De weldaa,d van de rechtvaardigmaking als de bate des geloofs.
Zondag 23.
Psalm 130
:2.
Lezen: Romeinen 3 : 1 t.m. 24.
Psalm 32 : 1en 3.
Psalm 85
:1.
Psalm 118 :10.
In
debrief
aan de Romeinenheeft
de ap,ostelin het
biizonderhet leerstuk van de rechtvaardigma}ing des
zondaars zeerkrachtig
verdedigd.Hii toont
heelduidelijk in
deze zendbrief aan,dat het
onmogelijkis dat
de zondaar door de werken zou kunnen worden gerechtvaardigd. Zondaren zijn we allemaal. De apostelheeft er
daarommet nadruk op
gewezen,dat
beide joden en heidenenuit
genade gezaligd zullen moeten worden.lVel verkeerde de jood
ter
onderscheiding van de heidenin
eenbevoorrechte positie.
In het
1e versvan het
3e hoofdstuk van de Romeinenbrief horenwe
de apostelwagen:
,,Welkis
dan het voordeel van de jood,of
welkis
de nuttigheid der besnijde- nis?" En
daarop geefthij ten antwoord:
,,Veelin alle
manier.Want dit is
welhet
eerste,dat hun
de woorden Godszijn
toe- betrouwd."Maar verder
wijst
de aposteler
dantoch in dat
hoofdstuk op, datdit
voorrecht de jodenniet is
geschonken omdat er in
hen enige uitnemendheid zrru z4n boven de heidenen. ,,'Wa,t dan ?"zo horen we hem vragen
in
versI ,,2[n
w$ uitnemender ? Gan- sel[jkniet; want'wii
hebben tevoren beschuldigd, beide Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde z{Jn." En voorwat
de apos-tel
daar zegt, beroept h{J ztch op Gode Woord. Daaromlaat
hlJer
opvolgen:
,,Gelijk geschrevenis: Er is
niemand rechtvaar- dig, ookniet
één; er is niemand, die God zoekt."Dat geeft
Godsware knechten afUjd wijmoedigheid in
hetspreken, als
zij
zich voor die leer diezij
verkondigen en die zohard
enzo
scherpis voor de
eigengerechtige mens,op
Gods\Moord kunnen beroepen. De
Schrift
zegl het,dat alle
mernen afgeweken zijn en te zamen onnut z{jn geworden. Elris
niemand die goed doet,er is er
ookniet tot
één toe.Als
mendit predikt, is
op veler aangezichtente
lezendat
menhet daar niet
mee eenskan zijn.
Menschijnt
daa.nneeiets
te zeggenwat met
Gods \tr'oordin stril'd komt.
Trouwens, GodslVoord zegt toch dat we
bidden, kloppen en zoeken moeten ?Zeker zegt Gods Woord dat. Zonder bidden, kloppen en zoeken is er nog nooit iemand
tot
de zaligheid gekomen. De noodzakelijk- heid van het ware bidden, zoeken en kloppenligt
er dus voor elk mens.Maar
alleen door hartvernieuwende genadekomt er
een bidden, zoeken en kloppenin der
waarheid. Gods\['oord
zou met zichzelfin
tegenspraak komen, als op de ene plaats geleerd zou worden dat de mensuit
zichzelf wel bidden, zoeken en klop- pen kan, en alser
op de andere plaats gezegd zou worden dathij dat niet
doet.Voor
detotale
doodstaat van de mens, waar- door er geen wagen naar de levende Gotlbii
hemte
vinden is, kunnen we een beroep doen op Gods Woord.Duidelijk staat er in
Psalm14:
,,De Heereheeft uit
de hemel nedergezien op de mensenkinderen, omte
zien,of
iemand ver- standig ware, die God zocht."En
de slotsomis:
,,Zdjzijn
allen afgeweken,te
zamen zíjn zq stinkende geworden, eris
niemand die goed doet, ookniet
één."In
Romeinen 3 houdt de apostel onshet portret van
de geval- len mens voor ogen, zoals wedat
ook kunnen vindenin
Jesaja 59.Dat portret
is zo mooiniet.
,,Hun keelis
een geopend graf ; met hun tong plegen zij bedrog; slangenvenijnis
onder hunlip- pen; welker
mondvol is van
ver.yloekingen bitterheid;
hun voetenzijn
snel om bloedte
vergieten;vernieling
en ellendig- heidis in
hun wegen, en de weg des wedes hebbenzij niet
ge-kend; er is
geen vreze Godsvoor hun
ogen."En
zobesluit
de apostel dan mette
zeggen:,,\ilij
wetennu, dat al wat
de wet zegt, z$dat
spreekttot
degenen, die onder dewet zijn,
opdatalle
mond gestoptworde en de
gehelewereld voor
God ver- doemel{Jk z{J. Daarom zaluit
de werken derwet
geen vlees ge- rechtvaardlgd worden voor Hem, want door de wet le de kennlg der zondo."{10
ILTHeeft de
apostelniet
anderste
prediken? Dan is toch
zijnprediking wel
eenprediking enkel van hel en
verdoemenis.Neen, de apostel heeft
niet
een prediking te brengen enkel van hel en verdoemenis. Hí$ gaat verder mette
zeggen2,,Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten." Waar de mens door de werkenniet
meerkan
gerechtvaardigd worden, daarkan
de apostel ons predikendat dit
nog mogelí$kis
zonder de werken.In
ver"s23 en 24 horen wij hem nu verder
?'eggeai,,Want zij
hebbenallen
gezondigden
derwende
heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigduit
Ziline genade door de verlossing, diein
Christus Jezusis."
Die rechtvaardigmaking nu zonder de werken,
wordt
men door het geloof deelachtig. De vrome joden, die door de werken zoch- ten gerechtvaardigdte
worden, mistendat
geloof.Zii
ver:wier- pen door ongeloofdie
enige gerechtigheid waardoor alleen de schuldige zondaar voor God rechtvaardig kan zÍ$n. Elndat
doen we nu van nature allemaal. Maar hoe noodzakelijkis het
daar- om,dat al
onze gerechtigheden ons eens als waardeloos zullen ontvallen.Zo
alleenzullen we
mogenleren verstaan, wat de
apostel ons aanhet
einclevan
deze duidelijke uiteenzettingzegt:
,,ÍWij besluitendan, dat de
mensdoor het geloof
gerechtvaardigdwordt,
zonder de werken derwet."
Over deze weldaadvan
de rechtvaardigmaking doorhet
geloof hebben ïee nute
handelen aan de hand van ons Catechetisch onderw[js, als onze aandacht gevraagdwordt voor
de 23e zondagsafdelingvan
onze Heidel- bergse Catechismus, die aan de orde van behandeling is.Daar wordt gevraagd:
Vraag 59:
Maar
wat
baat hetu
nu, d,at gridít
alles gelnolt ?Antwoord:
Dat
il+ àn Chr.tstus uoor God rechtoaarildg ben en een er| gena,arL iles eeuwígen l,eoens.Vraag 60:
IIoo
alttglt
rachtuaoritrlg rxsor Goil,I
{lt
'Antwoord:
Alleen iloor
eenoprecht gelool ín íezus
Christus;alzo
ilat,
alis llet ilat
mij mijn consciëntie aanklaagt,ilat ik
tegenal
ile geboden God,s zwonrlijlc gezoniligilen
geen danruan gelnud,enheb, en nog
steeclstot alle
boosheiilgeneigil ben, nochtans God,
zoniler enigemijner
oerilienste,uit
l,outere genad,e,mij
cleaolkomen
gernegiloening, gerech,tígheiil,en
h,eilíg- hei,il oan Ch,ristus sclrenkt en toerekent, euenalsltail ík
nooit zonl,e gehail noch geclaan,ja
alshail
ílc ookal de
geh,oorzaamheid,uolbracht, ilie Christus
noor mij uolbracht heeft;in
zouer ílc zullc een wel,ilaad, met een gelouighart
aanneem.Vraag 61:
Waarom zegt
gtj,
d,atgij
alleeniloor het
geloof ge- rech,tuaarilig d,zijt
?Antwoord:
Niêt, ilnt ik
uanwege cle waardígheid,rniins
gelools God.e aangenoírrnbenl maar
daarom,ilat
alleen ile gennegd,oening, gerechtigh,ei,ilen
h,eíligheid, uan Clwistusmijn
gerech,tigheiduoor GoiI is,
enilat ík ilie
níet and,ersilan
alleen door hetgebol
afrnnernen en moj toeëi,genen kan,We worden
hier
dus bepaaldbii
de weldaadvan
de rechtvaar- digmat<ing als de bate des geloofs.En we hebben dan te zien:
1. Waarin die
rechtvaardigmakingals de bate
des geloofs bestaat.2.
Hoedie
rechtvaardigmakingals
debate
des ge-loofs
verkregen wordt.3.
Hoe die rechtvaardigmaking atléén de bateis
van het geloof.We
zijn
thans aanhet
einde gekomenvan
de behandellng van detwaalf
geloofsartlkelen.En
vandaarwordt nu
de vraag g€F daan: ,,M&arwat
baat hetu
nu,dat
glNdlt allel
gelooft ?',Zo rproekt dur nu
deze zondografdcltngover dc
Dotcdor
go.-..1
tl9
Ioofs. Zondag
7 sprak
overhet
lfrezen des geloofs,dat is
het geloof z,elf zoalshet in de
wedergeboortein de ziel
geplant wordt.In
zondag ? is echter ook de vTaag gesteld,wat
de chris-ten
nodigis te
geloven. Eln zoalsdaar
gezegd'is, is dat kort
samengevat
in
detwaalf
artikelen des geloofs. Zo is daarop dan ook een uitvoerige behandeling gevolgdvan
deze Apostolische Geloofsbelijdenis.En nu
aanhet
eind daanran gekomen,wordt
devraag
gedaan: ,,Maarwat baat het u nu, dat gij dit
atles gelooft ?"Laat
ons voor ogen houden,dat
er steeds gesprokenis
over het oprechte of zaligmakende geloof. Alleeu dat geloof kan die bate maar afwerpen.Met
eenhistorisch
geloof belijden we ook welwat
weuit
detwaalf
geloofsartikelen hebben overdacht' maardat
geloof schenkt onsniet
die bate waarover deze zondagsaf- deling spreekt.Wat
heefthet
oprecht geloofin
detwaalf artikelen
beleden ? Wel, de volkomen verlossing die alleen door Christus is. Enwat
doetnu het
zaligmakend geloof ?Dat
geloofverenigt
de zielmet Christus
en doethaat
af,zo de door Hem verworven wel- daden zich toeëigenenVandaar is het dat op de vraag die
hier
gesteldwordt, het
ant- woordluidt:
,,Datik in
Christus voor God rechtvaardig ben en een erfgenaam des eeuwigen levens."De rechtvaardigmahing des zondaars is dus door het geloof. Om
dit
recht te verstaan, is het wel nodig om eerst eens goedin
te zlenwat
rechtvaardigmaking eigenlijk is.Het is niet
een recht- vaardigmalrenin
de zin van iemand van onrechtvaardig recht-vaardig te
maken.Het woord
rechtvaardigmakingheeft
dusniet
de betekenis van iemandte
verbeteren door een instortenvan
rechtvaardigheid,zoals Rome ervan maakt. Neen,
hetwoord rechtvaardigmaking heeft de betekenis van
iemand rechtvaardigte
stetlenof tn
uerklaren.En
zowijst dat
woordrechtvaardigmaking ons dus op een
Goddelijke vrijspraak.Daarom wordt dat woord ook in de Schrift
tegenover ver- doemen gesteld.Dit
geschiedt als er over een gerichtshandelingder
mensenwordt
gesproken, zoalsin
Spreuken 1?:15,
waar we lezen: ,,\il'ie de goddeloze rechtvaardigt, en de rechtvaardige verdoemt, z[jn de Heere een gruwel,ja,
die beiden."Maar ook als
deSchrift
spreektover
de rechtvaardigmaking des zondaars in de GoddeliJke vierschaar, doet deSchrift
dat op dezelfde w{ize.Zo
lezen we lmmorsin
Romeinen8:33
en 34:,,God ls het, Dle rechtvaardlg maokt. Wle ls het dte verdoemt ?"
t2o
Zo
is
dus derechtvaardigpaking
een rechterl$ke daad Gods enniet
een verrrieuwende daad.Dat
bedoelt Hellenbroek ook, alshij
onsin
zijn eenvoudig vraagboekjeleert dat
de rechtvaardig- making buiten de mens geschiedt.Hij wil
ermee zeggendat
die rechtvaardigma^kingde
mensniet inwendig verandert.
Romeverwart
de rechtvaardigmaking en deheiligma*ing
met elkan-der
enlaat
deheiligmaking
aan de rechtvaardigmaking voor-afgaan. Van
eenrechtvaardigmaking van een
doemwaard.ig zondaarwil
men niet weten. V{jand is men van devrije
genade- leer, dus van de leer van hetzaliryorden uit wije
genade. Romeleert
de rechtvaardigmaking door de werken enniet
door het geloofin
Christus.Daarom is het zo nodig dat we goed inzien dat de rechtvaardig-
making
eenrechterlljke
daad Godsis.
Elen verdoemelijk zon- daar, d.ie onder de toorn en vloekligt,
wordt door God van onder dat oord.eel verlost.Dat
geschiedt niet om enige deugd diein
de mens te vinden is. De z,o,ndaar die gerechtvaa.rdigdwordt,
heeftniet
andersdan
schuld. Elnzo is de grond waarop
God hemrechtvaardigt, alleen de volkomen
gerechtigheiddes
Midde- laars.En
zowordt
deze weldaadook
alleen de uitverkorenen geschonken. ,,\il'ie zal beschuldiging inbrengen tegen de uítuer- korenen Gods?"
zowordt er
gewaagdin
Romeinen 8.En
ook lezen wein
datzelfdehoofdstuk:
,,DieHij
tevoren verordineerd heeft, dezeheeft
Hit' ook geroepen; en dieHij
geroepen heeft, deze heeft H{j ook gerechtvaard"igd; en clieHij
gereehtvaardigd heeft, dezeheeft Hij
ookverheerlijkt." In
Jesaja 53 lezen we:,,Door
Zljn kennis zal Mijn Knecht, de
Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken."Uit kracht
van die verkiezingis
Godskerk
dus van eeuwigheidal
gerechtvaardigd.Van zulk een
rechtvaardigma"king van eeuwigheid hebbende
Remonstrantenniet willen weten. Zij
laten de nadruk vallen op het geloof als grond van de rechtvaar- digmaking.Niet
een zondaar,maar
een gelovige zou gereeht- vaardigd worden.En
velenzijn het
op hedendaarin wel
goed met de Remonstranten eens. De leer van de rechtvaardigmakingvan
eeuwigheid onderyindt zohier en daar
nogal tegenstand.Men doet zich daarmede echter ook wel kennen
in
zí$nafwijking
van de zuive,re leer. Tegenover de Remonstranten hebben onze vaderen vastgehouden aan de rechtvaardigmaking ooorhet
ge-loof.
Godheeft van
eeuwigheidZijn kerk als
rochtvaardtg tn Chrlstus aangozlen.En
ook was dekork ln
Chrlstug bogrepen toen H[f leed en rtJer{ en alsHlf
oprtondult
dc dood.Alr
Borgatl
gtng
Hii
voor de Z4nen de doodin
en betaaltleHij
hun schuld.Waar Hij dat voor hen
deed,was het alsof zq zelf
leden en gtiemen en alzo voor de zonden betaalden. Maar als Borg werd Christus ookin Zijn
opstanding gerechtvaardigd.En
waar Ziinkerk in
Hem begrepen was, werdzij in
Hem gerechtvaardigd.Dtt
ts een waarheid die voor ons zo duidelijk en helder moet ziin als de dag.En zo moet het ons ook duiclelijk zijn
wat
het betekent, als God tn detijd
de zondaar dadelijk rechtvaardigt door hem zijn on!e- rechtigheid niet toe te rekenen.In
de gruwelijkste zonden heeftzulk
een mens zichwellicht
uitgeleefd.Maar God
wordt
hem testerk
en wederbaartof
vernieuwt hem doorZijn
Geest. Hoekan
Goddat
doen ? Hoekan Hij
als eenheiltg en rechtvaardig Wezen Zic}l. alzo
in
gunst inlaten met de rchuldige en onreine zondaar ? OrndatHii
hemin
Christus aan-rchouwt en hem dus dadelijk de
gerechtigheidvan
Christus toerekent. Daarom spreektDavid die
mens gelukzalig,die
de Heere de ongerechtigheidniet
toerekent. Zovolgt
dus de heili- g{ngof
vernieuwing op de rechtvaardigmaking.Deze rechtvaardigmaking
in de tijd is
noodzakeli$k. Hieraan houdenwe
va"st tegenover degenendie met
eenleer
vaJI een veronderstelde wedergeboortede
noodzakelijkheidvan
eenrechtvaardigmaking
in
detijd
hebben ontkend. Hoewel deuit-
verkorenenin
Gods eeuwigbesluit en in de
opstanding van Chrlstus aan de zijde Gods gerechtvaardigd zfin, zo verkeren zevan nature met alle andere mensen ook
in
een staat van dood- en doemschuld. Daaromis
hunin
cletiid
ook een staatsverwis- sellng nodig.Dlt
geschiedt in de wedergeboorte of de daad der levendmaking.Echter
spreekt deze zondagsafdeling over de bate des geloofs, dus over de toeëigening van die weldaad vanin
Christus voor God rechtvaardigte
zi1in.Weer hebben we erop te wijzen
dat
de Catechismus een troost- boek voor de ware christen is. Dietroost ligt in
geen blote be- rchouwing vandat
men van eeuwigheid reedsin
Christus voor God rechtvaardig is. Ook kan een ware ontdekte ziel er zich niet mee troostendat er
een omkeerin
het levenis
gekomen en datdaarln
een staatsvetwisselingheeft plaats
gevonden.We
be- hoevon daarom ookter wille
van een beredenerend christendom geon verdraalde voorstelling aan de zulvere leervan
de recht-vmrdlgmalrlng
te geven, zoalg sommlgen doen onderhet
voor- wondrcl van do zlelen nletgenrtt
te wlllen rtellen bulten €en bê-un
wuste
inplanting in
Christus. Menmiskent
danwat er in
dedaad der levendmaking geschiedt en
slaat
alles wegbuiten
de weldaad van de rechtvaardigmaking zoals men die bewust door het geloof deelachtig wordt.Voor de oprechten behoeft men
dat niet te
doen. Die levenuit
geen conclusies en kunnen met een keus en een omkeer
niet
ge- holpen zr1n. Zodra als Gods Geest de zondaar van zonde, gerech-tigheid
en oordeelovertuigt, wordt
de vierschaar des gerichtsin
de ziel gespannen. Hoe zouzulk
een mens zicbmet
eenbe-'
redenering kunnen helpen
uit wat er
nu plaats gevonden heeft,dat hij nu wel in Christus voor God rechtvaardig is ?
Zijn hemelhoge schuldklaagt
hem aan; hetrecht van
God eist vol- doening.De
eerste zondagsafdelingetrvan
onze Catechismus hebbenhet
onsduidelijk
doen zien hoehet
rechtsprocesin
deziel
een aanvang neemt.Een
overtredenwet brengt
de schul- dige zondaar methet recht in
aanraking. Door de overtreding van dewet staat
de zondaar immers schuldig aan Gods recht.Maar als
vmcht
van de inwendige vernieuwing komt er ook van stonde aan een leven naar Gods wet. Toch kan die ziel daar niet bekeerd mee worden. De schuld dieer ligt, is er niet
mee wegte
nemen, enwaar
de ontdekking doorgaat, zíet menzich
met de dag enmet het
ogenblik nog schuldiger worden.Zelfs
alle eigengerechtigheden beantwoordenniet
aan de eis va,n de wet, z,odat men daarmede ookhet
oordeel nogover nch
vemvtaatt.Zo kan dus die
zondaardoor al zijn
gerechtighedenniet be
houden worden.
De enige grond van d,e rechtvaardigmahing des zondaars voor God,
is
de gerechtigheid des Middelaars.In die
gerechtigheidwordt
dan ook op Gods Qid de zondaarin
zí$n verlorenheid de enige wegvan
verlossing ontsloten.Duidelijk is
onsdat in
de eerste zondagsafdelingenvan de
Cateehismuszo
voorgesteld.De schuldige zondaar
kan niet
door eigen gerechtigheid, maar alleen door de gerechtigheid van een Ander behouden worden.Die Middelaar, door Wiens gerechtigheirt
hij
behouden wordt,is
hemaltijd in
het Evangelie aangewezen. Maarvoor
die Mid- delaar moet ook het zielsoog ontsloten worden.Als
dat gebeurt, komt daar zoveel geloof en liefdein
mee,dat
men dan reeds zonrim
mag delenin
de bate vandat
ware zaligmakende geloof.Daarom
wordt er in
het volgende antwoord ookzo
gezegd.z zn;ver lk zulk
een weldaad met een gelovlghart
aanneem."In het
gelovlg aannemen vanzulk
een weldaad,ln
welke mate ook van do oefenlng des goloofs,lr
er goon gomh. Door het gc.UN
loof vindt
menin
Christus alleswat tot
de zaligheid van nodels. Het kan daar zo ruim voor
deziel
worden,dat
men niet denken kandat
hetooit
nog anders zou kunnen worden.In
het geloofis
geentwijfel
en de volmaakteliefde drijft alle
wees buiten. Hoe dierbaaris
toch ook de openbaring van de Persoon des Middelaars aanhet hart ! Daar
deelt deziel in het
ware levenen smaakt ze
een onuitsprekelijke zaligheid.Men
aan- schouwt daar deKoning in Zijn
schoonheid, maa^rook
tevens eenver
gelegen land. We durven met wijmoedigheidte
zeggen,dat
aI degenen diedit
wegslaan er duidelijkbtijk
va^n geven datzii dit
levenniet
kennen. Men moeter bij
hen maar eens naar vragen,of
ze daar eens iets van medewillen
delen. Men zal er dan wel achterkomen met welke over-de-muur-klimmers men te doen heeft.Of in
de gunstigstezin draaft
men bítjzulk
een ge- loofsoefening nu verder heelzijn
leven maar door en weet van geen wasdom des geloofs.In
detwaalf
geloofsartikelen,die na
de behandelingvan
het wezen des geloofs onze aandacht hebben gevraagd, zijn we erbii
bepaaldwat
de christen nodigis te
geloven.Het
geloofin
een drleënig God isin
dietwaalf
geloofsartikelen beleden, maar wel zeeruitvoerig is er
stilgestaanbij
de namen, a^mbten en staten van de Middelaar, dus b$ het verlossingswerk.Dlerbare inleidingen kan de ziel ook
in
dat verlossingswerk ver- krffgen.En
ookdit
gaatniet
buiten de oefening vanhet
zalig- makend geloof om. Maar nuwordt
aan het si+de van de behan- dellng van de Apostolisbhe Geloofsbelijdenis dewaag
gesteld:,,Maar
wat baat het u nu, dat Sij
atit alles gelooft?"
Eln dan spreekt de christen, diein
de Catechismus getuigenis geeft van z{fn enige troost, beidein
leven enin
sterven, van een zekerheid des geloofs waardoorhij
mag wetendat
geheeldat
verlossings- nrerkvoor
hemten
goede magziin
èndat hij daarin nu
door Godwordt
aanschouwden
alzoin Christus voor
God recht-vaardig is en
een erfgenaam des eeuwigen levens.Maar
we moeten dan nu ook nodigin
de tweede plaatser
onze aandacht a,an geven hoe die rechtvaardigmaking als de bate des geloofs verkregenwordt.
2.
,,Hoe
zft
g{J rechtvaardig voor God ?" zoluidt
nu de waag. Hetlr
geen kleine zaak waaroverin
deze zondagsafdelingwordt
ge- sproken.Rochtvaardlg
voor
Godt€
zijn,wil
zeggon: ïv€êrin
een rechte vorhoudlngto
staan togenovor dlo God, toqenlVle
men geizon-uht'
digd heeft.
De rechtvaardigmakingis
da"nook
eenwijspraak van
schuld enstraf
en een rechtgeventot het
eeuwige leven.Rechtvaardig te zijn voor God,
wil
dus zeggen: door God te zijn vrijgesproken.En
God kan de schuld zom&arniet
vergeven. De vergevingvan
de sehuldmoet
steunenop
een voldoening die aan de eisen van het rechtis
gegeven.,,Hoe
is het
dan mogelijk", zowordt er
eigenlijkvol
verwondering
gevraagd, ,,datgij
voor God rechtvaardigz$t
?"De ware christen kan er verslag van geven hoe
dit
mogelijk is.Deze zondagsaÍdeling spreekt over de rechtvaardigmaking dóór
het
geloof, zoalswe
reeds vernamen.Van
deze rechtvaardig- making door het geloof moethij
een nadere omschrijving geven.Onze Catechismus
is
eenpraktisch
leerboekje. Daaromlaat
de onderwiizer hetniet bij
eenverklaring
van de bate des geloofs, zoals diein
het vorige antwoord werd gegeven. Geheelhet
op-pervlalkig
christendomgeeft op
de eerste vraag, zoalsdie in
deze znndagsafdeling
wordt
gedaan, wel een antwoord van de- zelfde inhoud als wehier
vinden.Maar
ge moetniet
over het ,,hoe"gaan
sprekeq.De
onderwijzerechter vraagt naar
het ,,hoe" va^n de zaak. De christen moet eens zeggen haelij
voorGod rechtvaardig
is. En die christen zal dan ook in het
ant- woord zeggen, hoehij
door een opreclr,t geloolin
Jezus Christusvoor
God rechtvaardigis.
Neen,dat is
geen geloofals
waar- mede zovelen geloven dat zqin
Christus voor God rechtvaardig z$n. Met dat geloof hebben die mensen alle gronden kunnen be- houdenbuiten
Christus.Zij
weten van geen ontdekkentl en af- snijdend werk.Maar het ware geloof gaat daar nu
juist
niet buitenom. Zo weet dan ook de ware christen onste
zeggenhoehij door het oprecht geloofin
Jezus Christusvoor
God rechtvaardig is.Laat
ons het antwoord dat op deze vraag gegevenwordt,
maar evenkort met
elkander nagaan.In dat
antwoordverklaart
deware christen dus, dat hij
alleendoor
eenoprecht geloof in
Jezus Christus
voor
God rechtvaardigis. En
hoe dan ? ,rLlzo dat,al is
hetdat mij
mUn consciëntie beklaagt,dat ik
tegen al de geboden Gods zwaarl{jk gezondigd en geen derzelve gehouden heb, en nog steedstot
alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige mijner verdienste,uit
loutere genade, mS de vol- komen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus echenkt en toerekent, evenalshed ik nooit
zonde gehad noch gêdaan, Ja, als hadlk
ookal
de gehoorzaemheld volbracht, dle Chrlstusvoor m[ volbracht
heeft."ató
Welk
eenkrachtig
antwoord! Wat het
dusinhoudt,
door het oprecht geloofin
Jezus Christus voor God rechtvaardigte
zijn,wordt
onshier in dit
antwoord gezegd.Dit
antwoord zegt ons dus hoe aIIe verdienstelijkheid van de mensin
die rechtvaardig-making
geheelwegvalt. De
consciëntiemoet de
zondaar be- klagen,dat hij
tegen alle geboden Godszwaarlijk
gezondigd en geen derzelve gehoudenheeft. De
gansewet moet hem
dus schuldig verklaren.En dat niet
alleen omal
z{in dadel[jke zon- den, maar ook omwat er
eenmaalin het
parad[js gebeurd is.Dle zondaar
wordt
dusin
het parad$s gebracht.Al
zouhij
ook ultwendig naar dewet
Gods onberispelijk geleefd hebben en al hadhij ook als
derijke jongeling al wat
dewet
eiste, onder- houden vanzijn
jonkheidaf,
de geestelijke inhoudvan
de wetwordt in zijn
zielverklaard
enhij ziet
hoehii in het
eten van de verboden boomelk
gebodvan die heilige wet heeft
over- treden. Bij de behandeling vaJl de wet des Heeren hopen we daar nog wel optemg te
mogen komen. Schuldig staathij
dus voor God vanwege zijn diepeval.
Maar daarbij heeft hili ook d'oor al z{fn dadelijke zondenal
Gods geboden overtreden.En
alleen de zonden van nalatigheid zouden hemhier al
des doods schuldig moeten doenverklaren. De
gehoorzaamheiddie
God eenmaalvan
de mens geëistheeft, is hij
schutdig gebleven.Door
zijndlepe bondsbreuk is
hij
als een overtreder in de wereld gekomen.Nooit
heefthij
meer kunnen beantwoorden aan de eisvan
die hellige wet. H{j heeftniet
anders kunnen doen dan diewet
met gedachten, woorden en werken overtreden.En hij
zal ook nooit anders kunnen doen. Daaromwordt
er hierin
het antwoord ookzo
aan toegevoegd: ,,ennog
steedstot alle
boosheid geneigdben." Zo ligt hU daar in zijn onverbeterlijkheid gans
ver- doemelijkvoor
God. De heiligewet
moet hem vervloeken.Dat
vloekvonniswordt in zijn ziel
afgekondigd. ,,Vervloektis
eenlegel$k, die
niet blijft in al
hetgeen geschrevenis in het
boek der wet, omdat te
doen."Zo zlet die schuldige zondaar
in
het recht van God zig'n beschul- dlgers zich tegenover hem stellen. De wet beschuldigt hem dusals
een overtredervan al
de geboden.Maar
zoals onsin
het vlsloenvan
Zacharia aangaande Jozua de hogepriesterwordt
voorgesteld,is
het ook de satan die hem op zijnvuile
klederenwffst. En
de zondaarheeft niets tot
z$n verontschuldigingin te
brongen,want zijn
eigen consclëntiemoet hem ook
aan- klagon.De
zondaarmoet hler dus zwijgen.'Hler schiet
geennrcht of
gobodtot
zelfbehoudenÍs meer ovsr. De rechtvaetdtg-rsc'
making
geschiedtbuiten
de mens.Er wordt buiten
hem over hem beslist. Daar moethet juist
komen met de schuldige zon- daar,dat hij niet
meer mee-of
tegenwerkt. Zovalt hij er
metal zijn
werkzaamheden zo schoon buiten.Daar
moesthet
met hem heenin
een wegwaarin al ziin
werkzaamheden ophielden enhij
zijntotale
doodstaat grondig moest leren kennen, alsook zijn viiandschap tegenzulk
een weg van afsnijding.V{janden alleen worden
met
God verzoend.Een
verdoemel$k zondaaxwordt
door God gerechtvaardigd; een zondaar die zijn schuldten
volleleert
overnemen enniets
meer tegenhet
ver- oordelend vonnis vanhet
Goddelijkerecht
heeftin te
brengen.Die
ziet
daarniet
anders meer dandat
God, die Heilige, moet verhoogd en verheerlijkt worden door het recht. Maardit wordt
dan ook het wonder van de weldaad waaroverin
deze zondags-afdeling wordt
gesproken,dat het
Godis, Die
zonder enige zijner verdienste,uit
loutere genade, hem de volkomen genoeg- doening, gerechtigheid enheiligheid van Christus
schenkt en toerekent.Hier
doet God Zelf de Borg voor hem tussenbeide komen. \il'aarhij
als Adam als een overtredervoor
God gesteldwordt,
daar kan de tweede Adam met Zí$n volkomen borgtocht tussentreden voor die schuldige zondaar.H$
heeftin
de plaats vaïr die zon- daar de wet volmaakt gehoorzaamd en ook de vloek der wet ge' dragen. Hoe diepwordt daar
deziel in
één ogenblik ingeleidin dat
dierbare borgrverk. Hoe aanschouwthij
daar die Midde-laar
als blank'en rood, Die de bariier draagt boven tienduizend.fn
de weg va.rr Zíjn diepe vernedering maghij
Hem volgen, van de kribbetot
aan hetkmis.
Tn Z$n smartelijke lijdensweg magh[j
Hem aanschouwen, zoa.lsHij in
Gethsémané en op Golgotha die dur'eprljs
betaald heeft.Hier valt
de schuldenlast weg aan devoet van het kruis. Niet
alleen een vernederd.e,maar
een verhoogde Midd.elaar maghij
aanschouwen.Hij
ziet hem als de Leeuw van Juda's stam, Die overwonnen heeft. Die ging de doodniet in om in de
doodte blijven. Hij droeg de schuld
voor eeuwig weg. Devrijspraak
moest opZijn
voldoening volgen.In Zijn
opstanding werd Hij wijgesproken. Het rantsoen is betaald;de gerechtigheid Gods
is
voldaan.De
schuldige zond.aar moet vrdiuit gaan. De Vader ziet met welgevallen neer op het genoeg- doenend werk van Zdin geliefdeZoon. De zondaar mag dat waar- nemenln
zijn ziel.Hier wijkt
detoorn bij
de Rechter. Dehitte van
Z{Jn gramschapis
geblust. Elno
eeuwlg wondorvan
go- nade, de VaderZelf
spreekthler
dercndorr
llefdor{Jkto6:
,,Ik,tgt
Ik
ben het,Die
uwe overtredingenuitdelg,
omMijnentwil,
enIk
gedenk uwer zondenniet."
De
verzoeninggaat
va,nde Rechter Zelf uit. Hij heeft
ver- zoening gevonden.Dat is
de verborgenheid die de ziel ontdektwordt in
de verzekering die z$ ontva"ngt van de Goddelijkewij'
spraak. God was
in
Christus, de wereld met Zichzelf vetzoenen- de. Diekerk,
dieHij in
Christustot
de zaligheidheeft uitver-
koren,wordt
ook door Hemin
Christus vrijgesteld. Op grondvan Zijn
gereehtigheiclkan Hij
dus de schuldige zondaarvrij-
verklaren.
Hot
antwoord zegl het ons hier, dat H{i zonder enige zijner ver- dienste,uit loutere
genade, hem de volkomen genoegdoening, gorechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals hadhij nooit
zonde gehad noch gedaan,ja,
als haclhii
ook al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor hem vol- bra,cht heeft. Rein en heiligwordt hij
dusin
Christus voor God gosteld.Christus spreekt het Zijn door Zijn bloed
gewassenbmid hier liefderijk toe:
,,Geheelziit gii
schoon,Mijn wiendin'
ener
is geen gebrek aanu."
Zo
wordt
de zondaar metZijn
gerechtigheid bekleed en geheel en al Z[jn eigendom, in leven enin
sterven. Door de Vaderwordt
hlJ aan de Zoon gegeven en ook mag
hij
zichin
een geschonken Konlng beroemen.7.o mag
hij
doorhet
geloof een volkomen Zaligmakervoor
zijn zlel omhelzen. Deze gelovige toeëigeningis
dus een rrmcht vande
Goddelijke toerekening.In dit
antwoordwordt eerst
over een toerekening en dan over een gelovig aannemen gesproken.lVe lezen immers allereerst: ,,nochtans God, zonder enige mijner verdienste,
uit
loutere genade,mij
tle volkomen genoegdoening, gorechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent."En dan lezen we aan het eind van het antwoord: ,,zover
ik
zulk een weldaad met een gelovighart
aanneem."In
de gelovige aannemingzijn
dus verschillende trappen. Hoe duidelijk en kla^ar hebben onze vaderen toch aftÍLjcthet
leerstukvan
de rechtvaardigma^king ontvouwd! In
deminste
geloofs-oefening
ligt
reeds zekerheid. Deze z.ondagsafdeling bepaalt ons biJ de bate des geloofs.Dit is
een bate waarin de gansekerk in
mindereof
meerdere mate mag delen. Die zalig worden, zullen allen weten, hoe weinigof
veel hun geloofskennis ook mag z$n,dat
ziJuit
gonado door de verdlenstevan die
enige Middelaarzallg
wordon.En
alshet
geloofln
de oefening mag komen en zlch op Hom mag rlchten,lr er ln
dle oofonlng des geloofr ookrzE
.
een toeëigening. Daardoor deelt de
ziel
dusin
de bate des ge- loofs.Het ware geloof, of het nu klein of groot te noemen is, doet
niet
stzunen op een grondslag van eigenwerk. Hier is er
een besef van eigen onwaardigheid,ja van
hel- en doemwaardigheid. Zo doet dat geloof een grondslag buiten zicbzelf zoeken om daaropte
steunen.Maar duidelijk leeÉ
onstoch dit
antwoord,dat
er een opwassenin
de geloofskennisis. Er zijn
zwakgelovigen en sterkgelovigen.En
zo zqner
onderscheitlen standenin het
ge- nadeleven. Maar al te veel worden die standen door velen weg- gedoezeld. Vandaar neemt men zulke grote sprongen en spreekt menover al
de heilsweldaden,terwijl
menin al zijn
spreken duidelijk verraadtdat
de ontdekking zo ontbreekt en men niets weet van die onmogelijkhedenwaarin
GodZiin volk brengt
enwaarin juist
zoveel onderwijzingen des Geesteszijn te
vinden voor de ziel.We wensen voor ogen
te
houdendat
Godvrij in
Zirjn leidingenis. Het heeft
zeer veel donkerheidin
Godskerk
gebracht, dat men van het Godswerk modelwerkis
gaan maken. Volgens een bepaald schemamoet dan de
weldaadvan de
rechtvaardig- making worden doorleefd.En wat met dat
schemaniet
over- eenkomt,kan
geen goedkeuring wegdragen.Dat heeft niet
al- leen veeltwist
en verdeeldheidin
Godskerk
teweeggebracht, maar ook vele zielen jarenlangin
duisternis enverwarring
doen verkeren. Elchteris te
wezenvan
degenendie aftijd
naa^r een bepaalde maatstaf te werk gaan,dat
zij zelf. niets weten van het eenvoudige van het werk Gods.Zij
kunnen om hun grootspraak door velen geacht en gevierd worden,maar als
men hen eensaf
zou vragen hoe zí$zelf
beleefd hebbenwat z$
aan anderentot
een maatstaf stellen, zullen ze erwellicht
geen verslag van kunnen geven.Of
anders zal mener
een verhaal van weten te vertellen waar menniet het
minste geloof aan behoeftte
hech- ten. Het eenvgudige van het werk Godswordt
er danin
gemist.Onze Catechismus spreekt
voorzichtig in
de omschrijving varr die weldaadvan
de rechtvaardigmaking, zoalsdie als
de bate das geloofsdoor
deziel
verkregenwordt. En toch trekt
die Catechismus zuivere en scherpe lijnen.Bestaat de rechtvaardigmaking
in wat
anders danwat
onshier in dit
antwoordwordt
gezegd. ? Maar de ondenrSzer houdt vast aan het onderscheidin
de mate van de goloofsoefening. De zlelheeft naar
zokerheidte
staan. Zoalsln het
eonvoudlg vraag- boekJe van Hellenbroek onswordt
geloerd, kunnen de golovlgonrm
van deze weldaad van de rechtvaardigmalcing venzekerd worden en ook moeten ze daatnaar staan.
Deze verzekering
is
dus een geloofsverzekering.Al ligt in
elke oefening vanhet
geloof zekerheid,toch is het
nogiets
anders omtot die
geloofsverzekeringte
mogen komen. Deze geloofs- verzekeringdoet met
vrijmoedigheid,als er
gevraagdwordt naar
de bate des geloofs,met
dechristen in
deze zondagsaf- deling het antwoord geven: ,,Datik in
Christus voor God recht- vaardig ben en een erfgenaa"ur des eeuwigen levens."En
als er dan gevraagdwordt
hoe men rechtvaardig is voor God, zal men er ook zulk een verslag van kunnen geven alsin dit
tweede ant-woord
wondt gedaan.Het geloof doet ons
de verdienste vanChristus
toeëigenen,als de enige grond waarop we
door God gerechtvaardigd zijn. Maar zo komt dan ook het geloof zelfniet als
een verdienstelijkegrond in
aanmerking.Dat is
het$r&ar $re nu ten laatste nog onze aanda,cht aan hebben te geven.
3.
,,\ila&rom zegt grj,
dat gij
alleen doorhet
geloof rechtvaardigz\t
?"Het is niet
zonder redendat
dezevraag hier wordt
gesteld.De volgende zondagsafdeling zal ons tegenover Rome nog eens
met volle nadruk
wijzenop
de onverdienstelljkheidder
goedewerken
in
de rechtvaardigmaking.Niet
enig werk van de mens kanin
de rechtvaardigmaking als een verdienstel[jke grond gel- den waarop God de zondaarvrijverklaart. Dat juist
houden we vast, als $re zeggen dat de zondaar door het geloof gerechtvaar-digd wordt. Als het door het geloof is, is het niet door
de werken.Het geloof is dus ook niet iets verdienstelifts. Volgens
de Remonstranten wel.En het is
ook de Remonstrantse leer van onze dagen,dat
we moeten geloven en anders om ons ongeloof verloren gaan. Overhet
geloof spreekt men dan alsofhet
iets van de mens zelf is.Heeft het geloof dan geen waarde? Zeker, het geloof heeft grote tvaarde, maar dan zoals
het
ons als een door God geschonken geloof de weldaad van de rechtvaardigmaking doet toeëigenen.Dtt
zegt het antwoord ons duidelijk, alser staat:
,,Niet,dat tk
vanwege do waardlgheidmijns
geloofs Gode aangenaam benlmaar
daarom,dat
alleende
genoegdoening, gerechtlgheld en hetllghetd van Chrlstusm[n
gorechtlgheldvoor
Glodh,
en dat 18oik
dezelveniet
anders dan alleen doorhet
geloof aannemen enmij
toeëigenen kan."De
zondaarwordt niet
gerechtvaardigdom het
geloof, maar ilnor het geloof enuit
het geloof.Het
geloofis in
de rechtvaar- digmaking geen verdienende hand, maar een ontvangende hand.De weldaad van de rechtvaardigmahing
is
een zeergrote
wel- daad,te groot
om zich z,omarr toete
eigenen.Het wil
immerswat
zeggen:Voor
God rechtvaardigte
zfrn en een erfgenaam des eeuwigen levens.Ook
al is het dat
de zieltot
de verzekerende daad des geloofs gekomen is, zois
haar steeds nogdat
geschonken geloof no4igom zulk een weldaad zich vrijmoedig toe te
eigenen.ïn het vorige antwoord hebben wij het
getuigenis vaneen christen beluisterd, die erkennen moet dat hti
nogsteeds tot alle
boosheidgeneigd is. De waarneming
vande
inklevende verdorvenheidkan grote duisternis in de
ziel brengen, zodat men ook met de geschonken genade niets meer beginnen kan.En
het is ook noodzakel{jk omuit
de weldaad op zíchzelf de grond te verliezen.In
de rechtvaardigmaking worden alle zonden wel vergeven, dus ook de zonden die men nog doen moet,maar
onze vaderen spraken ookwel van
een dagelijkse rechtvaardigmaking. Vanwege de gedurige struikelingen, \ilaar- om God ook welZijn
Aangezicht zozeervoor
de ziel verborgen houdt,blijft
het de ziel maar steeds $reer nodig om door een ge- schonkengeloof zich op
d.ie gerechtigheid des Middelaars te mogen verlaten als de enige grond waarop men voor God recht- vaardig is. Och, Ïnoe zaL men het door deze weg toch aan de weet komen, dat het geloof niet iets iswat
de mensuit
zichzelf heeft, zodat dat geloof ookniet
als iets verdienstelijksin
aanmerking kan komen, maar dat dat geloof steeds maar weer door God ge- schonken moet worden. Dan mag menwaarlijk
weer eensin
dewijheid
staan enin het
afzien vala zichz,elf met de dichterw[i-
moedig instemmen
uit
PsaJm 85:1:
Gij
hebt Uwlanil,
oHeet',
clíe gunst betoond,Dat
Jacobs zaad opnieuwín
urijheid, woont;De sch,uld, Uws uolks hebt
Quit
Uw boele geilaan;Oolc ziet Gi,j geen uan hunne zond,en aan;
GoX
uinilt in
gunst, en ndetin
wraalc,Uu luat;
De
hi,tteoan Uw
gramcchopta
gebluct, O hedlrljlc Gotl, weerucrd$
ona oardrlet, Kaaral
Uw wroalc, cn dooUu toorn ta nlct,
ttl
Toepassing.
De christen mag dus belijden
in
deze zondagsafdeling,dat hij
geloven mag dathij in
Christus voor God rechtvaardig is. Hebt geer
eens goedover
nagedacht,als
dezestof
onze aandacht vroeg,wat het
zeggenwil,
rechtvaardig voor God tezlin
?In
onzenatuurstaat zijn we niet rechtvaardig voor
God.\ile
staan allen schuldig aan Gods recht.
En
als men nuin dit
leven lets heeft gedaan waardoor men zich aan het recht heeft schul-dtg
gesteld, dan kunnen weer
op rekenendat we
achtervolgtl worden.En
eenmaalkomt
de dagvaarding voorhet
recht. Dan moeten we dus voor de rechter verschijnen.Maar waar we nu sehuldig staan aan
het
Goddeliik recht, daar kunnen we ook elk ogenblik een dagvaarding verwachten. Darr moeten we dus voor de hemelse Rechter verschijnen. Denken we daar wel eens aan ? Hoe zullen wehet
maken, als we meterf- en dadel[ke
schuld beladen,in dat
Goddelijkgericht
gesteld worden ?Het is
de mens gezet eenmaalte
sterven, en daarna het oordeel.Het
oordeelzal voor
ons eens aanhet
stervenvooraf
moeten gaan, zal het wel met ons zijn.Als
het oordeel pas nahet
ster- venkomt is
hette laat.
De christen die wein
deze zondagsaf- deling aanhet
woord gevonden hebben, heefthier in dit
levenmet
God alszijn
Rechterte
doen gekregen.Het
oordeel heeft gedrukt op z[jn ziel. Vandaar is het dathij
nu zulk een getuige-nis kan
gevenvan z[jn
verlossingdoor Christus. Hij weet
te spreken van de weldaad vanin
Christus voor God rechtvaardig te z$n.Hij
heeft ons kunnen zeggen waarin die weldaad bestaat en hoe hd die door het geloof zich heeft mogen toeëigenen.Het is
dus alleen het geloof waardoorhii in
Christusvoor
God rechtvaardig is. Maardit
geloofmist
de onherboren mens. Enwaar hij dit
geloofmist,
zoekthij buiten
Christuszijn
gerech- tigheid voor God. Velen kunnen op een oppervlakkige wdjze over het geloof in Christus spreken, maar devmcht
verraadt het dat z{j op hun eigen werken steunen. Buiten het ontdekkend en ont- grondendwerk
van Gods Geest verliezen we de gronduit
onze eigen werken niet. lVe blijven een waardigheid behoudenin
ons- zelf.Nooit
worden we hel- en doemwaardigvoor
God.Met
alons
roemenover Christus en ovêr de
verloggingdoor
Hem, gevonwo or dutdelijk
bliJkvan dat we
onze doem- en vloek- weardlge staatnlot
over kunnen nemon.En
zo zfJn we dan aanhot vlerellJk Israól
gellJk,wearyan de eportol one zegt
ÍnRomeinen
rr:
,,Hetgeen rsraërzoekt, dat heeft het niet
ver- kregen."En
danlaat
de apostel daaropvolgen:
,,Maar deuit-
verkorenen hebben
het
verkrege.r, en àeaná""r'ziin
verhard geworden."Dat is
detaal
derschrift.
Laten we ons daarbii houden. Alreen dedoor
God verkorenen wordenin christus voor
God recht- vaardig gesteld. Zí$aleen
worden metdat
oprechte geroof be-giftigd,
waardoorzii
de volkomen genoegdoeningvan-ctrristus
mogen omhelzenals de enige grond van hun
rechtvaardig- making.Maar voor ons
alen
is dus noodzakeliik, dat we doordat
geloof onze gerechtigheid voor Godin
de volkomen genoegdoening vanchristus
vinden. AIs dat niet gebeurt, zullen strakJonze werkenniet vol
gevond'en wordenvoor
God.we zijn
dante rijk
om inhet koninkrijk
Godste
kunnen ingaan.Laten we
daarom de noodzakelijkheid er u nog weer met ernst van voor ogen mogen houden om al uw gerechtigheden u eens te zien ontvarien ars eenwegwerpeliik kleed. Zo
wordt het
vooru
een verloren zaak arsge niet door de
gerechtigheidvan
eenAnder
behoudenzult
worden.Die eniggetdende gerechtigheid waarmede ge voor God bestaan kunt, wordt u steeds gepredikt.
In
de behanáe[ng van detwaalf
geloofsartikelenis u
die enige wegder
verlossing zo duiderijk aangewezen.welk
eenruime
wegtot
de zaligheid! Maar
dan ookvoor
een a^rmverloren
zondiar,die
geerigerecutigrreiain
zichzelf meer overhoudt
!
Neen, onze schurdis niet te ftoot of te
zwaar om daarvan verlost te worden. Een doemw"""Ëig ,oo- daarwordt uit
genade doorchristus
en doorzíjn verdiásten
zalig.Maar kunnen we nu ook zeggen, dat we
dit
alles geloven ? Och, historieel geloven wedat
wel, maar we hebbeni"""*"àà to.n
het leven gevondenin
onze eigen hand. Bedenk echter welwat het zijn zal,
alsge straks voor
Godin het gericht
geplaatstwordt, niet
bekleedmet
de gereehtigheid aesuiaaetáars. oit
bruiloftskleed
kunt
geniet
missen. Èen naakte en gans schul- dige zondaarwordt
er mee bekleed.Christus zegt:
,,Ik
raad u, datgij
vanMij
koopt goud, beproefd komendeuit het vuur,
opd.atgii rijk
moogtworden; en-witte
klederen, opdatgii
moogt bekreód wordenln
de schande uwer naaktheidniet
geopenbaard worde.,'De
vrije
genadeleerls
onsln
deze zondagsafdeltng geprodlkt.Sn
de volgende zondagsafdellngzal daar nog wat
dlepor opr8l .a
ingaan. Een ruimer Evangelie kunnen we
niet
prediken dan datwà u
verkondigendat
een gans schuldige zondaar zonder de werkenuit
genade zaligwordt.
Maarhet
ware geloofis
nodig,om tot de hoornen des altaars in waarheid de
toevluchtte nemen.
Dat
geloof doetin
die bate delenwaar
deze zondag onsbli
be- paaldheeft. Maar we
hebbenbeluisterd op welke wijze
menioor dat geloof de door
God toegerekende gerechtigheid des Middelaars zíc};- mag toeëigenen.De onderwijzer heeft het zeer zuiver gesteld., als
hij
de christenin het
antwoordheeft laten
zeggen: ,tzovetik
zulke weldaadmet
eengelovig hart
aanneem." Daarmedeheeft hij er
aanvastgehouàen,
dat er
een zekerheidligt in
de minste oefeningvan het
geloof. Ookis
Goder
eeuwigw[j in
hoeHij
de zielbrengt tot
de zekerheidvan haar staat. Maar
de onderwdzerheeft
met deze toevoegingtoch
ook tegel$k vastgehouden a.an de noodzakelijkheid van een vermeerderingvan
de geloofsken' nls.och
dat weer
toch naar mochten staan om van deze bate des geloofs een wijmoedig getuigenis te mogen geven' We kun-n"tt h"t
toch, alshet
goedligt, met niet
minder danzulk
eenwetenschap doen,
van in christus voor
Godrechtvaardig
ten\n. Zijn íe dan alle strijd en twijfel voor
goedte
boven ? O neen, destrijd zal
dan pas goed beginnen. Toch moeten we ook de geloofszekerheid waarvan deze zondagsafdeling spreekt'niet gering
achten. De zielvindt
daardoortoch
een grondslagbuiten
zichzelf.Niet
zonder reden worden we ertoe opgewekt om onze roeping en verkiezing vast te maken. Job mochtin
de diepe beproeving dtehij
moest doorstaan,van
die zekere geloofswetenschap ge-tuigenis
geven,als h[j zeide: ,,Want ik
weet,mijn
Verlosserleeft."
Maar anderzijds doet God
zich
overblijven een ellendig en armvolk. Dat is
eenvolk dat
met de weldaad van de rechtvaardlg- making ook weer niet op de been kan bl{iven. Nog steeds is mentot
alle boosheid geneigd. Gedurige verzoening heeft men nodlg over al zijn afwfikingen en struikelingen. Hoe is men dus recht.vaardig voor
God? Alleen door
eenoprecht geloof ln
Jezurchrlstus.
Allesvalt
weg buiten die Persoon. Ook de dierbaarste weldaden.Bij
de dood doet alle goed geennut,
maarzal
elleen de gerechttghoid ong kunnen redden.Maar
zozal dle
gereoh- ttghetd dan ook alleen de poort zlJn, door dewelko de rochtveer.dlgon zullon lngean' Amon.
l8l
De rechtvaardigmaking des zondaars zonder de werken.
Zondag 24.
Psalm L43
:2
en 11.Lezen: Efeze 2.
Psalm 26
:4ení.
Psalm 119
:6.
Psalm 93
:4.
In
Efeze 2 : 8 vinden we die bekendetekst:
,,'Wantuit
genadezijt
grj zalig geworden door het geloof, endat niet uit u, het
is Gods gave." Die zalig worden, worden dusuit
genade zalig. Het zaligworden geeft daarom ookzulk
eenstof
van verwondering.Tot
twee keer toe horen we de apostelin
Efeze 2 zeggen:,,Uit
genadeziit
Sírj zalig geworden." Maar daarmede zegt de apostel ons dantegelijk dat
destaat waarin
wevan
nature verkeren, een rampzalige staatte
noémen is.Het is
een staatwaarin
we doodzijn
door de misdaden en de zonden, zoals de apostelin
het eerste vers van dat hoofdstuk daarop gewezen heeft.God had de Efeziërs levend gemaakt. Maar daar zii dood waren geweest door de misdaden en de zonden, hadden ze dus zelf
tot
hun levendmakingniets
gedaan.In
onze geestelijke doodstaat zijn we onbekwaamtot
enig geestelijk goed en geneigdtot
alle kwaad.\ile
kunnenin
diestaat
dustotaal niets
doentot
onze zaligheid. Ookal
zijn we redelijk schepsel gebleven na onzeval
enal
nemen wetrouw
de middelenwaar
die Godtot
zaligheid gebnrikenwil,
we doen daarmeetoch
nog nietstot
onze zalig- heid. Een geestelijk dood mens kan niets doentot
zijn geestelijk leven. De apostel spreektin
Efeze 2 over de levendmaking zeer duidel$k als eenwerk
Gods.,,Er u heeft líij
mede levend ge- maakt,daar gij
doodwaart
door de misdaden en de zonden", zo zegtHlj in het
eerste vers.Maar daarbij