• No results found

Flexibilisering en regulering van werkzekerheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Flexibilisering en regulering van werkzekerheid"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tilburg University

Flexibilisering en regulering van werkzekerheid

Muffels, R.J.A.; Dekker, R.

Published in:

Economisch-statistische berichten

Publication date: 2012

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record Link to publication in Tilburg University Research Portal

Citation for published version (APA):

Muffels, R. J. A., & Dekker, R. (2012). Flexibilisering en regulering van werkzekerheid. Economisch-statistische berichten, 97(4647S), 18-23.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy

(2)

Flexibilisering en regulering

van werkzekerheid

Mede door de eurocrisis staan de economische en sociale

gevolgen van regulering en flexibilisering van de

arbeids-relatie nu sterk ter discussie. Bijna nergens in Europa is de

groei van de flexibele schil zo groot als hier te lande.

Ne-derland lijkt een buitenbeentje maar is waarschijnlijk ook

voorloper met een meer flexibele regulering van de

arbeids-relatie in Europa. Dit vraagt om instituties voor

werkzeker-heid, in plaats van baanzekerheid.

I

n het politieke debat over de arbeidsmarkt in Nederland en elders in Europa staat tegen de achtergrond van de eurocrisis het ontslag-recht centraal in de discussie over flexibilise-ring. De redenering daarachter is dat een te strikte ontslagbescherming het aanpassingsvermogen van de economie aan de snelle veranderingen in de internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO berekende EPL-index (employment, protection, legisla-tion), 2008. O m de instituties voor baanzekerheid te hervormen naar die voor werkzekerheid, is verbreding van het perspectief naar ook andere economische en

sociale gevolgen van flexibilisering noodzakelijk. Dit laat onverlet, zoals ook de O ESO onderkent, dat de flexschil heeft gewerkt als een flexibele buffer die de gevolgen van de crisis voor een belangrijk deel heeft opgevangen (O ESO , 2010). In Nederland hebben de uitzendwerkers, tijdelijke werknemers en zzp’ers deze bufferrol vervuld. De groei in werkgelegenheid in Nederland is voor het overgrote deel tussen 2001 en 2010 voor rekening gekomen van de flexibele arbeids-krachten, wat mogelijk werd gemaakt door een soepele regelgeving van tijdelijk werk (Muffels, 2012). Voor een derde tot de helft van de jongeren is thans de eerste baan een flexbaan. Deze flexbanen hebben gezorgd voor een lagere werkloosheid dan anders het geval was geweest (Euwals, 2011). Daar staat tegenover dat flex-werkers het eerste afvloeien in een recessie en de werk-loosheid daardoor tijdens een crisis sterk oploopt, zo-als in Spanje. In Nederland is dat slechts in bescheiden mate gebeurd. Bedrijven hebben hun vaste personeel lange tijd vastgehouden (labour hoarding) en aanpas-sing heeft daarom plaatsgevonden door een geringer beroep te doen op flexibele werknemers, freelancers en zzp’ers. A anpassing kan ook plaatsvinden door instituties die de interne flexibiliteit vergroten, zoals flexibele-werktijdregelingen, uittredingsregelingen en beloningssystemen. De flexibilisering van de arbeids-relatie leidt tot geringere trainingsinvesteringen (Fou-arge en De G rip, 2011) en daarmee tot een geringere inzetbaarheid. Een op de vier werknemers in tijdelijke RUUD MUFFELS Hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg RONALD DEKKER Universitair docent aan de Universiteit van Tilburg S TA N D V A N Z A K E N %FBVUFVSIFFGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJFUFMEFST rm index

de instituties voor baanzekerheid te die voor werkzekerheid, is verbreding ief naar ook andere economische en

gewe werk looshe als in mate lange sing h beroep en z instit flexibe beloni relati arge e beidsmarkt egen inzetb SIFFGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJF politieke debat ov erland en el rgrond nt

hervormen naar die voor werkzekerheid, is verbreding de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO mployment, protection, legisla-n het politieke debat over de arbeidsmarkt in Nederland en elders in Europa staat tegen de achtergrond van de eurocrisis het ontslag-recht centraal in de discussie over flexibilise-ring. De redenering daarachter is dat een te strikte ontslagbescherming het aanpassingsvermogen van de economie aan de snelle veranderingen in de internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO berekende EPL-index (employment, protection, legisla

lange tijd vastgehouden (

sing heeft daarom plaatsgevonden door een geringer beroep te doen op flexibele werknemers, freelancers en zzp’ers. A anpassing kan ook plaatsvinden door recht centraal in de discussie over flexibilise

ring. De redenering daarachter is dat een te strikte ontslagbescherming het aanpassingsvermogen van de economie aan de snelle veranderingen in de internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO mployment, protection, legisla mployment, protection, legisla van de economie aan de snelle veranderingen in de internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO mployment, protection, legisla internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO mployment, protection, legisla recht centraal in de discussie over flexibilise ring. De redenering daarachter is dat een te strikte ontslagbescherming het aanpassingsvermogen recht centraal in de discussie over flexibilise ring. De redenering daarachter is dat een te

mployment, protection, legisla mployment, protection, legisla internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO mployment, protection, legisla de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO

mployment, protection, legisla recht centraal in de discussie over flexibilise ring. De redenering daarachter is dat een te strikte ontslagbescherming het aanpassingsvermogen van de economie aan de snelle veranderingen in de internationale economie belemmert. O verigens scoort n het politieke debat over de arbeidsmarkt in Nederland en elders in Europa staat tegen de achtergrond van de eurocrisis het ontslag de achtergrond van de eurocrisis het ontslag recht centraal in de discussie over flexibilise ring. De redenering daarachter is dat een te strikte ontslagbescherming het aanpassingsvermogen van de economie aan de snelle veranderingen in de internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO mployment, protection, legisla de achtergrond van de eurocrisis het ontslag recht centraal in de discussie over flexibilise-ring. De redenering daarachter is dat een te strikte ontslagbescherming het aanpassingsvermogen van de economie aan de snelle veranderingen in de internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO mployment, protection, legisla

zekerheid, is verb hervormen naar die voor werkzekerheid, is verbreding van het perspectief naar ook andere economische en recht centraal in de discussie over flexibilise ring. De redenering daarachter is dat een te strikte ontslagbescherming het aanpassingsvermogen van de economie aan de snelle veranderingen in de internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van

ma la si be en in fle beidsm egen cono dd rm dex (e debat ov nd en el rgrond ntra r

n het politieke debat over de arbeidsmarkt in Nederland en elders in Europa staat tegen de achtergrond van de eurocrisis het ontslag recht centraal in de discussie over flexibilise ring. De redenering daarachter is dat een te strikte ontslagbescherming het aanpassingsvermogen van de economie aan de snelle veranderingen in de internationale economie belemmert. O verigens scoort Nederland gemiddeld ten aanzien van de hoogte van de ontslagbescherming, afgemeten aan de door O ESO berekende EPL-index (e

mate gebeurd. Bedrijven hebben hun vaste personeel lange tijd vastgehouden (

sing heeft daarom plaatsgevonden door een geringer beroep te doen op flexibele werknemers, freelancers en zzp’ers. A anpassing kan ook plaatsvinden door instituties die de interne flexibiliteit vergroten, zoals flexibele-werktijdregelingen, uittredingsregelingen en ), 2008. O m de instituties voor baanzekerheid te

(3)

tegenover een op de acht werknemers in vaste banen, ervaart een gebrekkige aansluiting tussen de kennis en vaardigheden die men heeft en het beroep dat erop wordt gedaan (Muffels en W ilthagen, 2011a). Dat kan op termijn gevolgen hebben voor productiviteit en innovatie. O nderzoek heeft daarnaast uitgewezen dat flexwerkers best tevreden zijn met hun baan, maar pro-blemen hebben met tekortschietende baanzekerheid, de verminderde kans op doorstroom naar een vaste baan en de geringere carrièremogelijkheden. Daarbij is ook nog sprake van een gemiddeld fors lagere belo-ning ten opzichte van degenen met een vaste baan. De schattingen van de loonpremie variëren van 10 tot 35 procent, hetgeen internationaal gezien hoog is (Muf-fels en W ilthagen, 2011a). De vraag is daarom relevant of deze verschillen hebben geleid tot een toenemend dualisme en ongelijkheid op de arbeidsmarkt. Deze gevolgen zijn per land verschillend, niet alleen afh an-kelijk van de institutionele context, maar ook van de sociaal-culturele en economische situatie.

OM V A NG F L E X IB E L E SCH IL V E R GE L E KE N

O p dit moment werkt ongeveer een op de drie werk-nemers in Nederland in een flexbaan. De groei van flexwerkers in Nederland is in vergelijking met het bui-tenland opvallend te noemen (Muffels en W ilthagen, 2011). O ok in Polen is het aandeel gestegen, terwijl het vooral in Spanje en Portugal is gedaald. In Dene-marken en het Verenigd K oninkrijk – met weinig flex –, maar ook in Frankrijk en Zweden is de omvang van de flexschil in de crisisjaren stabiel gebleven. Z owel Denemarken, Zweden als het Verenigd K oninkrijk kenmerken zich door een combinatie van een kleine flexschil, een flexibele arbeidsmarkt met weinig ont-slagbescherming, en een hoge arbeidsmobiliteit. De daling in Spanje is vooral het gevolg van de econo-mische neergang, in combinatie met een strengere wetgeving ten aanzien van tijdelijke arbeid. Frankrijk kent een lage mobiliteit en van oudsher een strengere wetgeving voor zowel contracten voor onbepaalde tijd als tijdelijke contracten, en Zweden heeft ondanks een behoorlijke mate van ontslagbescherming toch een be-trekkelijk hoge flexibiliteit door relatief lage ontslag-vergoedingen.

Figuur 1 laat het totaal van de flexibele schil zien voor dezelfde landen, net vóór de crisis in 2008. De omvang van de flexibele schil is op drie landen na het grootst in Nederland, groter dan in Duitsland, Frank-rijk, Zweden, het Verenigd K oninkrijk of

Denemar-ken. Vooral het aantal kleine banen en uitzendbanen is relatief groot. In vergelijking met Duitsland, Frank-rijk, Denemarken en Zweden is ook het aantal zzp’ers groot, maar kleiner dan in G root-Brittannië en veel zuidelijke landen.

KA NS OP F L E X B A A N

De kans op een flexbaan verschilt nogal tussen bevol-kingsgroepen en landen. O m daarop meer zicht te krijgen is, gebruikmakend van de European Labour Force Survey, de kans geschat om in 2008 in een flex-baan te werken in dezelfde tien landen. De kans op een flexbaan is geschat met behulp van een ordered logit-model op de vier typen van flexbanen (tijdelijke baan, uitzendbaan, kleine deeltijdbaan en zzp), zowel voor Nederland apart als voor alle tien landen tezamen, met landendummy’s. H et idee erachter is dat de flexibiliteit van tijdelijk werk naar zzp toeneemt. H et model bevat de variabelen die volgens de literatuur samenhangen met flexwerk, zoals sector, beroep, bedrijfsgrootte, leef-tijd, geslacht, burgerlijke staat en land van herkomst. De resultaten in tabel 1 laten een grote overeenkomst zien tussen de tien landen. G ecorrigeerd voor verschil-len in bevolkingssamenstelling tussen de landen is de kans om in een flexbaan te werken in Nederland na Spanje, Polen en Italië het grootst en in Denemarken en Frankrijk het kleinst. De kans om in een flexbaan te werken is in Nederland groter voor met name vrou-wen, werknemers in laaggeschoolde en dienstverlenen-de beroepen en immigranten. Net zoals in dienstverlenen-de andienstverlenen-dere landen is de kans voor laagopgeleiden veel groter om

0 0,1 0,2 0,3 0,4

VK Fra Den Zwe Dui Ita Ned Por Poo Spa EU27

T ijdelijke b aan Uitzendb aan Kleine b aan Zzp Flex totaal

!"#$%&"#$&'()*+(,(&-./*,&*$&0*($&12345(-(&

,#$6($&5,2-&1789:&$(0&";;3&6(&.3*-*-&*$&8<<=

FIGUUR 1

B ron: E uropese Labour Force Survey 2008, eigen bew erkingen

%FBVUFVSIFFGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJFUFMEFST n De het nk-nk nk ar-Dui Ita db aan

#$&'()*+(,(&-./*,&*$&0

89

89

89

89

:&

:&

$(0&";;3&6(&

B ron: E urope FGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJFUFM De no-re jk ere

!"#$%&"

,#$6($

($

Zwe Dui

kent een lage mobiliteit en van oudsher een strengere wetgeving voor zowel contracten voor onbepaalde tijd als tijdelijke contracten, en Zweden heeft ondanks een -Figuur 1 laat het totaal van de flexibele schil zien

0,4

!"#$%&"#$&'()*+(,(&-./*,&*$&0*($&12345(-(&

,#$6($&5,2-&1789:&$(0&";;3&6(&.3*-*-&*$&8<<=

0 0,1 0,2 0,3

VK Fra Den Den Den Zwe

,#$6($&5,2-&1789:&$(0&";;3&6(&.3*-*-&*$&8<<=

0,2

Fra Den Zwe

kent een lage mobiliteit en van oudsher een strengere wetgeving voor zowel contracten voor onbepaalde tijd als tijdelijke contracten, en Zweden heeft ondanks een behoorlijke mate van ontslagbescherming toch een be trekkelijk hoge flexibiliteit door relatief lage ontslag

!"#$%&"#$&'()*+(,(&-./*,&*$&0*($&12345(-(&

Dui

#$&'

17

17

1789

89

89

:&

$(

e g n De jk ere jd

$%&"#$

,#$6($

&5

Dui kent een lage mobiliteit en van oudsher een strengere

wetgeving voor zowel contracten voor onbepaalde tijd als tijdelijke contracten, en Zweden heeft ondanks een behoorlijke mate van ontslagbescherming toch een be trekkelijk hoge flexibiliteit door relatief lage

ontslag-Figuur 1 laat het totaal van de flexibele schil zien

!"#$%&"#$&'()*+(,(&-./*,&*$&0*($&12345(-(&

,#$6($&5,2-&1789:&$(0&";;3&6(&.3*-*-&*$&8<<=

T ijdelijke b aan

T ijdelijke b aan Uitzendb aan T ijdelijke b aan Uitzendb aan T ijdelijke b aan

T ijdelijke b aan T ijdelijke b aan

(4)

in een flexbaan te werken dan voor middelbaar- of hoogopgeleiden. Daarnaast is in Nederland de kans groot om in een flexbaan te werken in hooggeschoolde beroepen (wetgeving, wetenschap). Dat is minder uit-gesproken het geval in de andere landen. Een flexbaan komt meer voor in de agrarische sector, gevolgd door de dienstverlening en de publieke sector, maar minder in de industrie. H et komt vooral voor in kleine bedrij-ven. Flexwerkers krijgen in Nederland voorts minder bedrijfsspecifieke training dan vaste werknemers, maar wel meer algemene training. In de andere landen krij-gen ze ook minder algemene training. De analyse zien dat de verschillen tussen groepen binnen landen be-langrijker zijn dan de verschillen tussen landen. >1?7@1>AB?&1B&C1& DEFB?&EFB&C1&G@1H IJ KA@& Er is een duidelijk positief verband op Europees niveau tussen de sterke regulering op de arbeidsmarkt en het bestaan van ‘flexarbeid’ (O ESO , 2010). Naarmate de werkgelegenheidsbescherming van reguliere arbeid strikter is, is de wetgeving ten aanzien van flexarbeid veelal soepeler, met andere woorden: de kloof tus-sen de bescherming van vast en flex is dan groter, en werkgevers maken meer gebruik van de flexkrachten om zich snel te kunnen aanpassen aan veranderende economische omstandigheden. Dit verklaart tevens de grote verschillen in werkloosheidsgroei tussen landen tijdens de crisis, aangezien flexwerkers bij een reces-sie het eerste worden ontslagen. Vooral in zuidelijke landen is de werkloosheid daardoor snel opgelopen, terwijl in landen als G root-Brittannië en Duitsland andere aanpassingsmechanismen zijn gebruikt, met – althans in Duitsland – minder ernstige werkloosheids-consequenties. In G root-Brittannië is er sprake van neerwaartse loonaanpassing (gefaciliteerd door het lage niveau van ontslagbescherming) en in Duitsland van interne werktijdflexibiliteit. Deze kloof in bescher-ming is in de tijd gezien steeds breder geworden. H et grootste aandeel flexarbeid vinden we daarom in de zuidelijke landen met een vergaande bescherming van de zittende werknemers en een sterk dualisme op de arbeidsmarkt met weinig mobiliteit.

GE V OL GE N V OOR M OB IL IT E IT

Een belangrijk economisch vraagstuk is de invloed van de toename van flexarbeid op de mobiliteit. Dat betreft zowel de invloed ervan op de baanmobiliteit, als op de arbeidsmarktmobiliteit (uittredings- en herintredings-mobiliteit). In verband hiermee is een belangrijke vraag

K

#$-&4!&0(&L (3M($&*$&(($&'()+##$&

N0*O6(,*OM(&+##$:&2*0P($6+##$:&M,(*$(&+##$:&PP5Q&

"(3%(,(M($&!(0&/(0&L (3M($&*$&(($&"#-0(&+##$

T A B E L 1

Ne d e rla n d 10 la n d e n

@((R0*O6 S<:T==U U U S<:T=<U U U

@((R0*O6&ML #63##0 <:<<8U U U <:<<8U U U

E342L &N3(R:&!#$Q <:VW=U U U <:<WWU U U

I026($0&040&VW&O##3 <:V9X U U U <:Y9VU U U Z23%(3,*OM(&-0##0&N>(R:[?(/2L 6Q $%(/2L 6 <:<WW <:<WYU U U ?(-./(*6($S"(3L (62L 6 <:<VX S<:<X TU U U FRM4!-0 \(-0(3-(&*!!*%3#$0 <:VY9U U U <:<<X B*(0SL (-0(3-(&*!!*%3#$0 <:VX =U U U <:8V9U U U Z(63*OR-%34400(&N>(R:&TTSX Y&L (3M$!(3-Q

Z(63*OR&040&($&!(0&T<&L (33M$(!(3- T:=99U U U T:WV<U U U Z(63*OR&%340(3&6#$&X Y&L (3M$(!(3- S<:TX ]U U U S<:VVVU U U Z(34(5&N>(R:&D*,*0#*3(&+(34(5($Q

\(0%("*$%:&L (0($-./#5 T:V9]U U U <:]=]U U U

^(./$*-./&+(34(5 T:T<VU U U <:TW]U U U

C*($-0"(3,($($6&+(34(5 T:8]TU U U S<:TV<U U U ?(-./44,6&#%3#3*-./&+(34(5 S<:TYX T:99<U U U 1,(!($0#*3&4R&,##%%(-./44,6&+(34(5 T:Y8]U U U <:VVVU U U I(.043&N>(R:&@#$6+42L Q

A$62-03*( ST:V=<U U U S<:=89U U U

C*($-0"(3,($*$% ST:V]X U U U S<:]V9U U U

_ 2+,*(M(&-(.043 ST:X YVU U U S<:99TU U U

5,(*6*$%&N>(R:&D*66(,+##3Q

@#%(&45,(*6*$% <:<=9U U U <:<Y8U U U

K4%(&45,(*6*$% S<:TT<U U U S<:<WX U U U

^`5(&03#*$*$%&,##0-0(&X L (M($&N>(R:&?(($&03#*$*$%Q

Z##$&%(3(,#0((36(&03#*$*$% S<:8X YU U U S<:T<8U U U

F,%(!($(&03#*$*$% <:8VYU U U S<:T]]U U U

@#$6&N>(R:&&E(3($*%6&a4$*$M3*OMQ C2*0-,#$6 – <:X =WU U U B(6(3,#$6 – <:W]9U U U G3#$M3*OM – S<:<88 I5#$O( – <:=8X U U U A0#,*b – <:WYTU U U _ 4302%#, – <:X X YU U U _ 4,($ – <:=]X U U U C($(!#3M($ – S<:<T= c L (6($ – <:T]WU U U CONSTA NT E N

^*O6(,*OM&.4$03#.0 ST:WV]U U U ST:Y8WU U U

7*0P($6+##$ S<:]X VU U S<:=Y8U U U

a,(*$(&6((,0*O6+##$ S<:X <V S<:9X9U U U

c(,R-0#$6*%(&P4$6(3&5(3-4$((,&NPP5Q <:WY9U U S<:X WWU U U

>&ML #63##0 <:TX <:TWY

N X WdT8< 9Wd]T<X

! ! "#$%&$'()&*"+,"-./,.(*$.0.1$23"*$.&45"0$264".&"77&,-+(.&*/&$0.)8

B ron: E U Labour Force Survey, 2008

%FBVUFVSIFFGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJFUFMEFST neerwa lage n van in ming groots zuidel de zit arbeid GE VE VE VO Een be de toe zowe arbeid mobi <:W]9U <88 U U 264".&"77&,-+(.&*/&$0

B ron: E U Labour Force Survey, 2008

SIFFGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJF

! ! "#$%&$'()&*"+,"-./,.(*$.0.1$23"*$.&45"0$264".&"77&,-+(.&*/&$0.)8

B ron: E U Labour Force Survey, 2008

zuidelijke landen met een vergaande bescherming van de zittende werknemers en een sterk dualisme op de arbeidsmarkt met weinig mobiliteit.

S<:<88 <:=8X U U U – <:WYTU U U – <:X X YU U U <:=]X U U U S<:<T= <:T]WU U U <:TX <:TWY – – – ST:WV]U U U ST:Y8WU U U S<:]X VU U S<:=Y8U U U S<:X <V S<:9X9U U U <:WY9U U S<:X WWU U U <:TWY <:TX ST:Y8WU U U S<:=Y8U U U S<:9X9U U U S<:X WWU U U S<:=Y8U U U S<:9X9U U U S<:X WWU U U <:X X YU U U <:=]X U U U S<:<T= <:T]WU U U <:TWY <:TX ST:Y8WU U U S<:=Y8U U U S<:9X9U U U S<:X WWU U U S<:X <V <:WY9U U ST:Y8WU U U <:=8X U U U <:WYTU U U <:X X YU U U – ST:WV]U U U <:WY9U U <:X X YU U U <:=]X U U U S<:<T= <:T]WU U U ST:Y8WU U U S<:=Y8U U U S<:9X9U U U S<:X WWU U U <:TWY &$0.)8

Labour Force Surve ! ! "#$%&$'()&*"+,"-./,.(*$.0.1$23"*$.&45"0$264".&"77&,-+(.&*/&$0.)8

B ron: E U Labour Force Survey, 2008

<:W]9U U U gr zu de ar G Ee <:W <88 U U –

grootste aandeel flexarbeid vinden we daarom in de zuidelijke landen met een vergaande bescherming van de zittende werknemers en een sterk dualisme op de arbeidsmarkt met weinig mobiliteit.

G

(5)

of de tijdelijke baan een opstapje vormt naar een betere baan met meer zekerheid dan wel werkt als een soort ‘werkgelegenheidsval’ waaruit men moeilijk kan ont-snappen. In het eerste geval fungeert de tijdelijke baan als een screening-instrument voor werkgevers in de vorm van een verlengde proeftijd. Voor de werknemer is de tijdelijke baan dan onderdeel van het zoekproces om een geschikte baan of job match te vinden. In dat geval is zowel de baan- als de arbeidsmarktmobiliteit vergroot. In het tweede geval, wanneer er weinig door-stroming plaatsvindt naar een baan met toekomstper-spectief, zijn de effecten op de totale mobiliteit veel geringer. W anneer dit leidt tot verlies van menselijk kapitaal, dan worden de kansen op mobiliteit naar een baan met meer toekomstperspectief belemmerd (O lst-hoorn, 2012). Verder is het aannemelijk dat er nega-tieve langetermijneffecten op de mobiliteit optreden doordat de loopbaan ongunstig wordt beïnvloed, ook wel littekeneffecten ofwel scarring genoemd. In Ne-derland is het beeld divers. De toename van de flexi-bele schil heeft er ontegenzeggelijk toe geleid dat de mobiliteit is toegenomen, maar dat betreft dan vooral de mobiliteit binnen het segment van tijdelijke banen, die per definitie hoger is. De mobiliteit binnen het segment van vaste banen is eerder afgenomen door de vergrijzing in combinatie met de lage mobiliteit onder ouderen. G egevens over de baanmobiliteit verschillen. O ESO -cijfers over baanmobiliteit zijn erg laag. Maar terwijl Nederland op basis van andere gegevens lager scoort dan bijvoorbeeld G root-Brittannië, Denemar-ken of Zweden, neemt zij in Europa een middenpositie in (Muffels, 2011). Dat komt overeen met het beeld dat op basis van cijfers over de gemiddelde duur van een baan bestaat: tien jaar, zowel in Nederland als in de rest van Europa. O ok wat korte duren (minder dan drie jaar) of lange duren (meer dan tien jaar) betreft scoort Nederland gemidddeld. O verigens zijn de ver-schillen in gemiddelde duur niet groot in Europa. In Denemarken en G root-Brittannië, de landen met de meeste mobiliteit, is deze zeven à acht jaar. De door-stroming van flex naar vast neemt daarnaast geleidelijk af omdat werkgevers minder genegen zijn tijdelijke ba-nen met uitzicht op vast om te zetten in vaste baba-nen (Dekker et al., 2012; Muffels en W ilthagen, 2011). H eyma et al. (2010) komen op basis van hun onder-zoek tot de conclusie dat slechts een op de drie tijdelij-ke werknemers drie jaar of langer in een tijdelijtijdelij-ke baan verblijft. O ok de conclusies uit een gezamenlijk rap-port van het C entraal Planbureau en R O A (C örvers

et al., 2011) waren positiever over de rol van flexibele contracten als opstapje naar een vaste baan voor vooral hoogopgeleiden. Z ij baseren zich echter op onderzoek onder schoolverlaters. Voor laagopgeleiden geldt veel minder dat het een opstapje is naar een baan met meer zekerheid.

C >I^> DAB?&?1CFF@C&AB&B1C1>@FBC In Nederland is de doorstroming van tijdelijk werk in de afgelopen tien tot vijftien jaar sterk afgenomen (figuur 2). O p basis van gegevens van het Europese huishoudpanel (EC H P, 1998–1999) en zijn opvolger – de EU Statistics on Income and Living C onditions (SILC ) – valt een daling te constateren van de gemid-delde jaarlijkse doorstroom in Nederland van ruim 43 procent eind jaren negentig tot 28 procent in de peri-ode 2008–2011. O ok volgens het C BS is de doorstro-ming in 2009 en 2010 ongeveer 30 procent. In andere landen, zoals in Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, G riekenland en Portugal, is de doorstroming eveneens gedaald, terwijl deze bijvoorbeeld in Denemarken, Ier-land en O ostenrijk juist is gestegen.

Voor Nederland hebben Dekker et al. (2012) de door-stroming in de periode 2001–2010 vergeleken voor verschillende typen van flexbanen. O ok zij constateren een daling in de jaarlijkse doorstroming van flexbanen (tijdelijke banen, plus uitzend en oproep, exclusief uit-zicht op vast) naar vaste banen van 32 naar 23 procent tussen 2001 en 2009. H et cijfer van 23 procent is lager dan de door ons berekende 28 procent, omdat de tijde-lijke banen met uitzicht op vast langer dan een jaar, en waarvoor de doorstroming naar verwachting hoger is, niet zijn meegenomen. De doorstroomcijfers voor de andere typen banen zijn lager maar vertonen eveneens

0 20 40 60 80

Fra Gri Por Spa Ned Ita Dui Den1 Bel Lux Fin Ier VK1 Oos EU14

1998-1999 2008-2009

E(3#$6(3*$%&*$&6443-034!*$%&"#$&0*O6(,*OM

$##3&"#-0&.4$03#.0:&*$&534.($0($

FIGUUR 2

1 "9 .-%18&:".*;)1;5"<==>?""9 @ A #5"<==B4<==C""

B ron: E C HP 1994– 2001; SILC 2006– 2009; eigen bew erkingen

%FBVUFVSIFFGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJFUFMEFST er j-an p-rs Dui Den 1998-1999

!*

!*

!*

!*

$%

$%

&"

.(

.(

.($0

$0($

<==C"" B ron: E C HP 1 FGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJFUFM n ft er-In de Ita Dui 1998-1999

Denemarken en G root-Brittannië, de landen met de -stroming van flex naar vast neemt daarnaast geleidelijk

-nen met uitzicht op vast om te zetten in vaste ba-nen

, 2012; Muffels en W ilthagen, 2011).

E(3#$6(3*$%&*$&6443-034!*$%&"#$&0*O6(,*OM

$##3&"#-0&.4$03#.0:&*$&534.($0($

0 20 40 60 80

Fra Gri Por

(3#$6(3*$%&*$&6443-034!*$%&"#$&0*O6(,*OM

$##3&"#-0&.4$03#.0:&*$&534.($0($

Spa Ned Ita Spa

(3#$6(3*$%&*$&6443-034!*$%&"#$&0*O6(,*OM

$##3&"#-0&.4$03#.0:&*$&534.($0($

$##3&"#-0&.4$03#.0:&*$&534.($0($

Spa

(3#$6(3*$%&*$&6443-034!*$%&"#$&0*O6(,*OM

$##3&"#-0&.4$03#.0:&*$&534.($0($

(3#$6(3*$%&*$&6443-034!*$%&"#$&0*O6(,*OM

60 Fra Gri

E(3#$6(3*$%&*$&6443-034!*$%&"#$&0*O6(,*OM

$##3&"#-0&.4$03#.0:&*$&534.($0($

Por Ita

(3#$6(3*$%&*$&6443-034!*$%&"#$&0*O6(,*OM

$##3&"#-0&.4$03#.0:&*$&534.($0($

Denemarken en G root-Brittannië, de landen met de meeste mobiliteit, is deze zeven à acht jaar. De door stroming van flex naar vast neemt daarnaast geleidelijk af omdat werkgevers minder genegen zijn tijdelijke ba nen met uitzicht op vast om te zetten in vaste banen

, 2012; Muffels en W ilthagen, 2011).

(2010) komen op basis van hun onder Dui

1998-1

34

34

34!*

!*

!*

.(

.(

.(

jk a en 1) er-de r Dui 1998-1999

Denemarken en G root-Brittannië, de landen met de meeste mobiliteit, is deze zeven à acht jaar. De door stroming van flex naar vast neemt daarnaast geleidelijk af omdat werkgevers minder genegen zijn tijdelijke ba nen met uitzicht op vast om te zetten in vaste banen

, 2012; Muffels en W ilthagen, 2011).

-(3#$6(3*$%&*$&6443-034!*$%&"#$&0*O6(,*OM

$##3&"#-0&.4$03#.0:&*$&534.($0($

"9 .-%18&:".*;)1;5"<==>?""9 @ A #5"<==B4<==C"" "9 .-%18&:".*;)1;5"<==>?""9 @ A #5"<==B4<==C""

(6)

een dalende tendens. Dat de daling zich vooral voor-doet bij de overgang van tijdelijke banen naar vast, maar minder bij uitzendwerk en oproepwerk, beves-tigt dat vooral de tijdelijke banen met uitzicht op vast in veel mindere mate worden omgezet in vaste banen. De verklaring voor deze daling is wellicht te vinden in een betrekkelijk soepele wetgeving ten aanzien van flexwerk waardoor nieuwe vormen van flexwerk ont-staan met een hoge mate van flexibiliteit, voor wat be-treft de aard, de duur en het aantal contractuele uren van de aanstelling.

BE>Ae\A@@A?&AB&^AeC1@Aea&ZFFB

In verband met de doorstroming is de vrije of gedwongen keuze voor een tijdelijke baan van belang. Bij een onvrij-willige keuze, omdat geen vaste baan beschikbaar is, is die doorstroming van meer belang dan wanneer de tijde-lijke baan een bewuste keuze is om privé en werk beter te kunnen combineren of om het huishoudinkomen aan te vullen. In Nederland werkt een op de drie flexwerkers in een tijdelijke baan omdat er geen vast werk voorhanden is, en veertig procent is flexwerker vanwege een proef-tijd. Dat laatste geldt ook voor jongeren tot 25 jaar. Ne-derland is wat dat betreft een buitenbeentje, aangezien gemiddeld in Europa slechts een op de tien flexwerkers in een flexbaan werkt vanwege een (verlengde) proeftijd. Dat betekent dus dat een van de vier flexwerkers vrijwil-lig in een flexbaan werkt en drie onvrijwilvrijwil-lig. Doordat de werkgever in Nederland steeds vaker lijkt te kiezen voor een ‘nieuwe’ flexwerker in plaats van omzetting naar een vaste baan (Dekker, 2011), neemt de doorstroming naar vaste banen af – en daarmede de werkzekerheid van flexwerkers. O pvallend is verder nog dat relatief weinig werknemers in Nederland in een tijdelijke baan werken vanwege een opleiding, stage of training (3 procent). In Duitsland geldt dat voor bijna de helft van de flexwer-kers, vaak in de vorm van apprenticeships die de overgang tussen school en werk vergemakkelijken. Institutionele verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en de overgang van school naar werk zijn daarom minstens zo belangrijk.

!"!#$% "&'()*! '!! *+!&! &,--#$-.!# N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een buitenbeentje in de snelheid van flexibilisering, wat in de hand is gewerkt door een erg soepele wetgeving ten aanzien van flexwerk, maar scoort wat betreft

mo-biliteit, baanduur en werkgelegenheidsbescherming gemiddeld in Europa. Per saldo heeft flexibilisering niet alleen het aanpassingsvermogen van de economie vergroot, maar ook het dualisme op de arbeidsmarkt. W ant de kloof tussen de vaste baan en de flexbaan is toegenomen, vooral vanwege de lagere doorstroming van flex naar vast. In de kern gaat het dus om behoud van productiviteit en innovatie en het voorkómen van een toenemend dualisme en grotere ongelijkheid op de arbeidsmarkt. Een oplossing die in de discussie vaak terugkomt, is het uniforme of standaardcontract waarin minder baanzekerheid dan thans is ingebouwd voor de vaste werknemer en meer baanzekerheid voor de flexwerker. D e baanzekerheid neemt toe naarmate het dienstverband langer duurt. In een stabiele arbeids-marktsituatie met veel baanzekerheid kan dit soelaas bieden, maar dat geldt veel minder in een arbeidsmarkt-situatie waarin veel baanwisselingen voorkomen en er weinig baanzekerheid is. In een dynamische arbeids-markt is er behoefte aan een grotere diversiteit aan con-tractvormen en ligt het voor de hand om werkgevers en werknemers meer mogelijkheden te geven om te kiezen voor het arbeidscontract dat het beste past, overigens wel binnen de randvoorwaarden van wat ‘goed werkge-verschap’ en ‘goed werknemerschap’ veronderstelt. O p cao-niveau zou dan nadere invulling kunnen worden gegeven aan wat beide begrippen betekenen voor de ar-beidsvoorwaarden van het betreffende bedrijf dan wel de sector. In het contract zelf kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de uitruil tussen flexibiliteit en de beloning. Tegenover meer flexibiliteit staat dan een ho-gere beloning en vice versa. D at betekent dat bij de wer-ving en selectie kan worden onderhandeld over welk contract tegen welke voorwaarden wordt aangeboden. M aatwerk middels het scheppen van keuzemogelijk-heden is wellicht de beste remedie tegen het ontstaan van dubieuze contractvormen die de flexibiliteit verho-gen zonder dat daarvoor compensatie geboden wordt en zodoende het dualisme vergroot wordt.

D e groei in flexbanen tijdens de huidige crisis is uniek en geeft aan dat de situatie op de arbeidsmarkt ingrij-pend aan het veranderen is. D e zekerheid die de interne arbeidsmarkt bood als een van de inclusieve instituties waardoor mensen een succesvolle carrière en duurzame werkzekerheid konden opbouwen, is geleidelijk aan geërodeerd en zal moeten worden overgenomen door nieuwe instituties op de arbeidsmarkt. Voorheen kreeg men toegang tot de onderste trede(n) op de bedrijfs-ladder en klom men middels training en promotie op %FBVUFVSIFFGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJFUFMEFST

we beidsm

de snelheid van flexibilisering, wat werkt door een erg soepele wetgeving flexwerk, maar scoort wat betreft

mo-M aat heden 3 procent). In e flexwer-gang van du gen zo en zod D e g en gee pend arbeid waardo werk geërod nieuwe men ladder SIFFGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJF

iding, stage of training dat voor bijna de orm van appr

werk betr

in de hand is gewerkt door een erg soepele wetgeving buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een vanwege een opleiding, stage of training (3 procent). In D uitsland geldt dat voor bijna de helft van de flexwer

apprenticeships die de overgang apprenticeships

apprenticeships

tussen school en werk vergemakkelijken. Institutionele verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en de overgang van school naar werk zijn daarom minstens

*! '!!

N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een

D e groei in flexbanen tijdens de huidige crisis is uniek en geeft aan dat de situatie op de arbeidsmarkt ingrij pend aan het veranderen is. D e zekerheid die de interne arbeidsmarkt bood als een van de inclusieve instituties waardoor mensen een succesvolle carrière en duurzame verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en

de overgang van school naar werk zijn daarom minstens

'!! *+** ! ! &,--#

N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een

-.!# N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en de overgang van school naar werk zijn daarom minstens verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en de overgang van school naar werk zijn daarom minstens

meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een

-.!#

N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en de overgang van school naar werk zijn daarom minstens

--#

D uitsland geldt dat voor bijna de helft van de flexwer apprenticeships die de overgang tussen school en werk vergemakkelijken. Institutionele tussen school en werk vergemakkelijken. Institutionele verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en de overgang van school naar werk zijn daarom minstens

'!!

N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een tussen school en werk vergemakkelijken. Institutionele verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en de overgang van school naar werk zijn daarom minstens

$-.!#

N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een

en erg soepele wet rt at b

in de hand is gewerkt door een erg soepele wetgeving ten aanzien van flexwerk, maar scoort wat betreft mo verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en de overgang van school naar werk zijn daarom minstens

*!

N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer vanwege een opleiding, stage of training (3 procent). In (3 pr

de flexw gang en D e en pe ar wa we *! op we idsm aining na de he n appr erk ve betr scho

vanwege een opleiding, stage of training (3 procent). In D uitsland geldt dat voor bijna de helft van de flexwer

apprenticeships die de overgang tussen school en werk vergemakkelijken. Institutionele verschillen met betrekking tot de werk-privé-balans en de overgang van school naar werk zijn daarom minstens

*!

N ederland lijkt op grond van deze cijfers niet zozeer buitenbeentje als wel voorloper van een trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt. N ederland is wellicht een

en zodoende het dualisme vergroot wordt.

D e groei in flexbanen tijdens de huidige crisis is uniek en geeft aan dat de situatie op de arbeidsmarkt ingrij pend aan het veranderen is. D e zekerheid die de interne arbeidsmarkt bood als een van de inclusieve instituties waardoor mensen een succesvolle carrière en duurzame werkzekerheid konden opbouwen, is

(7)

in het bedrijf en maakte men carrière. In veel beroe-pen, zoals de dienstverlening, de creatieve industrie, het onderwijs en de wetenschap (beroepen waarin re-latief veel flex voorkomt), bestaan deze carrièreladders veelal niet meer. D it verleidde O sterman (1996) tot het spreken over gebroken ladders. D it raakt vooral de situatie van jongeren, zeker in tijden van crisis wanneer er weinig nieuwe banen worden aangeboden. M arsden (2010) wijst op de verhevigde competitie onder jonge-ren bij de eerste baan en spreekt over tournooibanen die een steeds langer deel van de loopbaan bestrijken. D e baanzekerheid die mensen ontleenden aan het werk-nemerschap neemt door toenemende flexibilisering van de arbeidsrelatie af en zal moeten worden vervangen door andere vormen van zekerheid. O ok het zzp-schap biedt onvoldoende (sociale) zekerheid. Volgens Schmid (2011) impliceert dit een verschuiving van werknemer-schap naar ‘arbeidsmarktburgerwerknemer-schap’, waarin zekerheid op een andere manier wordt georganiseerd – niet meer door baanzekerheid maar door nieuwe vormen van werkzekerheid.

D e consequentie van het ontwerpen van een systeem van werkzekerheid is dat werkzekerheid niet langer is gekoppeld aan één werkgever maar aan verschillende werkgevers tijdens de carrière. D oordat werknemers meer baanwisselingen meemaken, nemen ook de risi-co’s op werkloosheid en (tijdelijk) inkomensverlies toe. D at vraagt om risicomanagement waarbij risicodeling en risicospreiding sleutelbegrippen zijn. W erktijdver-korting is een voorbeeld van risicodeling tussen werk-gevers, werknemers en overheid. Een ander voorbeeld zijn arbeidspools waarin de risico’s van werkloosheid worden gepoold tussen werkgevers. D e arbeidsmarkt-voorstellen in het lenteakkoord waarbij de werkgever de verantwoordelijkheid voor de uitkering in de eerste zes maanden van de werkloosheid overneemt, kunnen in dit verband ook gezien worden als deling van het werkloosheidsrisico tussen werkgevers en overheid. H et vereist wel een fundamenteel andere beleidsbena-dering, gericht op het faciliteren van transities. ‘D uur-zame inzetbaarheid’ door middel van het continu investeren in kwalificaties vormt daarbij een sleutel-woord ten einde de oudere werknemer aantrekkelijk te houden voor de arbeidsmarkt. D it vraagt om instituti-onele vernieuwing en schept wellicht ruimte voor een nieuw flexakkoord over werkzekerheid

TOT SLOT

Flexibilisering is geen nieuw verschijnsel meer en een gegevenheid in de moderne arbeidsmarkt. O nze insti-tuties zijn afgestemd op de bescherming van baanzeker-heid terwijl de gedynamiseerde arbeidsmarkt vraagt om nieuwe instituties voor het realiseren van duurzame werkzekerheid.

LITERATUUR

12 345367&897&#9&!: ; <=6&5> &%9&? 5&@3AB &C/D EEF& !"#$%&'!%()*&+),-"-.-*/&-0&*1)&2)*1)%3

lands.&"5> &G<<H I&15> J3<<=&.=<> K : 35<: 9

"5LL537&#9&C/D EEF&"5&M 5NK <=<> 69&)> I&'5537&.9&? 5&C35? 9F&4.),-"-.-5)%-067&8)&"!.!05&#96)3

maakt9&%O 6J53? <O I&"5&': 3PQ J7&RST U0&

"5LL537&#97&G9&GV : ; A> H &&5> &$9&W 2 6J536&C/D E/F&"V V 36J3V V O &4<> &M 5N; 53L5369&ESB7& XSCYZ/UF7&SD T S09

!: ; <=67&#9&C/D EEF&:#0;)%&+),-").)&(%!<1*)0&'))%&=)%(.##51)-;9&.: K =AP<JA5&V B &; ; ; 9 O 5[: ? AP59> =9

8V : <3H 57&"97&%9&? 5&@3AB 7&\ 9&]O AJ6&5> &#9&? 5&,3A56&C/D E/F&8=5NAK =5&PV > J3<PJ6&<> ? &Q : -O <> &P<B AJ<=&A> 456J-O 5> J69&8)&><#0#'-5*7&EZD 7&ESST EXR9

G5^O <7&%97&+9.9&GV B &5> &*9&]O A? &C/D ED F&$<> H ? : 3AH &453K =A[_&A> &? 5&M 5NAK 5=5&6PQ A=&4<> & ? 5&<3K 5A? 6O <3LJ9&%<> J<=&; 53L> 5O 536&5> &Q : > &L5> O 53L5> 9&?>@3%!99#%*7&/D ED CY0F9 `<36? 5> 7&"9&C/D ED F&*Q 5&H 3V ; JQ &V _&5NJ5> ? 5? &a5> J3^&JV : 3> <O 5> J6b&<> ? &JQ 5&? 5P=A> 5& V _&A> 6JAJ: JAV > <=A65? &V PP: B <JAV > <=&=<K V : 3&O <3L5J6&A> &'3AJ<A> 9&A>B&8-5<$55-#0&9!9)%7& XUX9

`: __5=67&#9&C/D E/F&8-)&6#);)&#$;)&*-C;7&D#)0&=!5&))0&E!5*)&"!!0&1)).&6)=##07&4.),-"-.-3

sering, regulering en moderniserng van de arbeidsmarkt na de grote depressie.&*A=K : 3H I& (> A4536AJ5AJ&4<> &*A=K : 3H c#5M 5P*9

`: __5=67&#9&5> &*9&\ A=JQ <H 5> &C/D EE<F&8=5N; 53L&5> &; 53Ld5L53Q 5A? &A> &JA[? 5> &4<> &P3A6A69&

ESB7&XZCYZD /F7&RYT RS9

OESO (2010) ><#0#'-<&@$*.##(&FGHG7&I#E-06&")/#0;&*1)&C#"&<%-5-59&.<3A[6I&-3H <> A6<-JA5&4V V 3&!PV > V O A6PQ 5&]<O 5> ; 53LA> H &5> &-> J; ALL5=A> H 9

-=6JQ V V 3> 7&`9&C/D E/F&8=5NAK 5=5&; 53L> 5O 5369&)> I&'5537&.9&? 5&C35? 9F&4.),-"-.-5)%-067&8)&

balans opgemaakt9&%O 6J53? <O I&"5&': 3PQ J7&EET RS9

-6J53O <> 7&.9&CEXXZF&J%#()0&.!;;)%5K&'!0!6)%-!.&<!%))%5&-0&*1)&2)=&><#0#'/9& 5; & eV 3LI&-N_V 3? &(> A4536AJ^&.35669

]PQ O A? 7&@9&C/D EEF&D1)&L$*$%)&#L&)'9.#/')0*&%).!*-#05K&6##;"/)&M+),-<$%-*/N&O&=).<#')&

back transitional labour markets?&%O 6J53? <O I&%)%]9

%FBVUFVSIFFGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJFUFMEFST en &6# &6# &6#);));)&#$;)&*-C;7&D#)0&=!5& ern erng vg van de arbeid =5N =5N =5N; 53; 53; 53L&5 #E-#E-06&06& 5> &-> J-> J-> J O 53 O 53 O 5369& : 3PQ J7Q J7Q J7&EE &'!0!60!6 0!6)%-'9.#/'#/'#/')0*&%) bac

back transitional labour markets?%O 6JO 6JO 6J53? <O I

FGUWFSLMBBSEEJUBSUJLFMBMMFFOUFQVCMJDFSFOJO&4#FOOJFUFM te n het d. a XUX9 `: __5=67&#

back transitional labour markets?

-zame inzetbaarheid’ door middel van het continu

-woord ten einde de oudere werknemer aantrekkelijk te

-onele vernieuwing en schept wellicht ruimte voor een

: __5=67&#9&C/D E/F&8-)&6#);)&#$;)&*-C;7&D#)0&=!5&))0&E!5*)&"!!0&1)).&6)=##07&4.),-"-.-sering, regulering en moderniserng van de arbeidsmarkt na de grote depressie. (> A4536AJ5AJ&4<> &*A=K : 3H c#5M 5P*9

: __5=67&#9&5> &*9&\ A=JQ <H 5> &C/D EE<F&8=5N; 53L&5> &; 53Ld5L53Q 5A? &A> &JA[? 5> &4<> &P3A6A69& 7&XZCYZD /F7&RYT RS9

><#0#'-<&@$*.##(&FGHG7&I#E-06&")/#0;&*1)&C#"&<%-5-5 JA5&4V V 3&!PV > V O A6PQ 5& <O 5> ; 53LA> H &5> &-> J; ALL5=A> H 9

=5NAK 5=5&; 53L> 5O 5369& 5&': 3PQ J7&EET RS9

J%#()0&.!;;)%5K&'!0!6)%-!.&<!%))%5&-0&*1)&2)=&><#0#'/ eV 3LI&-N_V 3? &(> A4536AJ^&.35669

`: __5=67&#9&5> &*9&\ A=JQ <H 5> &C/D EE<F& ESB7&XZCYZD /F7&RYT RS9

OESO (2010) JA5&4V V 3&!PV > V O A6PQ 5& -=6JQ V V 3> 7&`9&C/D E/F& balans opgemaakt9&% -6J53O <> 7&.9&CEXXZF& eV 3LI&-N_V 3? &(> A4536AJ^&.35669 eV 3LI&-N_V 3? &(> A4536AJ^&.35669

JA5&4V V 3&!PV > V O A6PQ 5&]<O 5> ; 53LA> H &5> &-> J; ALL5=A> H 9 8=5NAK 5=5&; 53L> 5O 5369& O 6J53? <O I&"5&': 3PQ J7&EET RS9

J%#()0&.!;;)%5K&'!0!6)%-!.&<!%))%5&-0&*1)&2)=&><#0#'/ O 6J53? <O I&

J%#()0&.!;;)%5K&'!0!6)%-!.&<!%))%5&-0&*1)&2)=&><#0#'/ : __5=67&#9&5> &*9&\ A=JQ <H 5> &C/D EE<F&

7&XZCYZD /F7&RYT RS9

><#0#'-<&@$*.##(&FGHG7&I#E-06&")/#0;&*1)&C#"&<%-5-5 : __5=67&#9&5> &*9&\ A=JQ <H 5> &C/D EE<F&

eV 3LI&-N_V 3? &(> A4536AJ^&.35669 eV 3LI&-N_V 3? &(> A4536AJ^&.35669

9&C/D E/F&8 O 6J53? <O I&

J%#()0&.!;;)%5K&'!0!6)%-!.&<!%))%5&-0&*1)&2)=&><#0#'/

-6J53O <> 7&.9&CEXXZF&

: __5=67&#9&5> &*9&\ A=JQ <H 5> &C/D EE<F& 7&XZCYZD /F7&RYT RS9

SO (2010) ><#0#'-<&@$*.##(&FGHG7&I#E-06&")/#0;&*1)&C#"&<%-5-5 JA5&4V V 3&!PV > V O A6PQ 5&

9&C/D E/F&

: __5=67&#9&C/D

E/F&8-)&6#);)&#$;)&*-C;7&D#)0&=!5&))0&E!5*)&"!!0&1)).&6)=##07&4.),-"-.-sering, regulering en moderniserng van de arbeidsmarkt na de grote depressie.

(> A4536AJ5AJ&4<> &*A=K : 3H c#5M 5P*9 (> A4536AJ5AJ&4<> &*A=K : 3H c#5M 5P*9 : __5=67&#9&5> &*9&\ A=JQ <H 5> &C/D EE<F&

7&XZCYZD /F7&RYT RS9 O

JA5&4V V 3&!PV > V O A6PQ 5&

balans opgemaakt

-6J53O <> 7&.9&CEXXZF& eV 3LI&-N_V 3? &(> A4536AJ^&.35669 (> A4536AJ5AJ&4<> &*A=K : 3H c#5M 5P*9

: __5=67&#9&5> &*9&\ A=JQ <H 5> &C/D EE<F& 7&XZCYZD /F7&RYT RS9

><#0#'-<&@$*.##(&FGHG7&I#E-06&")/#0;&*1)&C#"&<%-5-5

JA5&4V V 3&!PV > V O A6PQ 5&]<O 5> ; 53LA> H &5> &-> J; ALL5=A> H 9 9&C/D E/F& =5NAK 5=5&; 53L> 5O 5369&

%O 6J53? <O I& 5&': 3PQ J7&EET RS9

-6J53O <> 7&.9&CEXXZF&J%#()0&.!;;)%5K&'!0!6)%-!.&<!%))%5&-0&*1)&2)=&><#0#'/ eV 3LI&-N_V 3? &(> A4536AJ^&.35669

ransitional labour ma back transitional labour markets?

H et vereist wel een fundamenteel andere beleidsbena dering, gericht op het faciliteren van transities. ‘D uur zame inzetbaarheid’ door middel van het continu investeren in kwalificaties vormt daarbij een sleutel woord ten einde de oudere werknemer aantrekkelijk te houden voor de arbeidsmarkt. D it vraagt om instituti

&6# &6# &6#);));)&#$ ern ern erng vg van =5N =5N =5N; 53; 53; 53 #E-5> & O 53 : 3PQ J7 &'! el te ti en a-ur : __5=67&# ser -dering, gericht op het faciliteren van transities. ‘D uur zame inzetbaarheid’ door middel van het continu investeren in kwalificaties vormt daarbij een sleutel woord ten einde de oudere werknemer aantrekkelijk te houden voor de arbeidsmarkt. D it vraagt om instituti-onele vernieuwing en schept wellicht ruimte voor een

: __5=67&#9&C/D

E/F&8-)&6#);)&#$;)&*-C;7&D#)0&=!5&))0&E!5*)&"!!0&1)).&6)=##07&4.),-"-.-sering, regulering en moderniserng van de arbeidsmarkt na de grote depressie.

=5N; 53L&5> &; 53Ld5L53Q 5A? &A> &JA[? 5> &4<> &P3A6A69&

><#0#'-<&@$*.##(&FGHG7&I#E-06&")/#0;&*1)&C#"&<%-5-5

<O 5> ; 53LA> H &5> &-> J; ALL5=A> H 9 =5NAK 5=5&; 53L> 5O 5369&

5&': 3PQ J7&EET RS9

J%#()0&.!;;)%5K&'!0!6)%-!.&<!%))%5&-0&*1)&2)=&><#0#'/

D1)&L$*$%)&#L&)'9.#/')0*&%).!*-#05K&6##;"/)&M+),-<$%-*/N&O&=).<#')&

9&C/D EEF&

]PQ O A? 7&@9&C/D EEF&D1)&L$*$%)&#L&)'9.#/')0*&%).!*-#05K&6##;"/)&M+),-<$%-*/N&O&=).<#')&

back transitional labour markets?%

D1)&L$*$%)&#L&)'9.#/')0*&%).!*-#05K&6##;"/)&M+),-<$%-*/N&O&=).<#')&

D1)&L$*$%)&#L&)'9.#/')0*&%).!*-#05K&6##;"/)&M+),-<$%-*/N&O&=).<#')& back transitional labour markets?%

PQ O A? 7& PQ O A? 7&

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten aanzien van de herziening van de Europese regelgeving is de vraag relevant hoe vanuit een oogpunt van regelgeving gekeken moet worden naar het schaarsteprobleem en over

Het huidige art 7:628 BW biedt de mogelijkheid voor de werkgever om in de individuele arbeidsovereenkomst: zijn verplichting uit te sluiten om loon te betalen over perioden waarin

Dit verslag wordt geschreven voor de Jumbo Kooistra B.V. in het kader van een afstudeeronderzoek. De Jumbo Kooistra is een organisatie die in 2003 over gegaan is van een

Flexwerk kan de werking van de arbeidsmarkt verbeteren wanneer de tijdelijke werknemer anders werkloos zou zijn geweest door een gebrek aan beschikbare vaste banen en wanneer

Van alle ondervraagde medewerkers in de kinderopvang weet 36% precies waar hij of zij aan toe is: deze groep heeft een contract voor een vast aantal uren in de week, werkt óók

De SER maakt in het advies uit 2014 over migratie onderscheid tussen directe verdringing (verlies van werk door de komst van een arbeidsmigrant) en indirecte verdringing

Deze bundel is al volgt opgebouwd. De eerste bijdrage van Ruud Muffels waarschuwt voor een doemscenario waarin voor grote groepen geen volwaardige toegang tot de arbeidsmarkt

Flexwerk kan de werking van de arbeidsmarkt verbeteren wanneer de tijdelijke werknemer anders werkloos zou zijn geweest door een gebrek aan beschikbare vaste banen en wanneer