiden tot interessante samenwerking.

Ondanks de lage huur is het huren van een aparte werkruimte voor veel creatieven duur. De combinatie met wonen maakt het haalbaar. Dat kan in een atelierwoning, waarbij één kamer als werkruimte wordt gebruikt, of met een aparte, relatief kleine woning in hetzelfde gebouw. De collectieve ruimte wordt dan door alle woningen samen bekostigd en wordt daarmee betaalbaar.

Een broedplaats is tenminste vijfhonderd vierkante meter groot, dat biedt ruimte voor tien tot twintig kunstenaars. Vanaf duizend vierkante meter wordt het gemakkelijker om gedeelde voorzieningen te maken en is de groep ook groot genoeg om diversiteit te kunnen herbergen.

Om er voor te zorgen dat men- sen elkaar kennen binnen een broedplaats moet de groep ook niet te groot zijn. Initiatieven als Splendor laten zien dat circa vijftig kunstenaars een mooie maat is. Groter kan ook, dan wordt menging met andere functies interessant.

Het ontwikkelen via een tender kost al gauw vijf jaar voor er daadwerkelijk een gebouw staat. Huurders hebben een veel kortere tijdshorizon: het gebouw moet af zijn, je moet er direct in kunnen. Dat maakt het lastig om al in de tender- en ontwerpfase actieve betrokkenheid van huur- ders te organiseren. Het helpt als er in de tussentijd een tijdelijke plek beschikbaar is, liefst op locatie.

De haalbaarheid van een broed- plaats neemt toe als de looptijd langer is: investeringen kunnen over een langere periode worden afgeschreven.

Illustraties:

© Sven Franzen

(18)

Foto boven:

Heining, Heining 143 t/m 159

© Urban Resort

Foto onder:

Wijk 7, Daalwijk 7

© Urban Resort

Foto links:

OT301, Overtoom 301

© Jimy Almeida

(19)

Alternatief collectief

Naast de OT301 zijn er meerdere panden met een gelijk- soortige geschiedenis, organisatiestructuur en idealen.

Bijzondere eilandjes die de stad wat extra kleur geven.

“Wat miste was een infrastructuur van bruggen tussen deze subculturele eilandjes.” Daarom nam Schmetz in 2015 het initiatief om zich, samen met een aantal van deze organisatie uit de Amsterdamse subcultuur, waaronder OCCII, Cinetol en Vondelbunker, te verenigen om tegenwicht te kunnen bieden tegen de verregaande commercialisering van de stad.

Vereniging Amsterdam Alternative

De leden van Amsterdam Alternative vonden dat Amster- dam in rap tempo veranderde van een vrijzinnige stad in een kleurloze metropool. Het werd tijd om het alternatieve stemgeluid luider te laten klinken, te beginnen met een tweemaandelijkse krant en een website. Hier worden de activiteiten van participerende panden gebundeld zichtbaar, publiceren ze visies over alternatieven voor de mainstream cultuur, bevragen ze de heersende (culturele) ruimte in de stad en filosoferen ze over de betekenis en vormen van hedendaags activisme. Recent zijn daar ook discussieavonden bijgekomen.

Het belang van een alternatieve scene is groter dan ooit, volgens Amsterdam Alternative. “De subculturen, de bloeiende kraakscene, de kunsten en alternatieve leefstijlen, hebben Amsterdam door haar geschiedenis heen gemaakt tot de vrijzinnige stad waar de meeste bewoners nog steeds trots op zijn. Als we de stad over- laten aan de logica van de markt dan ontstaat er een ongewenste monocultuur en verdwijnt de diversiteit,”

zegt Schmetz.

Collectief eigendom als wapen tegen de marktwerking Amsterdam Alternative heeft vergevorderde plannen om gezamenlijk panden te kopen en deze als collectief eigendom in te richten. “Geen tijdelijke vierkante meters, maar permanente ruimte voor experiment en afwijkende concepten die niet worden gedreven door het streven naar financiële winst. Geen door de overheid georgani- seerde broedplaatsen met een hiërarchisch systeem en gebruikers zonder verantwoordelijkheden, maar heuse collectieven gerund door mensen met een echte alter- natieve agenda. Dat betekent een non-profit en toegan- kelijke publieke programmering maar ook een plaats voor experiment, functiemenging, inclusiviteit, talent en nieuwe vormen van kunst, activisme, solidariteit, wonen en werken. Plekken waar we samen de baas zijn,” aldus Schmetz.

“Het is van belang dat de kracht van iemand niet alleen ter voordele komt van het eigen individu, maar dat deze kracht wordt gedeeld waardoor er een grote collectieve kracht ontstaat. Als het collectief en de mensen in het collectief de vrijheid hebben om hun eigen organisa- tiestructuur in te richten en zowel de individuele als collectieve kracht gebruiken om nieuwe initiatieven te ontwikkelen dan kunnen er mooie dingen ontstaan.”

“Wat miste was een

infrastructuur van bruggen tussen deze subculturele eilandjes.”

Ivo Schmetz Creatief collectief

Ivo Schmetz is sinds 1999 betrokken bij de OT301 aan de Overtoom in Amsterdam.

De voormalige filmacademie is in 1999 gekraakt en later in 2006 door dezelfde groep mensen aangekocht. Ze zijn verenigd onder de naam EHBK (Eerste Hulp Bij Kunst) en runnen hun organisatie middels een collectief, non-hiërarchisch systeem. In de OT301 wordt gewoond, gewerkt en er wordt een de veganistische keuken gerund. Bijna dagelijks is er een culturele programmering in de filmzaal, concertruimte of galerie. “Een fantastisch voorbeeld van functiemenging en collectief eigendom,” vertelt Schmetz.

Foto’s:

© Ivo Schmetz

(20)

Hoe werkt een tender voor een ontwikkelaar?

Huikeshoven: “De gemeente schrijft de tender uit.

Daarin worden allerlei eisen gesteld.

Gelukkig is de selectie nu weer vaker op kwaliteit en dus niet alleen op het financiële bod: het plan telt mee in de keuze van een partij. Uiteindelijk is het aan het team om de afweging te maken welke elementen uit het totale pakket aan eisen het belangrijkste zijn.

Je krijgt punten per onderdeel en is het dus van belang de juiste combinatie te maken. Daar waar broedplaatsen onderdeel zijn van de selectie vormen zij dus een logisch onderdeel van het hele ontwikkelplan. De broedplaats moet zijn eigen rol en betekenis krijgen in het groter geheel. Als de gemeente een broedplaats in de tender voorschrijft komt daar ook een voorlichtingsrol bij kijken voor de partij die er ontwikkelt: wat is een broedplaats?”

Schoufour: “Bureau Broedplaatsen levert, naast invulling van het broedplaatsenbeleid, de voorwaarden voor ten- ders waar de broedplaats aan moet voldoen. We dachten dat we daarmee goed hadden omschreven wat een broedplaats is, maar in de plannen voor de twee kavels

tegenover het Amstelstation ging het in het begin even mis. In de winnende inzending bij deze tender was de broedplaats getekend zonder ramen, in het blok onder een daktuin. We moeten beter uitleggen wat we willen, zonder dat we daar meer regels voor nodig hebben.”

Een broedplaats heeft een heel andere dynamiek dan een vastgoedproject. Past een broedplaats wel in een tender?

Huikeshoven: “Lastig bij een tender is dat het veel jaren in beslag neemt voordat een gebouw daadwerkelijk gerealiseerd is. Een broedplaatsinitiatief kan echter niet drie tot vijf jaar wachten. Vaak komen de gebruikers pas in beeld als het gebouw er al staat. In de tenderfase weet je niet altijd welke gebruikers er exact komen. Als je alles van tevoren echter precies vastlegt, bestaat de kans dat je bij de oplevering niet kan waar maken wat je hebt beloofd. Het is daarom belangrijk voor een ont- wikkelaar om te ontdekken of je met je plan tijdens de selectiefase op de goede weg zit. Ik ben een voorstander van dialooggesprekken met de jury in de tenderfase.

Dat geeft de kans om tussendoor te klankborden en verwachting af te stemmen. Op deze manier kun je veel beter sturen op de doelstellingen van de gemeente.”

Schoufour: “Ik zou de stad graag meer Amsterdams laten groeien, iets meer anarchie in gebiedsontwikkeling. Als gemeente en ontwikkelaar zou je moeten gaan voor meer onzekerheid. Iets openhouden, dat kan alle kanten op, wonen, werken, publieksfuncties.”

Huikeshoven haakt daarop in: “De kracht zit in de creati- viteit van de ontwikkelaar, corporatie, of wie het dan ook bouwt. De doelstelling achter de uitvraag moet helder zijn en daar wil je op selecteren, niet op de regels. Er moet ruimte in zitten, niet alles dichtmetselen. Essentieel

De gebiedsuitstraling is essentieel

Tot nu toe werden de meeste werkplekken voor kunstenaars en creatieven in bestaande gebouwen gerealiseerd. De gemeente wil broedplaatsen nu ook, waar mogelijk, onderdeel maken van nieuwbouwprojecten. Dit gebeurt op plekken waar de gemeente grondeigenaar is en aanvullende eisen kan stellen aan de verkoop van de grond. We spraken hierover met Jaap Schoufour, onlangs afgezwaaid directeur van Bureau Broedplaatsen, en Ronald Huikeshoven, directievoorzitter van gebieds- en vastgoedontwikkelaar AM. AM ontwikkelt samen met AT Capital en Carin het Bajeskwartier met daarin ruimte voor Bajesdorp, een culturele vrijplaats die al jaren op deze plek zit.

“Ik zou de stad graag meer Amster- dams laten groeien, iets meer anarchie in gebiedsont- wikkeling. ”

Jaap Schoufour Gemeente Amsterdam

De vraag is dan: bepaalt het karakter van de broedplaats de uitstraling van het gebied of andersom?

Huikeshoven: “Vaak komen de gebruikers pas op het laatst in beeld, als het gebouw er al staat. In de regel betekent dit dat de gebruikers van het gebouw niet betrokken zijn geweest in het ontwerpen van de broed- plaats. Het zou mooi zijn als dat wel vanaf het begin het vertrekpunt is. Een positieve uitzondering hierop is ons project Bajeskwartier in Weespertrekvaart waar Bajes- dorp een kavel zelf invult. We hebben de bewoners van Bajesdorp meteen betrokken in de tenderfase.” Volgens Schoufour moet bij stedelijke groei met name diversiteit in het oog worden gehouden. “Stijgende grondprijzen hebben een uitsluitende werking, dat is bedreigend voor een creatieve stad. Het is aan beleidsmakers om tegen de markt in geld en ruimte vrij te maken.”

Foto’s:

Splendor

© Catherina Gerritsen

Muziekbroedplaats Splendor heeft door een lidmaatschaps- structuur en diverse program- mering een hechte band met de buurt.

is de gebiedsuitstraling die je wilt bereiken. Een plek heeft een eigen sfeer, een eigen karakter en daar moet elke afweging die je maakt bij passen.”

Schoufour is van mening dat juist de broedplaatsen in tenders een toegevoegde waarde moeten geven aan een gebied: “Een broedplaats mag en kan van alles zijn en hoe het eruit ziet mag door de groep zelf bepaald worden.”

Huikeshoven: “Ik denk daar iets anders over. De broed- plaats moet passen bij het gebied en bij de toekomstige bewoners, een belangrijke groep waarmee je als ontwik- kelaar vaak in dialoog staat en afstemt. Dit is ook een belangrijk aspect van het huidige beleid van dit college.

Communiceren en verwachtingsmanagement, dat is cruciaal.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Soms onderzoek je bepaalde zaken niet, omdat de lokale bevolking dat niet wil. Dan zul je dat elders

Vaag, maar effectief: “bedankt voor het verzoek, maar het gaat me niet lukken”2. Het is niet persoonlijk: “bedankt voor je vraag, maar ik doe er momenteel geen

Niet alleen om het draagvlak voor het vluchtelingenbeleid te behouden, maar ook omdat ze dingen kunnen die gemeenten en corporaties niet kunnen.. Inschrijven voor

JM: ‘Mbo’ers zijn belangrijk en hard no- dig, maar registratie voor hen is niet nodig.’. JS: ‘Dat vraag ik

Maak (op lokaal of regionaal niveau) afspraken met taalaanbieders om ervoor te zorgen dat taallessen op alle niveaus beschikbaar zijn voor statushouders die overdag werken,

Wij zijn trots op het aantal mooie evenementen in onze gemeente, maar vinden ook dat de inwoners moeten kunnen vertrouwen op de lokale overheid als het gaat om het

Het feit dat dit recht is opgenomen in het IVRK wordt gezien als een van de belangrijkste innovaties van het Kinderrechtenverdrag: dit recht impliceert dat kinderen dragers van

<©f bat gftn lieber niet in pmanta fcBuït-boecft ftaar, g n bien «Bobt u benijeftt / en frjt niet trot0 ban Bert, g n bien u <0obt berarmt baarom niet treurigB toert*. 21