• No results found

De balans opmaken van mensenrechtenrapportage

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De balans opmaken van mensenrechtenrapportage"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De balans opmaken van

mensenrechtenrapportage

Hoe gedetailleerd leggen AEX-genoteerde bedrijven publiekelijk rekenschap af?

(2)

Executive Summary:

(3)

Inhoudsopgave:

Inhoudsopgave: ... 3

Introductie:... 4

Theoretische context:... 6

Waarom doen bedrijven aan MVO? ... 8

Mensenrechten ... 9

MNOs en mensenrechten... 9

Externe Sociale verslaglegging... 11

Business-to-Business (B2B) of Business-to-Consumer (B2C) ... 14

Activiteiten in gevoelige landen ... 15

Methodologie: ... 15 Dataverzameling ... 18 Resultaten... 19 Analyse: ... 20 Focus:... 22 Organisatie: ... 22 Prestatie:... 23 Controle: ... 24 Vorm: ... 24 Conclusie: ... 25 Discussie: ... 27

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek: ... 28

Bijlagen:... 30

Referenties: ... 31

Bijlage 1: Lijst met onderzochte variabelen ... 35

Bijlage 2: Lijst met landenwaardering op het gebied van mensenrechten... 37

Bijlage 3: Lijst met de landen waarin de bedrijven actief zijn, gewaardeerd voor de mensenrechtensituatie... 42

Bijlage 4: Lijst met onderverdeling van B2B- en B2C-bedrijven ... 50

(4)

Introductie:

Terwijl de dynamiek op het wereldtoneel onder invloed van de globalisering tussen overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven aan verandering onderhevig is, verandert ook het algemene beeld over de verantwoordelijkheden van de verschillende actoren op sociaal-economisch terrein. Waren voorheen de eerste geluiden, politiek gezien, slechts uit de linkerhoek van de samenleving waar te nemen, nu lijken zelfs grote corporaties het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) principe op te nemen in hun ondernemingsstructuur en hierover publiekelijk verslag te doen. In toenemende mate is er aandacht voor de gevolgen die het internationaal opereren van bedrijven met zich meebrengt op het gebied van mensenrechten, arbeid en het milieu. In een toespraak tijdens het World Economic Forum in 1999, heeft Kofi Annan, Secretaris Generaal van de Verenigde Naties (VN), expliciet gepleit voor een actieve houding van het bedrijfsleven door het incorporeren van negen wereldwijd geaccepteerde waarden en principes, die samen het Global Compact vormen. Deze negen principes omvatten arbeidsomstandigheden, het milieu en mensenrechten. Inmiddels is daar een tiende principe betreffende corruptie aan toegevoegd. (www.globalcompact.org).

Naast het Global Compact bestaan er verscheidene andere initiatieven om meer helderheid te scheppen in het, door debat omgeven, verschijnsel van MVO. Zo is er de FTSE4Good Index ontwikkeld, en rapportage standaarden zoals het Global Reporting Initiative (GRI), om het maatschappelijke gedrag van Multinationale Ondernemingen (MNOs) meetbaar te maken (www.ftse.com, www.globalreporting.org). Helaas blijft een van de knelpunten binnen het MVO-vraagstuk het ontbreken van een universeel gehanteerde definitie en graadmeter van MVO (Kranjc, 2005, McWilliams, Siegel and Wright, 2006). Hierdoor blijft het moeilijk om tot een effectieve beoordeling te komen betreffende het gedrag van bedrijven en een benchmark te creëren binnen sectoren. Volgens Kranjc zijn de huidige indicatoren onderontwikkeld, nog niet voldoende gevestigd of incompleet (Kranjc, 2005).

(5)

ondernemen (www.dsresearch.nl). Van een gevestigde discipline is echter nog geen sprake. Daarnaast is er in Nederland in toenemende mate aandacht voor rapportage op MVO-gebied. Het Ministerie van Economische Zaken heeft in 2003 een Handreiking voor maatschappelijke verslaggeving gepubliceerd om de overzichtelijkheid en betrouwbaarheid van de rapportage op MVO-gebied te stimuleren (Ministerie van Economische zaken, 2003). Deze handreiking is ontwikkeld op nationaal niveau, naast de internationale initiatieven zoals het GRI.

Het doel van dit artikel is om, door middel van een empirisch onderzoek, een hedendaags beeld te geven van de externe verslaggeving van het maatschappelijk omgaan met mensenrechten van de aan de Amsterdam Exchange Index (AEX) genoteerde MNOs. Dit artikel focust zich op een van de drie pilaren van het Global Compact, te weten de mensenrechten, omdat, vooral binnen empirische onderzoeken, de link tussen het bedrijfsleven en mensenrechten veelal onderbelicht blijft (Dag, Von Eije en Pennink, 1998). Hierbij is gekozen twee factoren die mogelijk van op invloed zijn nader te onderzoeken. Allereerst wordt de relatie tussen de rapportage en het type afzetmarkt waar een bedrijf zich op richt onderzocht, dat wil zeggen of zij haar producten of diensten verkoopt aan andere zakelijke klanten (Business-to-Business) of aan consumenten (Business-to-Consumer). Ten tweede wordt de relatie tussen rapportage en de mensenrechtensituatie in de verschillende landen waarin bedrijven actief zijn onderzocht. De keuze voor deze twee factoren worden in de volgende paragraaf nader uitgelegd.

Het empirische karakter van het onderzoek kan het gat in de literatuur verkleinen door de theorieën die op dit gebied bestaan te toetsen aan de praktijk. De aard van het onderzoek is comparatief en toetsend. Comparatief onderzoek kan worden gebruikt om verschillende eenheden te vergelijken op bepaalde aspecten van die eenheden, in dit geval de rapportage (De Leeuw, 1996). Deze aspecten worden vergeleken aan de hand van het model van Kolk (Kolk, 2004). Het onderzoek kan als toetsend worden omschreven, omdat het de verbanden tussen de mate van rapportage op het gebied van mensenrechten en het type afzetmarkt van een bedrijf én tussen de mate van rapportage op het gebied van mensenrechten en de mensenrechtensituatie in de landen waar het bedrijf activiteiten onderhoudt toetst.

De centrale vraagstelling luidt:

(6)

Deze hoofdvraag zal met behulp van een tweetal hypotheses, welke later nader zullen worden toegelicht, beantwoord worden. Om op deze vraagstelling antwoord te kunnen geven, zal allereerst het theoretische kader rondom MVO, met de focus op mensenrechten, behandeld worden. Vervolgens zal met behulp van de criteria van de FTSE4Good Index, het GRI en het Global Compact een systeem worden gecreëerd, op basis waarvan de publieke rekenschap van de MNOs kan worden beoordeeld. Op basis van de criteria worden vervolgens de bedrijven vergeleken op de mate van gerapporteerde maatschappelijke betrokkenheid op het gebied van mensenrechten.

Theoretische context:

Sinds de wederopkomst van het MVO-debat in de jaren ’90, zijn er verschillende gedragsregels op het gebied van MVO opgesteld. Zo bestaat er binnen de VN het ‘Global Compact’, waarin tien principes op het gebied van mensenrechten, arbeid, milieu en corruptie centraal staan. Deze vormen de fundering voor MVO (www.globalcompact.org). Daarnaast zijn binnen de Organisatie voor Economische samenwerking en Ontwikkeling (OESO) richtlijnen tot stand gekomen voor multinationale ondernemingen (www.oesorichtlijnen.nl). Naast deze gedragscodes stellen bedrijven zelf ook interne gedragscodes op. Geen van deze codes, dan wel binnen de OESO of Global Compact, dan wel die van bedrijven zelf, zijn echter bindend. Dit betekent dat zij niet afgedwongen kunnen worden en bedrijven wettelijk niet aansprakelijk kunnen worden gehouden voor eventuele schendingen van de codes. Dit is kortgeleden in een kritisch rapport van de OECD-watch als grootste mankement van de richtlijnen aangewezen (www.oecdwatch.org).

Zoals reeds aangegeven is er veel discussie over de exacte inhoud van MVO. Volgens de Sociaal Economische Raad (SER) kan gesproken worden van een containerbegrip. Het begrip MVO kent vele verschijningsvormen en overeenstemming over een exacte definiëring ontbreekt. Dit zorgt voor verwarring bij bedrijven over wat er van hen verwacht wordt (SER, 2000). MNOs kampen in het bijzonder met dit probleem, vanwege de verschillende wetgeving die op hen van toepassing is in de staten waarin zij opereren.1

De winstgevendheid en de continuïteit van organisaties hangen steeds meer af van de mate waarin een organisatie maatschappelijk verantwoord onderneemt, omdat de continuïteit afhangt van het maatschappelijke draagvlak (Cooymans en Hintzen, 2001). Het is dus van groot

1 Onder een onderneming wordt in dit artikel een winstbeogende organisatie verstaan die een

(7)

belang om het verschijnsel MVO zo goed mogelijk te karakteriseren en te plaatsen in de huidige tijd.

De bekendste definitie van MVO in Nederland is die van de SER in haar advies aan staatssecretaris Ybema. Volgens de SER bepalen in de kern twee elementen of met recht van MVO kan worden gesproken. Het eerste element is het bewust richten van de ondernemingsactiviteiten op waardecreatie in de drie dimensies - profit, people, planet - en daarmee op de bijdrage aan de maatschappelijke welvaart op langere termijn. Het tweede element is het onderhouden van een relatie met de verschillende belanghebbenden op basis van transparantie en dialoog, waarbij antwoord wordt gegeven op gerechtvaardigde vragen uit de maatschappij. MVO hoort mede geïntegreerd te worden in de kernactiviteiten, en dus strategie, van een bedrijf (SER, 2000). De definitie van de SER gaat hiermee dus duidelijk verder dan wat Michael Porter in zijn artikel beschrijft als 'corporate philanthropy'. Hierbij gaat het immers meer om vrijwillige inspanningen en donaties van het bedrijfsleven op het gebied van sociale en milieutechnische vraagstukken, welke meer verband houden met risico- en reputatiemanagement dan met de bedrijfsstrategie (Porter, 2002)

Good Company, een gerenommeerd adviesbureau op het gebied van MVO, hanteert de volgende definitie van het begrip: “MVO betekent dat een bedrijf of instelling bewust en structureel inhoud geeft aan zijn maatschappelijke rol, op een wijze die verder gaat dan de wet verplicht, en die leidt tot een toegevoegde waarde voor bedrijf én maatschappij (www.goodcompany.nl). Zij gaan verder dan de SER door een onderscheid te maken naar ‘in-company investment’ en ‘community investment’. Onder ‘in-‘in-company investment’ worden inspanningen van ondernemers verstaan om de bedrijfsactiviteiten en -processen ethisch, sociaal of ecologisch verantwoord in te richten, evenals het afleggen van verantwoording en het voeren van een dialoog met belanghebbenden. Onder ‘community investment’ vallen investeringen in de samenleving die vanuit een zekere maatschappelijke betrokkenheid worden gedaan. Het gaat daarbij om activiteiten die niet tot de gangbare bedrijfsactiviteiten horen, maar voor het bedrijf wel interessant kunnen zijn door het kennisniveau en de welvaart van de sociale omgeving te verhogen. Deze onderverdeling in activiteiten is voor dit artikel van belang omdat het de nadruk legt op het in-company investment gedeelte van MVO.

(8)

het kernelement van dit artikel. Het (sociaal/duurzaamheids)-jaarverslag is het meest gebruikte instrument om verantwoording af te leggen van sociaal beleid en is de beste indicator van de activiteiten op dit gebied (Antal, Dierkes, MacMillan en Marz, 2002).

Waarom doen bedrijven aan MVO?

Nu duidelijk is wat in dit artikel onder MVO verstaan wordt, is het van belang te onderzoeken waarom het voor bedrijven interessant is om zich bezig te houden met MVO. Hoewel MVO veel voorstanders kent, zijn er ook tegenstanders. Een van de bekendste sceptici is de Amerikaanse econoom Milton Friedman, die van mening is dat het maken van winst de enige verantwoordelijkheid van bedrijven is. Het aanpakken van sociale problemen moet worden overgelaten aan andere organisaties, tenzij het winstgevend is zich hiermee in te laten (Kolk, 2003). Het interessante aan dit standpunt van Friedman is het tweede deel. De win-win-situatie die kan optreden bij MVO wordt door voorstanders als belangrijke motivatie gegeven.

Belangrijke redenen voor bedrijven om zich bezig te houden met MVO zijn hoofdzakelijk de economische voordelen die met sociale regelgeving samenhangen en het voorkomen van reputatieschade (Kolk, 2004). Volgens de legitimiteittheorie is de belangrijkste reden voor sociale verslaglegging de legitimiteit die dit geeft aan de bedrijfsactiviteiten en de invloed die het heeft op het imago van het bedrijf (Hooghiemstra, 2000). Volgens deze theorie kan een organisatie immers alleen blijven bestaan als de samenleving, waar zij deel van uitmaakt, van mening is dat de organisatie dezelfde normen en waarden hanteert als de samenleving. Door middel van het maatschappelijk verslag wil een bedrijf zichzelf legitimeren (Nivra, 2002).

In een groot aantal van de verslagen die zijn bestudeerd voor dit artikel werd deze reden expliciet genoemd. Daarnaast zijn het verbeteren van de reputatie, transactiekosten verminderen, mogelijk concurrentievoordeel behalen, werven van personeel, verbeteren van het ondernemingsklimaat, marketing, de flexibiliteit verhogen en intrinsieke beweegredenen belangrijke argumenten (Borsboom, 1999).

(9)

Mensenrechten

Zoals al aangeven, vormen mensenrechten de derde pijler van MVO. Mensenrechten kunnen in drie categorieën worden ingedeeld. Allereerst de burger- en politieke rechten (BUPO-rechten), waarbij de nadruk ligt op recht op leven, vrijheid van meningsuiting en religie en bescherming tegen discriminatie, marteling en dwangarbeid. De tweede generatie mensenrechten omvatten de economische, sociale en culturele rechten (ESOCUL-rechten). Voorbeelden hiervan zijn het recht op voedsel, inkomen, onderdak en scholing. De derde generatie, te weten de collectieve rechten, hebben betrekking tot het recht op zelfbeschikking, vrede en eerlijke welvaartsspreiding (www.globalcompact.org). Zowel de BUPO-rechten, als ESOCUL- en collectieve rechten zijn vastgelegd middels verschillende verdragen binnen de VN. In feite ratificeren alleen landen deze verdragen, maar bedrijven kunnen de inhoud van deze verdragen wel onderschrijven en opnemen in hun bedrijfsvoering.

Wanneer in dit artikel over mensenrechten wordt gesproken, wordt tenzij anders vermeld, gesproken over de BUPO-mensenrechten. Dit zijn passieve rechten, waarbij de overheid moet afzien van bepaalde schadelijke activiteiten. Wanneer overheden echter overgaan tot het schenden van mensenrechten, bijvoorbeeld door het gedwongen verplaatsen van samenlevingsverbanden, dan kunnen bedrijven daarbij betrokken raken. In de volgende paragraaf zal hier dieper op in worden gegaan. De ESOCUL en collectieve rechten daartegenover, vereisen juist een actieve aanpak van de overheid, bijvoorbeeld het voorzien in schoon drinkwater en educatie. Bedrijven kunnen hierbij meewerken maar kunnen nooit aansprakelijk worden gehouden indien zij dit niet doen.

MNOs en mensenrechten

Hoewel de uiteindelijke verantwoordelijkheid van het beschermen van de Rechten van de Mens bij de overheid ligt, ligt er ook een grote verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven. Een specifiek onderdeel van het mensenrechtenvraagstuk, ten aanzien van de rol van MNO’s, is de betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen in landen waar deze MNO’s dan wel zelf aanwezig zijn, dan wel leveranciers hebben (www.globalcompact.org). Op dit moment heerst de tendens dat de verantwoordelijkheid voor MVO richting het bedrijfsleven wordt geschoven, en kan gesproken worden over een democratisch deficiet, welke is ontstaan door de wereldwijde integratie van markten (Muchlinski, 2001). Overheden houden zich over het algemeen afzijdig en wijzen naar de marktwerking van de consument als corrigerende factor op dit gebied (Notitie Mensenrechtenbeleid 2001).

(10)

afhankelijk van de invloedsfeer van het bedrijf. Deze invloedsfeer is afhankelijk van de omvang en strategische invloed die het bedrijf heeft binnen zijn bedrijfstak en bedrijfsketen. Het vermogen om mensenrechten te handhaven hangt af van de mensenrechten in kwestie, de omvang van het bedrijf en de afstand tussen het bedrijf, de slachtoffers en de dader. De relatie tussen het bedrijf en de werknemers ligt in het centrum van de invloedssfeer, maar daarnaast heeft een bedrijf mogelijk ook invloed op de zakenpartners, leveranciers en joint venture partners. Dit is vooral het geval in ontwikkelingslanden, waar bedrijven het niet zo nauw nemen met arbeidsrecht, en de ontwikkelingslanden tot veel concessies bereid zijn om investeringen binnen te halen (Embedding Human rights in Business practices’, www.unglobalcompact.org).

Binnen zijn kernactiviteiten is een bedrijf direct betrokken bij mensenrechten aangaande zijn werknemers. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) garandeert een aantal arbeidsgerelateerde rechten die zijn vastgelegd in de conventies van de International Labour Organization (ILO). Deze bevatten onder andere het recht op het vormen van vakbonden, eerlijke lonen, veilige werkomstandigheden, bescherming tegen dwangarbeid, kinderarbeid of discriminatie op basis van geslacht, ras, religie of etniciteit. Het beschermen en respecteren van mensenrechten houdt volgens sommige critici ook in dat een bedrijf zijn werknemers moet beschermen tegen schendingen door de overheid en zijn werknemers juridisch moet bijstaan in het geval van schendingen (Ibidem).

In dit artikel wordt behalve naar referenties in de verslaggeving naar directe betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen ook gekeken naar medeplichtigheid. Binnen het Global Compact wordt medeplichtigheid gedefinieerd als: “A company is complicit in human rights abuses if it authorizes, tolerates, or knowingly ignores human rights abuses committed by an entity associated with it, or if the company knowingly provides practical assistance or encouragement that has a substantial effect on the perpetration of human rights abuse”(Ibidem).

(11)

• De eerste categorie is directe medeplichtigheid. Dit is het geval wanneer een bedrijf

opzettelijk de staat helpt bij het schenden van de mensenrechten. Hierbij is er sprake van een causaal verband en is het bedrijf van de consequenties op de hoogte, of zou dit naar alle redelijkheid moeten zijn. Een voorbeeld hiervan is een geval waarin een bedrijf assisteert bij een gedwongen verplaatsing van de bevolking ten gevolge van zijn bedrijfsactiviteiten. Interessant hierbij is dat het bedrijf verantwoordelijk kan worden gehouden voor medeplichtigheid, ongeacht of de eigenlijke dader wordt aangeklaagd. Ook hoeft het bedrijf de resultaten niet gewild te hebben. Het is voldoende als het bedrijf op de hoogte was van de gevolgen van zijn steun.

• Ten tweede kan een bedrijf medeplichtig worden gehouden in het geval van schendingen

door een joint venture wanneer het kennis heeft, of zou moeten hebben, van de schendingen begaan door de partner.

• Ten derde is er sprake van medeplichtigheid wanneer het bedrijf profiteert van de veranderde

omgeving of de mensenrechtenschendingen. Het bedrijf hoeft niet zelf actief te participeren of aan te sturen op de schendingen. Wanneer bijvoorbeeld veiligheidstroepen een demonstratie tegen de activiteiten van het bedrijf gewelddadig opbreken, spreekt men van “Beneficial Complicity”.

• Ten slotte kan een bedrijf stilzwijgend medeplichtig worden gehouden wanneer het verzaakt

om op te treden tegen de schendingen waarvan het kennis heeft. Wanneer een bedrijf bijvoorbeeld systematische discriminatie in arbeidsvoorwaarden van een bepaalde etnische groepering accepteert of negeert kan het worden beschuldigd van stille medeplichtigheid (Clapham, 2001).

Externe Sociale verslaglegging

(12)

Redenen voor rapportage:

• Vergrote mogelijkheid om voortgang te traceren en bepaalde targets te halen

• Faciliteren van de implementatie van beleid • Grotere kennis ontwikkelen van kwesties in de gehele organisatie

• Mogelijkheid om duidelijk de corporele boodschap ten aanzien van sociaal beleid over te brengen, zowel extern als intern

• Verbeterde geloofwaardigheid door grotere transparantie

• Mogelijkheid pogingen en standaarden te communiceren

• Licence-to-operate in stand houden

• Reputatievoordelen, verbeterde identificatie van kosten, verhoogde efficiency, verbeterde bedrijfsmogelijkheden en verbeterde werksfeer.

Redenen om niet te rapporteren:

• Twijfel over de voordelen voor de organisatie • Concurrenten rapporteren niet

• Klanten ( en de algehele samenleving) is niet geïnteresseerd, rapportage zal de verkoop niet verbeteren

• Het bedrijf heeft reeds een goede reputatie • Er zijn verschillende andere manieren om sociaal beleid te communiceren

• De kosten zijn te hoog

• Het is lastig consistente data te verzamelen van alle bedrijfsactiviteiten en goede indicatoren te selecteren

• Het kan de reputatie van een bedrijf zelfs schaden, wettelijke implicaties hebben of slapende honden wakker maken.

Tabel 1: Motivatie voor rapportage of geen rapportage (Kolk, 2004)

Een belangrijk punt van discussie is de vraag of de externe verslaglegging een waarheidsgetrouwe afspiegeling vormt van de daadwerkelijke activiteiten en impact. Om dit vast te kunnen stellen is het noodzakelijk geschikte indicatoren op te stellen, zodat de data kan worden vergeleken en er een benchmark gecreëerd kan worden. Maar het is ook van belang om de zogenaamde “implementation likelyhood” op waarde te schatten, dat wil zeggen of het beleid ook daadwerkelijk geïmplementeerd is (Kolk, 2004).

Bij het onderzoek wat in het kader van dit artikel verricht wordt, is het van belang te benadrukken dat er een verschil kan bestaan tussen de verslaggeving en de intenties ten aanzien van mensenrechten. Wanneer een bedrijf niet rapporteert over zijn houding en acties ten aanzien van mensenrechten geeft dat niet per definitie aan dat er geen intenties binnen het bedrijf zijn om zich hier in de praktijk mee bezig te houden. Het al dan niet rapporteren hierover kan dan ook niet als meer dan een indicatie voor het gedrag van bedrijven worden geïnterpreteerd.

(13)

verschillende coderingen en waarderingslabels en er worden verschillende kernwoorden gebruikt (Hammond, 2004). Dit bemoeilijkt het consistent analyseren van documenten. Zo gebruiken Adams&Evans (2004) de criteria compleetheid, blikveld, inclusiviteit, ontvankelijkheid, betrouwbaarheid en bewijsvoering, controlesystemen en begrijpelijkheid, vergelijkbaarheid en objectiviteit. Binnen het GRI worden transparantie, inclusiviteit, precisie, controle, relevantie, duurzaamheid, neutraliteit, vergelijkbaarheid en tijdslijn gebruikt. Inhoudelijk dekken beide mechanismen vrijwel dezelfde inhoud, maar de labels zorgen voor perceptieverschillen. Voor dit artikel is het noodzakelijk een zorgvuldig opgesteld coderingssysteem te gebruiken. Om deze zo compleet mogelijk te maken zijn de belangrijkste beoordelingsmechanismen, te weten GRI, Global Compact en FTSE4Good Index, vergeleken en aanvullend gebruikt. De indicatoren, die in dit artikel worden gebruikt, zijn vervolgens gegroepeerd in vier categorieën aan de hand van het model van Kolk om sociale rapporten te beoordelen (Kolk, 2004). Het model van Kolk maakt het mogelijk om de rapportage op verschillende deelgebieden te analyseren. Hierbij is een vijfde categorie toegevoegd welke de verschijningsvorm van de rapportage behandelt (Borsboom, 1999).

• De eerste beoordeling vindt plaats op basis van de focus van het rapport. Allereerst wordt

gekeken naar de dekking van de rapportage betreffende mensenrechten, wordt hierin expliciet vastgesteld voor welke bedrijfsonderdelen de rapportage geldt? Vervolgens wordt gekeken of het bedrijf verwijst naar verdragen, standaarden en vrijwillige codes en/of principes. Deze initiatieven spelen een belangrijke rol in het bepalen van de algemene houding en strategie van een bedrijf ten opzichte van MVO (www.globalreporting.org). Codes en principes zorgen voor een indicatie over het bedrijf betreffende waarden, ethiek en de voortgang van belangrijke internationale afspraken. Het participeren in initiatieven zoals het Global Compact geeft een bepaalde mate van betrokkenheid bij het vraagstuk aan. Om deze principes te kunnen aanhangen moet immers op regelmatige basis gerapporteerd worden over de vooruitgang op het gebied van de principes van het Global Compact (www.globalcompact.org).

• Het tweede deel beschrijft de organisatie van het bedrijf ten aanzien van mensenrechten. Dit onderdeel behandelt in hoeverre het bedrijf expliciet beleid heeft opgesteld om betrokkenheid met mensenrechtenschendingen te voorkomen.

(14)

• Het vierde deel beschrijft de controle op het beleid en activiteiten. Wordt er expliciet aangegeven welk orgaan binnen het bedrijf verantwoordelijk is voor de uitvoering van het beleid en op welke manier naleving van het beleid wordt afgedwongen? Hierbij is objectiviteit, vergelijkbaarheid en interne en externe controle van belang. De Europese commissie pleit voor een toename van de externe controle op het gebied van maatschappelijke verslaggeving om de betrouwbaarheid te verhogen en doelstellingen zichtbaarder en haalbaar te maken (Adams and Evans, 2004).

• Het vijfde onderdeel is toegevoegd om onderscheid te maken tussen de vorm en de inhoud van de rapportage. Het behandelt de vorm en presentatie van de documentatie, zoals de

verschijningsvorm van sociale verslaggeving en het al dan niet gelijktijdig publiceren van het sociale jaarverslag en het financiële jaarverslag. Dit geeft de intentie aan om de aandeelhouders de mogelijkheid te geven het bedrijf af te rekenen op zowel hun financiële als sociale prestaties.

Business-to-Business (B2B) of Business-to-Consumer (B2C)

Een van de belangrijkste argumenten voor sociale verslaglegging is de invloed die het heeft op de legitimiteit en reputatie van een bedrijf. Echter, dit reputatiemechanisme blijkt in de praktijk in veel situaties niet werkzaam te zijn. Allereerst blijkt zij nauwelijks te werken in de B2B-sector (Van Tulder, 2003). Zij zijn slechts in kleine mate gevoelig voor hun imago, aangezien zij geen zaken doen met de burgers, maar met andere bedrijven of overheden. In het geval van IHC Caland (het huidige SBM Offshore) had negatieve publiciteit over de activiteiten in Birma binnen Nederland bijvoorbeeld nauwelijks effect. De orders vonden ondanks alle commotie plaats (NRC handelsblad, 2000).

Bij het bepalen van de mate van MVO van de bedrijven zijn een aantal aspecten van belang, waaronder de mate van consumentencontact. Naar aanleiding van eerder onderzoek (Reimerink, 2005), waarin B2B-bedrijven minder correctie van de markt bleken te ondervinden dan B2C-bedrijven, kan worden verwacht dat B2B-bedrijven minder rapporteren ten aanzien van hun MVO gedrag, specifiek mensenrechten, dan B2C-bedrijven. B2C-bedrijven zijn veel gevoeliger voor hun imago en er zijn verscheidene voorbeelden van bedrijven die onder de druk van pressiegroeperingen hun omzet zagen dalen en hun beleid hebben moeten aanpassen.2 Om

hun reputatie te behouden is het voor B2C-bedrijven, en dan in het bijzonder de bedrijven waarvan de merknaam van groot belang is (Van Tulder, 2003), belangrijk een goed sociaal beleid

(15)

te voeren en hierover duidelijk te communiceren. Afwezigheid hiervan kan de bedrijfsactiviteiten in gevaar brengen. Voor B2B-bedrijven geldt dit in mindere mate. Hypothese 1 kan op basis van bovenstaande als volgt worden geformuleerd:

Hypothese 1: B2B-bedrijven rapporteren minder op het gebied van mensenrechten dan B2C-bedrijven.

Activiteiten in gevoelige landen

Een tweede factor die van belang is, is het internationale karakter van het bedrijf. Naarmate een bedrijf zich in meer landen vestigt dan wel investeert, loopt het meer risico met andere gebruiken ten aanzien van mensenrechten in aanraking te komen, zoals kinderarbeid in ontwikkelingslanden. Verwacht wordt dat bedrijven die actief zijn in landen waar de overheid het niet zo nauw neemt met mensenrechten, meer risico lopen, in meer of mindere mate, betrokken te zijn bij mensenrechtenschendingen. Op basis hiervan wordt verwacht dat er minder openheid wordt gegeven op het gebied van mensenrechten. Het is immers eenvoudiger uitspraken te doen wanneer er geen tot weinig risico tot betrokkenheid is. Wanneer dit risico toeneemt, zal de bereidheid uitspraken te doen afnemen, omdat de reputatie ernstiger zal worden aangetast in het geval van betrokkenheid wanneer een bedrijf zijn woord niet heeft gehouden dan wanneer het bedrijf er nooit publiekelijk aandacht aan heeft geschonken. Zoals hierboven reeds is aangegeven kan rapportage de reputatie zelfs schaden of kunnen er slapende honden wakker worden gemaakt (Kolk, 2004). Op basis van het bovenstaande kan de tweede hypothese als volgt worden geformuleerd:

Hypothese 2: Naarmate een bedrijf in meer landen waar de mensenrechten in het gedrang zijn activiteiten onderneemt, zal er minder gerapporteerd worden over het beleid op het gebied van mensenrechten.

Methodologie:

(16)

mechanisme te creëren zijn de verschillende criteria van de drie initiatieven op het gebied van mensenrechten gecombineerd en gegroepeerd aan de hand van het model van Kolk. (zie bijlage 1). Dit systeem zal zijn toegespitst op de huidige situatie en informatievoorziening in Nederland. Het creëren van een allesomvattend systeem ligt, niet het minst vanwege verschillende nationale wetgeving, buiten het bereik van dit artikel.

Het analyseren zal gebeuren op basis van de jaarverslagen, duurzaamheidverslaglegging, maatschappelijk rapporten en andere bedrijfsinformatie zoals bedrijfscodes en websites. Voor alle documentatie, tenzij anders aangegeven, beslaat zij het jaar 2005. Van de onderzochte bedrijven zijn alleen de jaarverslagen van de moedermaatschappij meegenomen. Voor de data die gepubliceerd is op de websites van de bedrijven geldt dat deze informatie verzameld is in de maanden mei en juni 2006. Eventuele wijzigingen na deze periode vallen buiten dit artikel.

De kwestie mensenrechten is van dien aard dat het leeuwendeel van de data kwalitatief van aard is, wat kan leiden tot interpretatieverschillen (Swift en Dando, 2003). Om het probleem van window dressing te verkleinen, welke onderzoek op basis van externe verslaggeving kan beïnvloeden, zal, in de discussie de informatie kort worden aangevuld met gegevens vanuit pressiegroepen, overheid en media. Het criteria van de behandelde informatie is dat zij publiekelijk toegankelijk moet zijn.

Om de eerste hypothese te beantwoorden wordt onderzocht of de bedrijven grotendeels contact hebben met andere bedrijven en overheden, zodat zij geclassificeerd worden als B2B-bedrijf of grotendeels met consumenten, zodat zij geclassificeerd worden als B2C-bedrijven. Hierbij wordt de beschrijving van de afzetmarkt in het jaarverslag als uitgangspunt genomen.

Om de tweede hypothese te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk inzicht te hebben in de mate van mensenrechtenschendingen in een land. Er bestaat echter niet één criterium om te meten in hoeverre in een bepaald land de mensenrechten worden nageleefd. In dit artikel worden beoordelingen op basis van twee hieronder nader uitgelegde criteria gehanteerd. De beoordeling wordt gegeven in +, +/- en –. In de tweede rubriek, welke de naleving van mensenrechten behandelt, is de meting een momentopname. De situatie kan snel veranderen door bijvoorbeeld een staatsgreep of juist het herstel van de democratie.

(17)

groot, omdat dat individuele burgers het recht geeft bij een VN-Comité over schendingen van mensenrechten een klacht in te dienen (www.amnesty.org).

2. Freedom House creëert ieder jaar een index waarin alle landen van de wereld worden beoordeeld op hun BUPO-rechten op grond van wetgeving en praktijk. Op basis van de verschillende indicatoren wordt een driedeling in de landenlijst gemaakt tussen vrije landen (+), gedeeltelijk vrije landen (+/-) en niet-vrije landen(-). (zie voor methodologie Freedom in the world; Freedom House 2006, kort samengevat in bijlage 2).

Op basis van de bovengenoemde criteria wordt er een rangorde van landen gecreëerd, waarbij de beoordelingen worden opgeteld. Om de totaalscore van een land te berekenen hebben de waarden in de eerste kolom een 0 voor de waarde van – gekregen en een 1 voor de waarde van +. De eerste kolom geeft de door het land ondertekende verdragen weer, maar de praktijksituatie wordt weergegeven in de tweede kolom, die de studie van Freedomhouse weergeeft. Voor deze kolom geldt dat een – een waarde van 0 krijgt, een +/- de waarde van 1 en een + de waarde van 2. De totaalkolom geeft dan de eindresultaten weer (zie bijlage 2).

Vervolgens wordt in alle verslaglegging gekeken naar welke van de bovengenoemde indicatoren binnen het model van Kolk verwezen wordt. Alleen aan het expliciet verwijzen naar de variabelen wordt een punt toebedeeld. Het ontbreken van een expliciete referentie betekent niet per definitie dat er van de variabele geen sprake is binnen de bedrijfsvoering, maar wel dat er niet naar gerefereerd wordt in de verslaggeving, en dus geen punt krijgt toegewezen. De expliciete verwijzing geldt immers als basis geldt binnen dit onderzoek.

Deze informatie wordt vervolgens verbonden met de focus van het bedrijf, B2C dan wel B2B, evenals met de aanwezigheid in landen waar de mensenrechten in het geding zijn. Om te berekenen of er een significante relatie bestaat tussen de verslaggeving en het gegeven of een bedrijf B2B- of B2C-georienteerd is, wordt de student t-test gebruikt.

(18)

indicatoren binnen het model van Kolk allemaal hetzelfde gewicht gegeven in de statistische benadering. Per categorie worden hier de scores van bepaald. Per categorie wordt vervolgens de relatie bepaald met de waardes die zijn ontstaan voor de activiteiten in de verschillende landen.

Aandachtspunt hierbij is het feit dat Hongkong als onafhankelijke staat geldt binnen de internationale verhoudingen, maar op veel gebieden nog als onderdeel van China wordt gezien. Ook binnen de verslagen van Amnesty International en Freedom House wordt Hongkong als onderdeel van China genomen, en dientengevolge zijn er weinig betrouwbare gegevens omtrent de mensenrechtensituatie in Hongkong. Om deze reden is Hongkong weggelaten uit de landenlijst en heeft het land de score van de bedrijven niet beïnvloed. Dit heeft tot gevolg dat bedrijven die daar actief zijn een iets hogere score op de gevoeligheidswaarde van hun internationale activiteiten hebben behouden. Dit betreft de bedrijven ABN Amro, AEGON, ASML, Fortis, Getronics, Heineken, ING, Philips, Shell en TNT.

Daarnaast is er uiteraard binnen de bedrijven verschil tussen de activiteiten die plaatsvinden in de landen. In dit artikel wordt echter elke activiteit die in de landen plaatsvindt als aanwezigheid gekarakteriseerd, ongeacht of dit alleen een verkoopkantoor omhelst of productieactiviteiten. De terughoudendheid van bedrijven om het belang dat zij hebben in alle landen waarin zij actief zijn publiekelijk te maken, ligt hieraan ten grondslag.

Dataverzameling

Bij het verzamelen van de jaarverslagen is in eerste instantie de website van de organisatie geraadpleegd om te zien of de jaarverslagen digitaal beschikbaar zijn. Bij het ontbreken van bepaalde data of voor additionele vragen werd telefonisch contact opgenomen met het desbetreffende bedrijf. In de meeste gevallen wilde de onderneming weten waarvoor de gevraagde informatie gebruikt zou gaan worden. Opvallend daarbij was dat enkele bedrijven zelf niet geheel op de hoogte waren welke jaarverslagen ze uitgeven. Zo liet Reed Elsevier via e-mail weten geen maatschappelijke verslagen uit te geven. In het financiële jaarverslag werd echter vermeld dat het bedrijf een Social Responsibility Report uitgeeft.

(19)

Over het algemeen werd echter positief en ondersteunend gereageerd op het verzoek additionele informatie te verschaffen.

Resultaten

De verzamelde data biedt de mogelijkheid een antwoord op de eerste hypothese te formuleren die hierboven als volgt is geformuleerd: “B2B-bedrijven rapporteren minder op het gebied van mensenrechten dan B2C-bedrijven”.

Voor alle vijf categorieën binnen het model van Kolk geldt dat het gemiddelde aantal variabelen waarnaar expliciet gerefereerd werd in de externe verslaggeving van de B2C-bedrijven hoger ligt dan het gemiddelde van B2B-bedrijven.

B2B/B2C N Mean Std. Deviation focus B2B 10 .2760 .18319 B2C 14 .3793 .21794 organisatie B2B 10 .5600 .21087 B2C 14 .6671 .23744 prestaties B2B 10 .2670 .26445 B2C 14 .5564 .37050 controle B2B 10 .5290 .26930 B2C 14 .7036 .25421 vorm B2B 10 .2990 .15213 B2C 14 .4293 .26748

Om vast te stellen of dit een significant verschil is, is er een student t-test toegepast. Bij prestaties (p=0.023 en t= -2.110) is er een significant verschil waarneembaar, aangezien deze waarde kleiner is dan 0.05 bij een betrouwbaarheid van 95%. Focus had een p-waarde van 0.118 en t-waarde van -1.220, organisatie had een p-t-waarde van 0.133 en een t-t-waarde van -1.440, controle had een p-waarde van 0.060 en een t-waarde van -1.619 en vorm had een p-waarde van 0.090 en t-waarde van -1.383.

De testgroep was verdeeld in n=14 voor B2C-bedrijven en n=10 voor B2B-bedrijven. Deze verdeling is op basis van de marktomschrijving in de jaarverslagen vastgesteld. De verhouding tussen de B2B- en B2C-bedrijven zorgt voor een goed vergelijkingsuitgangspunt.

(20)

Hypothese 2 is als volgt geformuleerd: Naarmate een bedrijf in meer landen waar de mensenrechten in het gedrang zijn activiteiten onderneemt, zal er minder worden gerapporteerd over het beleid op het gebied van mensenrechten

Om deze tweede hypothese te beantwoorden is de correlatiecoëfficiënt van Pearson gebruikt. De Pearson correlatiecoëfficiënt geeft de correlatie tussen twee variabelen weer, in dit geval de mate van expliciet verwijzen naar de variabelen binnen de externe verslaggeving en de gevoeligheidswaarde voor de internationale activiteiten van het bedrijf. Hoe dichter de score de -1 of 1 nadert hoe sterker de correlatie is. Voor hypothese 2 geldt dat de correlatietest voor alle vijf categorieën binnen het model van Kolk een negatieve correlatie aangeeft. Op de gebieden focus en prestatie is deze correlatie ook significant, immers p is kleiner dan 0.05. (focus: correlatie= -0.420 en p= 0.041, organisatie: correlatie= -0.344 en p= 0.100, prestatie: correlatie= -0.409 en p= 0.047, controle: correlatie= -0.256 en p= 0.228, vorm: correlatie= -0.294 en p= 0.164). Dit betekent dat hypothese 2 omgedraaid dient te worden op de gebieden focus en prestatie: Naarmate een bedrijf meer activiteiten heeft in landen waar de mensenrechten in het gedrang zijn, zal er méér openheid worden gegeven over het beleid op het gebied van mensenrechten.

Analyse:

In de vorige paragraaf zijn de kwantitatieve resultaten van het onderzoek besproken. In dit onderdeel zal de rapportage per categorie nader worden besproken. In de onderstaande tabellen worden eerst de totaalscore per bedrijf en de ranking die daaruit voortvloeit beschreven. Vervolgens worden per categorie de koplopers en hekkensluiters aangegeven. Hierbij zijn enkele citaten uit de rapportage gevoegd, die betrekking hebben op een of meerdere variabelen binnen de categorie. Deze citaten illustreren op welke manier enkele bedrijven rapporteren over de variabelen binnen de desbetreffende categorie.

(21)

Totale score en ranking per bedrijf

Bedrijf: Ranking Score (van 54)

Shell 1 51 ABN Amro 2 47 TNT 3 43 Philips 4 42 Reed Elsevier 5 38 Unilever 6 37 Numico 7 35 AKZO Nobel 7 35 Heineken 8 34 ASML 9 33 ING Groep 10 32 Ahold 11 29 Fortis 11 29 Buhrmann 12 25 DSM 13 24 SBM Offshore 14 21 KPN 15 20 Getronics 16 18 Hagemeijer 17 17 TomTom 18 16 Wolters Kluwer 19 15 AEGON 20 13 Vedior 21 12 Rodamco 22 7

Tabel 2: totaalscores van de bedrijven Score per categorie

(22)

(9) Controle 7 ABN Amro+Fortis+Reed Elsevier+Shell (7) Rodamco+TomTom (1) Vorm 6 TNT (5) Rodamco+TomTom+Vedior(0)

Tabel 3: Koplopers en hekkensluiters per categorie

Focus:

De categorie focus behandelt de dekking van de rapportage betreffende mensenrechten en of het bedrijf verwijst naar verdragen, standaarden en vrijwillige codes en/of principes. De koplopers Shell, ABN Amro en TNT zijn aangesloten bij een groot aantal principes en richtlijnen, waaruit een bewustzijn van het bedrijf op het gebied van MVO, waaronder mensenrechten, kan worden afgeleid. De volgende twee citaten zijn voorbeelden van rapportage van bedrijven waaruit hun participatie aan bepaalde verdragen en principes blijkt.

Organisatie:

De categorie organisatie behandelt in hoeverre het bedrijf expliciet beleid heeft opgesteld om betrokkenheid met mensenrechtenschendingen te voorkomen. Dit kan onder andere tot uiting komen in interne gedragscodes, beleid ten aanzien van de lokale omgeving en op het gebied van leveranciers. Opvallend in deze categorie is dat alle bedrijven een interne gedragscode hebben opgesteld, en de grote meerderheid hierin ook naar mensenrechten verwijst. Daarnaast hebben alle bedrijven beleid opgesteld op het gebied van veilige arbeidsomstandigheden en het uitsluiten van discriminatie. Verder stellen alle bedrijven de lokale wetgeving te respecteren, behalve AEGON, DSM en SBM Offshore, die hier niet expliciet naar refereren. Variabelen waar relatief weinig op wordt gescoord door bedrijven zijn het persoonlijk en publiekelijk veroordelen van mensenrechtenschendingen, maatregelen op het gebied van gedwongen verplaatsingen van de

TNT: “To ensure compliance with the UN Universal Declaration of Human Rights, the ILO Conventions and the OECD Guidelines for multinational enterprises, TNT is working on SA 8000 certification of all sites outside the OECD countries by the end of 2007”.

(23)

bevolking, en regelgeving voor beveiligingspersoneel. De citaten van Shell en ABN Amro zijn beide een voorbeeld van bedrijven die aangeven over een interne gedragscode te beschikken en hoe zij hiermee werken.

Prestatie:

De categorie prestatie geeft aan of er doelstellingen, trends, kwantitatieve gegevens en/of performance indicatoren in de publieke verslaggeving aanwezig is. Een belangrijk middel om de prestaties van bedrijven transparant te maken is het gebruik van het GRI van de VN. Van de 24 bedrijven maken 17 bedrijven gebruik van dit instrument. Van kwantitatieve gegevens, performance indicatoren en tastbare doelstellingen is bij veel bedrijven nog geen sprake. Het begrip mensenrechten blijkt lastig om vorm te geven in de praktijk en meetbaar te maken binnen de bedrijfsvoering. Toch blijkt het voor een aantal bedrijven mogelijk om hier over te rapporteren en wordt bijvoorbeeld gerapporteerd op het gebied van diversiteit, vakbonden en impact op de lokale samenleving, zoals blijkt uit de citaten van DSM en Heineken:

DSM geeft aan op zijn website: “On 7 September 2005 DSM was elected as leader in the Chemicals market sector of the Dow Jones sustainability World Index. DSM also continues to meet the Corporate Social Responsibility (CSR) criteria for inclusion in the FTSE4Good Index and therefore continues its membership of the FTSE4Good Index Series. This was confirmed by the FTSE4Good Policy Committee in its 2006 review”.

Shell: “The commitment to support for fundamental human rights included in the Shell General Business Principles (SGBP) means that Shell companies undertake not to exploit children in any of their activities, either directly or indirectly. This requires a sound understanding of where the problem is most likely to be encountered, how it can be recognized and how it is best tackled”.

ABN Amro: “We have our Country Social and Ethical Risk Framework (CSERF) which flags high-risk countries in which additional due diligence needs to be undertaken. It assesses countries for required compliance with sanctions and concerns over transparency and corruption as well as their political situation, military stability, human rights record and integration into the international community”.

(24)

Controle:

De controlecategorie behandelt op welke manier naleving van het beleid wordt gewaarborgd. Hierbij is objectiviteit, vergelijkbaarheid en interne en externe controle van belang.

Alle bedrijven beschikken inmiddels over een klokkenluiderprocedure waarbij werknemers anoniem en (op papier) risicoloos schendingen van gedragscodes of algemene ethische kwesties kunnen aankaarten. Deze procedure heeft sinds de bouwfraude en het Ahold-schandaal volop in de belangstelling gestaan. Bij de werking van de code in de praktijk worden echter nog de nodige vraagtekens gesteld (Wouters, 2006).

Verder heeft de overgrote meerderheid van de bedrijven een monitoringsbeleid opgesteld. Op het gebied van sancties wordt er echter minder gerapporteerd, specifiek ten aanzien van de leveranciers. Hier doen slechts acht bedrijven concrete uitspraken over, waaronder Philips. Het citaat van Reed Elsevier geeft aan dat er binnen dit bedrijf sprake is van externe controle.

Vorm:

De categorie vorm omvat variabelen op het gebied van de presentatie van de documentatie, zoals de verschijningsvorm van sociale verslaggeving en het al dan niet gelijktijdig publiceren van het sociale jaarverslag en het financiële jaarverslag. Een specifieke en duidelijke rapportage kan worden gezien als indicatie van de visie van het bedrijf op het gebied van MVO, en specifiek mensenrechten.

Opvallend is dat van slechts één bedrijf de CEO naar mensenrechten refereert in zijn voorwoord van het algemene jaarverslag, terwijl dit wordt gedaan door Hagemeyer, een van de lager scorende bedrijven in de lijst, zie citaat. Een verklaring hiervoor kan zijn, dat Hagemeyer geen apart sociaal verslag uitbrengt en daarom aandacht voor mensenrechten in haar algemene jaarverslag verweeft. Van de 24 bedrijven geven inmiddels 19 bedrijven een apart duurzaamheids- of sociaal jaarverslag uit. Van deze 19 bedrijven hebben vijf bedrijven (nog)

Philips: “Our overall approach to ensure suppliers meet our standards is one of finding solutions through open and honest discussions. We expect our suppliers to implement corrective actions if an audit shows that they are not meeting our sustainability requirements and we monitor their progress. If a supplier appears to be unwilling to commit to our sustainability principles or does not follow up on the agreed corrective actions, then our relationship with them can be terminated as a last resort”.

(25)

geen versie over 2005 gepubliceerd. Alleen TNT, ING en ABN Amro geven in hun rapportage specifiek aan dat zij hun sociale verslaggeving tegelijkertijd met het algemene jaarverslag hebben gepubliceerd, of in ieder geval voor de jaarlijkse aandeelhoudervergadering, zodat deze informatie besproken kon worden tijdens deze vergadering. Het citaat van TNT geeft dit duidelijk aan.

Uit onderzoek van DSR blijkt dat websites tegenwoordig steeds vaker als medium worden gebruikt om te communiceren met de consumenten. Dit is ook naar voren gekomen tijdens het onderzoek voor dit artikel. Bij 17 van de onderzochte bedrijven werd op de website gerefereerd naar mensenrechten. De duidelijkheid en vergelijkbaarheid van de rapportage laten voor veel bedrijven echter nog te wensen over; slechts zeven bedrijven wisten op dit onderdeel te scoren. Hierbij is gelet op de indeling van de informatie, gebruik van grafieken en kwantitatieve gegevens, eenduidigheid en overzichtelijkheid. Dit hangt duidelijk samen met de aanwezigheid van kwantitatieve gegevens en performance indicatoren. Ook hier geldt dat bedrijven nog moeilijk grip kunnen krijgen op het begrip mensenrechten en welke implicaties het maatschappelijk verantwoord omgaan met mensenrechten heeft voor het bedrijf.

Conclusie:

De analyse die in dit artikel is verricht had als doelstelling meer inzicht te geven in de huidige stand van zaken op het gebied van publieke rekenschap ten aanzien van mensenrechten, welke wordt afgelegd door AEX-genoteerde bedrijven. De externe rapportage van alle individuele bedrijven is onderling vergeleken aan de hand van 54 variabelen die op basis van het Global Compact, Global Reporting Initiative en de FTSE4Good Index zijn opgesteld. De variabelen zijn vervolgens aan de hand van het model van Kolk gegroepeerd in de categorie focus, organisatie, prestatie en controle. Aanvullend is een vijfde categorie gecreëerd die de vorm en presentatie van de gegevens omvat. Op basis van deze variabelen is vervolgens een rangorde van de bedrijven

TNT: “We publish our social responsibility report alongside our annual report. Furthermore, all data is verified externally prior to publication. This supports our claim for credibility, delivers accountability beyond compliance and benefits shareholders as concurrent publication allows them to formulate questions for the annual general meeting of shareholders”.

Hagemeyer’s CEO stelt in het voorwoord van het financieel jaarverslag: “Hagemeyer is already one of the leading companies in terms of compliance with the relevant principles and best practices of the Netherlands Corporate Governance Code. We are committed to

(26)

vastgesteld. De koplopers op het gebied van rapportage ten aanzien van mensenrechten zijn Shell, ABN Amro, TNT en Philips. De hekkensluiters zijn Rodamco, Vedior en AEGON.

Op basis van de hierboven gepresenteerd data is het mogelijk de gestelde hypotheses te beantwoorden. Hypothese 1: “B2B-bedrijven rapporteren minder op het gebied van mensenrechten dan B2C-bedrijven” kan op het gebied prestaties bevestigend worden beantwoord. Binnen alle categorieën lag het gemiddelde aantal gerapporteerde variabelen van B2C-bedrijven hoger dan bij B2B-bedrijven, dit verschil was echter alleen binnen de categorie prestaties significant.

De tweede hypothese: “Naarmate een bedrijf in meer landen waar de mensenrechten in het gedrang zijn activiteiten onderneemt, zal er minder worden gerapporteerd over het beleid op het gebied van mensenrechten” kon niet worden ondersteund door de data. Het tegendeel lijkt waar te zijn. Er blijkt binnen alle vijf de categorieën een negatieve correlatiecoëfficiënt te bestaan tussen de gevoeligheidswaarde van de internationale activiteiten van een bedrijf op het gebied van mensenrechten en de mate van rapportage. Deze correlatie was echter alleen significant binnen de categorieën focus en prestaties.

De verklaring voor de negatieve correlatie kan gevonden worden in het feit dat met name bedrijven die niet actief zijn in landen met een verhoogd risico op gebied van mensenrechtenschendingen, rapportage op het gebied van mensenrechten overbodig achten. Een aantal bedrijven geeft dit aan door bij het GRI-overzicht aan te geven dat bepaalde onderdelen niet van toepassing zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor bedrijven als KPN en Rodamco, beiden in de onderste helft van de lijst, die alleen in Europa actief zijn. Dit geldt echter niet voor onder andere Wolters Kluwer en Vedior, die allebei wereldwijd vertegenwoordigd zijn. Voor Wolters Kluwer kan de lage ranking worden verklaard uit de B2B-focus van het bedrijf. Voor Vedior geldt dit echter niet, en kan de verklaring mogelijk gezocht worden in het karakter van de industrie.

Concluderend kan gesteld worden dat de hoofdvraag die aan het begin van het artikel gesteld is, te weten: “In hoeverre heeft het type afzetmarkt van een MNO en de mensenrechtensituatie in de landen waarin de bedrijven activiteiten onderhouden invloed op de publieke rekenschap die AEX-genoteerde bedrijven afleggen op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, specifiek mensenrechten?” op basis van bovengenoemde informatie beantwoord kan worden. Beide factoren bleken van invloed te zijn op de mate van rapportage op het gebied van mensenrechten, al waren de uitkomsten niet binnen alle categorieën significant.

(27)

mensenrechtenschendingen aanwezig is minder rapporteren op dit vlak. Deze relatie was significant op de gebieden focus en prestaties.

Discussie:

Tijdens het verrichten van het onderzoek voor dit artikel zijn twee punten naar boven gekomen die de analyse van de gegevens bemoeilijkt hebben. Zo waren, zoals reeds aangegeven, niet alle bedrijven in staat om een volledig overzicht te geven van de verschillende landen waarin zij actief zijn. Dit kan leiden tot een vertekend beeld, aangezien veelal de kleinere markten in ontwikkelingslanden worden weggelaten. Vaak zijn dit de landen die gevoeliger zijn op het gebied van mensenrechten en dus de score van een bedrijf naar beneden zouden halen. Sommige bedrijven halen dan een hogere score dan in werkelijkheid het geval zou zijn. Wanneer bedrijven meer openheid hierin zouden verschaffen, zou dit de betrouwbaarheid van het onderzoek aanzienlijk verhogen. Wanneer zij daarnaast duidelijk zouden communiceren welke specifieke bedrijfsactiviteiten zij in de verschillende landen onderhouden, zou gedetailleerder onderzoek mogelijk worden. Het is immers aannemelijk dat het verschil in activiteiten in relatie staat tot de mate van invloedssfeer van een bedrijf.

Een tweede knelpunt werd veroorzaakt door het feit dat sociale rapportage, met name op het gebied van mensenrechten een lastig onderwerp blijkt te zijn voor bedrijven. Veelal is onduidelijk wat dit begrip in de praktijk betekent voor bedrijven, en hoe zij hier dan over moeten rapporteren. Hierbij is gebleken dat het meetbaar maken van het omgaan met mensenrechten tot moeilijkheden leidt. KPMG stelt in haar rapport vast dat de sociale rapportage veel oppervlakkiger is dan rapportage op het gebied van milieu (KPMG, 2005). Het is voor bedrijven simpelweg eenvoudiger om uitspraken te doen over onder andere hun papierverbruik en CO2-uitstoot. Deze variabelen zijn immers beter meetbaar te maken.

(28)

onderzoeken op basis waarvan objectieve standaarden tot stand moeten komen. In dit onderzoek is gekeken naar het gebruik van grafieken, tekstgebruik en overzichtelijkheid, echter alles is geïnterpreteerd en beoordeeld door de auteur. Een bepaalde mate van kleuring kan dan ook niet verkomen worden.

Op basis van de analyse die in dit artikel heeft plaatsgevonden is het niet mogelijk een eenduidige verklaring te geven voor de verschillen op het gebied van rapportage ten aanzien van mensenrechten door de verschillende AEX-genoteerde bedrijven. Wel zijn er conclusies getrokken over de relaties tussen het type afzetmarkt van een bedrijf en de rapportage op het gebied van mensenrechten, en tussen de mensenrechtensituatie in de landen waarin de bedrijven activiteiten onderhouden en de mate van rapportage. Een belangrijke aanvulling kan echter worden gezocht in de industrie waarin het bedrijf actief is. Zo geven zowel het rapport van DSR als het rapport van KPMG aan dat er belangrijke verschillen geconstateerd kunnen worden tussen industrieën (DSR 2005, KPMG 2005). Opvallend is dan echter het verschil tussen Shell, de koploper op dit gebied en SBM Offshore, die zich in het onderste gedeelte bevindt. Beiden bevinden zich in de olie- en energie-industrie, maar ze verschillen aanzienlijk op het gebied van rapportage. Hier speelt hoogstwaarschijnlijk het verschil in type afzetmarkt een rol. Shell heeft een belangrijke B2C-tak, terwijl SBM Offshore uitsluitend op de B2B-markt is georiënteerd.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek:

Op basis van de hierboven genoemde discussiepunten zouden een vijftal aanbevelingen kunnen leiden tot interessante nieuwe inzichten binnen deze problematiek. Zo kan op basis van bovenstaande aandachtspunten worden aanbevolen de internationale activiteiten van de AEX-genoteerde bedrijven gedetailleerder uit te werken naar type activiteit. Gezien de tijdsrestricties die golden voor dit onderzoek, moest helaas genoegen genomen worden met de informatie die door de bedrijven verstrekt werd. Verdere navraag en onderzoek kunnen de betrouwbaarheid van de huidige gegevens verhogen. Bovendien kan de informatie specifieker geanalyseerd worden wanneer bijvoorbeeld de verschillende activiteiten van moederbedrijven en dochterondernemingen in kaart zijn gebracht samen met de verschillende typen activiteiten. Zo is Heineken bijvoorbeeld via Asian Pacific Breweries, nog steeds betrokken bij de productie van bier in Birma (www.apb.com). Door middel van gedetailleerder onderzoek kan de mate van invloedsfeer van een bedrijf mee genomen worden in het onderzoek.

(29)

Het samennemen van de in dit artikel onderzochte karakteristieken van de bedrijven met het type industrie kan wellicht tot een beter kader omtrent de publieke rekenschap leiden.

Hierbij kan het van belang zijn om bij vervolgonderzoek de variabelen die getest worden af te stemmen op de bedrijfstak. Het merendeel van de in dit artikel gebruikte variabelen waren voor alle bedrijven relevant, echter bepaalde variabelen waren slechts op een aantal bedrijven van toepassing. Zo is de variabele of de rechten van lokale bevolking gerespecteerd worden voor een bedrijf als KPN nauwelijks van toepassing, aangezien zij alleen in Nederland, België en Duitsland actief is. Hetzelfde geldt voor regelgeving voor beveiligingspersoneel. Deze variabele is relevant voor onder andere Heineken, Shell en SMB Offshore, maar relatief onbelangrijk voor een bedrijf Rodamco die niet actief is in landen waar dit een rol kan spelen. Door alle bedrijven volgens dezelfde variabelen te testen kan er een vertekend beeld ontstaan. Het testen met afgestemde variabelen zou dit kunnen voorkomen.

Bovendien is het mijns inziens mogelijk om aan de variabelen en categorieën binnen het model van Kolk verschillende waardes te hangen. Voor de haalbaarheid van dit onderzoek is er echter nadrukkelijk voor gekozen om alle variabelen binnen het model dezelfde waarde te geven. Er kan echter gediscussieerd worden dat bepaalde variabelen zwaarder wegen dan anderen, waardoor een andere uitkomst gerealiseerd kan worden.

(30)

Bijlagen:

Bijlage 1: lijst met onderzochte variabelen

Bijlage 2: lijst met landenwaardering op het gebied van mensenrechten

Bijlage 3: lijst met de landen waarin de bedrijven actief zijn, gewaardeerd voor de mensenrechtensituatie

Bijlage 4: lijst met onderverdeling B2B- en B2C-bedrijven

(31)

Referenties: Artikelen:

Antal, A. B., Dierkes, M., MacMillan en K., Marz, L. (2002) ‘Corporate Social Reporting revisited’, Journal of General Management, 28 (2), 22-42

Borsboom, E. (2002), ‘Oliemaatschappijen en mensenrechten; een onderzoek naar de invloed van externe verslaggeving op de gevoeligheid van aandelenrendementen als het gaat om mensenrechten’

Clapham, A., en S. Jerbi, (2001) ‘Categories of corprate complicity in Human Rights abuses’, Hastings International and Comparative Law Review

Cooymans, M.P.M. en E.F.M. Hintzen, (2001), Winst en waarden: Maatschappelijk verantwoord ondernemen als onderdeel van kwaliteit

Dag, N., H. von Eije and B. Pennink, (1998) ‘Human Rights and multinational firm returns’, Research report 98A33

‘Embedding Human Rights in business practices’, www.unglobalcompact.org.

Goodijk, R., (2004), ‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen via stakeholdermanagement’, M&O,4/5 131/133

Hooghiemstra, R., (2000), ‘Corporate communication and impression management- New perspectives why companies engage in Corporate Social Reporting’, Journal of Business Ethics, 27 (1/2), 55-68

Kaptein, M., en R. van Tulder, (2002), ‘Noodzaak van en eisen aan stakeholdersdialoog’, Civis Mundi, 41(1), 3

(32)

Kolk, A. (2003) ‘Trends in sustainability reporting by the Fortune Global 250’, Business Strategy and the Environment,12(5), 279–291

Koninklijke Nivra, (2002), ‘Maatschappelijke verslaggeving en assurance-opdrachten KPMG, (2005) ‘International survey of Corporate Responsibility reporting’

Krajnc, D., Glavicˇ, P., (2005) ‘How to compare companies on relevant dimensions of sustainability’, Ecological Economics, 55 551– 563

Leeuw, de, A.C.J., (1996), ‘Bedrijfskundige methodologie: management en onderzoek’, Van Gorcum, Assen

McWilliams, A., D.S. Siegel en P.M. Wright, (2006) ‘Corporate Social Responsibility: strategic implications’, Journal of Management Studies, 43 (1)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, (2001), ‘Notitie Mensenrechtenbeleid 2001’

Ministerie van Economische Zaken (2003), ‘Handreiking voor maatschappelijke verslaggeving’ Muchlinski, P.T., (2001) ‘Human rights and multinationals: is there a problem?’, International affairs, 77

Porter, M.E. and M.R. Kramer, (2002), ‘The competitive advantage of corporate philantrophy’, Harvard Business Review, Vol. 80 (12)

Reimerink, M.M.J., (2005), ‘Multinationale ondernemingen en hun betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen in ontwikkelingslanden’

SER, ‘De winst van waarden. Advies over maatschappelijk ondernemen’, Nr. 11, 15 december 2000 Den Haag.

(33)

Swift T. en N. Dando, (2003), ‘Transparency and assurance: minding the credibility gap’, Journal of Business Ethics, Vol 44(3)

Tulder, R. van, en A. van der Zwart, (2003) Reputaties op het spel

Ward, H. (2001) ‘Securing transnational corporate accountability through national courts: implications and policy options’, Hastings College of Law, 2.

Wouters, E. (2006) ‘Nederland springt nog steeds nonchalant om met rechtspositie van

klokkenluiders’, De nieuwe reporter

‘Boycot IHC Caland om zaken in Birma’, NRC Handelsblad, 28 maart 2002, en: ‘Havenbedrijf doet zaken met omstreden IHC’, Het Parool, 11 juli 2000.

(34)
(35)

Bijlage 1: Lijst met onderzochte variabelen

Scope rapportage

Wordt er specifiek aangegeven welke bedrijfsonderdelen onder de rapportage vallen?

Onderschreven Codes, Principes, Indexen en Verdragen en relevante lidmaatschappen O Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

Global Sullivan Principles

C Global Compact

Een of meedere sector-specifieke principes zoals bv Equator Principles voor financiële instellingen

U ILO tripartiete verklaring van de beginselen aangaande MNOs en sociaal beleid (MNE Declaration) VN-Principes betreffende het gebruik van geweld en vuurwapens door rechtsambtenaren

Ronde Tafel over Mensenrechten

S SocialAccountability 8000

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

O Management en Organisatie beleid

Wordt in de publieke verslaggeving gerefereerd naar: Een algemeen MVO beleid?

Een interne gedragscode?

R Wordt in deze interne gedragscode gerefereerd naar mensenrechten?

Is er sprake van training van het personeel op het gebied van mensenrechten?

G Een gezonde en veilige werkomgeving?

Respect voor de vrijheid van vereniging?

A Het tegengaan van discriminatie in het personeelsbeleid? Het bijdragen aan het publieke debat omtrent mensenrechten?

Het respecteren van de lokale wetgeving in alle landen waarin zij opereert?

N Het persoonlijk en publiekelijk veroordelen van mensenrechtenschendingen? Het zich distantiëren van het bedrijf zich van politieke aangelegenheden?

I Maatregelen om dwangarbeid te voorkomen?

Maatregelen om kinderarbeid te voorkomen?

Maatregelen om gedwongen verplaatsing van individuen, groepen of gemeenschappen te voorkomen dan wel compenseren?

S Maatregelen om het economische milieu van de lokale bevolking te beschermen? Beleid ten aanzien van het terugvloeien van opbrengsten in de lokale omgeving?

A Het respecteren van de rechten van de lokale/oorspronkelijke bevolking? Regelgeving op het gebied van mensenrechten voor beveiligingspersoneel?

T Het maken van een analyse van de mensenrechtensituatie in het land waarin het bedrijf activiteiten wil ontwikkelen en wordt er rekening mee gehouden in het beleid?

Beleid ten aanzien van mensenrechten in de overeenkomsten met leveranciers?

I Maatregelen om kinderarbeid te voorkomen binnen de supply chain? Maatregelen om dwangarbeid te voorkomen binnen de supply chain?

(36)

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Prestatie Standaarden& Rapportage

Is het bedrijf aangesloten bij het Global Reporting Initiative?

PRES- Is het bedrijf aangesloten bij AccountAbility1000?

Wordt er gerefereerd naar de OECD Richtlijnen voor multinationale ondernemingen?

TA- Zijn er performance indicatoren aanwezig ten aanzien van mensenrechten?

Zijn er kwantitatieve gegevens over de prestaties op het gebied van mensenrechten?

TIES Worden er trends aangegeven ten aanzien van mensenrechten?

Worden er tastbare doelstellingen aangegeven ten aanzien van mensenrechten? Is het bedrijf opgenomen in de Dow Jones Sustainability Index?

Is het bedrijf opgenomen in de FTSE4Good Index?

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Naleving

C Is er sprake van een monitoringsysteem betreffende de implementatie van het mensenrechtenbeleid?

O Wordt het verantwoordelijke orgaan binnen het bestuur op het gebied van het mensenrechtenbeleid expliciet genoemd?

N Zijn er sancties/remedies gekoppeld aan schendingen van het mensenrechtenbeleid?

T Zijn er sancties/remedies gekoppeld aan schendingen van het beleid van betrokken partners, bv in supply chain?

R Wordt informatie ingewonnen bij lokale, onafhankelijke stakeholders in de gastlanden?

O Is er een vertrouwensinstantie aanwezig waar werknemers mensenrechtenschendingen kunnen aangeven, vrij van tegenmaatregelen? (klokkenluidersprocedure)

E Vind er controle plaats op het gebied van het mensenrechtenbeleid door een onafhankelijke derde partij?

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

V Presentatie

Is er een aandacht voor mensenrechten in het voorwoord van de CEO in het financiële jaarverslag?

O Is er aandacht voor mensenrechten in het financiële jaarverslag? Is er sprake van een apart duurzaamheids/sociaal jaarverslag?

Is er een vermelding over het gelijktijdig publiceren van het financiële jaarverslag en het duurzaamheidverslag?

R Is er aandacht voor mensenrechten op de website?

(37)

Bijlage 2: Lijst met landenwaardering op het gebied van mensenrechten Land 1 2 totaal Afghanistan - +/- 1 Albanië - +/- 1 Algerije + - 1 Andorra - + 2 Angola - - 0

Antigua & Barbuda - + 2

Argentinië + + 3 Armenië + ± 2 Australië + + 3 Azerbeidzjan + - 1 Bahama's - + 2 Bahrein - +/- 1 Bangladesh - +/- 1 Barbados - + 2 Belarus + - 1 België + + 3 Belize - + 2 Benin + + 3 Bhutan - - 0 Bolivia + +/- 2 Bosnië-Herzegovina + +/- 2 Botswana - + 2 Brazilië - + 2 Brunei - - 0 Bulgarije + + 3 Burkina Faso + +/- 2 Burundi - +/- 1 Cambodja - - 0 Canada + + 3

Centraal Afrikaanse Republiek - +/- 1

Chili + + 3

China - - 0

Colombia + +/- 2

Comoren - +/- 1

Congo, Democratische Republiek + - 1

Congo, Republiek - - 0

Costa Rica + + 3

Cuba - - 0

(38)

Denemarken + + 3 Djibouti - +/- 1 Dominica - + 2 Dominicaanse Republiek - + 2 Duitsland + + 3 Ecuador + +/- 2 Egypte - - 0 El Salvador + + 3 Equatoriaal Guinée - - 0 Eritrea - - 0 Estland + + 3 Ethiopië - +/- 1 Filippijnen + +/- 2 Fiji - +/- 1 Finland + + 3 Frankrijk + + 3 Gabon - +/- 1 Gambia - +/- 1 Georgië + +/- 2 Ghana + + 3 Grenada - + 2 Griekenland + + 3 Guatemala + +/- 2 Guinee + - 1 Guinee-Bissau - +/- 1 Guyana + +/- 2 Haïti - - 0 Honduras - +/- 1 Hongarije + + 3

Hong Kong o o vervalt

(39)

Kenia - +/- 1 Kirgizië + +/- 2 Kiribati - + 2 Koeweit - +/- 1 Korea, Noord - - 0 Korea, Zuid - + 2 Kroatië + + 3 Laos - - 0 Lesotho - + 2 Letland - + 2 Libanon - +/- 1 Liberia - +/- 1 Libië + +/- 2 Liechtenstein + + 3 Litouwen + + 3 Luxemburg + + 3 Macedonië + +/- 2 Madagascar - +/- 1 Malawi + +/- 2 Malediven - - 0 Maleisië - +/- 1 Mali + + 3 Malta + + 3 Marokko - +/- 1 Mauritanië - +/- 1 Mauritius + + 3 Mexico -. + 2

Micronesië, Federale Staten - + 2

(40)

Oostenrijk + + 3 Pakistan - - 0 Palau + + 3 Panama + + 3 Papoea Nieuw-Guinea - +/- 1 Paraguay + +/- 2 Peru + + 3 Polen + + 3 Portugal + + 3 Qatar - - 0 Roemenië + + 3 Russische Federatie + - 1 Rwanda - - 0 Samoa - + 2 San Marino - + 2

São Tomé & Príncipe - + 2

Saudi-Arabië - - 0 Senegal + + 3 Servie&Montenegro + + 3 Seychelles + +/- 2 Sierra Leone + +/- 2 Singapore - +/- 1 Slovenië + + 3 Slowakije +. + 3 Soedan - - 0 Solomoneilanden - +/- 1 Somalië + - 1 Spanje + + 3 Sri Lanka + +/- 2 Suriname - + 2 Swaziland - - 0 Syrië - - 0 Tadzjikistan + - 1 Taiwan o + 2 Tanzania - +/- 1 Thailand - +/- 1 Togo + - 1 Tonga - +/- 1

Trinidad & Tobago - + 2

(41)

Vanuatu - + 2

Venezuela + +/- 2

Verenigd Koninkrijk + + 3

Verenigde Arabische Emiraten - - 0 .

Verenigde Staten van Amerika - + 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierbij zijn de drie soorten aanduidingen geanalyseerd (Duits, tweede mo- derne vreemde taal, moderne vreemde taal). Om inzicht in de ontwikkeling naar de herziening van de

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

[r]

Bij vele staten, en ook binnen de Vlaamse overheid, was er in het verleden kritiek te horen over het feit dat de rapportageverplichtingen voor deze verschillende comités – en

Andere bronnen, waaruit zij middelen om uit te lenen put, zijn de opbrengst van de verkoop van schuldbrieven van haar debiteu- ren (vooral schuldbrieven, waarvan