• No results found

Familie DE WERDT DEKKERS Verbastering van achternamen Cees de Werdt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Familie DE WERDT DEKKERS Verbastering van achternamen Cees de Werdt"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoofdstuk 17

Familie DE WERDT – DEKKERS

Verbastering van achternamen

Cees de Werdt

Achternamen, oorsprong en ontwikkeling in de tijd Vier categorieën achternamen

Om beter te begrijpen wat naamsverbastering precies inhoudt is het belangrijk om te weten hoe onze achternamen tot stand zijn gekomen. Dit is eenvoudig uit te leggen. Globaal genomen zijn er vier hoofdgroepen in de verdeling van achternamen.

1. Beroepsnamen: deze zijn afkomstig van het beroep van een van onze voorouders (Schoenmakers, Kuipers, Boers en Raaijmakers);

2. Geografische namen: dit zijn namen van een gebied of dorp waar een van onze

voorouders heeft gewoond (Van Asten, Van Dongen, Van Helvoirt, Van Antwerpen, Van Strijdhoven en Van de Plas);

3. Afstammingsnamen, ook wel patroniemen genoemd: deze verwijzen naar de voornaam van een van onze voorouders (Lombarts wordt Lommers, Hessel wordt Heessels, Robbrecht wordt Robben, Symon wordt Moonen en Denis wordt Denissen);

4. Eigenschapnamen: deze verwijzen naar een bepaalde eigenschap van een van onze voorouders (De Cort, De Zwarte, Withaar en De Groot).

Er zijn natuurlijk opvallende uitzonderingen zoals Baksteen, Naaktgeboren of Thuis in ’t Veld.

Dergelijke uitzonderingen kunnen leiden tot bijzondere namencombinaties bij huwelijken, zoals in het geval van de familie Achterop - De Kwaadsteniet.

Verbastering van achternamen

Onder verbastering van achternamen verstaan we een achternaam die in de loop der tijd sterk van vorm is veranderd. Het verschijnsel kan voortkomen uit het verkeerd uitspreken van de naam. Vervolgens breidt dat zich gaandeweg uit naar veranderde schrijfwijze. Het verschijnsel van verbastering kan ook te maken hebben met het dialect. Een mooi voorbeeld is de beroepsnaam “Koster”. De familienaam Koster had in de dialecten verschillende

klankvarianten: köster, kuster, keuster en kuister. In de regio waar men köster zei, werd deze klinker op de familienamen overgedragen. Zo ontstonden de achternamen De Koster,

Kosters, Kösters, De Köster, Kusters, Kuisters, Ceusters en Cuysters.

Ambtenaren en geestelijken waren niet altijd even accuraat in het noteren van de juiste spellingswijze. Meestal was het een eenmalige verschrijving, een andere keer bleef men deze verandering (verbastering) aanhouden. In oude archiefstukken moet men niet raar opkijken als leden van een familie meerdere verschillende schrijfwijzen van hun achternaam hanteren. Het verschillend schrijven van achternamen door familieleden uit één gezin, is een verschijnsel dat we ook tegenkomen in oude archiefstukken van Udenhoutse families. Dan spreken we onder andere over de familie Witlox, Teurlings, Pijnenburg, Heessels en De Werdt.

Een groot gedeelte van de bevolking was in vroeger tijd analfabeet en kon zijn eigen naam niet schrijven, dus ook niet controleren of de schrijfwijze correct was.

De invloed van Napoleon

Voor 1811 was het vooral de kerk die de geboorte, het huwelijk en het overlijden

registreerde. Na de inlijving van Nederland door Frankrijk nam de staat deze taak over. Na 1811 was iedereen verplicht zijn of haar achternaam te bevestigen of een nieuwe

achternaam aan te nemen. Vanaf die tijd moest men zich houden aan de spellingswijze

(2)

zoals die in de geboorteakte was opgetekend. Er zouden zich vanaf 1811 geen verbasteringen van achternamen meer mogen voordoen. Toch gebeurde dat ook in Udenhout nog wel. Zo hebben de kinderen uit het gezin van Sjef van der Plas en Klien Beekmans twee verschillende achternamen: Van de Plas en Van der Plas. En zo hebben de kinderen uit het gezin van Jan Teurlings en Marie Burgmans twee verschillende

achternamen: drie kinderen heten Teurlings en drie kinderen Teurlinx.

Bijvoorbeeld de achternaam De Werdt

De achternaam van familie De Werdt is een mooi voorbeeld. De achternaam De Werdt werd in het verleden op verschillende manieren geschreven. Voorbeelden van schrijfwijze zijn onder meer: De Wert, De Werd, De Weert, De Weerdt, De Weerd, De Weirdt en De Waart.

Men had zo te zien de meeste moeite met de (d), (t) of (dt). Voordat de genealogische gegevens over familie De Werdt waren uitgezocht, wist niemand in de familie de oorsprong en de betekenis van hun familienaam. Om hier meer over te weet te komen moesten we gaan zoeken in de archieven. Tijdens het doorzoeken van het archief van Helvoirt, dat bewaard werd in Vught en later in het provinciaal archief in Den Bosch, deed zich een bijzonder toeval voor. Cees de Werdt uit Udenhout en Dennis de Waart uit Wormer (Noord- Holland) waren onafhankelijk van elkaar, zonder dat zij het van elkaar wisten, op zoek naar een en dezelfde voorvader. De vroegste voorvader die Cees de Werdt tot dan toe gevonden had, was Jan Andries Peters de Weert, inwoner van Helvoirt. De vroegste voorvader die Dennis de Waart gevonden had was Cornelis Andries Peters de Weert, inwoner van

Giersbergen. Het bleken broers van elkaar. Zij kwamen uit een gezin met vijf kinderen. Hun ouders waren Andries Peters de Weert en diens echtgenoot Geertruijt.

Na lang zoeken in oude geschriften en documenten, vonden ze in het rechterlijk archief van Den Bosch (de Bossche Protocollen) een zestal documenten waarin vermeld stond dat de vader van Jan en Cornelis Andries Peters de Weert herbergier (waard) was in herberg “De Zwarte Leeuw” in Helvoirt. In de documenten staat tevens geschreven dat deze herbergier een rauw (ruw) heerschap was. Hij stond in zijn omgeving bekent als rauwe Dries. In de context van het archiefstuk moet men de uitdrukking “rauwe Dries” zien als: onbeschaamd, hard, ongemanierd en hij die zich bezigt met ruw taalgebruik. De naam “waard” (ander woord voor herbergier) werd in die tijd geschreven als Weert of Wert.

De familienaam De Werdt is oorspronkelijk ontstaan als beroepsnaam De Weert, vervolgens verbasterd in De Wert en daarna veranderd in De Werdt. De achternaam van de familietak van De Waart uit Wormer is ook ontstaan als beroepsnaam De Weert, vervolgens verbasterd in De Weirdt en daarna veranderd in De Waart. U ziet dus, dat beide familietakken van twee broers (beide geboren in de 16e eeuw) door verbastering, op de dag van vandaag totaal van elkaar kunnen verschillen.

Een toepasselijke woordspeling voor familienaam De Weert, De Werdt:
Die zijn achternaam niet eert is zijn eigen naam niet we(e)rdt.

De familienaam De Werdt

De familienaam De Werdt is een beroepsnaam, afkomstig van het beroep van waard of herbergier. In 1947 waren er in Nederland slechts 93 inwoners met de achternaam De Werdt. Daarvan woonde het gros, 88, in Brabant, waarvan 2 in Udenhout. In 2007 waren dat er in heel Nederland 209, die voornamelijk in Midden- en Zuidoost-Brabant woonden.

De stamhuizen

In de periode tussen 1548 en 1914 hebben de families uit de stamreeks “De Werdt”

achtereenvolgens gewoond in Helvoirt, Cromvoirt, Helvoirt, Udenhout, Helvoirt, Haaren en vervolgens wederom in Udenhout (Biezenmortel). Er zijn een aantal (stam)huizen van familie De Werdt bekend. In onderstaande beschrijvingen is gekozen voor: het stamhuis in Helvoirt

(3)

(1548), het Goed (de Uithof) te Giersbergen (1614), het stamhuis in den Brand in Udenhout (1779) en het stamhuis op ’t Winkel in Biezenmortel (1931).

Helvoirt

Het eerste stamhuis dat ons bekend is, is tevens het huis van de stamvader van familienaam De Werdt. Het huis is gekocht door Andries Peters Dircx de Weert (geboren circa 1530 en overleden in 1600 te Helvoirt). De gegevens van de koop zijn vastgelegd in een akte in het oud rechterlijk archief van Helvoirt. In dit document lezen we dat op 15 juli 1548 de kopers en verkopers voor schepenen van Helvoirt de koop bekrachtigden. De koopakte die toentertijd is opgesteld is voor ons bewaard gebleven. In de betreffende koopakte staat nauwkeurig beschreven waaruit de koop bestond, de plaats waar het huis gestaan heeft en waar de landerijen gelegen waren. De koop omvatte: een huijs, hoff, scheure met den gronde aen mecander gelegen, lant ende weijde daer aen liggende, moergronden in Helvoirt ter plaetssen genoemt Den Eijnde, hooijlant en weijlant ter plaatssen genoemt aen de Essche heijde en lant en hooijlant in Vucht, ter plaetse de Sint Peters parochie. De woning met landerijen moeten we zoeken in Helvoirt omtrent het kruispunt nabij De Zwarte Leeuw (nu pannenkoekenrestaurant “Den Tol”). Zo rond 1564 heeft Andries Peters de Weert zijn huis aan anderen verpacht en is zelf “als zijnde herbergier (waard)” gaan wonen in herberg De Zwarte Leeuw in Helvoirt. In diverse akten uit het Bossche Protocol (verslagen van

schepenen) is op te maken dat Andries Peters de Weert tot zeker 1574 en wellicht een langere tijd de gehele herberg “De Zwarte Leeuw” in gebruik heeft gehad. Het was een zware tijd voor de dorpen nabij de stad Den Bosch met de Beeldenstorm die plaatsvond tussen augustus en oktober 1566 en die indirect leidde tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648). Naar we mogen aannemen is de familie De Weert na de periode in herberg “De Zwarte Leeuw” weer gaan wonen in hun eigen huis. Door het ontbreken van een akte over de verdeling van de erfenis (boedelscheiding), is het onduidelijk of het in 1548 gekochte stamhuis in de familie is gebleven.

Giersbergen

Op 1 september 1614 krijgen de beide rentmeesters Cornelis Andriessen de Weert (zoon van de stamvader van familie De Werdt uit Biezenmortel) en Thomas Dirxs van den Heuvel uit Oisterwijk, het goed Giersbergen door koop in hun bezit. Het goed (Uithof) Giersbergen is vanaf het jaar 1244 tot aan de verkoop in 1614 in het bezit geweest van Abdij Ter Kameren (Cisterciënzerorde) te Citeaux bij Brussel. De abdij had dit landgoed verworven door middel van schenking en aankoop. Vanwege de grote afstand tussen de abdij en het goed

Giersbergen, maar ook door de heersende oorlogsomstandigheden in Brabant, was de abdij voornemens om tot verkoop van het goed over te gaan. Het goed Giersbergen was niet meer rendabel. Tevens kon de abdij het geld goed gebruiken om de schade die zij zelf tijdens de oorlog hadden ondervonden te kunnen bekostigen. Als eerste verkocht de abdij aan

verschillende personen ongeveer 150 bunder heide en weiland gelegen in Drunen, Cromvoirt en Helvoirt. Daarna verkochten zij het resterend Giersbergs goed, een kleine 300 bunder, waaronder ook het Giersbergs broek gelegen onder Udenhout en de Beemden die gelegen waren in Cromvoirt aan Cornelis Andriessen de Weert en Thomas Dirxs van den Heuvel, de eerste werd de baas op de Maaijhoeve en de tweede op de Poorthoeve. De verdere

verdeling van het goed Giersbergen vindt plaats op 27 mei 1616. Behalve de twee

eerdergenoemde hoeven (boerderijen) bestond het goed uit: hovingen, schueren, stallen, scoppen met henne gronden en henne toebehoren, soo ackerlanden, weijlanden, strepen, boomgaerden, bosschen, straten, ledige plaatsen, heijden en duijnen. De als laatst

genoemde duinen bleven onverdeeld. We mogen aannemen dat Cornelis Andriessen de Weert al voor de koop op de Maaijhoeve woonde, Cornelis was getrouwd met Anna

Wouters. In 1629 stonden er in Giersbergen negen boerderijen, zes hiervan waren bewoond door kinderen en weduwe van Cornelis Andriessen de Weert en drie door familie Van den Heuvel. De vader van Cornelis was Andries Peters de Weert, de eerder besproken

herbergier in herberg “De Zwarte Leeuw” in Helvoirt, die tevens stamvader van familie De Werdt uit Biezenmortel is. De broer van Cornelis was Jan Andriessen de Weert. Jan

(4)

Andriessen de Weert is in 1551 te Helvoirt geboren en was gegoed in Helvoirt, Esch en Vught, ook was hij meerdere malen schepenen en Heilige Geestmeester in Helvoirt. Deze Jan Andriessen was tweemaal getrouwd. Uit het eerste huwelijk had hij zes- en uit het tweede huwelijk twee kinderen. Deze twee kinderen uit het tweede huwelijk kreeg Jan Andriessen op een respectabele leeftijd van 61 en 63 jaar. Het goed Giersbergen is nog lange tijd in het bezit gebleven van beide families De Weert en Van den Heuvel. Momenteel is Giersbergen een gehucht in de gemeente Heusden. Als afsluiting een mooi citaat van Heemkundige F. W. Smulders: Op een zomerse dag, gezeten op het terras bij herberg “De Drie Linden”, uitkijkend op het historisch hartje van Giersbergen, kun je met een beetje fantasie je verplaatsen in de 17e eeuw, en zie je “De Maaijhoeve” als middelpunt van dit rustiek “aan de duinen gelegen” gehuchtje.

Den Brand

Vijf generaties verder zijn we aanbeland bij Johannes Cornelis de Wert (Werdt). Het is in het jaar 1779 dat Johannes Cornelis de Werdt, zoon van Cornelis Joosten de Werdt en Anna Marie Bloemendaal, in het huwelijk treedt met Johanna van de Plas. Johanna is een dochter van de in Udenhout wonende Hendricus van de Plas en Adriana van Strijdhoven. Het was voor de tweede maal dat Johannes Cornelis de Werdt trouwde, eerder was hij getrouwd met Janneke Mattheus Witlox uit Cromvoirt. Het echtpaar betrekt een woning in buurtschap den Brand in Udenhout. De betreffende woning moet gestaan hebben, daar waar nu café De Rustende Jager is gevestigd. Het was een boerderijtje annex café. Bij het gezin zijn acht kinderen geboren, twee zoons en zes dochters. Verder zijn er bij familie De Werdt nog twee vermeldenswaardige voorvallen te melden: de oudste dochter Johanna de Werdt, ongehuwd, kreeg op haar 37-jarige leeftijd een kind, de naam is Jan. In de geboorteakte van Jan staat vermeld dat de vader onbekend is, in ieder geval niet bekend gemaakt. Maar wat schetst onze verbazing! Iets verder in het notarieel archief lezen we dat op 23 mei 1819 Peter Adriaans Verhoeven, van beroep landbouwer, weduwnaar van Adriana Joost van Iersel het vruchtgebruik van een perceel teulland schenkt aan Jan, het vijf maanden oude kind van Johanna de Werdt. Dit betreffende perceel teulland is gelegen in Biezenmortel. Uit deze gegevens kunnen we met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid opmaken dat Peter Adriaans Verhoeven het kind heeft verwekt.

Een ander incident waarin Johannes de Werdt een rol speelde was de dood van zwerver Cornelis Burgmans alias Jan Barrevoets. De zwerver had zich voorgenomen om een eerdere ruzie met Jasper Lommers bij te leggen. Op 8 mei 1792 was het zover, Barrevoets was op weg naar Lommers. Omdat Barrevoets al tweemaal de ruiten bij het café van Johannes de Werdt had ingegooid en al eerder had gedreigd om het huis van Lommers in de brand te steken, was de cafébaas op zijn hoede. Onderweg naar Lommers eiste Barrevoets bij café De Werdt een fles jenever met de bedoeling om die bij Lommers op te drinken. Cafébaas De Werdt vertrouwde het niet, hij volgde Barrevoets. De fles jenever werd bij Lommers

opgedronken. Hierna eiste Barrevoets van de cafébaas dat hij een nieuwe fles jenever ging halen. Dat weigerde hij, waarna Barrevoets hem met een ijzeren schop bedreigde, hierop vluchtte De Werdt het huis uit. Barrevoets richtte zich vervolgens op Lommers en zijn 24- jarige dochter. Lommers kreeg rake klappen met de schop en zijn dochter werd nagezeten met een riek. Beiden vluchtten naar het dorp, waar direct een boerenwacht werd

samengesteld. De vier personen tellende boerenwacht toog naar de woning van Lommers.

Barrevoets had inmiddels alles in de woning kort en klein geslagen. Toen de zwerver de boerenwacht gewaar werd, bedreigde hij hen met de riek. Daarop schoot men hem neer en Barrevoets overleed een half uur later aan zijn verwondingen.

Winkelsehoek

Het is 1914 als Cornelis de Werdt met zijn vrouw Johanna Dekkers vanuit de Korte Achterstraat in Helvoirt verhuizen naar Holleneind 14a in Haaren. Holleneind 14a bevond zich aan het einde van de laan van Huize Assisië, aan de overzijde van de rijksweg. Echter na 12 jaar stierf Cornelis de Werdt. De weduwe Johanna de Werdt verkocht het huis in

(5)

Haaren en was voornemens om met haar twee zonen, Jos en Piet, in Biezenmortel te gaan wonen. Al snel had de familie een geschikte locatie gevonden in de Winkelsehoek. Het grondperceel waarop het huis is gebouwd was afkomstig van Arnoldus Verhoeven uit Biezenmortel, Winkelsehoek C110. Door middel van een openbare aanbesteding kregen aannemers de kans om zich voor de bouw van een huis op de verkregen grond te laten inschrijven. Uiteindelijk zijn er negen inschrijvingen. De bouw werd gegund aan M. van Zon uit Udenhout, Van Zon was met een bedrag van ƒ2.695,- de laagste inschrijver. Het huis kreeg een mansardedak (Franse kap), een bouwstijl die kenmerkend was voor die periode.

In de tijd tussen de verkoop van het huis in Haaren en het opleveren van de woning in de Biezenmortel heeft familie De Werdt gewoond in een keuterboerderijtje in de Winkelsehoek, nu Winkelsestraat 16. Eind 1931 is hun nieuwe woning opgeleverd, Winkelsehoek C107, nu Winkelsestraat 12. Eenentwintig jaren later op 15 oktober 1947 trouwt Jos (de oudste zoon) met Josephina (Fien) Kremers uit Udenhout. Het echtpaar trekt in bij Fien thuis in Udenhout (achter de kerk D195). Na enkele jaren in Udenhout te hebben gewoond is de familie teruggegaan naar het stamhuis in Biezenmortel. De weduwe Johanna de Werdt kreeg woonruimte in de voorkamer. Piet, de broer van Jos de Werdt, is later – op 28 juli 1959 – getrouwd met Riet van Dommelen uit Sint-Hubert. Zij bewonen een huis in de

Capucijnenstraat in Biezenmortel. Bij de familie De Werdt – van Dommelen worden twee kinderen geboren (Frank en Lia). Bij Jos en Fien de Werdt – Kremers zal de familie uitgroeien naar zes kinderen (Joke, Wim, Cees, Jan, Ria en André). In verband met de grootte van het gezin van Jos de Werdt gaat de weduwe Johanna De Werdt – Dekkers inwonen bij Piet en Riet de Werdt in de Capucijnenstraat, waar zij de rest van haar leven heeft doorgebracht. André de Werdt, de jongste uit het gezin, is na een grote verbouwing in het stamhuis blijven wonen.

Familieverhalen Snoep voor één cent

Het was op de 16e oktober 1947 dat Adrianus Antonius (Jos) de Werdt in het huwelijk trad met Josephina Adriana (Fien) Kremers. Jos de Werdt woont tot aan de dag van het huwelijk samen met zijn moeder Johanna (Han) de Werdt – Dekkers en zijn broer Piet op het adres Winkelsehoek C107 in Biezenmortel. Fien Kremers (de toekomstige echtgenoot van Jos) is een dochter van Wilhelmus Kremers en Johanna Maria (Mieke) Heerkens uit Udenhout. Het pasgetrouwd stel gaat bij de ouders van Fien Kremers thuis inwonen, het adres is Slimstraat (D195) achter de kerk. Deze woning was, en is nog steeds, eigendom van het kerkbestuur van Udenhout. De reden waarom de ouders van Fien Kremers in deze woning van het kerkbestuur mochten gaan wonen is het volgende: Willem Kremers was fabrieksarbeider.

Vanaf zijn twaalfde levensjaar heeft hij gewerkt bij de Steenfabriek Udenhout, de

Lederfabriek in Oisterwijk, de Nederlandse Spoorwegen en bij de Melkfabriek Udenhout. In 1926 is Willem ziek geworden, en later zelfs invalide. Hoe moest het nu verder met het gezin nu de kostwinner was weggevallen? De enige inkomsten die nog restten was ƒ2,50 per week afkomstig van de zogenaamde rentezegels. Mieke Kremers, 49 jaar oud en met vier

kinderen (Fien, Jan, Adriaan en Maria), moest de kost gaan verdienen. Pastoor Van Eijl kwam met een oplossing en hij bood haar aan om te komen wonen in de woning van het kerkbestuur, gelegen achter de kerk. Hier zou zij tevens een winkeltje kunnen beginnen.

Mieke Kremers stemde hiermee in. Hun eigen dubbele woning in “Klein Duitsland” (E1459 en E1460) werd verhuurd, de extra inkomsten hieruit bedroegen respectievelijk ƒ2,50 en ƒ3,00 per week. Tegen alle verwachtingen in ontwikkelde zich het een en ander goed, de zaak met kruidenierswaren annex rookwaren liep voorspoedig. Ouderen onder ons weten zich nog enkele details te herinneren: dat kinderen tijdens de kindsheid van pastoor Van Eijl drie centen meekregen, twee centen voor de collectebus en één cent om snoep te kopen in het winkeltje van Mieke Kremers. Mieke had het snoepgoed dan al van tevoren op de toonbank uitgestald. Voor één cent kon je kiezen uit tientallen soorten snoep. Om een keuze te maken tussen al dat lekkers had je uitgebreid de tijd nodig. Volgens de overlevering lukte het de

(6)

brutaalste jongens om wat extra snoep weg te stoppen als Mieke Kremers even achter in de winkel was. De kloek (de vrouw die de kinderen tijdens de kindsheid begeleidde) hield goed in de gaten of dat alles op de juiste wijze verliep. Ook de voetballers van het door pastoor Van Eijl opgerichte patronaatsvoetbal-elftal (Vide en Rapid) kregen na een gewonnen wedstrijd twee centen om snoep te kopen bij Mieke Kremers. Als pastoor Van Eijl eens stevig was uitgevallen tegen een van de jonge schoolkinderen gaf hij één cent om het weer een beetje goed te maken. Kortom, alles ging voor de wind tot aan de Tweede Wereldoorlog.

Onder en na de oorlog kwam de klad er in. Enkele jaren na de oorlog heeft het

kruidenierswinkeltje opgehouden te bestaan. Zoals eerder gezegd is Fien Kremers na de oorlog getrouwd met Jos de Werdt. Zij zijn bij Fien thuis ingetrokken. Op dat moment is alleen moeder met haar jongste dochter Maria nog thuis. Adriaan (Joanneke) is koster in de Lambertuskerk en Jan is huisschilder in Asten, beide uitwonend. Nadat bij Fien en Jos het tweede kind is geboren verhuizen zij terug naar het ouderlijk huis in Biezenmortel

(Winkelsehoek C107).

Verhalen over Assisië

Jos en Piet de Werdt werkten beiden op Assisië. Ze maakten veel mee. Onderstaand twee verhaaltjes die thuis vaak werden verteld.

Krentenmik en worst

In die tijd kreeg het personeel met Kerstmis van de broeders van Huize Assisië een kerstgratificatie. De gratificatie bestond uit extra zware krentenmik en worst. De verdeling van de krentenmikken en de worsten was navenant men kinderen had. Dat was geen ongelukkige verdeling voor Jos de Werdt. Jos had namelijk zes kinderen en kwam met heel wat krentenmikken en meters worst naar huis.

Vlooien vangen

Om het werk van de broeders enigszins te verlichten, en om een extra centje bij te verdienen, kon Jos de Werdt bij regelmaat op de zondag terugkomen om op afdeling Antonius de bewoners uit bed te halen, te verschonen en te wassen. Voor dat werk kreeg Jos per zondag twee kwartjes extra uitbetaald. In die tijd wemelde het op de afdelingen van de vlooien. Jos had ooit op één zondag 75 vlooien weten te vangen. Later in 1939 kwam het verdelgingsstof “DDT” met een toxische werking op luizen, bedwantsen, vlooien en muggen.

Toen was de vlooienplaag gelukkig verleden tijd.

De stamreeks

I. Henrich Dierixssen (circa 1475) II. Peter Henrich Dierixssen (circa 1500)

III. Andries Peters de Weert (circa 1525) x Geertruijt

IV. Jan Andriessen de Weert (Helvoirt, 1551) x Meriken Marten Peters (2e echtgenote) V. Jacob Janssen de Weert (Helvoirt 1612) x Joostine Cornelis Bloemendael (tweede

echtgenote)

VI. Petrus Jacobs de Weert (Helvoirt, circa 1645) x Maria Adriani van Zon VII. Judocus Petrus de Weert (Helvoirt, 1680) x Wilhelmina Cornelis Theunisse VIII. Cornelis Joosten de Wert (Helvoirt, 1713) x Anna Maria Bloemendaal

IX. Johannes Cornelis de Wert (Helvoirt, 1745) x2 Johanna Hendricus van de Plas X. Walterus de Werdt (Udenhout, 1798) x Antoinetta de Bont

XI. Gerardus de Werdt (Helvoirt, 1825) x Petronella van Rijswijk XII. Cornelis de Werdt (Helvoirt, 1879) x Johanna Dekkers Het gezin Cornelis de Werdt en Johanna Dekkers

Naam Geboren Huwelijk Overleden

(7)

1 Gerardus Petrus

18 december 1911

Udenhout

4 januari 1912 Udenhout

2 Gerardus

Adrianus

10 mei 1913 Udenhout

26 december 1913 Udenhout

3 Adrianus

Antonius (Jos) 13 juni 1915

Haaren Josephina Adriana

(Fien) Kremers 1 oktober 2003 Udenhout

4 Petrus

Antonius (Piet)

15 december 1918

Haaren

Henrica (Riet) van Dommelen

26 september 1995 Haaren

Vroeger baden mensen tot de heilige Antonius of tot de heilige Gerardus als ze problemen hadden met kinderen krijgen of kinderen grootbrengen. Opa en oma De Werdt hebben de beide eerste kinderen op hele jonge leeftijd verloren, de eerste Gerardus werd maar 1 maand oud, de tweede Gerardus werd zeven maanden oud. Opa en oma hebben daarna ongetwijfeld vurig tot de heilig Antonius gebeden. Want de twee kinderen erna, Jos en Piet, hebben beiden als tweede doopnaam Antonius.

Familieleden

Walterus de Werdt, overleden in Veenhuizen

Het is 23 oktober 1798 als Walterus de Werdt in Udenhout wordt gedoopt. Walterus was een zoon van Johannes Cornelis de Wert (de achternaam wordt later De Werdt) en van Johanna Hendricus van de Plas. De familie woonde in den Brand ter hoogte waar nu De Rustende Jager gevestigd is. Walterus de Werdt was de jongste uit het gezin met acht kinderen, twee jongens en zes meisjes. Ook had de vader nog een onecht kind, een jongen. Op jonge leeftijd – op 1 mei 1800, Walterus was toen anderhalf jaar oud – overleed zijn vader. Als jonge man moest Walterus thuis werken, zijn oudere broer was gestorven en zijn halfbroer woonde uit huis. Walterus was dus de enige man in huis. Naast het werk thuis deed hij als schoenmakersknecht werk bij een schoenmaker in het dorp. Toen Walterus 19 jaar was, is hij voor een tijd van vijf jaar ingeschreven bij de nationale militie (militaire dienst). Walterus werd ingelijfd bij het 3e bataljon Artillerie Trein. Nadat hij de diensttijd met goed gedrag had uitgediend gaat Walterus terug naar Udenhout. Omdat de ouderlijke woning in den Brand tijdens zijn diensttijd in 1820 is verkocht, is hij werk gaan zoeken en vond dat bij een plaatselijke schoenmaker in Helvoirt. In Helvoirt leerde hij Antonetta de Bont kennen, waarmee hij al snel trouwde. Antonetta de Bont was 14 jaar ouder dan Walterus. Het

huwelijk vond plaats op 13 juli 1823 in de gemeente Helvoirt. Het echtpaar gaat wonen in de Korte Achterstraat (nu Sint-Nicolaasstraat) in Helvoirt. De betreffende woning kwam uit de nalatenschap van de ouders van Antonetta de Bont. In de periode 1823 tot 1830 zijn er in het gezin vijf jongens geboren, twee van hen zijn al op jonge leeftijd gestorven. Halverwege 1837 is de verstandshouding tussen de beide echtelieden niet ideaal te noemen, er

ontstonden de nodige spanningen binnen de familie. Beetje bij beetje namen de spanningen bij het echtpaar grotere vormen aan. Tot overmaat van ramp moest het gezin ook nog hun huis verkopen en bij gebrek van iets anders moesten ze gaan inwonen bij de zwager van Walterus. De spanningen werden erger en erger en het resulteerde regelmatig in

uitbarstingen. Het resultaat van het een en ander was, dat buren en familieleden hun beklag gingen doen bij de burgemeester. De klacht luidde dat Walterus zijn vrouw bedreigde en mishandelde. Tevens dreigde hij het huis waar de familie onderdak had, in brand te steken.

Tenslotte zou door hem het Kerkeind van Helvoirt binnenkort afgestookt worden.

Hieropvolgend heeft de marechaussee van Boxtel Walterus opgepakt en naar het huis van bewaring (tuchthuis) in Den Bosch gebracht. Later is hij veroordeeld tot twee jaar

gevangenisschap in de strafgevangenis Oostereiland in Hoorn provincie Noord-Holland. Na het uitzitten van zijn straftijd, voegde Walterus zich weer bij zijn gezin in Helvoirt. Lang duurde de rust niet, want na nieuwe mishandelingen heeft Walterus zijn vrouw en kinderen

(8)

verlaten en is daarna zwervende. Als het oudste kind op 11-jarige leeftijd op 11 september 1841 sterft, zien we in het overlijdensregister van Helvoirt dat de woonplaats van de vader (Walterus) als onbekend is opgegeven. Uit het bevolkingsregister van Terheijden kunnen we opmaken dat Walterus binnen het tijdvak van 1840 tot 1844 tijdelijk is ingeschreven in de gemeente Rosmalen en tien maanden als schoenmaker gewerkt heeft in de gemeente Terheijden. Volgens het bevolkingsregister van Terheijden is Walterus vanuit Terheijden vertrokken naar Schilde in België. Of Walterus ook daadwerkelijk in Schilde is aangekomen is nog een vraag. Het duurde deze keer tot 1845 dat Walterus weer in Helvoirt werd gezien, en hoe! Inwoners hadden hem dronken gezien, dreigende met brandstichting en het

doodsteken van de pastoor en de armenmeester als hij geen geld zou krijgen. Tevens werd er vermeld dat hij een nieuw bedlaken had gestolen en had doorverkocht. Het verhaal herhaalde zich opnieuw. De burgemeester kreeg een beklag en heeft vervolgens actie ondernomen. Walterus moest wederom naar het huis van bewaring (tuchthuis) in Den Bosch, dit keer kreeg hij zes maanden hechtenis. Nadat hij zijn straf heeft uitgezeten is Walterus wederom teruggegaan naar zijn gezin in Helvoirt. Na een korte periode thuis is hij opnieuw gaan zwerven en nooit meer in Helvoirt gezien. Het zwerven en bedelen kwam hem duur te staan. In juli 1846 namelijk is Walterus al bedelend gezien in de gemeente

Noordeloos in de provincie Zuid-Holland. De gemeente Noordeloos bezigde binnen de grenzen een beleid met verbod op bedelarij. Walterus werd opgepakt en overgebracht naar het huis van bewaring in Gorinchem (Zuid-Holland) waar hij op 1 augustus 1846 wordt gehoord. De beklaagde zal ter zake van bedelarij een correctionele gevangenisstraf krijgen van drie weken, mits dat Walterus na zijn strafuitzitting wordt overgebracht naar

bedelaarsgesticht Ommerschans (gemeente Ommen) in de provincie Overijssel, en van daar naar bedelaarsgesticht Veenhuizen (gemeente Norg) provincie Drenthe. In het

bedelaarsgesticht Veenhuizen werd een op militaire discipline gebaseerde tucht uitgeoefend.

Na negen maanden verblijf in het gesticht is Walterus op zaterdag 8 mei 1847 door

zaalopzieners dood aangetroffen in bed. De doodsoorzaak was naar alle waarschijnlijkheid cholera. Walterus de Werdt is begraven op het Rooms-Katholieke gedeelte van de algemene begraafplaats van Veenhuizen, dodenakker genoemd. Pas vijf maanden na het overlijden van Walterus de Werdt, kreeg de gemeente Helvoirt een kennisgeving en een doodextract van de overledene.

Frater Eleutherius (Christiaan) de Werdt

Christiaan de Werdt (Frater Eleutherius) is geboren op 13 april 1872 in Helvoirt. Zijn ouders waren Johannes Cornelis de Werdt (1825–1900), schoenmaker uit Helvoirt, en Catharina van de Pas (1825-1903), (dochter van Heiliger van de Pas en Christina Adriaans), beiden uit Udenhout. Uitgezonderd twee vroeg overleden zusjes, was Christiaan de Werdt enigst kind thuis. Het gezin woonde in de Korte Achterstraat (D49) in Helvoirt, tegenwoordig Sint- Nicolaasstraat. Christiaan de Werdt is op elfjarige leeftijd op 10 september 1883 in de Tilburgse gemeente ingeschreven. Hij is vervolgens opgenomen als kwekeling op de

kweekschool van de fratergemeenschap van Tilburg. In het jaar 1889 werd Christian novice, gevolgd door het doen van de eeuwige gelofte. Hierna ging Christiaan door het leven als frater Eleutherius. Hij koos voor een toekomst als religieus onderwijzer. De frater-

onderwijzers hadden een veelzijdig en afwisselend leven, zoals contacten met de

medeleraren en de ouders van de leerlingen, maar ook het sporten, lichamelijke oefeningen, jaarlijkse uitjes (bijvoorbeeld naar de Loonse- en Drunense duinen), toneelspel en

Kerstspelen. Op diverse lagere scholen en scholen voor lager economisch onderwijs heeft frater Eleutherius lesgegeven. In die periode heeft hij de aktes Frans, wiskunde en vrije- en ordeoefeningen behaald. Het gevolg was dat hij mede daardoor les kon geven aan

kweekscholen en mulo. Zoals op vele scholen kregen onderwijzers een bijnaam toebedeeld.

Op de Tilburgse LEO-school (handelsklassen) was de bijnaam van frater Eleutherius de Werdt “de Neus”. Zonder hiervoor ooit les te hebben genomen behaalde frater Eleutherius op 42-jarige leeftijd de akte Boekhouden (middelbaar onderwijs), waarna hij in 1915 tot procurator van de congregatie werd benoemd. In deze functie reorganiseerde hij de boekhouding van het hoofdbestuur en nevenvestigingen met een door hem zelf bedacht

(9)

systeem, hiermee was hij toen de tijd ver vooruit. Van 1926 tot 1938 heeft hij met de nieuwe titel van econoom-generaal de verantwoording voor het financieel beheer gedragen. Op 26 januari 1963 is frater Eleutherius op 90-jarige leeftijd in het moederhuis in Tilburg overleden.

Jos en Piet de Werdt 50 jaar in dienstverband en dubbel gedecoreerd

De gebroeders Jos en Piet de Werdt zijn de uitzonderlijke eer ten deel gevallen voor hun bewezen diensten aan de Rooms-katholieke Kerk en het katholieke geloof te zijn

onderscheiden met de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice (Latijn voor Kerk en Paus). Met deze kerkelijke eer werd nog eens de relatie benadrukt die de kerk gehad heeft met Huize Assisië, en het feit dat de instelling van oorsprong geheel in handen was van Broeders Penitenten. De zilveren koninklijke eremedaille verbonden aan de Orde van

Oranje-Nassau en de pauselijke eer heeft Jos op de dag van de arbeid (dinsdag 1 mei 1979) gekregen, dus dubbelop gedecoreerd. De dag van de huldiging was tevens de dag dat Jos 50 jaar op Huize Assisië had gewerkt. Piet had net zoals Jos tijdens zijn 50-jarig

dienstjubileum “dat gevierd werd op 29 april 1983” de pauselijke eer ontvangen. De koninklijke medaille (in het goud) kreeg Piet al 10 jaar eerder op 27 april 1973 tijdens de viering van 40 dienstjaren. Het verschil in edelmetaal (goud en zilver) tussen Jos en Piet zal hem gezeten hebben in de functie van de persoon.

Jos de Werdt

Jos was nog net geen 14 jaar toen hij op 1 mei 1929 als tuinmansknecht op Huize Assisië begon, Jos had als het ware de taak van zijn pas overleden vader “ook tuinman” voortgezet.

Het aanvangssalaris van Jos was 5 gulden per week, wat voor iemand van die leeftijd behoorlijk veel was. De werktijden in de agrarische dienst waren lang, de dagdienst was van zeven uur ’s morgens tot half negen in de avond. Ook op de zondag was er voor Jos geen rust. Dan kon hij voor wat extra inkomen de verpleging meehelpen om de patiënten uit bed te halen. Op het moment dat Jos in dienst trad had Driek Verhoeven de leiding over de tuin, moestuin, wegen en lanen. Onder zijn leiding zijn hierbij werkzaam: twee inwonende knechten, vijf uitwonende arbeiders (waaronder Jos) en zeven cliënten. Jos heeft in de avonduren een tuinbouwcursus gevolgd, verder heeft hij zich in de instelling opgewerkt tot een volwaardig tuinman. Voor Jos de Werdt behoorde het werken in de bloemenkas tot een van zijn favoriete bezigheden.

Piet de Werdt

Piet was 14 jaar toen hij op 21 april 1933 als hulpverpleger op Huize Assisië is gaan werken.

Ook hij begon met een salaris van 5 gulden per week. Het was zwaar werk, en de werktijd van een knecht-verpleger was van ’s morgens 6.45 tot ’s avonds 21.00 uur. Van een zesdaagse werkweek was nog geen sprake, want ook op zondag moest men inspringen daar waar nodig was. Ten tijde van indiensttreding bestond de verpleegdienst uit 26 Eerwaarde Broeders en 7 leken als hulpverpleger. In 1938 had Piet al zoveel ervaring als hulpverpleger opgedaan, dat hij mocht gaan studeren voor het diploma B (psychiatrisch en zwakzinnigenzorg). Na invoering van de opleiding Z verpleegkundige voor de

zwakzinnigenzorg volgde hij ook deze studie, en later in de zestiger jaren de opleiding kinderbescherming A. In de loop der tijd is Piet binnen de instelling op verschillende

afdelingen hoofd geweest, waarvan de laatste 12 jaar van de afdeling diepzwakzinnigen. Het werken op de afdeling met zwaar gehandicapten heeft Piet als het prettigste ervaren, hij voelde zich daar het beste thuis. Piet kon heel goed met deze jongens omgaan, ook al zeggen ze niets terug. Alleen al een toegestoken hand of een glimlach geeft al heel veel voldoening.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nature and scope of the study Literature review Overview of research environment Empirical research Conclusions Introduction Strategy/ Strategic Management Agricultural

The empirical study will focus on the assessment of corporate entrepreneurial and innovative levels, as well as perceived success determinants within business

The primary objective of this study is accordingly to answer the following research question namely: What provisions are necessary for inclusion in a proposed South African

Het programma rekent uit wat de behoefte is, hoeveel stikstof en andere mineralen voor elke snede uit de mest beschikbaar komen en welke aanvulling met kunstmest dus nog nodig is om

 dŽĞŬŽŵƐƚƐĐĞŶĂƌŝŽ͛ƐƉĂƚŝģŶƚĞƌǀĂƌŝŶŐĞŶ͕ĚĞĐĞŵďĞƌϮϬϭϳͲsĞƌƐůĂŐ ϲ  ŝƐĐƵƐƐŝĞ

The aim of the present study was therefore to investigate the influence of species and gender on the physical measurements, proximate composition and sensory profile (evaluated by

Deze wijziging houdt verband met de implementatie van voorge- nomen beleid uit het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn, de uitwerking van een amendement over strorijke mest,

financiële middelen te zoeken om op de kortst mogelijke termijn barakken voor de militairen te bouwen. Men wist uit het verleden dat huisvesting bij de burgers snel tot onrust