• No results found

‘Moet arts vragen van BOPZ-rechter beantwoorden?’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Moet arts vragen van BOPZ-rechter beantwoorden?’"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NED TIJDSCHR GENEESKD. 2018;162: D2373 1

PERSPECTIEF

De BOPZ-rechter meent regelmatig dat de ontbrekende informatie kan worden verkregen door het stellen van vragen aan bijvoorbeeld de huisarts, een medisch specia- list of een specialist ouderengeneeskunde van de patiënt.

Zij kennen de patiënt vaak als geen ander. Maar de BOPZ-rechter kan ook vragen stellen aan bijvoorbeeld een bedrijfsarts of verzekeringsarts. Dat kan gebeuren als de problemen van de patiënt zich hebben gemanifesteerd op de werkvloer en die problemen sindsdien alleen maar zijn verergerd. Het is niet bekend hoe vaak BOPZ-rech- ters informatie vragen aan artsen; daarover bestaan geen cijfers.

Wel of niet verplicht tot antWoorden?

Als de BOPZ-rechter u vragen stelt, waarom zou u die dan niet beantwoorden? Een rechter weet toch of hij wel of geen vragen mag stellen? Het stellen van vragen schept echter geen plicht die te beantwoorden. Artsen, in het bijzonder artsen die in opdracht van de patiënt handelen, moeten rekening houden met een tuchtrechtelijke maat- regel na het beantwoorden van vragen van een BOPZ- rechter. Dit kan ook het geval zijn als zij datgene doen wat de patiënt van hen had verwacht. In Nederland heb- ben alle artsen namelijk een beroepsgeheim. Dat geldt voor zowel artsen die in opdracht handelen van de pati- ent handelen (‘behandelend artsen’) als artsen die in opdracht handelen van een ander (‘niet-behandelend artsen’), zoals van een instelling. Dat beroepsgeheim verplicht hen ook om tegenover de BOPZ-rechter hun mond te houden. Het beroepsgeheim werkt bij behande- lend artsen het sterkst. Zij mogen alleen antwoord geven op vragen van de BOPZ-rechter als de patiënt daarmee instemt of, zonder toestemming, in het geval van een conflict van plichten.

Bij een niet-behandelend arts, zoals een arts die werk- zaam is bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een arboarts, ligt dat iets anders. Deze artsen werken niet of niet alleen in opdracht van de patiënt, maar voor de instelling. Natuurlijk hebben ook deze artsen een beroepsgeheim en wordt ook van hen verwacht dat zij de patiënt stimuleren om een gezamenlijk behandelplan op te stellen. Maar daarmee geldt voor deze artsen het beroepsgeheim in mindere mate dan voor behandelend artsen. Niet-behandelend artsen hebben de juridische plicht om vragen van de BOPZ-rechter ter zitting te beantwoorden, rekening houdend met de privacy van de vraag

Moet een arts vragen van de BOPZ-rechter beantwoor- den?

Juridische achtergrond

Sommige patiënten zijn psychisch flink in de war. Dat kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld schizofrenie, drank- en middelenmisbruik, een persoonlijkheidsstoornis of een andere beperking. Deze stoornissen kunnen ertoe leiden dat de betrokkene een gevaar vormt voor zichzelf of voor anderen. Het is dan gewenst dat zij zich onder behandeling stellen. Maar wat als deze patiënt niet bereid is zich te laten behandelen?

De wet voorziet in de mogelijkheid om deze patiënten zo nodig onvrijwillig te laten opnemen. De officier van justi- tie moeten daartoe een verzoek indienen bij de recht- bank. Vervolgens onderzoekt een rechter de zaak en doet dan uitspraak over het wel of niet onvrijwillig opnemen van de patiënt.

Zo’n rechter noemen we doorgaans een BOPZ-rechter, dat wil zeggen: een rechter die uitspraak doet over de opneming een patiënt op grond van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ). Diezelfde Wet BOPZ schrijft ook voor aan welke criteria moet zijn voldaan, wil een onvrijwillige opname van een patiënt toelaatbaar zijn.

Een BOPZ-rechter gaat bij het nemen van een beslissing over opname af op de informatie die hij via de officier van justitie krijgt aangereikt. Maar de BOPZ-rechter wint ook zelf informatie in, bijvoorbeeld bij de patiënt, diens advocaat, degenen die bij zijn of haar behandeling zijn betrokken en eventuele anderen. Veelal heeft de BOPZ- rechter aldus voldoende informatie om te kunnen beslis- sen. Dat is echter niet altijd het geval. Er zijn praktijk- voorbeelden waarin de BOPZ-rechter essentiële informatie mist. Wat dan?

Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, departement Publiekrecht, Leiden.

Prof.mr.dr. A.C. Hendriks, jurist (a.c.hendriks@law.leidenuniv.nl).

RECHT JuRIDISCHE vRaaG

Moet arts vragen van BOPZ-rechter beantwoorden?

a.C. (aart) Hendriks

(2)

NED TIJDSCHR GENEESKD. 2018;162: D2373 2

PERSPECTIEF

patiënt en overige juridische plichten. Anders gezegd, artsen die op verzoek van een ander informatie vergaren over een patiënt, zullen de BOPZ-rechter op zijn verzoek van bepaalde informatie moeten voorzien.

Hieruit volgt dat wanneer u als behandelend of niet- behandelend arts van een patiënt schriftelijk of telefo- nisch vragen ontvangt van een BOPZ-rechter, u zich vooraf dient te realiseren of u die mag beantwoorden of niet. Over hoe om te gaan met dit vraagstuk en wat te doen bij een eventuele oproep vanuit de rechtbank kunt u ook antwoord vinden in de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ en op de websites van de ver- schillende beroepsorganisaties, zoals de Landelijke Huis- artsen Vereniging (LHV), de Federatie Medisch Specia- listen (FMS), de Koepel Artsen Maatschappij en Gezondheid (KAMG) en de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD).1

valkuilen

Een arts moet zich bij vragen door een BOPZ-rechter dus altijd afvragen of hij die mag beantwoorden. Het beroeps- geheim leidt tot weinig ruimte voor een behandelend arts om in te gaan op dergelijke vragen. Een arts die in opdracht van een ander betrokken is bij de gezondheid van een patiënt heeft meer ruimte om antwoord te geven, rekening houdend met de privacy van de patiënt en het daarmee verbonden geheim. Er bestaan geen cijfers over hoe vaak deze artsen door de BOPZ-rechter worden benaderd.

Ingeval een arts geen antwoord wenst te geven op de vragen van de BOPZ-rechter zal de arts dat bij voorkeur tijdig en vóór een eventuele zitting moeten aangeven.

Voor de BOPZ-rechter kan zo’n mededeling reden zijn om de arts niet op te roepen voor een zitting.

Let wel: zolang de arts niet is ontslagen van de plicht om te verschijnen bij de rechtszaak, moet de arts daar naar- toe.

antWoord

Of een arts antwoord geeft op vragen van een BOPZ- rechter over een patiënt is afhankelijk van de rol van deze arts. Als behandelend arts geeft u in de regel geen infor- matie. Uitzonderingen zijn de toestemming van de pati- ent of in geval van een conflict van plichten. De wet laat meer ruimte aan niet-behandelend artsen om vragen van de BOPZ-rechter te beantwoorden, voor zover verenig- baar met de privacy van de patiënt en het daarmee ver- bonden geheim van de patiënt.

Tenzij de BOPZ-rechter u heeft vrijgesteld om te ver- schijnen op de zitting, bent u verplicht te komen.

in de serie ‘Juridische vraag’ geeft een jurist antwoord op een vraag waarvoor artsen in de praktijk vaak worden gesteld.

Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2017;161:D2373

> kiJk ook op WWW.ntvg.nl/d2373

1 KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens. Utrecht: KNMG; 2016.

literatuur

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Over inter-specifieke concurrentie tussen aaltjes en de gevolgen daarvan voor schade en populatiedynamica is nog weinig bekend Deze kennis is nodig om telers te adviseren over

Dat een rechter een arts dwingt om bij een patiënt op palliatieve zorg een nieuwe behandeling te beginnen, is zeer uitzonderlijk en doet vragen rijzen of een arts nog in eer

ment kan beroepen' Ik zic maar een mogehjkheid, het derden- Kort gezegd zou dat hieiop neeikomcn dat een overeenkomst, beding gesloten tussen een aus en een patient, behalve aan

The purpose of Experiment 2 is to as- sess the performance of the Dong Woodard, FISWG and a small collection of promising feature cluster sets.. We train in total 3093 classifiers

In figuur 1 staat de patiëntgerichte methode weergegeven. Na de presentatie van de klacht van de patiënt kan de arts twee agenda’s volgen; zijn eigen agenda en de agenda van

66 Het komt mij voor dat hulpverleners niet met een beroep op hun geweten patiënten van een bepaald geslacht of andere door de wetgeving gelijke behandeling beschermde gronden

Dat patiënten niet altijd de voorgeschreven medicatie innemen is nog geen reden voor een patiënt geneesmiddelen door te geven aan of zonder toestemming te laten gebruiken door

Dat een arts de patiënt moet informeren over de gevolgen van diagnostiek en behandeling voor de seksuele gezondheid en zo nodig moet vragen naar diens seksuele leven spreekt voor