• No results found

Archeologische begeleiding aanleg visvijvers aan de Middeldijk te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek (GLD)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologische begeleiding aanleg visvijvers aan de Middeldijk te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek (GLD)"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologische begeleiding

aanleg visvijvers aan de

Middeldijk te Hattemerbroek,

gemeente Oldebroek (GLD)

(2)

opdrachtgever Atlant Bouwdiensten

datum 28 april 2015

projectleider mevrouw T.N. Krol-Karsten projectnummer 95100715

status definitief

ISSN-nummer 1875-5313 MUG-publicatie 2015-17

Archeologische begeleiding

aanleg visvijvers aan de

Middeldijk te Hattemerbroek,

gemeente Oldebroek (GLD)

(3)

MUG-projectnummer 95100715

Opdrachtgever Atlant Bouwdiensten, de heer D. Knol, (038) 375 90 45 d.knol@atlant.nu

MUG-publicatie 2015-17

Bevoegde overheid Gemeente Oldebroek

Mevrouw A. Scheiuit Rondweg 15

8091 XA Wezep T: 14 0525

E: ascheiuit@oldebroek.nl

Geadviseerd door:

Regio Noord-Veluwe

De heer M. Wispelwey, regioarcheoloog Postbus 271

3840 AG Harderwijk

T: (0341) 47 44 14/(06) 12 23 35 33 E: mwispelwey@regionoordveluwe.nl Tijdelijk beheer en plaats documentatie MUG Ingenieursbureau b.v.

Archeologisch depot GAC

Onderzoeksmeldingsnummer 65059

Tekst de heer A.R. Wieringa

Kaartmateriaal de heer A.F. Huygen

Beeldmateriaal MUG Ingenieursbureau b.v., tenzij anders vermeld

Status definitief

Redactie en autorisatie

mevrouw M.J.M. de Wit

Uitgegeven door MUG Ingenieursbureau b.v.

Postbus 136 9350 AC Leek info@mug.nl (0594) 55 24 20

Datum 28 april 2015

ISSN 1875-5313

(4)

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting 1

1 Inleiding 2

1.1 Aanleiding voor het onderzoek 2

1.2 Ligging van het onderzoeksgebied 2

1.3 Objectgegevens 3

1.4 Overzicht van de geplande werkzaamheden 3

1.5 Doel van het onderzoek 4

1.6 Onderzoeksgeschiedenis 4

2 De archeologische begeleiding 5

2.1 De opzet van het onderzoek 5

2.2 Onderzoeksvragen 7

2.3 Bodemopbouw en gaafheid vindplaats 7

2.4 Sporen en structuren 8

2.5 Vondstmateriaal 8

3 Beantwoording onderzoeksvragen 9

4 Conclusie 10

Literatuurlijst 11

BIJLAGEN

Bijlage 1 Overzicht plangebied

Bijlage 2 Combinatiekaart booronderzoek en begeleiding

(5)

Samenvatting

Aanleiding tot de hier beschreven archeologische begeleiding, protocol opgraven zijn de plannen tot de aanleg van visvijvers door Atlant Bouwdiensten op de onderzochte percelen aan de Middeldijk te

Hattemerbroek. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Door de aard van de werkzaamheden en de omstandigheden waarin deze

plaatsvinden was een archeologisch vooronderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden, niet mogelijk en is gekozen voor een archeologische begeleiding van de werkzaamheden. Dit onderzoek is uitgevoerd conform de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Atlant Bouwdiensten heeft

MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven de begeleiding uit te voeren.

Voor het gebied is in een eerder stadium een bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek is aanbevolen een deel van de werkzaamheden, daar waar in de boringen intacte oude beekdalafzettingen zijn aangetroffen, onder archeologische begeleiding uit te laten voeren. De op basis van de resultaten van dit booronderzoek geselecteerde te begeleiden zone beslaat circa 2,6 ha. Voor het resterende deel van het plangebied is geen vervolgonderzoek geadviseerd. Deze aanbeveling is

overgenomen door het bevoegd gezag, de gemeente Oldebroek.

Afgesproken was dat wanneer de in het veld aanwezige archeoloog van mening zou zijn dat de

archeologische begeleiding (voor het hele gebied of een deel hiervan) niet langer zinvol was, bijvoorbeeld doordat door een hoge grondwaterstand de archeologische zichtbaarheid minimaal zou zijn, zou de archeologische begeleiding in overleg met de regioarcheoloog voortijdig kunnen worden afgebroken. Dit laatste bleek het geval te zijn.

Vanwege de zeer beperkte mogelijkheid tot het doen van archeologische waarnemingen kon bij de begeleiding geen duidelijkheid worden verkregen over de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden binnen het gehele onderzoeksgebied. De natuurlijke bodemopbouw in het

onderzoeksgebied is echter wel intact en de aanwezigheid van het in de boringen waargenomen beekdal is bij de archeologische begeleiding bevestigd. Mochten er in de toekomst ingrepen plaatsvinden in het gebied waarbij de mogelijkheid bestaat de opbouw van de bodem, met name de loop van de beek en de beekvullingen, te bestuderen, dan kan dit bijdragen aan de kennis van de landschapsgenese van het gebied rond Hattemerbroek.

(6)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het onderzoek

Aanleiding tot de hier beschreven archeologische begeleiding, protocol opgraven zijn de plannen tot de aanleg van visvijvers van door Atlant Bouwdiensten op de onderzochte percelen aan de Middeldijk te Hattemerbroek. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.Door de aard van de werkzaamheden en de omstandigheden waarin zij

plaatsvonden was een archeologisch vooronderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden niet mogelijk en is gekozen voor een archeologische begeleiding van de werkzaamheden. Dit onderzoek is uitgevoerd conform de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.1 Atlant Bouwdiensten heeft

MUG Ingenieursbureau b.v., afdeling Archeologie, opdracht gegeven de begeleiding uit te voeren.

De archeologische begeleiding heeft plaatsgevonden op 9 en 11 februari 2015 en stond onder leiding van mevrouw T.N. Krol, met ondersteuning van de heer A.R. Wieringa. De uitwerking vond plaats tussen 12 en 18 februari 2015. Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3, en de richtlijnen in het Programma van Eisen (Krol 2015).2

1.2 Ligging van het onderzoeksgebied

Het onderzoeksgebied ligt aan de Middeldijk, even ten noorden van Hattemerbroek. Direct ten noordoosten van het onderzoeksgebied ligt het verkeersknooppunt Hattemerbroek. Op het aan de noordzijde aan het plangebied grenzende perceel ligt de ijsbaan van Hattemerbroek (zie afbeelding 1). Het onderzoeksgebied was tot voor kort in gebruik als grasland. De totale oppervlakte van het plangebied is circa 3,7 ha, de oppervlakte van het onderzoeksgebied bedraagt circa 2,6 ha. Voor een overzicht van het plangebied wordt verwezen naar bijlage 1. De maaiveldhoogte in het onderzoeksgebied ligt tussen de 0,1 m+NAP en 0,1 m- NAP.

1In werking getreden op 1 september 2007.

2De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.

(7)

199/500

194/498

Afbeelding 1. Uitsneden uit de topografische kaart, met de onderzoekslocatie (roodomkaderd) en omgeving (bron: Topografische Dienst Nederland)

1.3 Objectgegevens

Tabel 1. Algemene gegevens van het onderzoeksgebied

Provincie Gelderland

Gemeente Oldebroek

Plaats Hattemerbroek

Toponiem Middeldijk (ongenummerd)

Kaartblad 27B

Coördinaten NW: 197458/499785

NO: 197546/499694 ZO: 197335/499505 ZW: 197253/499594

Oppervlakte plangebied 3,7 ha

Oppervlakte onderzoeksgebied 2,6 ha

Periode prehistorie/middeleeuwen/nieuwe tijd

Landschapstype ontgonnen veenvlakte

1.4 Overzicht van de geplande werkzaamheden

De aanleiding voor het onderzoek zijn de plannen van Atlant Bouwdiensten voor de aanleg van visvijvers op de onderzoekslocatie aan de Middeldijk te Hattemerbroek. Hierbij wordt circa 1,5 ha tot maximaal 2,75 m-mv ontgraven. Tevens worden er gebouwen neergezet en parkeerplaatsen aangelegd (zie bijlage 1).

(8)

1.5 Doel van het onderzoek

Het doel van een archeologische begeleiding, protocol opgraven is het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van belang is voor de kennisvorming over het verleden. Bij het onderzoek wordt vastgesteld óf en welke restanten van menselijke activiteit nog in de ondergrond aanwezig zijn en wat deze bijdragen aan de kennis over het verleden.

Onderzoek in beekdalen is een speerpunt op de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA).3 De doel- en vraagstelling van het onderzoek is opgesteld in het Programma van Eisen (Krol 2015).

1.6 Onderzoeksgeschiedenis

Voor het gebied is in een eerder stadium een bureau- en booronderzoek uitgevoerd (Krol 2013). Op basis van dit onderzoek is aanbevolen een deel van de werkzaamheden, daar waar in de boringen intacte oude beekdalafzettingen zijn aangetroffen, onder archeologische begeleiding uit te laten voeren. In het

plangebied van circa 3,7 ha grootte zijn bij dit booronderzoek 22 boringen gezet. De op basis van de resultaten van dit booronderzoek geselecteerde te begeleiden zone beslaat circa 2,6 ha en betreft de zone rond de boringen 6, 7, 9 t/m 11 en 13 t/m 22 (zie bijlage 2). Voor het resterende deel van het plangebied is geen vervolgonderzoek geadviseerd. Deze aanbeveling is overgenomen door het bevoegd gezag, de gemeente Oldebroek. Voorts kwam uit het bureau-onderzoek naar voren dat in de directe omgeving van het onderzoeksgebied een nederzetting met begravingen uit de periode neolithicum tot de bronstijd ligt en zijn er resten van activiteiten uit het mesolithicum gevonden. Waarschijnlijk was het onderzoeksgebied vanaf de start van de veengroei in de bronstijd tot de ontginning ervan in de 19e eeuw onbewoonbaar (Krol 2013).

3Zie ook ‘KNA-leidraad archeologisch onderzoek beekdalen’

(9)

2 De archeologische begeleiding 2.1 De opzet van het onderzoek

De opzet van het onderzoek was dat civieltechnische graafwerkzaamheden in twee fases zouden worden uitgevoerd. Na afronding van de eerste fase van de graafwerkzaamheden zou in overleg met de

regioarcheoloog, de heer M. Wispelwey, worden besloten of de strategie van het onderzoek aangepast diende te worden op basis van de tussentijdse onderzoeksresultaten. De werkzaamheden zijn uitgevoerd met een graafmachine met een gladde bak, die de vijvers laagsgewijs over een zo groot mogelijk oppervlak als civieltechnisch haalbaar is met een laag of ontgravingsdiepte van telkens maximaal 50 cm heeft

verdiept tot op bestekdiepte. Bij het aantreffen van archeologische sporen diende te worden overgegaan tot een laag- of ontgravingsdiepte van telkens maximaal 10 cm en zou de archeoloog gelegenheid krijgen eventuele archeologische sporen te documenteren.

Wanneer de in het veld aanwezige archeoloog van mening was dat de archeologische begeleiding (voor het hele gebied of een deel hiervan) niet langer zinvol zou zijn, bijvoorbeeld doordat door een hoge grondwaterstand de archeologische zichtbaarheid minimaal zou zijn, zou de archeologische begeleiding in overleg met de regioarcheoloog voortijdig kunnen worden afgebroken. Dit laatste bleek het geval te zijn.

Op bijlage 2 is weergeven in welke zone de begeleiding is uitgevoerd. Een deel van dit gebied buiten de zone waarvoor begeleiding is aanbevolen, omdat ten tijde van de aanwezigheid van de archeoloog ook dit deel werd ontgraven. Al bij aanvang van de werkzaamheden bleek dat het grondwater vrij hoog staat en dat het terrein door de natte condities slecht begaanbaar was (zie afbeelding 2). Dit had tot gevolg dat de ontgraven delen vrij snel onder water kwamen te staan (zie afbeelding 3). Vanwege civieltechnische redenen (het scheiden van de verschillende grondstromen) werd de bovenlaag, bestaande uit de bouwvoor en een veenpakket, afgegraven tot op ofwel het dekzand ofwel de grofzandige beekvullingen. Door

opkomend grondwater en instromend water uit het veenpakket betekende dit dat in korte tijd circa 10 cm water op de ontgraven delen stond en binnen een etmaal meer dan 1 m water. Het laten staan van dammen tussen de verschillende ontgraven delen en een poging om het water weg te pompen brachten geen verbetering in deze situatie. Dit had als consequentie dat de diepere ontgravingen ‘in de natte’

zouden gaan plaatsvinden, waarmee de kans op het aantreffen van in situ archeologische sporen of vondsten of het doen van kwalitatief goede archeologische waarnemingen nihil zou zijn. Na beraad met de heer M. Wispelwey werd daarom besloten de archeologische begeleiding voortijdig af te breken. Dit heeft tot gevolg dat de onderzoeksresultaten van de begeleiding beperkt zijn en geen duidelijkheid kon worden verkregen over de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden binnen het gehele

onderzoeksgebied.

(10)

Afbeelding 2. Het onderzoeksgebied voorafgaand aan de werkzaamheden, gezien naar het zuidwesten

Afbeelding 3. De ontgraving aan de zuidwestzijde van het onderzoeksgebied, kort na aanvang van de werkzaamheden. De ontgraving reikt tot circa 1,5 m-mv.

(11)

2.2 Onderzoeksvragen

In het Programma van Eisen (Krol 2015) zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

1. Wat is de bodemopbouw en komt deze overeen met de boorprofielen? Afwijkingen benoemen en aard hiervan omschrijven.

2. Wat is er te zeggen over de richting, het ontstaan, de actieve fase en het verlanden van deze geul? Is aan de hand van vondstmateriaal een globale datering mogelijk van de verschillende stadia?

3. Zijn er resten van activiteiten uit de prehistorie aanwezig? Zo ja, welke sporen en/of vondsten zijn aangetroffen en wat is de datering en gaafheid ervan?

4. Zijn er resten van waterwerken, agrarische activiteit of bewoning uit de middeleeuwen of nieuwe tijd aanwezig? Zo ja, wat is de aard, omvang, datering en gaafheid ervan?

5. Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

6. Wat is de aard van de sporen en is er een relatie te leggen tussen de archeologische sporen en vondsten?

7. Is er een relatie tussen de vondsten en sporen en eerder aangetroffen vondsten en sporen in de omgeving van de onderzoekslocatie?

8. Indien er geen archeologische waarden binnen het onderzochte gebied gevonden worden, is hiervoor een reden te geven?

2.3 Bodemopbouw en gaafheid vindplaats

De bodemopbouw van het gebied wordt beschreven aan de hand van de beperkte waarnemingen die gedaan zijn tijdens de archeologische begeleiding. Op afbeelding 4 is een foto van het profiel

weergegeven. De locatie van de profielopname is weergegeven op bijlage 2.De natuurlijke bodemopbouw in het onderzochte deel van de ontgravingen is intact. Het onderzochte deel bevindt zich op de overgang van dekzand naar een beekdal. De top van het dekzand ligt op circa 1 m onder het maaiveld en vertoont lichte welvingen, van maximaal enkele decimeters, en bestaat uit matig fijn, goed gesorteerd zand. Het dekzand is sterk doorworteld met wortels van riet en bomen. Op de grens van dekzand en beekdal wordt het zand grover en bevat het (met name witte) grindjes met een diameter tot circa 2 cm. Dit zand betreft beekvullingen. Ook dit beekzand is sterk doorworteld. Op het dekzand en het beekzand is een donkere laag fijn humeus materiaal afgezet. Vermoedelijk is deze laag ontstaan door het langdurig onder water staan van het gebied. Naar boven toe gaat deze laag over in een veenpakket. In het veen wisselen veenlagen en lagen met veel resten van riet en van bomen elkaar af. De veelal rechtopstaande resten van bomen hebben een doorsnede van maximaal circa 5 cm. Op het veen is een zeer humusrijke en kleiige laag aanwezig met hierin veel resten van riet en rietwortels. Op de scheiding van het veen en deze laag is op enkele plekken een schoon kleibandje waargenomen. De natuurlijke bodemopbouw is bedekt door een laag sub-recent opgebracht wit tot geel rommelig zand. Deze opgebrachte zandlaag kan mogelijk te maken hebben met de ontginning van het veengebied in de 19e of 20e eeuw. Op deze tot ruim een decimeter dikke zandlaag is recent een pakket donkergrijs tot zwart zand opgebracht, met daarop de huidige teellaag van gras en riet. In dit opgebrachte zandpakket komen verspreid moderne vondsten voor, onder andere fragmenten porselein, vlakglas, plastic, aluminiumfolie en puinbrokjes.

(12)

Afbeelding 4. Profielopname, met van onder naar boven de beschreven lagen uit paragraaf 2.3. Een topje van het dekzand steekt net boven de waterspiegel uit, het beekzand ontbreekt in dit profiel.

1) dekzand, 2) humeuze laag, 3) veen, 4) humusrijke kleiige laag met rietwortels, 5) opgebracht geel zand, 6) opgebrachte humeuze laag, 7) teelaarde.

2.4 Sporen en structuren

In het onderzoeksgebied zijn archeologische sporen of structuren aangetroffen.

2.5 Vondstmateriaal

Met uitzondering van niet-verzameld recent materiaal is geen vondstmateriaal aangetroffen.

(13)

3 Beantwoording onderzoeksvragen

Door de zeer beperkende omstandigheden tijdens en het vanwege deze omstandigheden vroegtijdig afbreken van de archeologische begeleiding kan alleen de eerste onderzoeksvraag uit het PvE beantwoord worden:

1. Wat is de bodemopbouw en komt deze overeen met de boorprofielen? Afwijkingen benoemen en aard hiervan omschrijven.

De bodemopbouw zoals gedocumenteerd bij de archeologische begeleiding is in overeenstemming met de in het booronderzoek beschreven bodemopbouw. De bodemopbouw bestaat uit met een veenpakket afgedekt dekzandgebied met een in het dekzand ingesleten beekdal. Op het veenpakket zijn recent opgebrachte zandlagen aanwezig.

(14)

4 Conclusie

Vanwege de zeer beperkte mogelijkheid tot het doen van archeologische waarnemingen kon bij de begeleiding geen duidelijkheid worden verkregen over eventuele archeologische waarden binnen het gehele onderzoeksgebied. De natuurlijke bodemopbouw in het onderzoeksgebied is echter wel intact en de aanwezigheid van het in de boringen waargenomen beekdal is bij de archeologische begeleiding

bevestigd. Mochten er in de toekomst ingrepen plaatsvinden in het gebied waarbij de mogelijkheid bestaat de opbouw van de bodem, met name de loop van de beek en de beekvullingen, te bestuderen, dan kan dit bijdragen aan de kennis van de landschapsgenese van het gebied rond Hattemerbroek.

(15)

Literatuurlijst

Geraadpleegde literatuur

- Krol T.N, 2015. Programma van Eisen Hattemerbroek Middeldijk, Leek.

- Krol T.N., 2013. Archeologisch bureau- booronderzoek Middeldijk (ongenummerd) te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek (GLD). Leek, MUG-publicatie 2013-17.

Geraadpleegde bronnen -Topografische Dienst Nederland - http:// www.sikb.nl

Lijst met afbeeldingen en verantwoording

Afbeelding 1. Uitsneden uit de topografische kaart, met de onderzoekslocatie (roodomkaderd) en omgeving (bron: Topografische Dienst Nederland)

Afbeelding 2. Het onderzoeksgebied voorafgaand aan de werkzaamheden, gezien naar het zuidwesten Afbeelding 3. De ontgraving aan de zuidwestzijde van het onderzoeksgebied, kort na aanvang van de Werkzaamheden. De ontgraving reikt tot circa 1,5 m onder het maaiveld

Afbeelding 4. Profielopname, met van onder naar boven de beschreven lagen uit paragraaf 2.3. Een topje van het dekzand steekt net boven de waterspiegel uit, het beekzand ontbreekt in dit profiel.

1) dekzand, 2) humeuze laag, 3) veen, 4) humusrijke kleiige laag met rietwortels, 5) opgebracht geel zand, 6) opgebrachte humeuze laag, 7) teelaarde

(16)

Bijlage 1 Overzicht plangebied

(17)
(18)

Bijlage 2 Combinatiekaart

booronderzoek en begeleiding

(19)

Z

Onderdeel:

Opdrachtgever:

Project:

Formaat:

Projectnummer: Schaal:

Zernikelaan 8 Postbus 136 9350 AC LEEK Tel.

Fax.

info@mug.nl www.mug.nl

(0594) 55 24 20 (0594) 55 24 99

Bijlagenummer:

Wijz. Get. Gec. Omschrijving Datum

Infra

Geo-informatie Archeologie Milieu Geo-ICT

0 Eerste uitgave

Archeologisch booronderzoek

Middeldijk (ongenummerd) te Hattemerbroek Atlant Bouwdiensten

Overzicht archeologische begeleiding

95100715 1:1000 A3 2

CONCEPT

AHu AWi 24-02-2015

(20)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast zijn er twaalf (meestal moderne) bakstenen putten aangetroffen, waarvan drie water- en/of beerputten.. Tenslotte zijn er nog twee plaveisels, een kuil en een muur van

In het zuidoostelijke deel van het onderzoeksgebied, binnen een zone van circa 23 bij 4.5 meter, zijn 8 archeologische sporen aangetroffen in de top van de Afzettingen van

De karrensporen en bakstenen wegdekken kunnen op basis van de archeologische vondsten die zijn gedaan echter niet goed worden gedateerd.. Een datering in de Nieuwe tijd A/B ligt

Na het plaatsen van de leiding gebeurt het terreinherstel. Doordat de grond onder de werfweg verdicht is door het zware werfverkeer, wordt deze strook eerst afgegraven

Voor de opfokkosten van vaarzen geldt dat indien deze hoger wordt, de gebruikswaarde van de oudere koeien eveneens toeneemt. Figuur 3 geeft weer hoe de gebruikswaarde van een koe

Hoewel in de huidige studie geen effect was van voeropname tijdens de zoogperiode op de morfologie van de dunne darm na spenen, was de groei van de totale groep van goede eters

Om een overmatige hoeveelheid van deze deeltjes in de dunne fractie te vermijden, is het nodig om de mest te behan­ delen met een vlokmiddel vóórdat deze wordt gescheiden in

Figuur 3.6 Berekende chlorofyl-a concentratie (kalibratie) vergeleken met metingen op locatie Dreischor Het gemiddelde niveau wordt door het model goed voorspeld (Figuur 3.6)..