• No results found

Van de aarde naar de hemel en terug 8

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van de aarde naar de hemel en terug 8"

Copied!
116
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

8

Van de aarde naar de hemel en terug

Een bespreking van niet-tastbare barrières in de

internationale economische samenwerking

tussen Noord-Nederland,

Limburg en China.

Isabelle Diks

(2)

Master thesis

Internationale Betrekkingen en

Internationale Organisaties

Richting:

Internationale Politieke Economie

Instelling Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit der Letteren: Internationale Betrekkingen en Internationale Organisaties

Richting Internationale Politieke Economie

Student L. Isabelle Diks

E-mail l.i.diks@student.rug.nl

Begeleider mr. dr. H. H. Voogsgeerd

(3)

Van de aarde naar de hemel en terug

“In Chinees schrift

staan hier 6 harmonieuze verbindingen die

onderverdeeld worden in 2 paren van 3 achten. 6 x 8 betekent ook een weg vol geluk. 48 betekent voorbestemd te zijn voor welvarendheid.

Om balans te verkrijgen tussen hemel en aarde (Yin Yang) en ervoor te zorgen dat het geluk ook vanuit de hemel

op de aarde neerdaalt, draaien we de bovenste 3 Chinese achten om:

Wat we nu zien,

is een harmonieuze verbinding

tussen hemel en aarde (de toppen raken elkaar). Het Chinese schrift laat zich net zo gemakkelijk van links

naar rechts, van rechts naar links of zelfs van boven naar beneden lezen.”i

(4)

Inhoudsopgave 4

Samenvatting 6

Lijst met tabellen en afbeeldingen 7

Voorwoord 8 Inleiding 9 1.1 Probleembeschrijving 9 1.2 Probleemstelling 10 1.3 Methodologie 11 1.3.1 Afbakening onderzoek 11 1.3.2 Onderzoeksmethode 13 1.4 Deelvragen 14 1.5 Opbouw masterthese 15 2 Theoretisch kader 16 2.1 Inleiding 16 2.2 Internationalisering 16

2.2.1 Linders: niet-tastbare barrières 17

2.2.2 Dunning en Gray: vertrouwen 20

2.2.3 Hofstede: culturele verschillen 25

2.3 Het onderzoeksmodel 27

3 Aard en schaal van Sino-Nederlandse handel 2000-2011 31

3.1 Inleiding 31

3.2 Chinese Buitenlandse Directe Investeringen: de Go Global strategie 31

3.3 Copyright is the right to copy 33

3.4 Nationale inzet ten aanzien van China 34

3.5 Sino-Europese en Sino-Nederlandse samenwerking 2000-2011 36

3.5.1 De Sino-Europese handel tussen 2000 – 2011 37

3.5.2 De Sino-Nederlandse handel tussen 2000-2011 38

4 Nederlandse vestigingsvoordelen en inventarisatie regionale

samenwerkingsverbanden 41

4.1 Inleiding 41

4.2 Nederlandse vestigingsvoordelen 41

4.3 Inventarisatie samenwerkingsverbanden Noord-Nederland 46

4.3.1 Inventarisatie bestuurlijke en economische samenwerkingsverbanden

tussen Noord-Nederland en China 47

4.3.2 Overige internationale economische contacten in landsdeel Noord 49

4.3.3 Noord-Nederlandse vestigingsvoordelen 50

4.4 Inventarisatie bestuurlijke en economische samenwerkingsverbanden

tussen Limburg en China 50

4.4.1 Overige internationale economische contacten in Limburg 52

4.4.2 Limburgse vestigingsvoordelen 52

4.5 Verschillen en overeenkomsten tussen Noord-Nederland en

(5)

5 Chinese BDI in de Noord-Nederlandse en Limburgse regio:

hoe en waarom? 56

5.1 Inleiding 56 5.2 Uitwerking van de interviews 56 5.3 Uitwerking van de deelvragen 57 5.3.1 Operationalisaties deelvraag 1: vestigingsvoor– en nadelen 57 5.3.1.1 Uitwerking deelvraag 1 60 5.3.1.2 Deelconclusie 1 63 5.3.2 Operationalisaties deelvraag 2: institutionele barrières 64

5.3.2.1 Uitwerking deelvraag 2 67 5.3.2.2 Deelconclusie 2 68 5.3.3 Operationalisaties deelvraag 3: incomplete informatiewinning 69

(6)

Samenvatting

In deze thesis is onderzocht in hoeverre niet-tastbare barrières invloed hebben op de economische samenwerking tussen ondernemingen en overheden in Noord-Nederland, Limburg en China. De conclusie is dat internationale economische ontwikkeling tussen China en Nederland meer gehinderd wordt dan verwacht door een aantal niet-tastbare barrières: gebrek aan vertrouwen, de lage institutionele kwaliteit van China en de gebrekkige (bestuurlijke) informatie-uitwisseling. Op culturele verschillen en de verwachte negatieve effecten die deze op de handel zouden kunnen hebben, zijn overheden, ondernemers en ondersteuningsorganisaties beter voorbereid. De beide culturen zijn zo anders, dat de verschillen niet per se als negatief worden beoordeeld, maar slechts als anders, waardoor ze neutrale invloed hebben, conform de verwachting. Duidelijk is dat in beide regio’s de vestigingsvoordelen de vestigingsnadelen verre overstijgen.

In hoeverre overheden er in deze regio’s in zullen slagen om de aangegane internationale bestuurlijke vriendschappen ook duurzaam om te zetten in economisch profijtelijke verbanden, kon in dit onderzoek nog onvoldoende worden vastgesteld. Evenals nog onduidelijk is welke economische focus en bestuurlijke insteek langjarig succesvol zal zijn; hiervoor is in de toekomst meer kwantitatief onderzoek nodig. De internationale economische samenwerking op regionaal niveau is nog nauwelijks uitgekristalliseerd; al is wel duidelijk dat versterking van regionale vestigingsvoordelen een stimulans kan zijn.

Het ontbreken van een actueel overzicht op nationaal niveau van bestaande vriendschapsverbanden of economische relaties tussen decentrale overheden in Nederland met hun Chinese evenknie wordt door alle respondenten als een groot gemis ervaren. Juist een stevige nationale coördinatie zou aan een betere institutionele borging, hoogwaardiger informatie-uitwisseling en groter wederzijds vertrouwen kunnen bijdragen en zo economische samenwerking tussen Nederland en China sterk kunnen bevorderen, ook in de periferie.

Key words: Sino-Nederlandse internationalisering, niet-tastbare barrières, Chinese Go Global

strategie, internationale samenwerking, Noord-Nederland, Limburg, Chinese BDI in Nederland.

(7)

Lijst met tabellen en afbeeldingen

Tabellen

Tabel 1: Key statistics about China and the Netherlands (2005) 36

Tabel 2: Handelsbalansvergelijking EU-27 en China in de perioden 38 januari-juli 2009-2010

Tabel 3: China, explosieve toename invoer van de handel met China 39

Tabel 4: Verschillen tussen Noord-Nederland en Limburg. 53

Tabel 5: Overeenkomsten tussen Noord-Nederland en Limburg. 54

Tabel 6: Vergelijking bestuurlijke inzet in beide regio’s 55

Afbeeldingen

Afbeelding 1: Yuen-Keong Ng, Amsterdam 3

Afbeelding 2: Onderzoeksmodel 28

Afbeelding 3: Indeling Chinese provincies 47

(8)

Voorwoord

Begin 2011 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden een nieuw internationaal beleid vastgesteld met als doel om door profijtelijke economische uitwisseling en activiteiten uiteindelijk ook culturele uitwisseling tot stand te brengen. Als wethouder Duurzame Ontwikkeling in Leeuwarden ben ik, behalve politiek verantwoordelijk, ook persoonlijk geïnteresseerd geraakt in dit soort samenwerkingsverbanden.

In mijn master thesis wilde ik graag een onderzoek doen, dat naast wetenschappelijke ook praktische waarde zou kunnen hebben. Dat heb ik geweten: de onderzoeksvragen riepen bij alle respondenten de nodige, soms haast emotionele, reacties op. Ik heb weer veel geleerd over bestuurlijke overmoed! Dat het zin heeft om vanuit economische perspectieven met China in de weer te zijn, staat buiten kijf. Maar hoe dit op een goede manier bestuurlijk te begeleiden, is nog helemaal niet zo makkelijk.

Wel ben ik er persoonlijk van overtuigd dat ontmoeting en dialoog betere manieren zijn om harmonisatie van mensenrechten wereldwijd te bedienen, dan afwijzing op basis van veronderstelde westerse morele superioriteit en nadruk op afwijzing en conflict.

Graag bedank ik allereerst, vanuit de grond van mijn hart, Marc die jarenlang al dit geploeter heeft moeten aanzien en nog erger heeft moeten aanhoren. Ongelogen, zonder jou, je steun en je intellectuele inzicht was dit nooit tot een goed einde gekomen. Dank!

Daarnaast dank ik ook de heer Voogsgeerd voor zijn goede begeleiding en zijn flexibiliteit; dat hij bij nacht en ontij nog met deze thesis bezig is geweest.

Natuurlijk gaat mijn dank ook uit naar de respondenten, die ik urenlang, meestal telefonisch van hun ‘echte’ werk af heb gehouden, maar die mij met hun enthousiaste reacties steeds weer inspireerden.

Isabelle Diks

(9)

1

Inleiding

Dit hoofdstuk behandelt doel en doelstellingen van dit onderzoek, waarna de gebruikte methodologie wordt beschreven. Om bestuurlijk een goede afweging aangaande de decentrale bestuurlijke inzet bij internationale economische samenwerking met China te kunnen maken, is meer inzicht nodig in de rol die overheden daarin spelen en de succes- en faalfactoren die bepalend zijn in deze samenwerking. Momenteel ontbreekt een duidelijke inventarisatie hiervan in de huidige vormen van samenwerking tussen Chinese en Nederlandse bedrijven. Een goede borging van de inzet van Nederlandse publieke middelen kan door een betere onderlinge afstemming tot grotere economische resultaten leiden.

1.1 Probleembeschrijving

De afgelopen jaren is het aantal gemeenten in Nederland, dat bedrijven steunt of begeleidt, die met Chinese bedrijven tot zaken willen komen en samenwerkingsverbanden met Chinese steden aangaan, sterk toegenomen. Daarnaast hebben alle 12 provincies in Nederland een of andere vorm van culturele en economische samenwerking met steden of provincies in China. Soms voegen regio’s zich ook samen, bijvoorbeeld de regio Groningen-Assen of Zuid-West Nederland, bestaande uit Zeeland en West-Brabant, om dan in gezamenlijkheid de Chinese markt te bewerken. De booming markt in China oefent op Nederlandse politieke besturen blijkbaar een ongekende aantrekkingskracht uit.

De prognoses omtrent Chinese BDI in Nederland zijn voor de nabije toekomst positief.ii Sinds 2000 zijn deze investeringen relatief sterk toegenomen.iii Voor Nederlandse gemeenten en provincies zijn er daarom grote economische kansen voor samenwerking met Chinese ondernemingen. In deze thesis wordt onderzocht welke redenen Chinese ondernemingen hebben om in Nederland en specifiek in de regio’s Noord-Nederland en Limburg te investeren of samen te werken met gevestigde Nederlandse ondernemingen en welke niet-tastbare barrières ze daarbij ontmoeten. Een eerste quick scan laat zien dat Noord-Nederland en Limburg zich op verschillende regio’s in China richten met name waar het duurzaamheid, innovatie en kennis betreft. Vergroting en uitwisseling van decentrale bestuurlijke ervaringen en professionalisering van de Nederlandse bestuurlijke aanpak kunnen het aantal Chinese buitenlandse directe investeringen (BDI) in Nederland positief beïnvloeden.

(10)

Nederlandse en Chinese ondernemingen komt slechts tot stand door Nederlandse bestuurders in te zetten bij handelsmissies. Indien een Chinese onderneming internationaal wil samenwerken, moet de Chinese centrale regering een vriendschapsverklaring fiatteren. Deze wordt vervolgens door Chinese en Nederlandse decentrale overheden ondertekend, waarna bedrijven daadwerkelijk tot zaken komen. Gebrek aan vertrouwen van de Chinese jegens de Nederlandse handelspartner speelt hierbij een rol, Nederlandse overheden borgen immers een lange bestuurlijke lijn; zij staan zo met hun handtekening garant voor de inzet van de Nederlandse partner.

1.2 Probleemstelling

Deze vermenging van politiek en economie is op zichzelf uiteraard niet nieuw. Wel is voor Nederlandse bestuurders nieuw, dat zij bij het zaken doen in China in een aantal gevallen zelf onderdeel van het (onderhandelings-)proces worden en soms actief aan de onderhandelingen deelnemen. In de westerse context hebben decentrale overheden als gemeente- of provinciale besturen slechts een faciliterende of ondersteunende rol, waar deze in China veel meer bepalend is. Deze bemoeienis van bestuurders op verschillende bestuurlijke niveaus maakt een juiste interpretatie van de gebruikte wijzen van internationale economische samenwerking van groot belang. Door op bestuurlijk niveau vriendschappen op te zetten, worden langdurige relaties opgebouwd. Om deze niet te belasten met wissels op de toekomst is het nuttig om een dieper inzicht in de factoren te hebben, die bijdragen aan succes of falen.

Op hun pad naar internationalisering ontmoeten ondernemingen immers verschillende barrières. Allereerst de tastbare als transport- en handelsbarrières, welke tot tariefheffingen en hogere transportkosten leiden. Ten tweede zijn er de niet-tastbare barrières, waarvan empirische studies aantonen dat institutionele barrières en incomplete informatiewinning (Dixit: 2004; Bröcker en Rohweder: 1990; Linders: 2006;), vertrouwen (Den Butter en Mosch: 2003) en culturele verschillen (Guo: 2004) belangrijke determinanten voor handelsstromen zijn. Linders (2006, 37-38) stelt dat fysieke afstand een ‘verrassend hoge’ invloed heeft op internationalisering. De fysieke afstand tussen Nederland en China is evident; in deze thesis staan daarom juist de niet-tastbare barrières, die een grote invloed hebben op internationale handel, centraal.

(11)

economische waarde van ondernemingen daarom steeds meer afgeleid van niet-tastbare activa dan van tastbare. Deze niet-tastbare barrières vormen daarmee een belemmering voor internationalisering. De centrale onderzoeksvraag in deze thesis is: in hoeverre hebben

niet-tastbare barrières invloed op de internationale economische samenwerking tussen Noord-Nederland, Limburg en China?

Waar decentrale overheden in het verminderen of wegnemen van tastbare barrières nauwelijks een rol spelen vanwege de besluitvorming hieromtrent op nationaal niveau, kunnen zij wel invloed uitoefenen op het verminderen of wegnemen van niet-tastbare barrières op decentraal niveau. Op basis van de onderzoeken van Linders (2006) zijn daarom de volgende niet-tastbare barrières nader onderzocht: allereerst vertrouwen, waarvoor de onderzoeken van Dunning en Gray (2008) en Dunning en Lundan (2008) als basis worden gebruikt, waarna de specifieke factoren ervaring -wat met behulp van het ervaringseffectenparadigma van Jagersma (2011) nader wordt geduid- en culturele verschillen -waarvoor de onderzoeken van Hofstede (2003) zijn gebruikt- nader worden beschreven. Culturele verschillen kunnen een belangrijke beperkende of stimulerende factor in handelsrelaties betekenen (Hofstede, 2003). De ondersteuning van zakelijke relaties met bestuurlijke vriendschapsbanden is namelijk typisch voor internationale handelsrelaties met Chinese ondernemingen. Een groter vertrouwen beperkt, volgens Dunning en Gray (2008) en Dunning en Lundan (2008), de mate waarin ondernemingen hun handelspartners moeten monitoren of controleren, wat tot kostenbesparing leidt. Jagersma (2011) tenslotte stelt in zijn ervaringseffectenparadigma dat ervaring een belangrijk economisch goed is, terwijl ook andere factoren als bijvoorbeeld de levenscyclus van een product of het kunnen ‘vasthouden’ van bekwaam personeel van grote betekenis zijn.

1.3 Methodologie

Volgens Verschuren en Doorewaard (1999) is kenmerkend voor een bureauonderzoek dat bestaand materiaal wordt gebruikt en dat dit materiaal vanuit een ander perspectief wordt belicht dan waarmee of waarvoor het werd geproduceerd. In dit verklarend onderzoek wordt op basis van bestaande literatuur een verkenning gemaakt naar factoren die van invloed zijn op de aansturing en invulling van bestuurlijke processen van internationaal economische samenwerking tussen China en Nederland.

1.3.1 Afbakening onderzoek

(12)

investeringen in Nederland betreft niet te ver te laten uitwaaieren, het onderzoek te richten op de regio’s Noord-Nederland, i.e. de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe en Limburg in het bijzonder Zuid-Limburg. De verklaring voor de vergelijking voor deze regio’s komt voort uit de veronderstelling bij aanvang van het onderzoek dat de aanwezigheid van een sterk economisch (achter)land een doorslaggevende factor in de vestiging van Chinese ondernemingen in die regio is.

Een verdere verfijning is dat dit onderzoek zich richt op de in deze regio’s gelegen (middel)grote (vanaf 85.000 inwoners) gemeenten en hun internationale beleid. Kleinere gemeenten hebben soms wel internationale contacten, maar deze richten zich voornamelijk op culturele uitwisseling, wat buiten de focus van dit onderzoek valt.

Een van de vragen in dit onderzoek is in hoeverre contacten ook langjarig of duurzaam zijn. Met langjarig is bedoeld: 1) een opstartfase van ongeveer drie jaar, met daarna 2) een consolidatiefase van drie tot vijf jaar. Zo’n lange begeleidingsperiode is nodig om bedrijven en overheden voldoende mogelijkheden tot organisatie en politieke borging te geven.

Duurzaam betekent in deze context het feit dat samenwerkingsverbanden uiteindelijk zelfstandig kunnen functioneren. De overheid verliest dan zijn faciliterende rol, maar kan wel partner blijven.

De Noord-Nederlandse en Limburgse bedrijven zijn uitgezocht vanwege hun activiteiten op het gebied van samenwerking met Chinese bedrijven. Er zijn niet meer dan vijf bedrijven benaderd: voor meer ontbraken tijd en middelen. De bedrijven die zijn benaderd zijn allen actief in een hoogwaardige technologische omgeving. Ze hebben hun wortels in Nederland en werken nu op basis van een joint venture samen met Chinese bedrijven. Het gaat hier om twee kleine bedrijven (= < 50 medewerkers/< € 10 mio jaaromzet), waarvan een uit Noord-Nederland en een uit Limburg, twee middelgroot bedrijf (= < 250 werknemers/< € 50 mio jaaromzet), uit Noord-Nederland en Limburg en een groot bedrijf (= > 250 medewerkers/> € 50 mio jaaromzet) uit Limburg. Deze laatste viel uiteindelijk af, omdat het niet in de gelegenheid was om te reageren.iv Voor deze thesis ging het er om meer gedetailleerde beschrijvingen van concrete ervaringen in de praktijk te krijgen. Zo kon worden getoetst in hoeverre er dienaangaande inzet was gepleegd door decentrale overheden.

Wat de selectie van overheden en uitvoeringsorganisaties betreft is voor beantwoording van de vragenlijst contact gezocht met de vier betreffende provincies Friesland, Groningen, Drenthe en Limburg, twee Kamers van Koophandel (Fryslân en Limburg), de gemeenten Leeuwarden, Groningen, Heerlen en Maastricht, het Netherlands

(13)

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL & I), de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM), het Ontwikkelingsbedrijf Leeuwarden (OBL) en de NV Industriebank LIOF. In totaal zijn gesprekken gevoerd met 15 personen.v De betreffende overheden en organen zijn benaderd op grond van hun directe betrokkenheid bij internationale economische samenwerking tussen bedrijven op hun grondgebied of binnen hun regio. Daarnaast hebben zij vanuit hun semi-overheidsrol een goed zicht op de bestuurlijke bemoeienis vanuit verschillende perspectieven: gemeentelijk, provinciaal en ook nationaal.

1.3.2 Onderzoeksmethode

(14)

1.4 Deelvragen

De centrale onderzoeksvraag luidde: in hoeverre hebben niet-tastbare barrières invloed op de

internationale economische samenwerking tussen Noord-Nederland, Limburg en China? Om

deze vraag te kunnen beantwoorden zijn onderstaande deelvragen geformuleerd.

Over de BDI van Chinese bedrijven in Europa is veel informatie beschikbaar. Data-analyse van statistische gegevens over de groei van de Chinese BDI in de periode 2000- 2010 geeft inzicht in het verloop van dergelijke investeringen. Over specifiek Chinese investeringen in Nederland zijn naar verhouding weinig bedrijfeconomische statistische gegevens beschikbaar, op enkele uitzonderingen als die van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na. De Nederlandse markt lijkt voor internationaal georiënteerd onderzoek zo klein, dat hiervoor meestal geen aparte onderzoeksvraag voor wordt geformuleerd. Gefundeerd wetenschappelijk onderzoek aangaande Chinese investeringen in de Nederlandse perifere regio’s is daarmee niet voorhanden.

Onderzocht is welke de grootst gemene delers zijn die Chinese bedrijven in de praktijk hebben om nu juist in Nederland te investeren. Deze hebben betrekking op bijvoorbeeld 1) de kwaliteit van het personeel, 2) de kwaliteit van het openbaar bestuur, 3) het fiscale regiem (vennootschapsbelasting), 4) (politieke) stabiliteit, 5) nationale economische regelgeving en bijzondere regelgeving op provinciaal en lokaal niveau en daarnaast 6) is of beschikt Nederland misschien op andere gronden over een zogenoemd ‘warm investeringsbad’. Deelvraag 1 is: in hoeverre spelen vestigingsvoor- of nadelen een rol in de internationale

economische samenwerking met Chinese ondernemingen in de regio’s Noord-Nederland en Limburg?

De fysieke afstand tussen Nederland en China is evident, dit beïnvloedt ook de manier waarop contact tussen ondernemingen tot stand komt. Niet-tastbare barrières bemoeilijken immers het contact tussen Chinese en Nederlandse ondernemingen. Decentrale overheden en Nederlandse ondernemingen worden hiermee regelmatig geconfronteerd. De thesis formuleert door middel van de navolgende deelvragen een antwoord op de rol die verschillende niet-tastbare barrières spelen in de handel tussen China, Noord-Nederland en Limburg. Deelvraag 2 is: in hoeverre spelen institutionele barrières een rol in de internationale economische

(15)

Noord-Nederlandse en Limburgse decentrale overheden, ondernemingen en China? Deelvraag 5 is: in hoeverre spelen culturele verschillen een rol in de internationale economische samenwerking tussen Noord-Nederlandse en Limburgse decentrale overheden, ondernemingen en China?

1.5 Opbouw master thesis

In de inleiding wordt ingegaan op de aanleiding tot dit onderzoek en de praktische mogelijkheden voor Noord-Nederlandse en Limburgse bedrijven en overheden voor internationale samenwerking met Chinese bedrijven. Daarna worden doelstellingen, onderzoeks- en deelvragen en de gevolgde methodologie nader beschreven.

In hoofdstuk twee worden de genoemde theorieën van Linders (2006), Dunning en Gray (2008), Dunning en Lundan (2008), Jagersma (2011) en Hofstede (2003) en hun relevantie voor dit onderzoek beschreven. Hierin wordt ook het onderzoeksmodel beschreven. In hoofdstuk drie komen achtergronden en analyses aan bod van de Sino-Nederlandse handel. Allereerst worden de Chinese motieven om te internationaliseren beschreven, waarna achtereenvolgens de Sino-Europese handel en Sino-Nederlandse handel tussen 2000-2011 worden besproken en de nationale aanpak van Nederland om de aantrekkelijkheid voor Chinese BDI te vergroten.

Hoofdstuk vier beschrijft een inventarisatie van de huidige economische samenwerkingsverbanden tussen China en Noord-Nederlandse en Limburgse gemeenten en provincies. Daarna komen de Nederlandse en specifieke Noord-Nederlandse en Limburgse vestigingsvoor- en nadelen aan bod, zoals die in beleidsrapporten en andere literatuur worden beschreven.

In hoofdstuk vijf worden de deelvragen beantwoord met behulp van de operationalisaties van het onderzoeksmodel en de uitkomsten van de interviews, die leiden tot deelconclusies.

(16)

2

Theoretisch kader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de redenen waarom internationalisering tot stand komt, want ondernemingen komen op hun pad naar internationalisering de nodige obstakels tegen. Om de impact van niet-tastbare barrières op de handel tussen Noord-Nederland, Limburg en China beter te kunnen begrijpen en beoordelen, worden allereerst de bevindingen van Linders gebruikt aangaande niet-tastbare barrières in het algemeen en institutionele barrières en incomplete informatiewinning in het bijzonder. Daarna komt een specifieke niet-tastbare barrière als vertrouwen op basis van artikelen van Dunning en Gray (2008) en Dunning en Lundan (2008) aan bod. Tenslotte worden culturele verschillen met gebruikmaking van de onderzoeken van Hofstede (2003) nader beschreven.

2.2 Internationalisering

In 1976 stelden Buckley en Casson dat internationalisering gebeurt op het moment dat een onderneming een veelheid aan activiteiten onder één coördinatie- en controlenoemer internationaliseert. Rugman (1985) stelde dat internationalisering BDI kan verklaren, omdat het een allesomvattende theorie is. Voor een onderneming is het verstandiger om als die onderneming steeds een bepaald product of grondstof nodig heeft, samen te werken met de leverancier er van, dan het steeds op de vrije markt te moeten kopen. Voor die internationalisering, horizontaal en verticaal, is volgens Rugman dan wel noodzakelijk dat de markt imperfecties of onvolkomenheden vertoond.

De transactiekostenbenadering van Williamson (1985) stelt dat er twee varianten marktonvolkomenheden bestaan. Namelijk structurele marktonvolkomenheden, die binnen de invloedssfeer van de onderneming liggen: ze komen voort uit bijvoorbeeld schaalvoordelen en kunnen als zodanig leiden tot een imperfecte competitie. Zo zijn er transactiekosten, die vanzelf ontstaan en buiten de invloedssfeer van ondernemingen liggen. Andere onderzoekers als Buckley en Casson (1976) en ook Dunning en Rugman (1985) stellen, dat die imperfecties voor ondernemingen juist ontstaan, doordat ondernemingen operen binnen een marktomgeving. Williamson (1985) stelt dat globalisering en fragmentering van productie juist methoden zijn om die transactiekosten te reduceren.

Coase gaf al in 1937 aan dat bedrijven, belemmert door transactiekosten, steeds de keuze moeten maken tussen productie in hun eigen ‘ondernemingssysteem’ of dit via de markt elders inkopen. Dunning (1988: 111) stelde hierover: “The greater the perceived costs

(17)

advantages through international production rather than by contractual agreements with foreign firms. In contrast, the higher the administrative costs of hierarchies and/or the external diseconomies of operating a foreign venture, the more probable the latter vehicle will be preferred.” Den Butter en Hayat (2007: 8) geven aan dit we deze problematiek heden

ten dage kennen als het ‘make or buy-principe’. Om dit probleem aan te vatten is volgens hen in een geglobaliseerde wereld nog niet zo eenvoudig. Er zijn vier mogelijkheden waarop bedrijven dit kunnen aanpakken: door 1) insourcen, i.e. in het thuisland zelf te gaan produceren, 2) outsourcen, i.e. door middel van (sub)contracten eigen productie extern uit te besteden in het thuisland, 3) in-house offshoren, i.e. productie in-house te organiseren via een ‘onderaannemer’ in het buitenland en 4) outsourced offshoren, i.e. door middel van (sub)contracten eigen productie uit te besteden aan een externe producent in het buitenland. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat bedrijven tegenwoordig het vaakst kiezen voor variant drie en vier: in-house of outsourced offshoren.vi

Welke van de vier varianten voor een onderneming de beste keus is, heeft ook te maken met de tastbare en niet-tastbare barrières, die ondernemingen ontmoeten op hun pad naar internationalisering. Handelsbarrières zijn te beschouwen als obstakels in tijd en ruimte, die soepele, frictieloze transacties van informatie of producten voorkomen. (Nijkamp et al., 1990 in Van Houtum, 1998: 20). Van de tastbare barrières is fysieke afstand de meest evidente, deze leidt immers altijd tot transportkosten (Linders, 2006).

2.2.1 Linders: niet-tastbare barrières

Hoewel Linders zich in zijn studie uit 2006 nadrukkelijk op niet-tastbare barrières richt, begint hij met een beschrijving van de opvallend grote invloed die fysieke afstand ook heden ten dage nog op internationale handel heeft: “As a result of unfamiliarity over large distances,

less information is exchanged between countries and the lack of information on distant markets and culture is reinforced. Because of the large effect on bilateral trade patterns, the distance effect illustrates the relevance of intangible informational and cultural barriers to trade.” Zo heeft afstand invloed op de kosten: een verschijnsel dat afstandselasticiteit heet.

Als de kosten die samenhangen met afstand, afnemen als fractie van de totale kosten, dan zal het gevolg zijn, dat de prijsverhoging die samenhangt met de grotere afstand lager wordt. De relatieve prijs van handel op afstand neemt af ten opzichte van handel dichtbij (Rauch, 1999), omdat handel dichtbij relatief duurder wordt ten opzichte van handel op afstand.

(18)

belangrijke manier internationaal ondernemen beïnvloedt (Carrere en Schiff, 2003; Berthelon en Freund, 2004 in Linders, 2006). Alhoewel transport- en communicatiekosten door ICT-ontwikkelingen sterk zijn afgenomen, zijn er zelfs studies die aantonen dat dit ‘afstandseffect’ zich tegenwoordig zelfs nog sterker voordoet (Brun et al., 2002 in Linders, 2006: 38). Tenslotte volstaan volgens Frankel (1997) en Grossman (1998) verlaging en technologische vernieuwing van transport- en communicatiekosten niet om dit ‘afstandseffect’ te verklaren; deze hebben met name effect op korte afstanden.

Omdat internationale handel zich afspeelt in een multi-dimensionele wereld, zijn daarnaast de niet-tastbare barrières als gebrek aan informatie en culturele onwennigheid, die samenhangen met fysieke afstand relevant (Linders, 2006). Zo is het ook zinnig om handelsrelaties waarin gehandeld wordt met incomplete informatie, waar handelsnetwerken belangrijk zijn en smaken cultuurspecifiek of op het thuisland zijn georiënteerd, nader te onderzoeken om het ‘afstandseffect’ te begrijpen (Rauch, 1999; Grossman, 1998; Trefler, 1995). Daarnaast speelt een rol of in landen een gemeenschappelijke taal wordt gesproken en of landen koloniale banden hebben (Linders, 2006). Bovendien zijn volgens Dyer en Chu (2002: 3) organisaties niet tot vertrouwen in staat, maar slechts individuen, omdat vertrouwen een fenomeen op micro-niveau is. Empirische studies naar niet-tastbare barrières tonen aan dat de kwaliteit van de instituties (Linders, 2006; Dixit, 2004: 27), vertrouwen (Den Butter en Mosch, 2003) en culturele verschillen (Guo, 2004; Hofstede, 2003) belangrijke determinanten voor handelsstromen zijn.

Linders (2006: 85) stelt in zijn onderzoek dat de niet-tastbare barrières institutionele kwaliteit en institutionele afstand relevant zijn voor de intensiteit van bilaterale handel. Duidelijk is dat een betere institutionele kwaliteit onzekerheid wegneemt omtrent eigendomsrechten, naleving van contracten en de stabiliteit van de gevoerde economische politiek. Hierdoor nemen transactiekosten direct af en het vertrouwen onderling direct toe. Bovendien drijven landen met een goede institutionele kwaliteit meer handel dan landen met een lagere institutionele kwaliteit (Linders, 2006: 94). Zo drijven landen met een vergelijkbare institutionele kwaliteit makkelijker handel met elkaar, omdat ze bekend zijn met elkaars handelspraktijk, waardoor transactiekosten lager zijn (Linders, 2006: 94). Tenslotte is vertrouwen volgens Mayer et al. (1995) en Deutsch (1958) noodzakelijker in risicovolle situaties waar de actoren transactiespecifieke investeringen doen en waar zich een hoge mate van onzekerheid voordoet (Dyer en Chu, 2000).

(19)

handel met laagontwikkelde landen wordt verzwaard met hogere transactiekosten vanwege meer onveiligheid en meer onzekerheid (Linders, 2006: 95). Tegelijkertijd neemt door institutionele afstand de onwennigheid omtrent de werking van de instituties in het gastland toe. Dit leidt er toe dat kosten die samenhangen met onwennigheid en onwetendheid in ieder geval hoger zijn, wanneer landen erg van elkaar verschillen in institutionele kwaliteit. Dit wordt onderschreven door Dixit (2004: 27), die stelt dat: “even under well functioning laws,

imperfect information, externalities and imperfect competition are well-recognised causes of market failures, and they can exist regardless of whether a government adequately protects property rights and enforces contracts”.

Fukuyama (1995) stelt dat hoogontwikkelde economieën zich niet onderscheiden vanwege hun institutionele kwaliteiten -deze kunnen immers door andere landen worden gekopieerd-, maar door hun verschillen in inhoud en invloed van het maatschappelijk middenveld en de daaronder liggende waarden en normen. Empirisch onderzoek van Den Butter en Mosch (2003) toont ook aan dat landen met een vergelijkbare institutionele kwaliteit makkelijker met elkaar handel drijven. Hun eindconclusie is dat in Europa de mate van onderling vertrouwen erg verschilt: het vertrouwen tussen Zweden en Denemarken is bijvoorbeeld erg groot, maar dat tussen Duitsland en Griekenland niet. Zo maakt ook Fukuyama (1995) een onderscheid in landen met ‘hoog vertrouwen’ als Nederland en Duitsland, waarin het bedrijfsleven is gebaseerd op hiërarchische structuren met professioneel management en landen met ‘laag vertrouwen’ als China en Italië, waarvan een kenmerk is dat de organisatie van het bedrijfsleven op familie- of kinship-relaties is gestoeld.

Den Butter en Mosch (2003: 20) stellen, dat vertrouwen tussen landen het karakter heeft van een publiek goed, zodat vertrouwen in handelsrelaties als positieve externaliteit beschouwd kan worden. Hieronder zou ook kunnen vallen de door Zaheer (1995: 358) benoemde liability of foreigness, door hem benoemd als: “de kosten van zakendoen in het

buitenland, die resulteren in een comparatief nadeel voor een ‘dochter’ van een multinationale onderneming (MNO)”.

(20)

Nederlandse partner is dus niet zo eenvoudig, omdat 1) de culturele verschillen groot zijn, 2) normen en waarden in beide landen anders worden ervaren en 3) de waarde en relevantie van de benodigde informatie voor (een van) beide partners niet altijd even duidelijk is (Yang, 2006). Volgens Den Butter en Mosch (2003) en WRR (2003) gaat hierdoor handel verloren. Zij stellen dat er daarom meer aandacht besteed zou moeten worden aan de vraag hoe vertrouwen tussen zakelijke en bestuurlijke partners onderling beter opgebouwd kan worden. Hoe niet-tastbare barrières een rol spelen in de internationale economische samenwerking tussen Noord-Nederland, Limburg en China is onderzocht in deze thesis. Waarbij ook nadrukkelijk de invloed van deze specifieke barrières en Nederlandse vestigingsfactoren is beschouwd. In de volgende paragrafen worden de overige onderzochte niet-tastbare barrières -vertrouwen als voornaamste- en daarna culturele verschillen nader beschreven.

2.2.2 Dunning en Gray: vertrouwen

In internationaal ondernemen is vertrouwen een van de sleutels waardoor economische uitwisseling tot stand komt (Dunning en Lundan, 2008: 306). Zij stellen ook dat het meten van vertrouwen bijzonder lastig is, omdat de effecten van vertrouwen en die van leren en ervaring onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Jagersma (2011) stelt in zijn ervaringseffectenparadigma dat internationaal ondernemen eerst en vooral wordt gekenmerkt en beïnvloed door de aan- dan wel afwezigheid van internationaal opgedane ondernemingservaring.

Volgens Zaheer et al. (1998), Ring en Van de Van (1992) en Sako (1991) kan vertrouwen worden gedefinieerd als one party's confidence that the other party in the

exchange relationship will not exploit its vulnerabilities. De vertrouwenswaardigheid van de

(handels)partner wordt namelijk groter naarmate deze 1) bekend staat om zijn handelen conform eerder afgesproken voorwaarden, 2) tot redelijke aanpassingen komt als marktomstandigheden veranderen en 3) geen overdreven voordeel trekt uit de (handels)partner ook al doen dergelijke kansen zich voor (Mayer et al., 1995).

Volgens Dunning en Gray (2008) wordt de economische waarde van ondernemingen tegenwoordig steeds meer afgeleid van niet-tastbare activa dan van tastbare (Dunning en Lundan, 2008: 13). Daarom is het volgens hen, steeds belangrijker om niet alleen de verschillen in toegang tot mogelijke bronnen te waarderen, maar juist de formele en informele instituties in het thuis- en gastland.

(21)

uitwisseling:“one will not enter into an objectively profitable exchange relationship unless

the other party can ex ante commit to fulfil his contractual obligations ex post.” Beide

partners wensen een situatie met een voorlopige onzekere uitkomst zoveel mogelijk op voorhand te borgen en hierbij speelt vertrouwen een belangrijke rol.

Den Butter en Mosch (2003: 3) stellen dat vertrouwen of het gebrek daaraan transactiekosten kan verminderen of verhogen en in die zin speelt vertrouwen een belangrijke rol in de internationalisering van bedrijven. In een handelsrelatie zijn er drie fasen te onderkennen: 1) de contactfase, 2) de contractfase en 3) de controlefase en aan alle drie deze fasen komen transactiekosten te pas. Aan de partners is er uiteraard veel aan gelegen om deze transactiekosten zoveel mogelijk te beperken. Door wederzijds vertrouwen ontstaat volgens hen een hogere kwaliteit van informatie. Een belangrijke deelvraag in deze thesis is daarom hoe een betere informatievoorziening bijdraagt aan langjarige economische samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse regio’s en Chinese ondernemingen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat informatie over zakelijke kansen duidelijk moet zijn voor iedereen die in die informatie geïnteresseerd zou kunnen zijn (Casson, 1997) en de kwaliteit van die informatie hoogwaardig, relevant en juist moet zijn (Rauch, 2001; Rauch en Trindade, 2002). Omdat mensen volgens Weesie en Raub (2003) altijd op basis van incomplete informatie tot beslissingen komen, speelt vertrouwen in elkaar nu juist zo’n belangrijke rol.

Weesie, Buskens en Batenburg (2003) stellen dat ook de kwaliteit van het product een belangrijke rol speelt. Hun onderzoek uit 2003 toont aan dat indien de potentiële schade voor de koper bijzonder groot is, hij steeds meer waarde hecht aan de kwaliteit van het product. Negatieve informatie van derden is daarom heel belangrijk als de koper niet goed in staat is om de kwaliteit van het product te monitoren, hetgeen bij productie is China het geval is.

(22)

de Chinese bestuursstructuur en -cultuur geeft meer politieke zwaarte aan bestuurders dan aan ondernemers.

Informeel vertrouwen is gebaseerd op intrinsiek vertrouwen (Frey en Jegen, 2001) en op sociaal vertrouwen of blind vertrouwen (Williamson, 1993). Hierin spelen sociale relaties een belangrijke rol. Als actoren langdurig zonder problemen samenwerken dan zal er een zekere mate van identificatie plaatsvinden, waardoor onzekerheid wordt weggenomen en aandacht voor elkaars belang wordt vergroot (Den Butter en Mosch, 2003: 7). Dit geldt naast bedrijfsmatige activiteiten ook voor dorpen, organisaties, etnische groepen, netwerken en landen […] a system of rules – norms and values – regulating granted trust and meeting, returning, and reciprocating trust; in short rules about trust and trustworthiness.” (Sytompka, 1999: 99). Het belang van intrinsiek vertrouwen in elkaar geldt zo ook voor (politiek-)bestuurlijke verhoudingen: hoe langer dit vertrouwen niet beschaamd wordt, hoe meer vertrouwen er ontstaat. Aantasting van dit vertrouwen kan leiden tot sociale sancties (Sytompka, 1999: 99).

Volgens Camerer en Thaler (1995) hechten mensen opvallend genoeg meer aan intrinsiek vertrouwen, ondersteund door normen als reciprociteit en eerlijkheid, dan aan rationele keuze, zelfs als het om heel grote bedragen gaat. Ook Granovetter (1985: 490, 491) stelt, dat in economische verbanden vertrouwen en betrouwbaarheid boven instituties gaan. Zo speelt de eigen groep een belangrijke rol als het om vertrouwen gaat, bijvoorbeeld bij etnisch Chinese netwerken (Rauch en Trindade, 2002). Yang (2006) stelt: “Nederlanders wantrouwen Chinezen omdat zij in een conflict vaak de partij kiezen van een familielid of vriend boven iemand met goede argumenten.” Zo laten Chinese werknemers factoren als sancties en persoonlijke relatie even zwaar meewegen in hun keuze als legitimiteit (Yang, 2006). Fear of

foreignness speelt ook een rol: de angst voor het vreemde en onbekende of de angst voor het

vreemd-zijn. Wegnemen van deze angst door samen te werken met mensen uit de eigen groep, kan deze angst verminderen of wegnemen.

(23)

waarschijnlijk de langste productielevenscyclus zal hebben. Wederzijds vertrouwen en ervaring verlagen volgens Jagersma en Ebbers (2011) transactiekosten. Maar als een van de partners zo langzaam ‘leert’ dat de profijtelijkheid te snel te veel afneemt, omdat de bestuurlijke of economische situatie in het thuisland sneller verandert dan de ander zich kan aanpassen, dan nemen de kosten niet af of nemen de opbrengsten onvoldoende toe. Dergelijke verbanden houden geen stand, want hiermee komen efficiëntie en effectiviteit in gevaar: de partner voldoet immers niet aan survival of the fitting

Een recente trend volgens Tordoir (2008) is dat multinationale ondernemingen onderling activiteiten bundelen (piggyback strategies). Ook kunnen interne schaaleffecten optreden, waarbij vestigingen met dezelfde functie geografisch worden geconcentreerd of externe schaaleffecten, waarbij verschillende nevenvestigingen met dezelfde functie elkaar lokaal versterken. Bij die geografische specialisatie kan een aangroei-effect of bandwagon-effect meespelen. Dit specifieke bandwagon-effect is in deze thesis van belang voor de beantwoording van de vraag of Noord-Nederlandse en Limburgse bestuurlijke gremia ook van elkaar leren. In de bestuurlijke variant van bandwagoning kan een gemeente of regio namelijk gebruik maken van geografische specialisatie, waardoor zij kan profiteren van externe schaaleffecten. Zo kan zij ‘meeliften’ op de slippen en de ervaring van een andere, economisch zwaardere, meer succesvolle of meer ervaren gemeente of regio.

Netwerken

Bij samenwerking zijn netwerken tegenwoordig volgens Dunning en Gray (2003: 100) steeds relevanter, al liggen deze wel buiten de invloedssfeer van de onderneming, de grote vraag is dan: what is the glue that holds the parts of the network together?” Zij zien daarvoor twee bronnen: cultuur en vertrouwen. Peters en Waterman (1982) zien corporate culture als mogelijkheid voor bedrijven om een eigen cultuur te hebben. Al betwist Dunning dat: tussen twee zakelijke partners kan die zomaar niet ontstaan door het ontbreken van een mechanisme van gedeelde waarden en normen, ideeën, symbolen, rituelen etc. (Dunning en Gray, 2008, 100).

(24)

buitenlandse ondernemingen, steeds meer ervaring met en vertrouwen in elkaars bestuurlijke vertegenwoordigers en in het bestuurlijke systeem. Oftewel: trust evolves with experience (Dunning, 2003: 101). hetgeen volgens hem is gebaseerd op het grotere voordeel dat ervaren vertrouwen oplevert, doordat een lager niveau van noodzakelijke controle lagere kosten met zich meebrengt. Dit leidt tot insider-netwerken, die nieuwe toetreders uitsluiten, maar onderling sterk aan ervaring en vertrouwen winnen (Dunning, 2003). Borging van bedrijfsbelangen door een overheid die deze netwerken faciliteert, vergroot de bestuurlijke ‘ondernemingservaring’ bij overheden en de institutionele kwaliteit. De snelheid, aard en geografische richting van het internationalisatieproces worden namelijk in sterke mate bepaald door de specifieke ervaring die met internationaal ondernemen is en doorlopend wordt opgedaan (Jagersma en Ebbers, 2011). Daarnaast worden aard en snelheid duidelijk beïnvloed door de mate van vertrouwen, die partners in elkaar hebben. Zo is, volgens Den Butter en Mosch (2003), vertrouwen een grote factor in internationalisering.

Dergelijke vormen van insider-netwerken zijn aantrekkelijk om bij aan te haken, maar niet zo maar toegankelijk voor anderen. Deze uitsluiting van outsiders verhoogt de economische waarde van een dergelijke netwerk, dat wel functioneel, exclusief en relevant moet zijn (Dunning en Gray, 2003) om uiteindelijk te leiden tot zoveel mogelijk toegevoegde economische waarde in de regio: zo ontstaan imperfecties van de markt welke deels door de overheid worden geïnduceerd.

(25)

2.2.3 Hofstede: culturele verschillen

Belangrijke dragers voor de niet-tastbare barrière vertrouwen zijn culturele verschillen. De culturele verschillen tussen Nederland en China zijn groot en van invloed op de mogelijkheden van bedrijven om te internationaliseren. Indien bedrijven te weinig rekening houden met de culturele gevoeligheden in China of van Chinezen wordt samenwerking soms al in de kiem gesmoord. Uit de uitgebreide studies van Hofstede (2003) naar culturele verschillen blijkt duidelijk dat de Nederlandse en Chinese aard bijkans diametraal tegenover elkaar staan. Waar een Chinees ‘rust’ vindt in de lange termijn, wordt een Nederlander daar ongedurig van. Waar een Nederlander zeer individualistisch is ingesteld, is een Chinees altijd nadrukkelijk onderdeel van een groep en loyaal daaraan. Waar een Chinees zich vanwege zijn lange-termijn-oriëntatie aan onzekerheid weinig gelegen laat liggen, probeert een Nederlander met regels en wetten zaken naar zijn hand te zetten. Zo zal samenwerking tussen twee zo van elkaar verschillende naturen niet zomaar tot stand komen en vergt het een lange adem.

Een mooi voorbeeld hiervan is het citaat van Lao Tse: “De ene generatie plant de

boom, de volgende geniet van de schaduw.” Deze lange tijdsperiode biedt Chinezen zekerheid

voor de toekomst. Zij kunnen dit plaatsen en worden er niet ongedurig van, dit in tegenstelling tot Nederlanders die veel zaken snel gerealiseerd willen zien en ook resultaten willen zien in

their liftetime.

Vertrouwen staat uiteraard altijd aan de basis van alle (economisch) handelen, maar geldt voor de economische samenwerking met China in het bijzonder. De noodzakelijkheid van het aangaan van vriendschapsverbanden voor het leven, ‘verzwaren’ op een niet-westerse manier de samenwerking. Vertrouwen stellen in samenwerkingspartners en dat vertrouwen zelf niet beschamen. Chinese onderhandelaars hameren immer op de vertrouwens- en vriendschapsbasis die ten grondslag ligt aan samenwerking. Loek Hermans, voorzitter MKB-Nederland: “En de weg ligt al een beetje voor ons open, want Chinezen doen graag zaken met

Nederlanders. Zij zien ons als een mooie opstap naar de Europese markt met 450 miljoen consumenten. Wat zakendoen betreft begrijpen Chinezen en Nederlanders elkaar vrij snel.”vii

Hij gaat hierbij voorbij aan de grote culturele verschillen tussen de beide volken door slechts met een zakelijke blik naar de eventuele opbrengsten te kijken. De kosten die kunnen samenhangen met een verkeerde inschatting en juridische afwikkeling kunnen echter torenhoog zijn. Een goede voorbereiding ook op de sociale kant van internationale handel kan veel ergernis, onbegrip en hoge (juridische) kosten voorkomen. Jan Karel Koppen van het KNAW: “En denk niet dat China Nederland maar een klein rotlandje vindt. China werkt juist

(26)

Denemarken, Finland en wij. […]Dat is ook een cultuurkwestie. Je merkt dat het even tijd kost om het Chinese vertrouwen te winnen, maar daarna zit het ook gewoon helemaal goed.”viii

Daarnaast bestaat er een oud Nederlands gezegde: waar vertrouwen ontbreekt, regeert de regel! Uit dit gezegde blijkt meteen een groot cultuurverschil tussen Chinezen en Nederlanders. Waar Chinezen uitgaan van extended familierelaties en intrinsiek vertrouwen, proberen Nederlanders met regels en wetten dat vertrouwen juridisch vorm te geven om het uiteindelijk bij de rechter te kunnen afdwingen. Bovendien is voor een Nederlander de inhoud van een contract een vaststaand gegeven, waar dit voor een Chinees feitelijk het begin van de onderhandeling is. Deze ziet een contract als het formaliseren van het begin van een vriendschapsband tussen beide partners in plaats van als een eindstation. Sterker nog, het tekenen van een vriendschapsband is voor Chinezen feitelijk het tekenen van een vertrouwensband.

Groepsdenken en loyaliteit zijn in China hooggewaardeerde waarden, gezichtsverlies voor een familielid is gezichtsverlies voor de hele familie en onacceptabel Yang (2006); fouten of de constatering dat een geleverd product te weinig kwaliteit heeft, berokkent schade aan de hele familie. Samenwerken met een Chinees bedrijf is mede daarom zo ingewikkeld, omdat fouten toegeven niet bij de Chinese aard past.

Bij het zaken doen met China is guanxi heel belangrijk. Vrij vertaald betekent guanxi "inter-persoonlijke relatie, een netwerk", waardoor de één de ander kan overhalen een gunst voor de ander uit te voeren, of aan weer een derde een gunst te vragen. In China is guanxi het sociale netwerk waarover iemand beschikt; een groot netwerk geeft status en bepaalt de mogelijkheden om invloed uit te kunnen oefenen op anderen (Tsui, Farh en Xin, 2000 in Yang, 2006: 17).ix Zo kan het gebeuren dat een Chinese zakenman geen zaken met een Nederlander wil doen, omdat hij er niet op kan rekenen dat de Nederlander iets voor hem terug zal doen. Nederlandse zakenlieden vertrouwen Chinezen juist minder, omdat deze voorrang geven aan hun vrienden en familieleden (Yang, 2006).

(27)

eenvoudig diner is uit den boze, in China draait het om de vriendschap voor het leven tussen handelspartners en daar moet stevig op gedronken worden.xi

Hoe verschillende niet-tastbare barrières tussen Noord-Nederlandse, Limburgse en Chinese zakenpartners de samenwerking beïnvloeden komt in deelvragen aan bod: guanxi kan namelijk ook jegens derden werken (Yang, 2006).

2.3 Het onderzoeksmodel

De hiervoor besproken theorieën stellen dat institutionele barrières en incomplete informatiewinning (Linders, 2006; Dixit, 2004; Bröcker en Rohweder, 1990), vertrouwen (Den Butter en Mosch, 2003) en culturele verschillen (Guo, 2004; Hofstede, 2001) belangrijke determinanten voor handelsstromen zijn. Naar deze vier determinanten is door de genoemde onderzoekers extensief onderzoek gedaan. De uitkomsten daarvan ten aanzien van de onderzochte niet-tastbare barrières zijn voor deze thesis als uitgangspunt genomen.

Aan deze vier determinanten zijn vestigingsvoor- en nadelen als vijfde toegevoegd, omdat bij aanvang van het onderzoek van de veronderstelling is uitgegaan dat de aanwezigheid van een sterk economisch (achter)land een doorslaggevende factor in de vestiging van Chinese ondernemingen in de regio’s Noord-Nederland en Limburg is.

In het onderzoeksmodel zijn de variabelen gekozen met de grootste voorspellende waarde. Zo is de verwachting dat internationale handelsstromen de minste barrières ontmoeten en succesvoller zijn als een gastregio over voldoende vestigingsvoordelen beschikt, er voldoende wederzijds vertrouwen bestaat, informatie-uitwisseling zo juist, relevant en hoogwaardig mogelijk is, de toekomstige handelspartners zoveel mogelijk rekening houden met aanwezige culturele verschillen en decentrale overheden zoveel institutionele barrières als mogelijk wegnemen.

Het model is als volgt te beschrijven: internationale Sino-Nederlandse handelsstromen

(28)

Afbeelding 2: Onderzoeksmodel

Het onderzoeksmodel verklaart de afhankelijke variabele ‘internationale handelsstromen tussen Nederland en China’ met behulp van vijf verklarende variabelen of determinanten, welke met drie operationalisaties worden geoperationaliseerd. Indien de verklarende variabele of operationalisatie groen is gekleurd, is de verwachting dat deze een positieve bijdrage levert aan de afhankelijke variabele. Bij een oranje kleur is deze even positief als negatief en bij een rode kleur negatief.

Vestigingsvoordelen

(29)

economische ontwikkeling van het gastland veel interessanter is dan zich ‘slechts’ als afzetmarkt te presenteren. Daarbij hebben vestigingsvoordelen betrekking op een complex van factoren.

Operationalisaties zijn: 1) de mogelijkheden die Nederland biedt als gateway to

Europe zijn een belangrijk vestigingsvoordeel (Brienen et al., 2007), 2) in de onderzochte regio’s treden externe schaaleffecten op, waarbij verschillende nevenvestigingen met dezelfde functie elkaar lokaal versterken; bij die geografische specialisatie kan een aangroei-effect of bandwagon-effect meespelen (Jagersma en Ebbers, 2011) en 3) een vestigingsnadeel is dat Nederland door Chinese ondernemingen als duur wordt ervaren (Brienen et al., 2007).

Institutionele barrières

Omdat internationale handel zich afspeelt in een multi-dimensionele wereld, zijn niet-tastbare barrières als gebrek aan informatie, institutionele (on)gelijkwaardigheid en culturele onwennigheid, die samenhangen met fysieke afstand relevant (Linders, 2006).

Operationalisaties zijn: 1) intermediairs zoals bijvoorbeeld overheden in Nederland

hebben een borgende rol; al is de bestuurlijke en politieke slagkracht niet in alle regio’s even groot en werkt vertraging belemmerend op innovatieve ontwikkelingen (Van Rooy, 2011), 2) insider-netwerken versterken instituties en zijn nodig als een overheid wenst samen te werken met een buitenlandse partner; in dergelijke netwerken kunnen overheden zowel een grote faciliterende rol spelen als partner zijn (Dunning, 2008; Van Rooy, 2011) en 3) een betere institutionele kwaliteit neemt onzekerheid weg; landen met een goede institutionele kwaliteit drijven meer handel dan landen met een lagere institutionele kwaliteit; landen met een vergelijkbare institutionele kwaliteit drijven ook makkelijker handel met elkaar, omdat ze bekend zijn met elkaars handelspraktijk, waardoor transactiekosten lager zijn (Linders, 2006).

Incomplete informatiewinning

Zo leidt ook incomplete informatiewinning (Linders, 2006; Dixit, 2004; Bröcker en Rohweder, 1990) tot niet-tastbare barrières. Landen met een vergelijkbare institutionele kwaliteit drijven ook makkelijker handel met elkaar, omdat ze bekend zijn met elkaars handelspraktijk, waardoor transactiekosten lager zijn (Linders, 2006).

Hiervoor zijn de volgende operationalisaties genomen: 1) een kwalitatief goede

(30)

geïnteresseerd zou kunnen zijn (Casson, 1997) en 3) via de Chinese diaspora, die functioneert als een formeel en informeel kennis- en informatienetwerk kunnen Chinese bedrijven gemakkelijker en goedkoper toegang krijgen tot lokale marktkennis (Rauch en Trindade, 2002).

Vertrouwen

Meer vertrouwen beïnvloedt de aard en snelheid van internationaliseren (Jagersma en Ebbers, 2011). Aantasting van dit vertrouwen kan leiden tot sociale sancties (Sytompka, 1999).

Operationalisaties zijn: 1) ) mensen hechten meer aan intrinsiek of sociaal vertrouwen

(Camerer en Thaler, 1995), waarbij sociale relaties een belangrijke rol spelen. De eigen groep en guanxi spelen hierin een belangrijke rol: “Nederlanders wantrouwen Chinezen omdat zij in een conflict vaak partij kiezen van een familielid of vriend boven iemand met goede argumenten.” (Yang, 2006), 2) als actoren langdurig zonder problemen samenwerken zal er een zekere mate van identificatie plaatsvinden, waardoor onzekerheid wordt weggenomen en aandacht voor elkaars belang wordt vergroot (Den Butter en Mosch, 2003: 7); ook wel: trust evolves with experience (Dunning, 2008) en 3) vertrouwen is noodzakelijker in risicovolle situaties waar de actoren transactiespecifieke investeringen doen en waar zich een hoge mate van onzekerheid voordoet (Deutsch, 1958; Mayer et al., 1995 in Dyer en Chu, 2000); wederzijds vertrouwen en ervaring verlagen namelijk de transactiekosten (Jagersma en Ebbers, 2011).

Culturele verschillen

Chinezen doen soms liever geen zaken met Nederlanders, omdat zij er niet op kunnen rekenen dat de Nederlander iets voor hen terug zal doen. Zo vertrouwen Nederlandse zakenlieden Chinese handelspartners minder, juist omdat zij voorrang geven aan hun vrienden en familieleden boven hun handelspartners (Yang, 2006).

Voor culturele verschillen zijn de volgende operationalisaties genomen: 1) ) het is

(31)

3

Aard en schaal van Sino-Nederlandse handel 2000-2011

3.1 Inleiding

In hoofdstuk drie komen achtergronden en analyses aan bod van de Sino-Nederlandse handel. Allereerst worden de Chinese motieven om te internationaliseren beschreven, waarna vervolgens de nationale aanpak van Nederland om de aantrekkelijkheid voor buitenlandse directe investeringen te vergroten en de Sino-Europese handel en Sino-Nederlandse handel tussen 2000-2011 worden besproken.

3.2 Chinese Buitenlandse Directe Investeringen: de Go Global strategie

Volgens Ping (2004) heeft de Chinese centrale overheid, vanwege een sterk door de staat gestuurd economisch systeem, een cruciale rol gespeeld bij het opbouwen van de structuur van de zogenoemde approved Chinese outward investment. Hij doelt hiermee op de Chinese

Go Global strategie die door Beijing in 1999 werd geïnitieerd, namelijk een omslag in het

denken van strikt inward investment naar een gecontroleerde outward investment: ”the ’going global’ strategy is to promote “the international operations of capable Chinese firms with a view to improving resource allocation and enhancing their international competitiveness.”xii

Tot eind jaren zeventig was China een land dat gekenmerkt werd door een afgeschermde economie. Daarna ontwikkelde China zich tot een open economie met sterk kapitalistische trekken. De snelle economische groei van China, de sterke stijging van de vraag naar grondstoffen en de enorme toename van deviezen -eind 2010 bedroegen de deviezen in China $ 2,65 biljard en dit getal groeit met ongeveer $ 500 miljard per jaar- heeft de centrale regering er echter toe gebracht om sterk in te zetten op buitenlandse investeringen. Het officiële sovereign wealth fund van China, de China Investment Corporation, werd in 2007 opgericht om al die deviezen en directe investeringen ‘weg te zetten’ via investeringsbanken en hedgefondsen.xiii

Zo heeft de Chinese centrale regering bij deze overzeese investeringen vier doelen gesteld: 1) vergroten van toegang tot natuurlijke bronnen om opkomende schaarste te vertragen, 2) verkrijgen van geavanceerde technologieën: inzetten op fusies en overnames om daarmee de concurrentiekracht van Chinese bedrijven te vergroten en zo toegang tot nieuwe markten te versnellen, 3) verkrijgen van meer vreemde valuta en 4) vergroten van de export.xiv

(32)

ondernemingen geldt deze vergunning. Chinese bedrijven kunnen niet internationaal expanderen zonder medeweten of medewerking van de centrale regering. Al beslaat de private sector momenteel ongeveer tweederde van de economie, de centrale regering houdt nog stevig greep op buitenlandse investeringsactiviteiten. Dat is de reden dat de EU aan China de markteconomiestatus heeft onthouden. Door de Chinese toetreding tot de WTO raakt het land wel steeds verder economisch geïntegreerd met de rest van de wereld.xvi

Sindsdien is de hoeveelheid Chinese BDI wereldwijd verspreid in relatief kleine porties. De statistieken van het Chinese Ministerie van Handel laten zien dat er in 2009 in 177 landen was geïnvesteerd, waarvan het grootste deel investeringen betrof van minder dan $10 miljoen (Salidjanova, 2011: 7). De Chinese autoriteiten hebben niet altijd even zachtzinnig gehandeld -bilaterale handelsrelaties zijn soms op een agressieve manier tot stand gekomen-, onderwijl ondersteuning aanbiedend bij het aanleggen van infrastructuur, geven van ontwikkelingshulp en versterken van communicatie-infrastructuur: ook wel ‘dollar-democratie’ genoemd (Salidjanova, 2011: 7).

Volgens het psychic distance principe van Johansson en Vahlne (1977) internationaliseren bedrijven bij voorkeur eerst in een nabij gelegen land, doen ervaring op en gaan dan pas overzees expanderen. Zo ook Chinese bedrijven, zij begonnen in het Midden-Oosten, richtten zich daarna op Afrika en investeren nu in hooggeïndustrialiseerde landen in het westen.xvii Internationale handel speelt zich af in een multi-dimensionele wereld. Zo hangen niet-tastbare barrières als gebrek aan de juiste informatie en culturele onwennigheid samen met fysieke afstand. Bovendien zijn niet-tastbare stimulansen als een gemeenschappelijke taal of historische banden relevant (Linders, 2006). Die ook stelt dat landen met een vergelijkbare institutionele kwaliteit makkelijker handel met elkaar drijven, omdat ze bekend zijn met elkaars handelspraktijk, waardoor transactiekosten lager zijn.

(33)

Vaak wordt daarom gebruik gemaakt van leap frogging, dat wil zeggen, dat indien het Chinese bedrijf niet beschikt over de kennis en expertise om nieuwe technologie zelf te ontwikkelen, het zich dan eerst richt op productie door middel van licenties, door een

joint-venture aan te gaan of door een overname (Ping, 2004). Bovendien wordt hierbij vaak gebruik

gemaakt van intermediaire leveringen, wat zoveel is als gebruik maken van elkaars product als productiemiddel: het fenomeen van outsourcen en offshoren. Recente schattingen geven aan dat meer dan de helft van de Chinese uitvoer dit karakter heeft (Brakman, 2004).

3.3 Copyright is the right to copyxix

“Culture is more often a source of conflict than of synergy. cultural differences are a nuissance at best and often a disaster.” Prof. Geert Hofstede, Emeritus Professor Maastricht University

Van oorsprong werd kopiëren in China als een kunst gezien. Iemand die in staat is het werk van een grote meester na te maken, wordt hiervoor gewaardeerd en het is compliment voor de meester als zijn werk wordt nagemaakt. Vandaag de dag zijn de Chinezen nog steeds heel erg goed en creatief in het namaken en kopiëren van zaken. Deze 'kunst' is iets, wat Chinezen tot in het extreme kunnen uitvoeren.

Schending van het auteursrecht en schending van intellectueel eigendom zijn in China onderdeel van het dagelijks leven. Er zijn talloze voorbeelden van bekend, uiteenlopend van een individueel persoon die in een achterkamer een schilderij namaakt, tot het volledig kopiëren van een productielijn, waarbij Chinezen met een kopie van een westers ontwerp de markt veroveren. Verkoop van hoogwaardige technologie direct aan Chinese bedrijven brengt daarom hoge risico’s met zich mee.xx Zo stelt Linders (2006) dat een betere institutionele kwaliteit onzekerheid wegneemt omtrent eigendomsrechten, naleving van contracten en de stabiliteit van de gevoerde economische politiek. Transactiekosten nemen direct af en zo neemt het vertrouwen onderling direct toe. Hoewel de centrale regering in Beijing snel de nieuwe WTO-standaarden aangaande met name intellectueel eigendom wil implementeren, is dit een langzaam proces, waarin nog steeds regelmatig westerse hoogwaardige technologie wordt gekopieerd.xxi De Chinese overheid heeft zich in de afgelopen jaren wel erg ingespannen voor verbetering van de handhaving van de wetten op het auteursrecht. Zo zijn er regelmatig strafrechtelijke vervolgingen bij schending van auteursrecht en intellectueel eigendom.xxii

(34)

transacties zijn dan ook vaak ondergeschikt aan de commerciële aspecten. De winst zit in de handel, niet in de wijze waarop de handel schriftelijk is vastgelegd. Helaas is de realiteit wel eens anders. Handel is hard, de financiële belangen zijn vaak groot. Als het zo uitkomt worden afspraken niet nagekomen of zelfs ontkend. Dan is het goed als de gemaakte afspraken zijn vastgelegd.”xxiii

Daaruit komt het belang van een goede juridische borging bij transacties naar voren. Deze juridische aspecten dienen vooraf nadrukkelijk te worden vastgelegd. Zoals Den Butter en Mosch (2003) betogen, doen landen met een vergelijkbaar juridisch systeem makkelijker zaken met elkaar. Als een ondernemer bij onderhandelingen weet waar hij juridisch gezien op moet letten, is de kans op een succesvolle transactie aanmerkelijk groter geworden.

Loek Hermans stelt in zijn bijdrage in de brochure over investeren in China van de ABNAMRO-bank dat: […] ”Pluspunt is ook dat de Chinese overheid de laatste jaren enorm heeft geïnvesteerd in verbeterde regelgeving rond de bescherming van het intellectueel eigendom. Hierin is de afgelopen twee jaar echt vooruitgang geboekt, waarmee een belangrijk obstakel voor buitenlandse ondernemers om zaken te doen in China meer en meer

wordt weggenomen. Laat je hierin overigens nog steeds wel heel goed voorlichten, want veel Nederlandse ondernemers lopen nog steeds op onaangename wijze tegen het kopieergedrag aan.”xxiv

Volgens Casson (1997) moet informatie over zakelijke immers duidelijk zijn voor eenieder die in de informatie geïnteresseerd zou kunnen zijn. Rauch en Trindade (2002) stelden dat deze ook hoogwaardig, juist en relevant moet zijn. Kopiëren is met beide in navrante tegenspraak, wat vertrouwen in elkaar nu juist zo’n belangrijk aspect maakt. Met name waar het kopieergedrag betreft spelen vertrouwen en ervaring een belangrijke rol en is er sprake van een duidelijk cultureel verschil. Waar Chinezen kopiëren als een kunst beschouwen, is dat voor Nederlanders onacceptabel.

3.4 Nationale inzet ten aanzien van China

(35)

tussen het Chinese en Nederlandse bedrijfsleven. Minister van EL & I, Verhagen, was afgelopen mei (2011) in China om een samenwerkingsverdrag te tekenen, waarmee nogmaals de goede (handels)betrekkingen tussen de beide landen werden onderstreept. De afspraak betekent dat het NFIA en het ‘China Investment Promotion Agency’ (CIPA) nauwer gaan samenwerken bij hun promotieactiviteiten.

Het NFIA bevordert en promoot investeringsmogelijkheden in Nederland en behartigt Nederlandse economische belangen wereldwijd. Zij ‘verdeelt’ via de regionale ontwikkelingsmaatschappijen economische kansen en potentiële investeerders over Nederland. Deze regionale ontwikkelingsmaatschappijen zijn actief om de mogelijke investeringskansen in hun regio zo goed mogelijk te benutten. De meeste nationale aandacht gaat naar de Randstad: de havens van Rotterdam, Amsterdam en de regio rondom Schiphol. Daarnaast valt een deel van de investeringsstroom in Noord-Brabant via de distributielijn Rotterdam – Ruhrgebied. Het NFIA kan dankzij de overeenkomst beter in contact komen met Chinese investeerders. Volgens Goedegebuure (2007) kunnen promotionele activiteiten de inzet van de overheid ondersteunen, de onvolwassen Chinese markt staat open voor een pro-actieve Nederlandse benadering. Bedrijven staan open voor alle informatie die op hen afkomt en hoe meer informatie er komt, hoe meer zij geïnteresseerd raken. Dit is onvolwassen, omdat het teveel reactief is in plaats van (pro-)actief. Dit vergroot overigens wel kansen voor lucratieve investeringsprojecten in een van de negen benoemde Topgebieden van de Nederlandse economie.xxv

Vooralsnog is China een bescheiden investeerder in Nederland. Begin 2011 waren er ongeveer 300 Chinese bedrijven in Nederland, tezamen goed voor een investering van 600 miljoen euro en bijna 6 duizend arbeidsplaatsen.xxvi De wereldwijde cijfers voor Chinese investeringen bedragen volgens Woo en Zhang (2005) vele miljarden: eind 2004 waren de cumulatieve overzeese investeringen $45 miljard, toen er ongeveer 5163 Chinese bedrijven waren met investeringen in 149 landen of regio’s.xxvii

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Orig. title: Little Drop of Heaven By Pepper Choplin Ned. tekst: Jolanda Koning. © 2019 Lorenz Publishing Company.

Er zal geen afgoderij meer zijn, alleen de eeuwige heer- schappij van de Heer in een vrede- volle wereld.. Hanssens • Wie de Bijbel en voor- al Jezus’ spreken over de eindtijd

De Rechtbank Gelderland sluit ons inziens aan bij deze bedoeling van de wetgever: “De rechtbank acht van belang dat de hulp bij het huishouden, met de indicatie deze zoals

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

• Indien uw gemeente geen goedkeurende controleverklaring over het verslagjaar 2016 heeft ontvangen: Wat zijn de belangrijkste beperkingen geweest rondom de verantwoording van