• No results found

THIS JUST IN: JUSTIN BIEBER IS VERLOOFD!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "THIS JUST IN: JUSTIN BIEBER IS VERLOOFD!"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

THIS JUST IN: JUSTIN BIEBER IS

VERLOOFD!

Een kwantitatieve inhoudsanalyse naar de oververtegenwoordiging van tabloidstijlnieuws op de Facebookpagina’s van grote Nederlandse nieuwsaanbieders

Noor Zwolsman

Studentnummer 3498832 Hoofdbegeleider: T. Witschge
 Tweede lezer: H.B.M. Wijfjes
 Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen
 04 oktober 2018

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 2
 Inleiding 3

Theoretisch kader 6

De notie van ‘goed’ nieuws 6


De zoektocht naar een definitie van tabloidstijlnieuws 8
 De presentatie van het tabloidstijlnieuws 9


De onderwerpen in tabloidstijlnieuws 11
 De focus in tabloidstijlnieuws 12


De schrijfstijl in tabloidstijlnieuws 14
 Context in tabloidstijlnieuws 18


De notie van ‘het’ nieuwspubliek 21


Socialemediagebruikers en tabloidstijlnieuws 22 Methode 25
 Resultaten 35
 Conclusie en discussie 44
 Literatuurlijst 52
 Bijlage: codesheet 58

(3)

ABSTRACT

In tijden van commercialisatie en digitalisering wordt vaak aangenomen dat de nieuwsmedia hierop reageert door meer amuserende, triviale en simpele content aan te bieden - ook wel

tabloidstijlnieuws (Magin & Stark, 2014). De hoeveelheid tabloidstijlnieuws op de

Facebookpagina’s van Nederlandse nieuwsorganisaties is echter niet eerder onderzocht, terwijl meer dan eenderde van alle Nederlanders het nieuws leest via dit sociale medium. Om dit gat in de literatuur te vullen is de mate van tabloidstijlnieuws op de Facebookpagina’s van grote Nederlandse nieuwsorganisaties onderzocht, namelijk op die van de ’digital native’ NU.nl, de populaire krant De Telegraaf online en de kwaliteitskrant De Volkskrant online. Om daarnaast inzicht te krijgen in de populariteit van deze online nieuwsartikelen is het aantal Facebookinteracties per bericht

geanalyseerd. Uit de resultaten blijkt dat de digital native en de online populaire krant aanzienlijk veel tabloidstijlnieuws brengen op Facebook, namelijk wat betreft de presentatie van het nieuws, het soort onderwerpen, de nieuwsfocus, en het gebrek aan context. De nieuwsartikelen op de Facebookpagina van de kwaliteitskrant komen alleen overeen met tabloidkranten wat betreft de emotionele en partijdige schrijfstijl. Tot slot suggereren mijn resultaten dat Facebookgebruikers de voorkeur geven aan tabloidstijlnieuws. 


(4)

INLEIDING

De digitale eeuw heeft de journalistiek voor altijd veranderd (Herbert, 1999, p.2), in een volgens Jong (2005) ‘meer’, ‘beter’, ‘sneller’, ‘mobieler’ en ‘interactiever’ online nieuwsaanbod (p.124), die sterk gecommercialiseerd is (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2017). De verschuiving van de offline naar de online nieuwsredactie is niet zonder reden: uit het Reuters Digital report 2018 blijkt dat eenderde van alle Nederlanders het nieuws op Facebook leest, en zelfs bijna de helft van de 18 tot 24jarigen. Dit maakt Facebook het belangrijkste sociale medium voor nieuws in Nederland (Reuters Digital News Report 2018). Tegelijkertijd leidt het businessmodel van digitale

journalistiek, die gericht is op het aantrekken van grote publieken en het maximaliseren van advertentie-inkomsten, volgenseen senior redacteur van de Franse startup Mediapart tot een afbraak van de kwaliteit van online nieuws en een toename aan nieuws over entertainment

(Witschge & Harbers, 2018, p. 67). Het feit dat er nu een hele generatie opgroeit met het idee dat de content op sociale media gratis is, is tevens niet in het voordeel van het businessmodel van online journalistiek (Broeders & Verhoeven, 2005, p.81). Om als online nieuwsorganisatie te overleven ontstaat er een spanning tussen aan de ene kant het aanbieden van uitsluitend numerieke feiten (Borges-Rey, 2018, p.289) geleid door professionele standaarden van de journalistieke professie (Broeders & Verhoeven, 2005, p.109), en aan de andere kant het aanbieden van populair

‘tabloidstijlnieuws’ - een term die verwijst naar tabloidkranten (e.g. The Sun, The Daily Mirror), die entertainment brengen ten koste van publieke zaken, met een nadruk op emoties, sensaties, human-interest, sport, schandalen, en celebrity’s (Johansson, 2018). Nederland heeft overigens officieel geen kranten die onder de categorisatie van ‘tabloid’ vallen: “gedomineerd door schandalen, sport en entertainment, en slechts een marginaal deel ‘serieus nieuws” (Serazio, 2009, p.15). Daarentegen zouden wel steeds meer Nederlandse nieuwsorganisaties bepaalde kenmerken van tabloidkranten overnemen. Gesuggereerd wordt dat de serieuze informatiezoekende doelgroep op den duur vervangen wordt door de entertainmentgerichte doelgroep, met als gevolg dat het amuserende component van nieuwsorganisaties alleen maar zal toenemen (Broeders & Verhoeven, 2005, p.107). Of zoals de senior redacteur van Mediapart stelt: “deze industriële revolutie promoot een

economisch model die de waarde van het informatiemodel vernietigt en drijft op amusement. Het is een vorm van gratis publiciteit gericht op het publiek, waar ‘pagina views’ en ‘kliks’ voor nodig zijn. Het publiek, ook wel de anonieme massa, eist inhoud die sneller, oppervlakkiger is, meer

(5)

mensen bereikt, en ophef veroorzaakt, waardoor dit model een vorm van entertainment is voor mij” (Witschge & Harbers, 2018, p.67). Volgens Edson & Tandoc(2016, p.298) betekent dit een verschuiving van informatie naar vermaak, van het publieke belang naar human-interest, van onderbouwd oordeel naar sensatie, en wordt er een nieuwsomgeving gecreëerd die sport en de koninklijke familie nieuwswaardiger acht dan ‘substaniele’ gebeurtenissen Edson & Tandoc, 2016, p.298). Hierbij worden publieksstatistieken steeds meer leidend bij het maken van redactionele beslissingen: op welke verhalen wordt veel geklikt, welke verhalen worden veel gedeeld en welke onderwerpen zijn ‘trending’? Zulke verhalen krijgen naar alle waarschijnlijkheid ‘updates’ of ‘follow-ups’, waardoor populaire verhalen geproduceerd en gepromoot worden, soms ten koste van ‘belangrijke’ (Edson & Tandoc, 2016, p.298; Larsson, 2016). Het aanbod aan tabloidstijlnieuws is een vicieuze cirkel: als de hoeveelheid lezers van populair nieuws toeneemt, met daarmee de inkomsten van een nieuwsorganisatie, zal er steeds meer nieuws verschijnen met zulke inhoud om meer publiek te trekken (Thussu, 2008, p.31).

Tegelijkertijd zijn onderzoekers er niet uit in hoeverre er daadwerkelijk een online

dominantie is van tabloidstijlnieuws. Sommigen suggereren dat het vermaken van het publiek altijd relatief hoog heeft gestaan op de agenda van nieuwsorganisaties, en dat succes van een verhaal altijd afhankelijk was van de juiste mix van informatie, nieuws, waarheid, verhaalvorm en ouderwetse roddels (Franklin, 2007, p.15; Bird, 1998). Zo zou het goed kunnen dat een bestaand fenomeen nu pas wordt onderzocht (Zelizer, 2009, p.1). Thissu (2007, p.5) daarentegen, stelt dat er in West-Europa wel degelijk een verschuiving plaatsvindt van nieuws in het publieke belang - zoals politiek, economie en de samenleving -, naar een meer marktgeleide ‘tabloid’-vorm van nieuws, met de nadruk op entertainment, schandalen, sport, de persoonlijke levens van gewone mensen, en simpel taalgebruik. Broeders & Verhoeven (2005) stellen dat het Nederlandse medialandschap steeds meer gecommercialiseerd is, aan de ene kant wat betreft ‘de jacht op consumenten en marktaandelen’, aan de andere kant de toegenomen invloed van reclame als bron van inkomsten (p. 77).

Ook over de effecten van tabloidstijlnieuws op het publiek is geen overeenstemming onder onderzoekers. Aan de ene kant wordt tabloidstijlnieuws gezien als een ‘doodsteek’ voor

journalistieke standaarden. Zo zou tabloidstijlnieuws volgens Hauttekeete (2007) leiden tot kwaliteitsverlies (p.57) en zou de traditionele ‘waakhondfunctie’ van de journalistiek ingeruild worden voor personalisering, dramatisering en trivialisering, waarin de persoonlijke benadering niet genoeg zou zijn om inzicht te krijgen in complexe kwesties (p.58).

(6)

Andere onderzoekers suggereren dat tabloidstijlnieuws de publieke sfeer juist faciliteert door het aanbieden van andere perspectieven op het nieuws, waar publieken anders niet in geïnteresseerd zouden zijn (Magin & Stark, 2014). Zelizer stelt dat het - door het sterk en snel veranderend medialandschap - essentieel is om de traditioneel negatieve houding onder onderzoekers tegenover tabloidstijlnieuws te herzien, onder andere doordat tabloid en niet-tabloidkenmerken steeds meer verweven zijn in het online medialandschap, en door de mogelijke waarde die tabloidstijlnieuws heeft voor het publiek (2009, p.6).

Om het concept en de invloed van tabloidstijlnieuws te begrijpen, moeten we allereerst weten wat nieuws is, en bovendien wat ‘goed’ nieuws zou zijn. Dit bespreek ik allereerst in De zoektocht naar ‘goed’ nieuws, waarna ik tabloidstijlnieuws probeer te definiëren ten opzichte van overlappende concepten zoals populair nieuws en sensationeel nieuws in De zoektocht naar een definitie en meetmethode van tabloidstijlnieuws. In dit hoofdstuk concludeer ik onder andere hoe multidimensionaal het concept is, waarvan de belangrijkste parameters van tabloidstijlnieuws zijn: de manier waarop het nieuws gepresenteerd wordt (e.g. visuele elementen, zoals layout en kleuren, en de lengte van de teksten;Gripsrud, 2007, p.41), wat ik bespreek in Presentatie, in hoeverre bepaalde onderwerpen in het nieuws de prioriteit hebben boven anderen, wat aan de orde komt in Onderwerpen, ten derde of er maatschappelijke of individueel relevantie informatie wordt geboden, en of er gebruikgemaakt wordt van een human-interestframe (Reinemann et al., 2011), wat ik bespreek in het subkopje Relevantie, ten vierde in hoeverre de journalist gebruik maakt van een emotionele of partijdige schrijfstijl (Reinemann et al., 2011) wat aan de orde komt in Stijl, en tot slot in hoeverre er context wordt geboden in het nieuwsartikel (Gripsrud, 2007, p.41), wat ik uiteenzet in Context. 


Het aanbieden van bepaalde content is een ding, hoe het publiek daarmee interacteert is een ander (Larsson, 2016). Tegelijkertijd stellen Hanusch & Banjac (2018) dat de notie van ‘het publiek’ is achterhaald. Mediagebruikers zijn, zo stellen zij, allesbehalve een eensgezinde massa (i.e. ‘het publiek’), maar sterk gefragmenteerd met verschillende verwachtingen als gevolg van sociale klasse, afkomst, geslacht, seksuele voorkeur, leeftijd, etcetera (p.32). Daarom is het relevant om de verschillende visies op het publiek als eensgezinde massa te bespreken in De notie van ‘het

publiek’ van nieuws, waarna ik de interactie van online nieuwsgebruikers bespreek in het subkopje Online nieuwsgebruikers en tabloidstijlnieuws.

De invloed van entertainment op het aantal Facebookinteracties is eerder onderzocht (Al-Rawi, 2017; Larsson, 2017), evenals de mate van tabloidstijlnieuws van Duitse en Oostenrijkse nieuwsorganisaties (Margin & Stark, 2014). Echter, in welke mate en op wat voor manier grote

(7)

Nederlandse nieuwsorganisaties tabloidstijlnieuws brengen op Facebook, en hoe het Nederlandse publiek hierop reageert in termen van Facebookinteracties, is naar mijn weten nooit eerder

onderzocht. Dit onderzoek analyseert zowel de inhoud van Facebooknieuws, als het effect van het nieuws op het online publiek. Het vullen van dit gat in de literatuur is van groot belang - zowel uit praktisch oogpunt: zodat nieuwsorganisaties meer begrip hebben in welke content de meeste publieken trekt -, maar ook wat betreft in hoeverre de nieuwsartikelen op Facebook steeds meer gericht zijn op publieksvoorkeuren.


Na de theoretische achtergrond en conceptualisering van tabloidstijlnieuws, beantwoord ik, op basis van 361 Nederlandse nieuwsartikelen van NU.nl, De Telegraaf en De Volkskrant de volgende

hoofdvraag:

In hoeverre brengen grote Nederlandse nieuwsorganisaties op Facebook tabloidstijlnieuws, en hoe verhoudt dit zich tot de populariteit van diezelfde nieuwsberichten?

Met deze vraag in gedachte is dit onderzoek geleid door de volgende twee onderzoeksvragen:

RQ1: In hoeverre wordt er tabloidstijlnieuws aangeboden op de Facebookpagina’s van grote Nederlandse nieuwsorganisaties?


RQ2: In hoeverre is er een verband tussen tabloidstijlnieuws en het aantal Facebookinteracties?

THEORETISCH KADER

Ik bespreek in dit hoofdstuk eerst de definitie van (goed) nieuws vanuit verschillende

wetenschappelijke visies, aangezien die het fundament vormt van uitspraken en conclusies over tabloidstijlnieuws en het mogelijke effect op het publiek (Bastos, 2016, p.221). Daarna bespreek ik de terminologische overlap tussen tabloidstijlnieuws en vergelijkbare concepten, zoals populair nieuws en zacht nieuws, en zet ik de belangrijkste parameters van tabloidstijlnieuws uiteen (e.g. presentatie, onderwerp, stijl, focus, context) die ik vervolgens uitgebreid bespreek. Ik eindig het theoretisch kader met een subkopje over het verband tussen socialemediagebruikers en

tabloidstijlnieuws

(8)

Om het concept tabloidstijlnieuws te begrijpen, moeten we allereerst weten wat nieuws eigenlijk is. En om de mogelijk negatieve of positieve invloed van tabloidstijlnieuws op het publiek te

begrijpen, moeten we weten wat ‘goede’ journalistiek is. Ik zet in dit hoofdstuk de verschillende visies op deze kwesties uiteen.

Volgens Malik & Shapiro (2016) is nieuws onafhankelijk (i.e. geen enkel belang mag

invloed hebben op wat interessant of juist gevonden wordt), is het geproduceerd uit een streven naar feitelijke juistheid (p.16), gaat het over huidige of recente gebeurtenissen, en heeft het een originele presentatie (e.g. eigen denkmethoden, onderzoek of creatieve inzet; p.17). Volgens Harcup & O’Neill is informatie nieuwswaardig als het exclusief, negatief, conflictueel, verrassend, vermakend, deelbaar, dramatisch, relevant of positief is, of als het gaat over een celebrity, gebeurtenissen die impact hebben, of als het een follow-up is. Opvallend in dit rijtje zijn de nieuwswaarden ‘deelbaarheid’, ’entertainment’ en ‘celebrity’, die suggereren dat de definitie van nieuws afhankelijk is van wat ‘het beste werkt’ in de online omgeving (Harcup & O’neill, 2017). Echter, een digitale journalist stelt dat de functie van het het nieuws is om informatie over te brengen, zodat het publiek de gebeurtenissen begrijpt. Volgens haar kunnen nieuwsconsumenten veel van elkaar leren op bijvoorbeeld Facebook, maar biedt zij als journalist een ‘raamwerk voor het begrijpen wat er daadwerkelijk gebeurt in de wereld’ (Vos & Ferrucci, 2018, p.47). Een andere digitale journalist stelt dat nieuws ‘informatie in het publieke belang is, die burgers in staat stelt autonoom en vrij te zijn in hun keuzes’ (Witschge & Harbers, 2018, p.70). Hooghe (2007) trekt een soortgelijke conclusie over goed nieuws, en verbindt de kwaliteit van nieuws aan de politieke relevantie: het bevat ‘voldoende’ informatie waardoor burgers de mogelijkheid zien een actieve rol te spelen in de politiek (p.9). Daarentegen stellen Witschge & Harbers (2018) dat deze link van nieuws met de politiek heeft geleid tot een onderwaardering van populaire formats en de toename daarvan, evenals de daaraan gerelateerde journalistieke werkwijzen. Ze verwerpen de ‘traditionele visie van de journalistiek als een stabiele institutie los van andere sociale systemen, met een bijna exclusieve focus op de democratische relevantie’. Ook Hanusch & Banjac (2018) stellen dat de relevantie van het nieuws in termen van de politiek en democratie vaak ten koste gaat van de relevantie van het nieuws voor het alledaagse leven, met name in samenlevingen waarin de media steeds meer de traditionele instituties heeft vervangen in het sturen van het alledaagse leven van publieken (p.35). Daarom moeten we de verschillende journalistieke stijlen die buiten de

‘traditionele’ nieuwsorganisaties vallen (e.g. bloggers, ‘doehetzelvers’) niet direct behandelen als tegenovergesteld van de belangrijke waarden, idealen en werkwijzen van de journalistiek, zoals ‘objectiviteit, autonomie, directheid en ethiek’ (Deuze & Witschge geciteerd in Hanusch & Banjac,

(9)

2018, p.35). Ook journalisten van de Duitse startup Krautreporter en de Nederlande startup De Correspondent zien goede journalistiek niet alleen als het uitvoeren van de waakhondfunctie van de journalistiek, maar ook als het ‘brengen van inzicht in bredere sociale structuren die ons alledaagse leven beïnvloedt’. Ze benadrukken de verantwoordelijkheid van journalisten bij het in perspectief brengen van gebeurtenissen in de wereld, waardoor ze burgers helpen te begrijpen hoe bepaalde aspecten van de maatschappij werken (Witschge & Harbers, 2018, p.71). Zulke ‘atypische’ journalisten creëren en produceren namelijk ook content in het publieke belang, en informeren publieken en de media, waardoor ze onderscheiden kunnen worden van het ‘grote publiek’, dat alleen content deelt (Hanusch & Banjac, 2018, p.34). Neem bijvoorbeeld de atypische journalisten bloggers of ‘doehetzelvers’. Die roepen de vraag op of ze deel uitmaken van de definitie van nieuws, of dat de definitie van nieuws beperkt moet blijven tot journalisten die een betaalde baan hebben bij een erkende mediaorganisatie, mediatraining hebben gehad, en de ethische codes van de journalistiek volgen (Johnston & Wallace, 2018, p.15). Want er is namelijk ook het risico dat te veel ‘bestempeld’ wordt als nieuws, wat de term nieuws betekenisloos maakt (Hanusch & Banjac, 2018, p.35). Toch zien digitale journalisten zichzelf wel degelijk als onderscheidend van

burgerjournalisten en bloggers, en ook van professionele journalisten in de traditionele media. Zo zouden digitale journalisten verstand hebben van digitaal produceren, zouden ze verschillende ‘sociale rollen’ vervullen, en zouden ze verstand hebben van het stimuleren van de interactie met het publiek (Vos & Ferucci,, 2018, p.40). Ook zou er een onderscheid zijn tussen een journalist die tegen het publiek praat en bronnen betrekt, en iemand die schrijft over zijn of haar eigen mening (Vos & Ferucci, 2018, p.49). 


Samengevat, er is nog altijd geen overeenstemming in de literatuur en de journalistieke praktijk over de definitie van nieuws en bovendien van ‘goede’ journalistiek, zo demonstreren onder andere Harcup & O’neill (2017) met de nieuwswaarden voor digitale journalistiek ‘deelbaarheid’, ’entertainment’ en ‘celebrity’. Hoewel de notie van ‘goede’ journalistiek altijd normatief zal blijven, vind ik de definitie die NZLC voorstelt zowel bruikbaar voor offline nieuws als voor nieuws op sociale media: inhoud (nieuws, informatie, waardevolle meningen) die

regelmatig en niet incidenteel wordt gepubliceerd, aan een open publiek, waarbij de uitgever verantwoording moet kunnen afleggen op het gebied van ethische codes (Johnston & Wallace, 2018, p.16).

(10)

Nu we de definitie van nieuws hebben vastgesteld, keren we terug naar de definitie van

tabloidstijlnieuws, een term die qua definitie vaak overlapt met temen als ’zacht nieuws’, ’populair nieuws’ (De Swert, 2007, p.131; Otto, Glogger, & Boukes, 2016), ‘infotainment’, ‘persoonlijk nieuws’ en ‘emotioneel nieuws’ (Magin & Stark, 2014). Zo zou tabloidstijlnieuws een uiting zijn van het concept ‘populaire journalistiek’, waarbij er een neiging is naar ‘zacht nieuws’ (Reinemann et al., 2011). Reinemann et al. (2011) citeren Lava: ‘het is moeilijk om andere concepten te

bedenken die zo belangrijk en populair zijn en tegelijkertijd zo slecht zijn gedefinieerd en

getheoretiseerd’. Magin & Stark (2014) versimpelen de overlap tussen de concepten door te stellen dat ‘bepaalde mediatypes, voornamelijk kwaliteitsmedia, steeds meer lijken op tabloidmedia als het gevolg van commercialisatie en concurrentie (Popović & Popović, 2014), waarin de karakteristieken van tabloidmedia samengevat kunnen worden als de focus op persoonlijke verhalen over

individuen, dramatische, sensationele, emotionele schrijfstijl, met een gebrek aan contextuele informatie, over triviale onderwerpen zoals entertainment, criminaliteit en schandalen, op een partijdige manier geschreven (Bird, 1998). Magin & Stark (2014) stellen voor tabloidstijlnieuws te meten (RQ1) met behulp van de conceptualisatie van Reinemann et al (2011) en Gripsrud (2007): de manier waarop het nieuws gepresenteerd wordt (e.g. visuele elementen, zoals layout en kleuren, en de lengte van de teksten;Gripsrud, 2007, p.41), in hoeverre bepaalde onderwerpen in het nieuws de prioriteit hebben boven anderen (Reinemann et al., 2011), of het nieuwsartikel maatschappelijk of individueel relevant is, en of er gebruikgemaakt wordt van een human-interestframe (e.g. de

focus; Reinemann et al., 2011), in hoeverre de journalist gebruik maakt van een emotionele of

persoonlijke schrijfstijl (e.g. de stijl; Reinemann et al., 2011), en tot slot in hoeverre er context wordt geboden in het nieuwsartikel (e.g. journalistieke technieken; Gripsrud, 2007, p.41). 


Ik bespreek alle dimensies hieronder. Hierbij moet benadrukt worden dat nieuws niet een of-of situatie is: Magin & Stark (2014) beargumenteren dat zelfs een kwaliteitskrant als The New York

Times enige tabloidelementen heeft. Het gaat er dan ook niet om of een mediaorganisatie

kenmerken van tabloidkranten presenteert maar hoeveel (Boukes & Boomgaarden, 2015; Reinemann et al., 2011).

DE PRESENTATIE VAN TABLOIDSTIJLNIEUWS


Tabloidstijlnieuws bestaat - in tegenstelling tot kwaliteitsnieuws (e.g. lange, complexe, analytische teksten) uit korte, compacte berichten met pakkende zinnen (Bird, 2009, p.41), een kenmerk die zich goed leent voor nieuws op internet, dat zich kenmerkt door ‘snel, sneller, snelst’. Het is van

(11)

groot belang dat de internetjournalist snel publiceert om te voorkomen dat de concurrent de ‘scoop’ heeft (Jager, 2001, p.45). Volgens nieuwsredacteur Maarten Reijnders wordt nieuws snel geplaatst zodra het binnen is, maken ze er ‘eventueel’ later een groter verhaal van (p.46), en is ‘het een sport om je concurrenten te snel af te zijn’, wat leidt tot kortere verhalen.Deadlines vervagen: het digitale landschap vraagt om een onafgebroken stroom aan artikelen (Jager, 2001, p.39). Sociale media bieden een ‘asynchroon, lichtgewicht en altijd-aan communicatie systeem’ (Hermida, 2010). Gedetailleerde onderzoeksverhalen vergen meer tijd dan een ‘simpel’ human-interestverhaal of een verhaal over Justin Bieber. Tijd die online journalisten simpelweg niet hebben (Larsson, 2016). Verhalen over bijvoorbeeld celebrity’s zijn goedkoop en makkelijk te maken, waardoor ze veel ruimte op de Facebookpagina kunnen vullen met weinig moeite. Daarnaast zijn ze bewezen populair (Bird, 1998). 


Een andere uitdaging voor online journalisten die resulteert in korte, compacte berichten met pakkende zinnen (Bird, 2009, p.41) is dat nieuwsconsumenten nu met een klik weg zijn als de inhoud ze niet bevalt, vaak zelfs voordat ze een letter hebben gelezen (Jager, 2001, p.67).Of ze lezen het online artikel wel, maar nemen daar aanzienlijk korter de tijd voor dan het voorheen lezen van een papieren krant (Holmqvist et al., 2003): ’de gebruiker brengt nu meerdere keren per dag korte bezoeken aan de online nieuwssite in de verwachting om een snel overzicht te krijgen van de laatste gebeurtenissen’, wat leidt tot kortere artikelen (Holmqvist et al., 2003). Volgens Witschge & Harbers, die verschillende ondernemende journalisten spraken onder andere van De Correspondent, zijn gebruikers van online nieuws helemaal niet noodzakelijkerwijs alleen bereid korte artikelen te lezen die gratis zijn, maar zijn ze ook bereid te betalen voor langere artikelen. Volgens hen is het belangrijk om diepgravend kwaliteitsnieuws te waarborgen in het digitale tijdperk ten opzichte van oppervlakkig en snel nieuws (2018, p.68). De Jong (2005) is het hiermee eens en spreekt zijn zorgen uit over de steeds korter wordende teksten; die zouden resulteren in het feit dat gebruikers in de toekomst steeds meer een onwil of onvermogen zouden hebben om zich langere tijd te

concentreren op een onderwerp (p.123).


Naast de presentatie van kortere artikelen voegen kwaliteitskranten in onder andere het Verenigd Koninkrijk steeds meer thema-artikelen toe die voorheen exclusief verschenen in tabloidkranten, zoals een rubriek waarin persoonlijke lezersproblemen uiteen worden gezet, en waarin andere lezers worden aangemoedigd te reageren met advies. Een voorbeeld hiervan is: ‘wat kun je doen als andermans kinderen zich misdragen in jouw huis?’ (Franklin, 2007, p.18). Ook de Nederlandse Volkskrant biedt dergelijke content aan, onder andere op Facebook, met de rubriek ‘wat zou u doen?’ (facebook.com/volkskrant). Deze toename in thema-artikelen is mogelijk het

(12)

gevolg van de worsteling van online journalisten tussen professionele normen en de vraag voor meer persoonlijke en toegankelijke inhoud voor het publiek (e.g. humor, meningen, etc), waarin journalisten zichzelf op de kaart zetten op sociale media (marketen) als een persoon die waardig is om op te zoeken (Holton & Molyneux, p.444).

Tot slot neemt buitenlandse- en onderzoeksjournalistiek tegenwoordig vaak de vorm aan van een column: iemands persoonlijke visie op een bepaalde gebeurtenis vervangt steeds meer het ‘neutrale’ nieuws(Franklin, 2007, p.18).


De aanwezigheid van korte artikelen of het aandeel thema-artikelen ten opzichte van nieuwsartikelen op sociale media wijzen niet noodzakelijkerwijs op het feit dat het een online nieuwsorganisatie tabloid is, voor die conclusie is namelijk een multidimensionele benadering nodig is (Gripsrud, 2007, p.41). Hier kom ik later op terug. Dit brengt mij op mijn eerste deelvraag:

RQ1.1: Hoe worden nieuwsartikelen gepresenteerd op de Facebookpagina van NU.nl, De Telegraaf en De Volkskrant?

DE ONDERWERPEN IN TABLOIDSTIJLNIEUWS


Door de toenemende commercialisatie en concurrentie in het digitale nieuwslandschap zijn publieksvoorkeuren - zoals eerder genoemd - van steeds groter belang, waardoor sommige onderzoekers beargumenteren dat er een ontwikkeling plaatsvindt waarin de serieuze pers steeds meer sensationele, oppervlakkige aandacht geeft aan ‘serieuze thema’s, en waarin een aanzienlijke hoeveelheid ruimte bestemd is voor onderwerpen zoals entertainment, sport en criminaliteit (Popović & Popović, 2014). Ook Boczkowski stelt dat onderwerpen die traditioneel ‘typisch tabloid’ zijn (e.g. sport, schandalen, populair entertainment, criminaliteit, rampen, roddels en celebrity’s; steeds vaker verschijnen in kwaliteitskranten (2009, p. 65). Neem bijvoorbeeld de dood van playboymodel Anna Nicole Smith in 2007: de nieuwsmedia van The New York Times tot The Washington Post explodeerde aan nieuwsartikelen over deze gebeurtenis. Ze werd een ‘American Public Tragedy’, genoemd (e.g. Amerikaanse publieke tragedie; 2007, p.139). Een ander voorbeeld van tabloidstijlnieuws is de oorlog in Irak, die door de media steeds vaker in verband gebracht zou worden in dramatische termen van ‘massavernietiging’ en ‘bloedige aanslag’, met als doel te shockeren of te emotioneren. Deze schrijfstijl is precies de reden dat de onafhankelijke

(13)

Amerikaanse journalist Dahr Jamail een boek heeft geschreven die een meer ‘uitgebreid en diepgravend beeld geeft van het leven in Irak’ (Bird, 2009, p.45).

Tabloidstijlnieuws of niet, Grisprud (2007) benadrukt dat bepaalde gebeurtenissen - vanwege de nieuwswaarde - onmogelijk genegeerd kunnen worden door zowel door tabloids als door

kwaliteitskranten, zoals bijvoorbeeld een vliegtuigcrash, de dood van een populaire prinses of een politicus die illegale pornografie of cocaïne smokkelt. Daarom is het volgens de auteur belangrijk te analyseren in hoeverre bepaalde onderwerpen prioriteit krijgen boven anderen: in hoeverre is er bijvoorbeeld een oververtegenwoordiging van artikelen over celebrity’s, ongelukken en

criminaliteit ten opzichte van internationaal nieuws, politiek of economie (p. 41)? Volgens journalisten van de startups Krautreporter en De Correspondent is er wel degelijk een

oververtegenwoordiging van incidenten en opmerkelijke gebeurtenissen in het nieuws (als gevolg van de digitale nieuwslogica), waardoor de nieuwsartikelen een vertekend beeld van de

werkelijkheid geven. In lijn met deze argumentatie stelt een senior journalist van Mediapart dat de nadruk op entertainment in het nieuws ‘de waarde van het informatiemodel verwoest’ (Witschge & Harbers, 2018, p.67). Een journalist van De Correspondent stelt dat journalisten moeten tonen hoe de wereld werkt in plaats van het beschrijven van spectaculaire uitzonderingen in de wereld (Witschge & Harbers, 2018, p.69). Usher beargumenteert dat er in principe niets mis is met entertainment in het nieuws, maar dat het feit dat zulk nieuws veel publieken trekt mogelijk resulteert in een oververtegenwoordiging aan entertainmentnieuws (Usher, 2018, p. 356). 


Waarom zouden nieuwsorganisaties überhaupt schrijven over incidenten en entertainment? Volgens Bird bieden zulke onderwerpen drie voordelen voor journalisten: ze zijn – zoals eerder genoemd - snel, goedkoop en populair. Volgens Trilling & Schoenbach (2012) bereikt online nieuws die mensen die die graag vermaakt willen worden in plaats van geïnformeerd. Harcup & O’neill (2017) trekken dezelfde conclusie: entertainment wordt het meest gedeeld op Facebook, omdat ‘het leuk is’.


Samengevat is het probleem dus niet dat er nieuws gebracht wordt over criminaliteit, oorlog of celebrity’s, maar dat zulk nieuws in de praktijk vaak samengaat met een oppervlakkige, sensationele schrijfstijl (Reinemann, Stanyer, Scherr, & Legnante, 2011; Gripsrud, 2007, p.41). Dit brengt mij op mijn tweede deelvraag:

RQ1.2: Hoe is de verdeling van onderwerpen in nieuwsartikelen op de Facebookpagina van NU.nl, De Telegraaf en De Volkskrant?

(14)

Echter, ik analyseer het onderwerp in huidig onderzoek in context met de overige

tabloidstijlkenmerken (e.g. de schrijfstijl, de focus, en de aanwezigheid van context). De focus in tabloidstijlnieuws bespreek ik nu.

DE FOCUS IN TABLOIDSTIJLNIEUWS


In hoeverre de focus in een nieuwsbericht lijkt op de focus in tabloidkranten hangt af van de aanwezigheid van het human-interestframe en de relevantie. Beide kenmerken worden hieronder besproken.

Human-interest

Journalisten zouden steeds vaker zoeken naar de “gewone burger” in een nieuwsverhaal, zodat het publiek zich gemakkelijker kan herkennen in een onderwerp (Kitsch, 2009, p.30). Zo wordt buitenlands nieuws over bijvoorbeeld de oorlog in Syrie steeds vaker gepresenteerd op een persoonlijke manier (i.e. human-interest), waarbij bijvoorbeeld een reportage wordt gemaakt over een moeder die haar hele gezin is kwijtgeraakt bij een terroristische aanslag (Franklin, 2007, p.16). In een human-interesttype verhaal wordt de exclusiviteit van een individu of subject benadrukt (Shoemaker & Reese, 2014), waarbij een verhaal wordt verteld met een nadruk op de intenties, acties of emoties van dat individu (Hodkinson, 2017, p.124), met als uitgangspunt dat kennis niet alleen tot stand komt door analyse en reflectie, maar ook door gevoelens en ervaringen van echte mensen (Hauttekeete, 2007, p.60). Human-interestverhalen verschijnt traditioneel vooral in de tabloids (Larsson, 2016; Sparks, 2000, p.10), maar de ‘eindeloze stroom aan schijnbaar willekeurige verhalen over individuele levens die geen connectie maken met grotere problemen’ (Bird, 1998) in andere media dan tabloidkranten is het gevolg van het feit dat journalisten zich steeds meer laten leiden door publieksvoorkeuren om een economisch doel te bereiken (Artwick, 2018, p.298). Het gevolg van human-interesttypeverhalen als gevolg van concessies aan marktliberalisme en individualisme is dat het zou leiden tot een “afbraak van serieuze nieuwsverzameling en

verslaggeving geassocieerd met kwaliteitsjournalistiek” (Bastos, 2016, p.217). Bird (2009) stelt daarentegen dat human-interest het nieuws juist directer en effectiever kan maken, met als

uitgangspunt: als het publiek het nieuws verwerpt uit verveling is het alsnog niet geïnformeerd (p. 43). De aantrekkingskracht van zulke verhalen is het feit dat mensen van nature geïnteresseerd zijn in andere mensen. Ze zouden graag over anderen horen, omdat ze daarmee eigenlijk over zichzelf horen (Macmillan, 1999, p.69). Bird (1998) trekt dezelfde conclusie en stelt dat

(15)

nieuwsconsumenten na het lezen van een artikel speculeren over hun eigen ervaringen: ‘wat zou ik doen als dit mij zou overkomen? Wat kan ik doen om te voorkomen dat zoiets gebeurt bij iemand van wie ik hou?’ Het tonen van de persoonlijke kant van publieke gebeurtenissen is volgens Bird (1998) dan ook mogelijk de beste manier om het begrip over de gebeurtenissen te vergroten onder het publiek. Ze ziet geen gevaar in tabloidstijlnieuws: de beste sensationele en emotionele human-interestverhalen vergroten volgens haar juist onze kennis interesse en begrip van belangrijke gebeurtenissen, mits het nieuws samengaat met logica, onderbouwde argumentatie en connecties met de grotere sociale en politieke wereld (Bird, 1998), ook wel de maatschappelijke relevantie (Reinemann et al., 2011), die ik hieronder bespreek.


Relevantie

Het wel of niet beschrijven van persoonlijke ervaringen (i.e. human-interest) in een nieuwsverhaal, zegt nog niets over in hoeverre het nieuwsbericht individueel of maatschappelijk relevant is (Reinemann et al., 2011). Zo kan het uitgelichte individu in een human-interestverhaal aan de ene kant aandacht vragen voor grotere maatschappelijke kwestie, of zich beperken tot zijn of haar privé-ervaringen. Een voorbeeld is de zelfmoord van de wereldberoemde DJ Aviicci in 2017.

Nieuwsverhalen kunnen aan de ene kant verschillende collega-DJ’s aan het woord laten, die hun afschuw uiten en beschrijven wat ze aan Aviicii gaan missen (i.e. individueel relevant; de

persoonlijke, privéé-betekenis of consequenties van incidenten, ontwikkelingen en beslissingen worden gerapporteerd). Aan de andere kant kunnen de collega-DJ’s de toenemende druk aankaarten die jongeren voelen om te presteren in de samenleving, en de daaropvolgende burn-outs en andere psychische problemen (i.e. maatschappelijk relevant; de algemene, algehele betekenis of

consequenties van incidenten, ontwikkelingen en beslissingen voor de samenleving als geheel (Reinemann et al., 2011). Tabloidkranten zouden over het algemeen meer individueel dan

maatschappelijk relevant nieuws brengen (Reinemann et al., 2011; Popović & Popović, 2014). De Zweedse rechtbank pleit voor maatschappelijk relevant nieuws en stelt dat het doel van journalisten moet zijn om ‘te informeren, kritiek te bieden en debat te stimuleren over sociale kwesties die van belang zijn voor het algemene publiek’ (Johnston & Wallace, 2018, p.22). Ook de ondernemende journalisten van Krautreporter en De Correspondent vinden dat journalisten bredere inzichten moeten bieden over maatschappelijke sociale structuren (Witschge & Harbers, 2018, p.286). Dit brengt mij bij mijn derde deelvraag:

(16)

RQ1.3: Wat is de dominante focus in nieuwsartikelen op de Facebookpagina van NU.nl, De Telegraaf, en De Volkskrant?


Naast de focus in het nieuws, is de schrijfstijl ook een belangrijke parameter voor tabloidstijlnieuws (Reinemann et al., 2011). De schrijfstijl bespreek ik hieronder.

DE SCHRIJFSTIJL IN TABLOIDSTIJLNIEUWS

Volgens Boukes et al. (2014) wordt informatie in traditionele nieuwsartikelen steeds meer

‘gemengd’ met de expliciete meningen van de journalist, en zou het nieuws ook steeds emotioneler taalgebruik bevatten (e.g. wereldschokkend vs. opmerkelijk; Berger & Milkman; 2012); stijlen die over het algemeen veel gebruikt worden in tabloidkranten (Popović & Popović, 2014). Daarom is het relevant naast de presentatie, onderwerp en de focus, ook de stijl (e.g. partijdigheid en

emotionaliteit) van het Facebooknieuws te analyseren. Ik bespreek de concepten hieronder.

Neutraliteit

Plasser (2005) stelt dat er zowel in Europa, als in de Verenigde Staten een verschuiving plaatsvindt van neutraal nieuws naar nieuws waarin de meningen en het commentaar van de journalist centraal staan. Ruigrok (2008) trekt dezelfde conclusie in zijn onderzoek naar de journalistieke

onafhankelijkheid van Nederlandse nieuwsmedia in de Bosnische burgeroorlog. Hij vond dat

journalisten van De Volkskrant - ten opzichte van De Telegraaf en het NRC Handelsblad - het meest nadrukkelijk een kant kozen wat betreft de slachtoffers versus de daders. Zo zouden Servische actoren de slechteriken zijn, en werd militaire interventie nadrukkelijk aangemoedigd. Het NRC Handelsblad benadrukte de slechteriken wat subtieler, door bronnen naar voren te brengen met die mening, terwijl de krant zelf onpartijdig bleef. De Telegraaf bleek het minst partijdig in het nieuws, hoewel het de Servische actoren daarentegen ‘hard aanpakte’ in de opiniestukken (Ruigrok, 2008). Volgens Boukes et al. (2014) is de ‘trend’ van het ‘mengen’ van nieuwsartikelen met expliciete meningen het gevolg van het doel om meer winst te genereren. Zij vinden dat het op z’n plaats is om zulke opiniestukken te behandelen als politiek entertainment, waarin nichepublieken worden aangetrokken en vermaakt. Volgens Dennis (1984) betekent objectiviteit in de journalistiek echter niet dat beslissingen helemaal zonder waarden of vrij van interpretaties zijn - aangezien dit volgens hem praktisch onhaalbaar is: mensen, en dus ook journalisten denken nu eenmaal subjectief

(Macmillan, 1999, p.65) -, in plaats daarvan draagt hij journalisten op om te streven naar onpartijdigheid (Dennis, 1984). Zo moet nieuws een zoektocht zijn naar de meest informatieve,

(17)

kwalitatieve en eerlijke informatie om alle kanten van een gebeurtenis te belichten (Gripsrud, 2007, p.41). Macmillan (1999) trekt dezelfde conclusie en stelt dat verslaggevers niet daadwerkelijk neutraal hoeven te zijn wat betreft een gebeurtenis of probleem, maar dat ze de perceptie van het publiek proberen in te schatten: in hoeverre ziet het publiek het nieuwsbericht als neutraal (p.66)? Macmillan (1999) verheldert het volgens hem belangrijke verschil tussen uitleg en speculatie: informatie kan uitleg bevatten, maar een journalist moet volgens hem vermijden dat de inhoud neigt naar een bepaalde mening over de beschreven feiten (p.68). Ook de Nederlandse journalist

Roderick Veelo beaamt het belang van neutraliteit van journalisten. Hij zei hierover eerder in een opiniestuk op de website van RTLz: 


“Er zijn collega's die vinden dat ze de wereld moeten redden. Met verhalen die groepen verbinden, die Europa verder brengt of die waarschuwen tegen Trump. De Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan noemde dat eerder de misplaatste zelfoverschatting van journalisten. Ik ben dat met hem eens. De rol die veel journalisten voor zichzelf zien weggelegd gaat ver voorbij hun kerntaak. En die is naar mijn mening nog altijd: onafhankelijk en onpartijdig op zoek naar de waarheid. Vooral als dat een onaangename of ongemakkelijke waarheid is. Het versluieren, relativeren of suggereren van feiten ten behoeve van een betere wereld is daarbij wat mij betreft uit den boze” (Veelo op www.rtlz.nl/opinie).

Anderen – zowel journalisten als nieuwsconsumenten - verwerpen de traditionele rol van neutrale journalistiek (Witschge & Harbers, 2018, p.69). Zo vinden de journalisten van De Correspondent en Krautreporter de traditionele professionele waarde van neutraliteit volledig irrelevant, aangezien journalisten volgens hen open moeten zijn over het feit dat ze selecteren en keuzes maken in het redactieproces die afhankelijk zijn van hun visies op de wereld. Volgens een journalist van De Correspondent is het belangrijk ‘om open te zijn over de keuzes die je maakt, en niet te doen alsof je de realiteit op een objectieve manier toont, maar dat de manier waarop jij naar de wereld kijkt bepalend is voor wat je selecteert als nieuws en wat niet’ (Witschge & Harbers, 2018, p.69). Ook nieuwsconsumenten zouden objectiviteit volgens Marchi (2012) niet zaligmakend vinden. Zo vond zij in haar eigen onderzoek dat jongeren een voorkeur hebben voor geopinieerd nieuws - waarbij feiten worden gemengd met kritiek en commentaar -, in plaats van voor neutraal nieuws. Jones & Pitcher (2015) trekken dezelfde conclusie, en beargumenteren dat het online publiek de ‘leegheid’ van een derde stem - die neutraliteit voorstelt - verwerpelijk vinden. Lezers zouden meer

vertrouwen hebben in nieuws met een subjectieve schrijfstijl. Als gevolg hiervan zouden digitale journalisten steeds meer een subjectieve schrijfstijl aannemen, om op die manier meer verbinding te vinden met het publiek (Jones & Pitcher, 2015). Daarentegen vond Ksiazek (2018) dat de

(18)

hoeveelheid interactie op sociale media juist verklaard kan worden door de geobserveerde

objectiviteit van een bericht. Zo waren lezers meer geneigd een reactie te plaatsen als ze het bericht beschouwden als objectief.


Samengevat, onderzoekers suggereren dat er een verplaatsing plaatsvindt van neutraal nieuws naar nieuws met de openlijke mening van de journalist (Plasser, 2005), een stijl die ook veel voorkomt in tabloidkranten (Popović & Popović, 2014). Of een zekere mate van partijdigheid problematisch is, is een normatief debat, waar nog geen overeenstemming over is (Ksiazek, 2018; Jones & Pitcher, 2015). Naast de gesuggereerde afbraak aan neutraliteit in nieuwsberichten, zouden deze ook steeds meer emotioneel taalgebruik bevatten (Serazio, 2009, p.14). Dit bespreek ik

hieronder.

Emotionaliteit

Tabloidkranten kenmerken zich door het emotionele en sensationele taalgebruik, terwijl van kwaliteitskranten daarentegen traditioneel wordt verwacht dat ze rauwe emoties — zoals woede en verdriet -, in het nieuws vermijden (p.29), met als uitgangspunt dat emotioneel nieuws slecht zou zijn (Kilgo et al., 2017), en dat het mogelijk ten koste gaat van context (Örnebring & Jönsson, 2007, p.24). Tegelijkertijd verschijnen emoties volgens Kilgo et al. (2017) nu keer op keer in nieuws - ook het kwaliteitsnieuws. In het bijzonder Facebook zou zich goed lenen voor “emotionele inhoud, die mensen raakt, of het nu waar is of niet” (El-Sharawy geciteerd in Bakir, V., & McStay, 2018). Volgens De Swert is emotioneel nieuws dramatisch van toon, interesseert het over het algemeen meer mensen, maar brengt het vaak minder informatie dan emotieloos nieuws, vaak over de onderwerpen geweld, erotiek, criminaliteit en rampen. Serazio (2009) trekt dezelfde conclusie: ‘voelen over feiten’ is vaak het einddoel van emotioneel nieuws (p.14). Ook Kitsch stelt dat hedendaags nieuws overspoeld wordt met ‘tranen en trauma’. Of het nu een verhaal is over een vermoorde vrouw, of een kind dat is doodgereden door een vrachtwagenchauffeur; beide verhalen worden volgens op een emotionele manier beschreven, zoals in termen van rouw en ‘schokkend verlies’ (Kitsch, p.29). Op die manier zouden persoonlijke emoties omgetoverd worden in publieke emoties (Kitsch, p.31). Hoewel er meestal oorzaken en motieven zijn voor bijvoorbeeld moorden en rampen, worden die volgens Bird in de hedendaagse nieuwsberichtgeving vaak ingeruild voor gevoelens van onbegrip en rouw: journalisten zouden zoeken naar tranen. Ze noemt deze

ontwikkeling problematisch, aangezien bijvoorbeeld terroristische aanslagen nu worden neergezet als onvoorziene uitzonderingen, in plaats van het logische gevolg van voortdurende sociale en politieke problemen. Daarbij zou het tonen van nationale rouw, zoals beelden van een bloemenzee

(19)

na zo’n aanslag, gevoelens van vaderlandsliefde stimuleren, in plaats van een serieuze publieke discussie over de problemen (Kitsch, 2009, p.36). De onderzoekers die Thussu (2007) citeert zijn evenmin positief over de oververtegenwoordiging van emotioneel nieuws: de huidige

nieuwsvoorziening zou leiden tot een verminderde aandachtspanne, nieuwsgierigheid, optimisme, burgerschap en empathie voor anderen, door nieuws dat uitsluitend bedoeld is om een (extreme) emotionele reactie uit te lokken bij het publiek, ten koste van essentiële informatie. Dit leidt volgens John Simpson, een oud BBC correspondent, tot een ‘Alzheimer natie’: burgers die zich onbewust zijn van hun eigen of iemands anders verleden of heden (p.6).

Ook in de Nederlandse journalistieke praktijk leidt de nieuwsvoorziening recentelijk tot kritiek. Een voorbeeld is de verslaggeving over de vermissing van Anne Faber in 2017, waarbij RTV Utrecht en het AD live verslag deden van het dreggen van een vijver - waar eerder de fiets van Faber was gevonden -, en waarbij er ingezoomd werd op het water. Hierdoor was de kans aanwezig was dat het lichaam van de vermiste vrouw live in beeld zou zijn voor een groot aantal kijkers. Dit leidde tot een stormvloed aan kritiek, waarbij onder andere Trouw-ombudsman Adri Vermaat stelde dat “de media onnodig te ver zijn gegaan”, en dat “journalistieke grenzen op lijken te schuiven naar bedenkelijkere grenzen”. Volgens Vermaat springen de nieuwsmedia “van incident naar incident”. Volgens hem is deze werkwijze een gevolg van de (online) concurrentie: ”Publiceer jij die foto niet, dan doen tien andere media het, en gaat de lezer zijn informatie elders halen” (Baneke, 2017).


Andere onderzoekers delen een relativerende kijk op het effect van emotioneel nieuws op het publiek (Gans, 2009, p. 24; Bird, 1998). Hoewel een serieuze invalshoek in het nieuws het belang van een gebeurtenis kan benadrukken, trekt een informele invalshoek – met emotioneel taalgebruik - volgens Bird wellicht meer aandacht, en bereikt het op die manier meer publiek. Daarom is het volgens Bird soms beter om het meest serieuze nieuws in een informele manier te vertellen (Gans, 2009, p. 24).We moeten volgens haar de waarde van dramatisch en verhalend nieuws voor het alledaagse leven onderkennen, tabloidstijlnieuws ‘omarmen’ door de aandacht die het zou trekken van het publiek en de positieve invloed die het zou hebben op het geheugen, terwijl het nieuws tegelijkertijd elementen moet bevatten die het publiek stimuleren deel te nemen aan de democratische maatschappij (e.g. context, kritische analyse, onderbouwing). De elitekijk op tabloidstijlnieuws dat het louter ‘ouderwetse roddels’ zou brengen, doet volgens Bird de

waardevolle invloed teniet die het kan hebben op het publiek, zoals het brengen van informatie die het publiek helpt te discussiëren over hun alledaagse leven, en om te gaan met gebeurtenissen die gerelateerd zijn aan de dood, criminaliteit, de liefde, etcetera (Bird, 1998).Ook Thussu

(20)

datzelfde nieuws anders vermijden, doordat het aansluit op hun interesses en zorgen op een toegankelijke en leuke manier. Hierdoor zou het publiek zich bewuster zijn van hun emotionele betrokkenheid bij - en stimuleert het hen na te denken over belangrijke politieke zaken (2008, p. 163). 


Samengevat: het nieuws zou een steeds partijdiger (Plasser, 2005) en emotionelere (Kilgo et al., 2017) schrijfstijl hebben, vergelijkbaar met de stijl in tabloidkranten (Popović & Popović, 2014). In hoeverre geldt dit ook voor het belangrijkste sociale medium voor nieuws; Facebook (Reuters Digital News Report 2018)? Dit brengt mij bij mijn vierde deelvraag:

RQ1.4: Wat is de dominante schrijfstijl in de nieuwsartikelen op de Facebookpagina van NU.nl, De Telegraaf en De Volkskrant?

Zoals zojuist genoemd beargumenteert Bird (1998) dat tabloidstijlnieuws geen probleem hoeft te zijn, mits dit de enige manier wordt om het nieuws te vertellen: het inspelen op onze emoties, met geen enkel andere doel. De complexiteit van het inzetten van kernwapens wordt beschreven als ‘Kim Jong-un versus Trump’, en ‘slecht versus goed’. Het probleem is volgens Bird dan ook niet de emoties op zichzelf, maar het gebrek aan context die daar vaak mee gepaard gaat (Bird, 1998). Het belang van context bespreek ik hieronder.

CONTEXT IN TABLOIDSTIJLNIEUWS

Tabloidstijlnieuws wordt volgens Serazio (2009) vaak gezien als ‘obscene’ vorm van nieuws met humor en informele taal, het is een ‘indringer’ volgens journalisten, en een aanwijzing dat er iets ‘serieus mis’ is met de huidige nieuwsvoorziening (p.14), waarbij het makkelijke en populaire verhaal het vaak wint van het moeilijke en minder populaire verhaal (p.15). Gripsrud (2007) beargumenteert dat we echter niet zozeer moeten kijken in hoeverre een onderwerp of focus in het nieuws sensationeel, emotioneel of persoonlijk is, maar of het nieuws het publiek helpt betekenis te geven aan de samenleving: worden motieven en omstandigheden genoemd, en of de verhalen verteld worden in overeenstemming met professionele en ethische standaarden (Gripsrud, 2007, p. 41). Dit is vaak niet het geval: volgens Bird (2009) moet diepgravende onderzoeksjournalistiek het tegenwoordig vaak afleggen als gevolg van de zwakke economische situatie van nieuwsorganisaties (p.47). De aandacht voor nieuws neemt af - zo stelt Serazio - in het bijzonder voor bepaalde soorten

(21)

nieuws: buitenlandse- en onderzoeksjournalistiek zijn zo goed als verdwenen bij sommige

nieuwsmedia (2009, p.15). Ook het feit dat het (vooral jonge) publiek interesse in het traditionele nieuws zet het belang van hoogwaardige achtergrondinformatie onder druk (Kitch, 2009, p.44) Met een oneindig aanbod aan offline en online entertainment lijkt deze doelgroep de opvatting dat geïnformeerd zijn, handig en belangrijk is te hebben opgegeven (Bird, 1998). Daarnaast zorgt het oneindig grote aanbod aan online informatie - waaronder nieuws en entertainment - voor een enorme toename aan concurrentie (García-Avilés, 2014). Dit betekent volgens Broeders &

Verhoeven (2005) dat journalisten steeds meer moeten ‘jagen’ op de ‘scoop waar hun concurrenten ook op uit zijn’, en ‘leuker, onderhoudender en scherper moeten zijn dan de anderen om de zap-grage lezers bij de les te houden’ (p. 84), onder het mom van: ‘publiceer jij het niet, dan publiceert de concurrent’ (Jager, 2001, p.44). Om de online concurrentie bij te benen voelen journalisten een druk om - zoals eerder genoemd - snel en 24/7 te publiceren, wat consequenties kan hebben voor bepaalde ethische standaarden van het vak, zoals toewijding aan juistheid, vermijding van sensationeel nieuws en onafhankelijkheid van economische druk (Micó et al., 2008, geciteerd in García-Avilés, 2014).

Jones & Pitcher (2015) beargumenteren dat door het gebrek aan tijd voor onderzoek, checken, originele nieuwsverhalen, context en interpretatie de online omgeving een cultuur heeft gecreëerd die afhankelijk is van persbureau’s en ‘tweedehands journalistiek’, met volgens Broersma (2009) een gebrek aan kritische afstand en duiding, waarin de hedendaagse nieuwsvoorziening

gedomineerd zou worden door persoonlijke ervaringen als belangrijkste bron van informatie en bewijs, en waarbij context of achtergrondinformatie vaak zou ontbreken (Bird, 2009, p.41). Kitsch geeft als voorbeeld de massaschietpartij op de school Virginia Tech in de Verenigde Staten, waarbij de slachtoffers en daders allemaal een gezicht kregen en uitvoerig beschreven werden, maar slechts een handjevol media zich afvroeg: ‘is de wapenwet het probleem?’ (Kitch, 2009, p.35). Een ander voorbeeld is de nieuwsverslaggeving over de Golfoorlog, die - zo stelt Bird (1998) - duizenden uren aan discussies uiteenzette, evenals een oneindig aantal persoonlijke verhalen over soldaten, hun families, de persoonlijkheden van Bush en Saddam, samen met spectaculaire beelden van bomaanslagen. De nieuwsmedia gaf echter weinig informatie over wat er aan de hand was in de oorlog, zo stelt Bird (1998).

Volgens een senior journalist van Krautreporter (2017) is het probleem van online journalisten niet wat ze doen, maar wat ze niet doen: ze besteden geen tijd aan groot onderzoek of verklarende artikelen die ervoor zorgen dat lezers de wereld beter begrijpen. In plaats daarvan produceren ze - zo stelt de journalist - artikelen die ‘goed of logisch zijn vanuit een economische standpunt’, in de

(22)

zin dat die verhalen goed te verkopen en populair zijn, maar zijn ze niet noodzakelijkerwijs in het belang van de lezers. Volgens hem leidt dit tot artikelen die ‘goed’ of ‘logisch’ zijn vanuit een economisch perspectief, omdat ze publieken en adverteerders trekken, maar niet noodzakelijk in het belang van de lezers (Witschge & Harbers, 2018, p.68).

Het gebrek aan context is problematisch volgens verschillende auteurs (Serazio, 2009; Hauttekeete, 2007). Volgens Serazio (2009) hebben bepaalde delen van de samenleving problemen met het begrijpen van het nieuws, waardoor ze simpelere taal nodig hebben, met meer uitleg en beschrijvingen van belangrijke gebeurtenissen (p.23). De journalist zou op zoek moeten naar invalshoeken die zorgen dat het nieuws betekenisvol is voor iedereen in de samenleving, onder andere door duiding, relevante informatie, het noemen van motieven en het beschrijven van

achtergronden (Jones, 2009, p.154), waarbij het benadrukken van de achterliggende context volgens Gans essentieel is voor een inzicht in maatschappelijke problemen (2009, p.35).

Ook Hauttekeete (2007) benadrukt het belang van context. Het publiek zou toegang moeten hebben tot goede, juiste informatie in het nieuws, en gestimuleerd worden de dialoog aan te gaan en inzicht te krijgen in maatschappelijke problemen. Personalisatie in het nieuws zou de kans vergroten dat historische achtergronden, duiding en diepere analyse plaats moeten maken voor oppervlakkige, onvolledige kennis van een conflict (p.60). Hierdoor zou het nieuws steeds minder een kritische rol vervullen en steeds oppervlakkiger worden, met een nadruk op ‘sappige’ details van beroemdheden (Hooghe, 2007, p.7), wat uiteindelijk zou leiden tot een dommer publiek (Örnebring & Jönsson, 2007, p.24).

Journalisten van De Correspondent pleiten voor constructieve journalistiek, waarin journalisten misstanden in de maatschappij proberen te ontdekken - of daarin inzichten proberen te brengen door het onderzoeken en contextualiseren van problemen - maar ook het bediscussiëren en promoten van bepaalde oplossingen. Dit is een visie waarin de journalist wordt gezien als invloedrijk in plaats van ‘simpelweg’ de overbrenger van informatie. Volgens De Correspondent voldoet laatstgenoemde door het gebrek aan interpretatie niet voldoende aan de kenmerken van relevante journalistiek, waardoor het de lezer niet helpt in het begrijpen van problemen (Witschge & Harbers, 2018, p.71).

Samengevat: het makkelijke en populaire nieuwsverhaal zou het tegenwoordig vaak winnen van het moeilijke, minder populaire verhaal (Serazio, 2009, p.15). Geldt dit ook voor nieuws op Facebook, waarbij het businessmodel van nieuws gericht is op het aantrekken van grote publieken en het maximaliseren van advertentie-inkomsten? (Witschge & Harbers, 2018, p.67). Dit brengt mij bij mijn vijfde deelvraag: 


(23)

RQ1.5: In hoeverre bieden de nieuwsartikelen op de Facebookpagina van NU.nl, De Telegraaf en De Volkskrant context?

Voordat ik verderga naar de betrokkenheid van het publiek met tabloidstijlnieuws, wil ik allereerst de invloed van tabloidstijlnieuws op ‘het publieke belang’ bespreken; wat vaak wordt gesuggereerd.

Zo zou het leiden tot een dommer ‘publiek’ en een verminderde betrokkenheid onder ‘het publiek’ (Larsson, 2016). Echter, de notie van ‘het publiek’ is achterhaald (Hanusch & Banjac, 2018, p.32). Daarom is het relevant om voordat ik verderga naar de invloed van tabloidstijlnieuws

op de betrokkenheid van ‘het online publiek’ (i.e. Facebookgebruikers) meerdere visies uiteen te zetten over het publiek van nieuws. Dit doe ik hieronder.


DE NOTIE VAN ‘HET’ NIEUWSPUBLIEK

Zoals ik eerder zei beargumenteren Hanusch & Banjac (2018) dat de notie van ‘het publiek’ is achterhaald. Mediagebruikers zijn, zo stellen zij, allesbehalve een eensgezinde massa (i.e. ‘het publiek’), maar sterk gefragmenteerd met verschillende verwachtingen als gevolg van sociale klasse, afkomst, geslacht, seksuele voorkeur, leeftijd, etcetera (p.32). Bovendien impliceert de notie van ‘het publiek’ dat er een eindpunt is van de communicatie, namelijk zodra het bericht het

publiek heeft bereikt. Echter, de mediagebruiker kan het nieuws nog op verschillende manieren ‘gebruiken’ na de blootstelling aan het nieuws (e.g. delen, liken, etcetera; Picone, 2018, p.152). Ook Bird verwerpt het beeld van het publiek als ‘gedachteloze ontvanger’ van het soort nieuws dat ze ‘voorgeschoteld’ krijgen - die verborgen ligt in de eerder genoemde notie van het effect op ‘het publieke belang’ van tabloidstijlnieuws. Bird ziet nieuwsgebruikers als actieve, selectieve lezers die het nieuws benaderen met de vraag: wat kan ik krijgen van deze informatie, hoe sluit het aan op mijn leven en waarom zou ik er aandacht aan moeten besteden? (1998), wat precies de reden is dat Picone pleit voor het gebruiken van het begrip mediagebruiker (e.g. kijker, luisteraar, lezer, deler, etc.) in plaats van ‘het publiek’ (2018, p. 152). Nieuwsconsumenten gebruiken namelijk het eindeloze aanbod aan informatie verspreid over meerdere platforms (e.g. televisie, sociale media, websites, apps), over meerdere momenten van de dag, vanuit meerdere plekken (e.g. thuis, werk, onderweg, etc.), waardoor gebruikers geen ‘one size fits all’ nieuws ontvangen, maar hun

‘persoonlijke informatie omgeving’ creëren, die sterk kan verschillen van die van een ander (2018, p.147). Hierdoor is het moeilijk gegronde conclusies te trekken over de invloed van een bepaald type nieuws (i.e. tabloidstijl) op ‘de’ nieuwsconsument (i.e. het publiek), aangezien ‘de’

(24)

nieuwsconsument niet bestaat. Hiervoor moet het hele mediadieet en achtergrondinformatie van individuen in beschouwing worden genomen (Picone, 2018, p.148).

Sommige onderzoekers vinden deze visie op de machtige nieuwconsument echter te rooskleurig (Hodkinson, 2017, p.92), en moet de centrale invloed van de media op ons leven niet onderschat worden (Stevenson, 2002, geciteerd in Hodkinson, p. 268). De media is niet langer een externe spiegel van de sociale en culturele maatschappij, maar een entiteit die een deel uitmaakt van diezelfde maatschappij, en een centrale en onmisbare rol in ons leven vormt. Hierdoor is de media de realiteit die ons begrip over de wereld, onze waarden, levensstijlen en identiteiten vormt. Zo vergelijken we onze ervaring met het nieuws met eerder representaties in het nieuws (e.g. politiek of derdewereldlanden). Op die manier wordt ons begrip over gebeurtenissen met de jaren gevormd door de media, wat mediaorganisaties een grote verantwoordelijkheid geeft in het soort nieuws dat ze verspreiden (Baudrillard, 1995, in Hodkinson, 2017, p.268).


Samengevat, zonder het in beschouwing nemend van het feit dat het publiek geen

eensgezinde massa is, maar bestaat uit individuen met veelomvattende moderne ‘nieuwsdiëten’ en uiteenlopende individuele kenmerken, is het niet mogelijk om conclusies te trekken over de invloed van tabloidstijlnieuws op het publiek (Hanusch & Banjac, 2018, p.32). Tegelijkertijd moet de centrale rol die de media zou hebben in ons leven, en de mate waarin die ons over de jaren zou vormen, niet onderschat worden (Stevenson, 2002, geciteerd in Hodkinson, 2017, p.268), evenals de toenemende mate waarin publieksvoorkeuren leidend zouden zijn in redactionele besluiten (Popović & Popović, 2014). Daarom is het wel degelijk relevant om de populariteit van

tabloidstijlnieuws te analyseren, echter in plaats van in termen van ‘het’ effect op ‘het publiek’, onderzoek ik het verband tussen het soort nieuws (e.g. tabloidstijlnieuws) en de populariteit (i.e. likes, shares, reacties) van het nieuws, waardoor ik geen uitspraken doe over een causaal verband op een eensgezinde massa (i.e. het publiek; Hanusch & Banjac, 2018, p.32). Hoe ik dit verband onderzoek, en waarom dit wel relevant is, bespreek ik hieronder in het laatste deel van mijn theoretisch kader.

SOCIALEMEDIAGEBRUIKERS EN TABLOIDSTIJLNIEUWS

De (individuele) voorkeuren van nieuwsconsumenten en de manier waarop die het nieuws

gebruiken zijn een belangrijke drijfveer voor veranderingen in de nieuwsproductie en de inhoud van nieuws (Picone, 2018, p.144), waardoor nieuwsconsumenten (en hun voorkeuren) onmisbaar zijn in onderzoeken naar tabloidstijlnieuws, evenals in het begrip waarom journalisten kiezen voor het

(25)

aanbieden van tabloidstijlnieuws ten opzichte van ander nieuws (Popović & Popović, 2014). Of zoals Larsson stelt: het aanbieden van bepaalde nieuwsinhoud is een ding, hoe het publiek daarmee interacteert is een ander (2016). Hoe leiden de voorkeuren van nieuwsconsumenten dan tot

tabloidstijlnieuws? Waar de communicatie tussen journalisten en het publiek voorheen eenzijdig was (i.e. journalisten produceerde, het publiek consumeerde) biedt de online omgeving nu

participatiemogelijkheden op manieren die eerder niet mogelijk waren, wat leidt tot een verschil in de relevantie en het belang van bepaalde journalistieke normen (Hanusch & Banjac, 2018, p.31), bijvoorbeeld in objectiviteit, ethiek, fact-checking, etc; (Thurman et al., 2018, p.179). Daarnaast krijgen nieuwsgebruikers door de online optie tot feedback steeds meer een kritische rol tegenover de pers, waardoor ze veel invloed kunnen hebben op de journalistieke standaarden, en druk kunnen opleggen op journalisten, door bijvoorbeeld nieuworganisaties te ‘boycotten’ die niet aan hun verwachtingen voldoen. Het verschil in de manier waarop het publiek online interacteert met nieuws beïnvloedt zowel de verwachtingen die het publiek heeft van journalisten, als in hoeverre journalisten besluiten aan deze verwachtingen voldoen (Hanusch & Banjac, 2018, p.31), wat volgens Jones & Pitcher kan resulteren in een groter aanbod aan tabloidstijlnieuws (e.g. partijdig nieuws met een gebrek aan context, etc.; 2015). De publieksvoorkeuren op sociale media kunnen nog beter in kaart gebracht worden doordat journalisten extreem gedetailleerde informatie

ontvangen (i.e. online statistieken) over het gedrag van publieken (Hanusch & Banjac, 2018, p.31). Zo is te zien hoe het publiek reageert op het nieuws (e.g. likes, shares, reacties, etc.) en worden ‘slecht presterende’ artikelen aangepast of gepromoot (Picone, 2018, p. 143). De manier waarop het publiek interacteert met het nieuws is dus onmisbaar in de analyse van het aanbod van het nieuws (Larsson, 2016). Zo vindt Ksiazek (2018) dat de reacties onder een Facebookbericht een goede indicatie is van de interesse van gebruikers ten opzichte van dat bericht. Meijer & Groot Kormelink (2015) zijn het hier niet mee eens. Zij stellen dat de reden om een online nieuwsbericht wel of niet te delen niks te maken heeft met de mate van interesse, maar met de sociale consequenties die gebruikers verwachten. Ze zouden zich bewust zijn van het feit dat andere gebruikers kunnen zien wat ze hebben gedeeld, waardoor ze heroverwegen of ze dat bericht willen delen. Zo zei een respondent in hun onderzoek: “dan ben ik me erg bewust van wat er in het artikel staat en wat andere mensen mogelijk van me denken als gevolg daarvan”. De onderzoekers concluderen dan ook dat het bewustzijn van de persoonlijke reputatie op sociale media leidt tot een zekere zelfrestrictie (Costera Meijer & Groot Kormelink, 2015). De Mediamonitor 2018 verschaft vergelijkbare data: bijna de helft van de Nederlanders maakt zich zorgen over het uiten van zijn of haar mening online, omdat vrienden, familie of kennissen dan mogelijk anders over ze zouden kunnen denken

(26)

(Mediamonitor, 2018). Ander onderzoek demonstreert hoe zelfrestrictie mogelijk tot uiting komt, en vond dat verhalen over politiek, rampen en criminaliteit beperkt gedeeld werden, terwijl nieuws over technologie en wetenschap juist vaker gedeeld werd. Gebruikers zouden ingewikkelde

onderwerpen vermijden, omdat het mogelijk leidt tot reputatieschade (Garcia-Perdomo et al., 2017).
 Desalniettemin is om twee redenen alsnog relevant om het aantal Facebookinteracties op online tabloidstijlnieuws te meten. Allereerst omdat nieuwsorganisaties zich - zoals eerder genoemd - steeds meer zouden baseren op gebruikersstatistieken bij het maken van redactionele keuzes, waardoor populair Facebooknieuws (i.e. die veel likes, reacties heeft ontvangen) waarschijnlijk een ‘follow-up’ krijgt (Edson & Tandoc, 2016, p.295). Om een indicatie te krijgen van de mate waarin nieuwsorganisaties zich laten leiden door de voorkeuren van Facebookgebruikers is het interessant om het verband te onderzoeken in hoeverre het (tabloidstijl) nieuwsaanbod op Facebook

overeenkomt met en de voorkeuren van het publiek (e.g. Facebookinteracties).


Ten tweede biedt de analyse van het aantal Facebookinteracties (i.e. likes, shares, reacties) op

tabloidstijlnieuws inzicht in hoeverre dit nieuws zich beter leent voor interactie op het platform (en daarmee blijkbaar minder gevoelig is voor zelfrestrictie; Meijer & Groot Kormelink, 2014). Dit is relevante informatie voor nieuwsorganisaties, aangezien online journalisten niet alleen

geïnteresseerd zouden zijn in het overbrengen van ‘ingewikkeld’ nieuws (Garcia-Perdomo et al., 2017), maar ook in ‘personal branding’: het demonstreren van hun waarde en het aantrekkelijker maken van hun profielen. Hiervoor is het essentieel inzicht te hebben in welk soort nieuws de meeste Facebookinteracties oplevert, en daarmee het beste hun persoonlijke merk promoot (Holton & Molyneux, 2018, p. 442). Dat het soort Facebooknieuws een verschillend verband kan hebben met Facebookinteracties toont Larsson (2016), die vond dat Facebookgebruikers

human-interestberichten eerder leuk vinden en delen, en eerder reageren op politieke kwesties. García-Perdomo et al. (2017) trekken dezelfde conclusie in hun analyse van ‘digital natives’ en traditionele nieuwsorganisaties in Amerika: mensen lijken mensen een fascinatie te hebben voor het ‘spieken’ in het leven van andere mensen. Volgens Berger and Milkman (2012) hebben emoties in online nieuwsberichten een positieve invloed op de deelbaarheid. Zo vonden ze dat emotioneel

opwindende verhalen van The New York Times sneller gedeeld werden dan verhalen die niet emotioneel opwindend waren. Kilgo et al. (2017) trokken een vergelijkbare conclusie in een onderzoek naar nieuws over de Ice Bucket Challenge: nieuws met emoties werd sneller gedeeld op Facebook dan nieuws zonder emoties.

Het analyseren van Facebookinteracties komt overeen met het voorstel van Picone om - ondanks de individualiteit van de hedendaagse mediaconsumptie - nieuwsconsumenten te

(27)

vergelijken op basis van gemeenschappelijke kenmerken, zoals de bron(nen) die ze raadplegen (sociale media, websites, televisie) en hoe ze dat doen (liken, sharen, delen). Op die manier is de collectiviteit van traditioneel ‘het publiek’ toch te analyseren (Picone, 2018, p.147). 


Samengevat, als uit mijn onderzoek blijkt dat tabloidstijlnieuws vaker ‘trending’ is dan ander nieuws, heeft dit zowel praktische implicaties voor journalisten (e.g. welk nieuws stimuleert de meeste online interactie?), als theoretische implicaties (e.g. in hoeverre is het aanbod aan tabloidstijlnieuws geleid door publieksvoorkeuren?).

Dit brengt mij bij mijn tweede onderzoeksvraag:

RQ2: In hoeverre is er een verband tussen tabloidstijlnieuws en het aantal Facebookinteracties?

METHODE

Om het aanbod aan tabloidstijlnieuws op de Facebookpagina’s van grote Nederlandse nieuwsaanbieders vast te stellen wordt een multidimensionale kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd onder De Telegraaf, NU.nl en De Volkskrant om RQ1 te beantwoorden waarbij het aantal woorden wordt geanalyseerd (RQ1.1; Gripsrud, 2007, p.41), evenals het onderwerp (RQ1.2; Reinemann et al., 2011), de focus (RQ1.3; Reinemann et al., 2011), de schrijfstijl (RQ1.4;

Reinemann et al., 2011), en de context (RQ1.5; Gripsrud, 2007, p.41). Het effect van deze kenmerken op de populariteit van het nieuws op Facebook wordt gemeten aan de hand van het totale aantal Facebookinteracties (RQ2; likes, shares, reacties samen; Perdomo et al., 2018). 
 In dit hoofdstuk verhelder ik allereerst mijn keuze voor een kwantitatieve inhoudsanalyse aan de hand van de definitie en de voordelen van deze ten opzichte van andere methoden. Hierna licht ik de meetmethoden van de verschillende kenmerken van tabloidstijlnieuws toe.

KWANTITATIEVE INHOUDSANALYSE

Om te begrijpen waarom ik in huidig onderzoek gekozen heb voor kwantitatieve inhoudsanalyse is het allereerst van belang de definitie van inhoudsanalyse te verhelderen.


(28)

onderzoek doen, waarbij de tekstuele inhoud van bijvoorbeeld interviews, films,

televisieprogramma’s of kranten wordt geanalyseerd (Macnamara, 2005). Neumann stelt dat inhoudsanalyse ‘een techniek is voor het verzamelen en analyseren van tekstuele inhoud’, waarin inhoud refereert naar ‘woorden, betekenissen, afbeeldingen, symbolen, ideeën, thema’s, of een specifieke boodschap die uitgedragen wordt’. De tekst refereert naar: ‘alles wat geschreven of visueel is, of uitgesproken wordt, en wat als een medium kan dienen voor communicatie (Neumann, 2002, geciteerd in Macnamara, 2005). Shoemaker & Reese suggereren dat media-inhoud

gekarakteriseerd wordt door onder andere het medium, de productietechnieken, de boodschappen, de gequote bronnen, en de context, en dat het de taak van inhoudsanalyse is om een soort ’orde te scheppen’ in die karakteristieken, door de betekenis van de tekst te achterhalen, en door de specifieke karakteristieken eruit te halen waar we aandacht aan willen besteden (geciteerd in Macnama, 2005). Tot slot stelt Prasad dat inhoudsanalyse gezien kan worden als een methode die ons in staat stelt conclusies te trekken over de totale content op basis van de inhoud van de

berichten (2008). Figuur 1 verheldert het te analyseren materiaal van inhoudsanalyse, namelijk de inhoud van een bericht.


Hoewel de analyse van berichten ons niet volledige inzichten kan geven in de journalistieke praktijk op

Facebook, zijn er vier belangrijke redenen waarom inhoudsanalyse in dit onderzoek een relevante methode is (Harcup & O’neill, 2017). Allereerst bevat inhoudsanalyse geen ‘impressionistische observaties’ over tabloidstijlnieuws, maar helpt het om het aanbod aan tabloidstijlnieuws uit te drukken in nummers, percentages, die specifiek, objectief, en repliceerbaar zijn (Prasad, 2008). Op die manier biedt inhoudsanalyse inzicht in wat voor nieuws er daadwerkelijk aangeboden wordt, in plaats van wat - bijvoorbeeld journalisten - denken aan te bieden of de motivaties hiervoor (Harcup

(29)

& O’neill, 2017).


Ten tweede biedt deze methode ruimte om Facebookberichten opnieuw te coderen als blijkt dat belangrijke informatie mist of onjuist gecodeerd is, wat niet altijd mogelijk is bij experimenteel of surveyonderzoek (Prasad, 2008).


Ten derde stelt de methode mij in staat grote hoeveelheden Facebookberichten in een keer te analyseren, om vervolgens waardevolle conclusies over de totale nieuwscontent op het platform te trekken (Prasad, 2008). Door de systematische analyse biedt inhoudsanalyse ruimte voor het

vergelijken van nieuwsorganisaties of platforms, en kan het een waardige aanvulling zijn op - of een startpunt voor ander onderzoek (e.g. etnografisch, interviews; Harcup & O’neill, 2017).


Tot slot onderzoek ik het ‘wat’ (e.g. onderwerpen), ’hoe’ (e.g. focus, stijl, context) en ‘met welk effect’ (e.g. Facebookinteracties) van tabloidstijlnieuws, in plaats van het ‘waarom’ - die vooral geschikt zou zijn voor kwalitatieve inhoudsanalyse (Prasad, 2008; White & Marsh, 2006).
 Samengevat: voor het analyseren van grote hoeveelheden data op een objectieve, repliceerbare, systematische en valide manier met als doel het verhelderen van de aangeboden content wat betreft het ‘wat’ (e.g. onderwerpen), ‘hoe’ (e.g. stijl, focus, context), en ‘met welk effect’ van tabloidstijlnieuws, is kwantitatieve inhoudsanalyse de meest geschikte methode (Prasad, 2008).


Nu de definitie, voordelen en onderbouwing van kwantitatieve inhoudsanalyse in huidig onderzoek zijn verhelderd, bespreek ik hieronder de steekproef.

STEEKPROEF

Om conclusies te trekken over de mate van tabloidstijlnieuws op de Facebookpagina’s van grote Nederlandse nieuwsaanbieders is een representatieve steekproef getrokken bestaande uit de grootste drie Nederlandse online nieuwsorganisaties in hun ‘klasse’, namelijk NU.nl (digital native), De Telegraaf (populaire krant), en De Volkskrant (kwaliteitskrant). Hierdoor is deze steekproef een goede representatie van het Nederlandse online nieuwssysteem. 


Voor de dataverzameling zijn de Facebookpagina’s van NU.nl, De Telegraaf en De Volkskrant bezocht (e.g. www.facebook.nl/nu.nl, www.facebook.nl/telegraaf, www.facebook.com/volkskrant). Alle Facebookberichten op die pagina’s zijn door mij gecodeerd in de periode van 26 maart 2018 tot en met 28 juli 2018, en worden voor de duur van een jaar digitaal gearchiveerd. Deze periode is uit pragmatische redenen gekozen. Zo blijkt het lastig om een archief te vinden van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook is het soms zo dat bepaalde kinderen andere interesses hebben en binnen de klas of de school geen aansluiting vinden met de andere kinderen (die bijvoorbeeld allemaal van

Ook staan er medicijnen in die niet gelijk- tijdig ingenomen mogen worden met producten die sint-janskruid bevatten.. Door sint-janskruid werken namelijk sommige medicijnen minder

Daarom staat sinds 1 oktober 2018 in de Warenwet dat er niet meer dan 21 milligram vitamine B6 per dag in voedingssupplementen mag zitten. Voor kinderen is de dagdosering

Als dit niet voldoende verbetering geeft, of wanneer het middel voor langere tijd gebruikt moet worden, kan in overleg met de arts een middel gekozen worden dat de aanmaak

De meldingen die Lareb ontving, gingen niet over één product, maar werden gedaan bij verschillende voedingssupplementen met fyto-oestrogenen.. Bij het gebruik van

Dat geldt óók voor cellen die zijn geïnfecteerd door virussen of bacteriën: virale of bacteriële eiwitten worden in de cel afgebroken tot peptiden, en deze worden door HLA

“De afgelopen jaren is de opkomst van de mobiele telefoon ongekend geweest. Jong tot oud heeft de beschikking over de mobiele telefoon. Het lijkt vaak dat er al meer mobiel

Het is belangrijk dat u tijdens het oefenen goed in de gaten houdt of het echt wel goed gaat. Als uw hond toch nerveus begint te worden, kan dat uitlopen op verlatingsangst. Let