• No results found

Uitwerking deelvraag 3 72

In document Van de aarde naar de hemel en terug 8 (pagina 72-87)

5.1 Inleiding 56

5.3.3.1 Uitwerking deelvraag 3 72

De eerste operationalisatie mat de aanwezigheid van kwalitatief hoogwaardige, relevante en juiste informatie waar het de economische samenwerking tussen Nederland en China betreft (Rauch en Trindade, 2002, Rauch, 2001). In dit onderzoek zijn slechts minimale sporen aangetroffen van het uitwisselen van (bestuurlijke) internationale ervaring. Overheden, organen en bedrijfsleven willen wel uitwisselen, maar dan betreft het steeds algemene informatie. Slechts een paar gemeenten hebben interessante economische contacten met China: Groningen, Leeuwarden en Venlo. Waar decentrale overheden die ervaringen wel hebben opgedaan, worden ze niet of nauwelijks met andere gemeenten of regio’s gedeeld; zo maken overheden het voor anderen ook niet makkelijk om aan te haken. Door de landelijke organisaties wordt nadrukkelijk aangegeven dat de communicatie tussen decentrale overheden en het Rijk sterk kan verbeteren. Als het ministerie van EL &I te weinig wordt geïnformeerd over decentrale internationale economische activiteiten kan zij ook onvoldoende op de situatie inspelen of het bedrijfsleven ondersteunen. Daarnaast leidt dit in China tot een rommelig beeld over de Nederlandse aanpak; wat weer leidt tot -weliswaar omfloerste- kritiek in China. De tweede operationalisatie benoemde het feit dat informatie duidelijk moet zijn voor iedereen die er in geïnteresseerd zou kunnen zijn (Casson, 1997). De respondenten constateren in de praktijk een ‘aflopende lijn’ van de Randstad naar de periferie. Hiermee bedoelden zij dat de interesse ook van de Nederlandse ministeries en organen meer uitgaat naar de Randstad dan naar de periferie. Dit klopt ook met de bevindingen van Brienen et al. (2010). Allen zien veel voordeel in een betere informatie-uitwisseling, kennisdeling en coördinatie. Hieraan zou het NFIA meer aandacht moeten geven, want het ontbreken van landelijke coördinatie op en afstemming van de Nederlandse economische activiteiten gericht op China helpt niet om het vertrouwen in elkaar wederzijds te vergroten. Nu heeft het bedrijfsleven natuurlijk ook zo haar eigen concurrentieoverwegingen om niet direct waardevolle strategische afwegingen met de hele regio te bespreken. Maar alle respondenten stellen dat een betere landelijke coördinatie hieraan een positieve bijdrage zou kunnen leveren. Overigens blijft wel in het midden wie die afstemming dan op zich zou moeten nemen.

De derde operationalisatie ging in op verwachte positieve effecten van de aanwezigheid van de eigen groep in de onderzochte regio’s. Hoewel uit verschillende onderzoeken (Brienen et al., 2010; Yang, 2006) blijkt dat de aanwezigheid van een Chinese groep inderdaad deze positieve effecten heeft op de vestiging en samenwerking met Chinese ondernemingen, werd hier door alle respondenten niet eenmaal aan gerefereerd.

5.3.3.2 Deelconclusie 3

Geconcludeerd kan worden dat de bestuurlijke kennisuitwisseling in de onderzochte regio’s aangaande internationale economische samenwerking nog minimaal is. Linders (2006), Dixit (2004) en Bröcker en Rohweder (1990) stellen dat incomplete informatie-inwinning tot niet-tastbare barrières leidt. Zo is er nauwelijks communicatie tussen het betrokken ministerie van EL & I en de decentrale overheden, waardoor een gebrek aan kennisuitwisseling de samenwerking frustreert. Niet voor niets vragen alle respondenten nadrukkelijk om nationale coördinatie als een belangrijk middel ter ondersteuning. Het gevolg is dat de nationale overheid minder tot steun is dan zij zou kunnen zijn, indien zij voldoende informatie had over internationale economische samenwerking van decentrale overheden. Dit heeft een negatiever effect op de handel dan verwacht.

Wel valt nu een duidelijk verschil tussen de beide regio’s op. In Noord-Nederland is er afstemming tussen Groningen en Drenthe over welke Chinese regio wordt ‘bewerkt’, waarbij wel geconstateerd moet worden, dat deze afstemming vooralsnog niet is ingezet voor economische activiteiten, maar voor culturele. Groningen-Stad heeft met de Rijksuniversiteit Groningen eigen banden met China, die zij zelfstandig of soms via de NOM onderhoudt. Wel wordt door respondenten betreurt, dat bestuurlijke concurrentie in de regio Noord-Nederland een belemmering is voor een meer diepgaande economische samenwerking en uitwisseling. In Limburg is van enige afstemming in de bestuurlijke aandacht voor China tussen de verschillende gemeenten en de provincie helemaal geen sprake; zelfs niet na de oprichting van een China-platform. De grote plannen aangaande China, die de provincie Limburg in 2007 presenteerde, hebben nog weinig invulling gekregen.

Een negatieve invloed is ook dat overheden en ondernemingen in de periferie duidelijk merken dat de aandacht van de nationale overheid meer op de Randstad dan op de periferie is gericht; wat consistent is met uitkomsten van Brienen et al. (2010) en Casson (1997). Informatie is zo niet altijd voor iedereen even duidelijk en toegankelijk; ondernemers en organen zijn hier wel op voorbereid, zodat het effect gelijk is aan de verwachting. Het uitnutten van de aanwezigheid van een etnische Chinese groep in de regio zou aan de

economische ontwikkeling kunnen toevoegen. Van de voordelen, die de aanwezigheid van een etnische Chinese groep zou kunnen hebben, wordt in beide regio’s echter door geen enkele respondent gerept. Dit heeft daarmee een meer negatieve dan positieve invloed. Deze factor verder versterken zou waarschijnlijk verdergaand kunnen bijdragen aan internationale samenwerking.

5.3.4 Operationalisaties deelvraag 4: vertrouwen

Een groter vertrouwen beïnvloedt de aard en snelheid van internationaliseren (Jagersma en Ebbers, 2011). Aantasting van dit vertrouwen kan leiden tot sociale sancties (Sytompka, 1999: 99). Zo is de eerste operationalisatie: mensen hechten meer aan intrinsiek of sociaal

vertrouwen (Camerer en Thaler, 1995), waarbij sociale relaties een belangrijke rol spelen; de eigen groep en guanxi spelen hierin een belangrijke rol: “Nederlanders wantrouwen Chinezen omdat zij in een conflict vaak partij kiezen van een familielid of vriend boven iemand met goede argumenten.” (Yang, 2006). Bij het bedrijfsleven en de organen in de

onderzochte regio’s is de verwachting dat bij klachten en problemen in China, in verband met het grote belang dat aan familieverbanden wordt gehecht, alles wordt ‘afgedekt’ (BNN, BZL, NNOrg). Daarnaast heeft de veronderstelling dat Chinezen daarom een andere waarde hechten aan contracten dan Nederlanders bij het Nederlandse bedrijfsleven in de onderzochte regio’s postgevat. De lage institutionele kwaliteit maakt het bedrijfsleven onzeker als het gaat om in China juridisch succesvol een procedure te kunnen voeren.

Ook in China geldt dat een reputatie te voet komt en te paard gaat. Bij serieus gezichtsverlies van een van beide partners is het herwinnen van vertrouwen erg complex, zo niet onmogelijk. Hoe hoger de kwaliteit van de productie en het product, hoe meer het vertrouwen groeit. Dit is consistent met de bevindingen van Dunning en Gray (2008), Weesie, Buskens en Batenburg (2003) en Sytompka (1999). De keerzijde hiervan is dat Nederlandse bedrijven ook bang zijn voor een soort ‘domino-effect’ in China. Bedoeld werd dat als het vertrouwen eenmaal ernstig is beschaamd, dit voor langere tijd een probleem blijft in de samenwerking met de Chinese partner of zelfs onherstelbaar is. Niet alleen de band met de huidige Chinese partner is dan beschadigd, maar ook met zijn klanten en toeleveranciers: de mare gaat snel.

Daarnaast beschouwt men in het bedrijfsleven ook de omgang en het vertrouwen dat men persoonlijk in elkaar heeft als cruciaal: vertrouwen moet ook onderling tussen personen op directieniveau opgebouwd kunnen worden (BNN, BL). Er wordt door de Nederlandse bedrijven in alle opzichten veel geïnvesteerd in de relatie met de Chinese partner; niet alleen

vertrouwen, maar ook betrouwbaarheid is heel belangrijk: “doen wat je hebt afgesproken, niet

zo maar wat toezeggen.” (BNN, BL).

De tweede operationalisatie is: als actoren langdurig zonder problemen samenwerken

zal er een zekere mate van identificatie plaatsvinden, waardoor onzekerheid wordt weggenomen en aandacht voor elkaars belang wordt vergroot (Den Butter en Mosch, 2003: 7); ook wel: trust evolves with experience (Dunning, 2008). Buitenlandse ondernemers in

China worden meer vertrouwd indien zij een vorm van endorsement krijgen van hun eigen bestuurders: het vertrouwen in een bestuurder is in China namelijk niet per se in de persoon gelegen, maar vooral in de aard van de functie (BNN, ZLOrg, LO). Ondersteuning door de overheden moet daarom niet slechts in de opstartfase worden gegeven, maar moet ook langjarig blijven (BNN, ZLOrg). Zolang de relatie voortduurt, moeten ook de Nederlandse overheden zich beschikbaar houden. Daarom moeten overheden, die zich inlaten met internationale economische samenwerking rekening houden met een langdurige bestuurlijke ondersteuning van de betreffende bedrijven: de vriendschapsband moet wel onderhouden worden (NNOrg, ZLOrg, LO, BNN, BL).

Alle organen merken op dat een bestuurlijke follow up vaak ontbreekt of nauwelijks wordt ingevuld, nadat een vriendschapsband of contract is getekend (ZLOrg, NNOrg). Het onderhouden van contacten kost weinig -af en toe ‘gelegenheidscorrespondentie’-, kan veel opleveren en houdt zo de vriendschap warm (NNOrg, LO). Stel hiervoor in een gemeente of provincie één contactpersoon aan (NNOrg).

De derde operationalisatie is: vertrouwen is noodzakelijker in risicovolle situaties

waar de actoren transactiespecifieke investeringen doen en waar zich een hoge mate van onzekerheid voordoet (Mayer et al., 1995 in Dyer en Chu, 2000; Deutsch, 1958), omdat wederzijds vertrouwen en ervaring namelijk de transactiekosten verlagen (Jagersma en Ebbers, 2011). Volgens het bedrijfsleven in NN en ZL staat vertrouwen met stip bovenaan

waar het internationale economische samenwerking met China betreft. De Chinese centrale regering houdt echter blijvend een vinger in de pap, een Chinees bedrijf heeft altijd een vergunning nodig om te exporteren.

Nederlandse bedrijven zijn deze overheidsbemoeienis niet gewoon en letten onvoldoende op het onderhouden van contacten, ook met de betreffende Chinese overheden (ZLOrg). De grote gemeenten (G4) moeten hun internationale contacten met het buitenland wel nationaal melden (LO).

5.3.4.1 Uitwerking deelvraag 4

De eerste operationalisatie benoemde guanxi en intrinsiek vertrouwen als een belangrijke factor in de economische samenwerking tussen Nederland en China (Camerer en Thaler, 1995). Vertrouwen is ‘key’ stellen alle respondenten, maar de sterke familiaire relaties en het bestaan van guanxi in China hebben volgens hen grote invloed op de handel tussen de onderzochte Nederlandse regio’s en China. Voor het Nederlandse bedrijfsleven is vanwege de lage institutionele kwaliteit onduidelijk in hoeverre in China naleving van contracten met Chinese ondernemingen juridisch succesvol afgedwongen kan worden. Contracten zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven belangrijke ankerpunten in de samenwerking, waar respondenten ervaren dat deze in China een andere waarde hebben. De sterke familiaire banden in China worden door het bedrijfsleven als een belemmerende factor ervaren (Yang, 2006); de verwachting bij Nederlandse ondernemers dat bij problemen alles wordt ‘afgedekt’, spreekt boekdelen.

De tweede operationalisatie ging in op de conclusies van Dunning (2008) en Den Butter en Mosch (2003) dat vertrouwen groeit naarmate partners langduriger zonder problemen samenwerken en zodoende transactiekosten afnemen. Conform Mayer et al. (1995) wordt de vertrouwenswaardigheid van de (handels)partner namelijk groter naarmate deze volgens afgesproken voorwaarden werkt, zich redelijk aanpast aan veranderende marktomstandigheden en geen overdreven voordeel trekt uit de handelspartner ook als zich een dergelijke kans voordoet. Het onderhouden van een eenmaal opgebouwde bestuurlijke vertrouwensrelatie is volgens ondersteuningsorganisaties en organen van groot belang. Een bestuurlijke wissel is hierbij geen onoverkomelijk obstakel. Onderhouden van dergelijke bestuurlijke contacten en een betere bestuurlijke follow up hoeft weinig te kosten en levert volgens de respondenten veel op. De rol die de Chinese centrale regering speelt in de contacten tussen het Chinese en Nederlandse bedrijfsleven en de Nederlandse overheden is opvallend en voor Nederlandse bedrijven erg ongewoon. Daarnaast moet de vertrouwensband tussen het Nederlandse en Chinese bedrijfsleven ook steeds worden onderhouden, iets wat Nederlandse ondernemingen te weinig doen volgens de organen in de onderzochte regio’s. Dit sluit aan bij de conclusies van Jagersma en Ebbers (2011), die stellen dat vriendschapsverbanden profijtelijker worden, indien ze langduriger standhouden en ervaring positief kan inwerken op de kosten- en opbrengstenstructuur.

De derde operationalisatie mat het feit dat vertrouwen meer nodig is in situaties waarin actoren transactiespecifieke investeringen doen en onzekerheid groot is. Hierbij zijn de aard van de functie en de rol van bestuurders in China en Nederland nadrukkelijk aan de orde. Ook

in China geldt dat een reputatie te voet komt en te paard gaat; aantasting van dit vertrouwen is waarschijnlijk moeilijk te herstellen volgens het bedrijfsleven. Hoe hoger de kwaliteit van de productie en het product, hoe meer het vertrouwen groeit. Bovendien vindt het bedrijfsleven wederzijdse betrouwbaarheid erg belangrijk en daarnaast is het vertrouwen dat ondernemers persoonlijk in elkaar stellen voor het bedrijfsleven van groot belang. Dit is consistent met de bevindingen van Dunning en Gray (2008) en Sytompka (1999). Daarnaast is het Nederlandse bedrijfsleven bang voor het zgn. ‘domino-effect’: als een product niet aan de verwachtingen voldoet, is men bang dat de goede naam langjarig in ‘heel’ China aangetast zal zijn. Dit is eveneens consistent met de bevindingen van Dunning en Gray (2008) en Sytompka (1999).

5.3.4.2 Deelconclusie 4

Concluderend blijkt dat vertrouwen en guanxi inderdaad een grote rol spelen in de economische samenwerking met China. Nu moet hierin onderscheid worden gemaakt tussen ondernemers of ondernemingen die internationaal samenwerken en internationaal samenwerkende overheden. Voor Nederlandse en Chinese ondernemers is wederzijds vertrouwen in elkaar ‘key’, wat consistent is met bevindingen van Dunning en Gray (2008) en Sytompka (1999): aantasting van dit vertrouwen leidt immers tot sociale sancties. De sterke familiaire relaties en het bestaan van guanxi hebben volgens Nederlandse ondernemingen en organen echter een negatievere invloed op de handel tussen de onderzochte Nederlandse regio’s en China dan verwacht; zo heeft vertrouwen inderdaad grote invloed op aard en snelheid van internationaliseren (Jagersma en Ebbers (2011). Er bestaat tevens weinig vertrouwen in het Chinese rechtssysteem en de mogelijkheden om eventueel juridisch nakoming van een contract af te dwingen. Het Nederlandse bedrijfsleven is zich er nadrukkelijk van bewust dat samenwerking met Chinese ondernemingen een andere sociale interactie vergt dan met andere landen.

Dat is consistent met Den Butter en Mosch (2003), die stellen dat een groter wederzijds vertrouwen leidt tot een hogere kwaliteit van informatie en transactiekosten lager worden. Wel sluit de praktijk van Nederlandse ondernemers, overheden en organen goed aan bij de theoretische verwachting, zodat dit ook gelijkelijk wordt beoordeeld. Wat ook geldt voor het wegnemen van onzekerheid, doordat decentrale overheden opgebouwde bestuurlijke contacten beter leren onderhouden om zo langjarige bestuurlijke vriendschappen in stand te houden. Indien overheden zich echter steviger achter het Nederlandse bedrijfsleven zouden scharen, kunnen zij zo de negatieve invloed van onzekerheid verminderen, wat internationale handel ten goede komt. Zo wordt de stevige bestuurlijke ondersteuning vanuit de provincie

Fryslân en haar hoofdstad door het op China georiënteerde Friese bedrijfsleven zeer op prijs gesteld. In Limburg heeft de oprichting van een China-platform tot dusver nog niet tot economische resultaten geleid. De verwachting was dat het reeds gevestigde vertrouwen een positieve effect op handel zou hebben; het onderzoek laat echter zien dat het vertrouwen wederzijds nog niet als diep genoeg wordt ervaren. Vertrouwen moet daarom in plaats van als een positieve verklarende variabele als een meer neutrale worden beoordeeld.

5.3.5 Operationalisaties deelvraag 5: culturele verschillen

Chinezen doen soms liever geen zaken met Nederlanders, omdat zij er niet op kunnen rekenen dat de Nederlander iets voor hen terug zal doen. Zo vertrouwen Nederlandse zakenlieden Chinese handelspartners minder, juist omdat zij voorrang geven aan hun vrienden en familieleden boven hun handelspartners (Yang, 2006).

De eerste operationalisatie is: het is belangrijk voor investeerders en bestuurders om te

leren samenwerken met de Chinese overheid en in het bijzonder om een goede relatie te krijgen met de overheidsinstanties die zich bezig houden met buitenlandse handel en economische samenwerking (Hofstede, 2003). Beide overheden geven aan dat ten eerste de rol

en positie van Nederland binnen en in de EU bij Chinezen té onbekend is. Daarnaast kan ook genoemd worden het ontbreken van gevoel voor de sociale omgang die men in China gewoon is: buigen, beleefd blijven -ook bij klachten of problemen (NNOrg, ZLOrg). Als advies wordt door beide meegegeven dat het verstandig is om naar China een procesbegeleider mee te nemen, die het idioom van Chinees onderhandelen kent. Ook gaan er nog te vaak delegaties min of meer onvoorbereid naar China, wat de organen een doorn in het oog is, hoewel ze hun best doen om zoveel mogelijk informatie te verstrekken (LO). Aangezien Chinezen moeilijk ‘nee’ kunnen zeggen, ontvangen zij ook heel kleine gemeenten met veel egards, terwijl ze absoluut niet van plan zijn om er in de toekomst een vriendschapsband mee aan te gaan; deze begripsverwarring kan tot onaangename verrassingen leiden, maar is het gevolg van cultuurverschillen (LO).

De tweede operationalisatie is: fear of foreignness speelt een grote rol in

internationale economische relaties tussen China en Nederland. Algemene culturele

verschillen worden door alle respondenten genoemd, zoals verschillen in waarden en normen, taal, mores (ZLOrg), interpretatie van de vriendschapsband. De onbekendheid van zakelijke partners met elkaar (NNOrg, ZLOrg) is van belang, waarbij zich soms onoverbrugbare cultuur- en interpretatieverschillen voordoen en grote verschillen in bestuurlijk en politieke mores (allen). De taal is een belangrijke barrière, opbouwen van meer persoonlijke relaties is

daardoor erg lastig; door ‘het filter van de tolk’ en vertaling is er veel tijd nodig met checken en double checken van afspraken en contracten (BNN, BZL, NNOrg, ZLOrg). Bovendien zijn er grote mentaliteitsverschillen tussen Chinezen en Nederlanders, waar het arbeidsethos, arbeidsproductiviteit en sociaal stelsel betreft (LO).

Daarnaast worden sociale factoren als de manier waarop gezinnen van Chinese ex-pats in Nederland worden ontvangen door bedrijfsleven en organen in beide regio’s als belangrijke hindernissen genoemd. Door de organen (ZLOrg) worden sociale aspecten als meer onverwachte oorzaken van falen aangevoerd, bijvoorbeeld indien men onvoldoende rekening houdt met de gezinssituatie van Chinese ex-pats in Nederland: “als de man de hele dag aan

het werk is en zijn vrouw zit thuis te treuren, dan gaat dat niet lang goed’. Ook spelen de

aangeboden faciliteiten voor gezinsleden daarnaast mee.

De derde operationalisatie is: waar een Chinees zich vanwege zijn

lange-termijn-oriëntatie aan onzekerheid weinig gelegen laat liggen, probeert een Nederlander met regels en wetten zaken naar zijn hand te zetten (Hofstede, 2003). Tijd heeft voor beide volken een

heel andere betekenis; snelheid is een belangrijk cultureel verschil en wordt door alle respondenten genoemd. Het bedrijfsleven (BNN) ziet als belangrijke faalfactor de drang van Chinezen om via Nederland heel snel toegang tot die grote Europese markt te willen krijgen. Daarnaast is er de Nederlandse drang om ook snel te willen handelen, teveel te willen pleasen (NNOrg). Deze snelheid kan leiden tot onzorgvuldigheid en kwaliteitsverlies. Daarmee kan er tot ver in de toekomst schade aangericht worden aan de vertrouwensband tussen de beide zakelijke partners, maar ook de aan hen gelieerde overheden. Is de vertrouwensband eenmaal ernstig beschadigd, dan is deze zeer moeilijk te herstellen (BNN, BZL).Chinezen richten zich op familierelaties en vertrouwen, waar Nederlanders dat met contracten proberen te regelen (LO). Een contract in China wordt wel als belangrijk beschouwd, maar de vriendschapsband die hieronder ligt, is vele malen belangrijker (BNN). De toetreding tot de WTO en de nadruk die daarmee op naleving van internationale contracten wordt gelegd, wordt wel erkend door de Chinese centrale regering, maar moet zich in de praktijk nog bewijzen (LO). Het bedrijfsleven heeft niet direct veel vertrouwen in het Chinese rechtssysteem BNN, BZL).

5.3.5.1 Uitwerking deelvraag 5

De eerste operationalisatie mat het belang van het opbouwen van een goede relatie tussen Nederlandse en Chinese overheden om zo de economische samenwerking de bevorderen. De manier waarop Chinezen Nederlandse ondernemers en bestuurders ontvangen is erg verschillend van de westerse manier. Door onbekendheid met het geldende protocol trappen

Nederlandse ondernemers en bestuurders vaak op Chinese tenen, al wordt deze onhandigheid

In document Van de aarde naar de hemel en terug 8 (pagina 72-87)