ï*ft.
d e R ec h t s p r a a k
Rechtbank Oost-Brabant
GEMEENTE BERNHEZE INGEKOMEN
2 1 MAM 2017
zaak nr.
doe. nr.
AANTEKENEN PER POST PER FAX 0412-454635 BESTUURSRECHT
datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk bijlage(n) faxnummer afdeling onderwerp
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bernheze
Postbus 19 5384 ZG Heesch
20 maart 2017 Afdeling II
mevr H.A. Struppert 088-3611833
zaaknummer SHE 16/2161 WA BOA V66 758978
073-6202689
het beroep van Verkuijlen Holding B.V. te Heeswijk
bezoekadres Leeghwaterlaan 8 5223 BA 's-Hertogenbosch
correspondentieadres Postbus 90125
5200 MA 's-Hertogenbosch
t 088-3621000 f 073-6202689 www.rechtspraak.nl
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Geachte heer/mevrouw,
Over het beroep met zaaknummer SHE 16 / 2161 WABOA V66 deel ik u het volgende mee.
De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitspraak met een ECLI-nummer, is de tekst van de betreffende uitspraak onder dat nummer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een
beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.n 1 voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep.
Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer.
Als u de rechtbank belt of schrijft, verzoek ik u het zaaknummer te vermelden.
Hoogachtend,
de griffier
BE022
uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch Bestuursrecht
zaaknummers; SHE 16/2141 SHE 16/2161
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2017 in de zaak tussen Verkuijlen Holding B.V., te Heeswijk, eiseres,
(gemachtigde: mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven), en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bernheze, verweerder, (gemachtigde: mr. M.J.M. Ploegmakers).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
M.J.M. Konings, te Heeswijk-Dinther (gemachtigde; drs. H.P.W. Havens), en G.H.M. van den Oord, te Heeswijk-Dinther.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2016 (het eerste bestreden besluit) heeft verweerder eiseres een omgevingsvergunning verleend, voor de activiteiten bouwen en planologisch strijdig gebruik, ten behoeve van het plaatsen/verhogen van permanente teeltondersteunende palen en tijdelijke overkappingen, op het perceel Justitieweg ong. te Heeswijk-Dinther, kadastraal bekend gemeente Bernheze, sectie F, nummers 46, 47, 990 en 1107.
Bij besluit van 21 juni 2016 (het tweede bestreden besluit) heeft verweerder het eerste bestreden besluit gewijzigd.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2016. Eiseres is
vertegenwoordigd door haar gemachtigde en door J.M.C.M. Verkuijlen en J. Verkuijlen.
Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. M.J.M. Konings is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. G.H.M. van den Oord is in persoon verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
zaaknummer; SHE 16/2141 SHE 16/2161 blad 2
Eiseres teelt op de in geding zijnde percelen kersen. De teeltondersteunende voorzieningen waarvoor de vergunning is aangevraagd zijn nodig ter bescherming van de teelt tegen weersinvloeden.
Bij besluit van 25 januari 2012 heeft verweerder eiseres een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van teeltondersteunende palen met een hoogte van 2 meter.
De vergunning ziet op het verhogen van de vast opgestelde palen voor teeltondersteunende voorzieningen van 2 meter naar 4,5 meter en het daaraan aanbrengen van dragers, bogen en beschermkappen.
De gronden waarop de teelt plaatsvindt, zijn in het op 28 mei 2016 vastgestelde
bestemmingsplan "Buitengebied Bernheze 2012-1" bestemd tot "Agrarisch met waarden- Leefgebied struweelvogels".
Bij uitspraak van 10 september 2014 (ECLI:NL:RVS:2014;3335) over de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Bernheze" heeft de A fdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld dat de raad van de gemeente Bernheze de bestaande vergunde teeltondersteunende voorzieningen op de betrokken percelen van eiseres aan de Justitieweg ten onrechte niet als zodanig heeft bestemd. De Afdeling heeft verweerder opgedragen om binnen 26 weken, met inachtneming van de uitspraak, opnieuw een besluit tot vaststelling van het plan te nemen.
Bij uitspraak van 22 juni 2016 (ECL1:NL:RVS:2016:1756) heeft de Afdeling geoordeeld over het, naar aanleiding van haar uitspraak van 10 september 2014 genomen, besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Bernheze 2012-1". De raad heeft volgens de Afdeling niet kunnen aangeven waarom hij niet, in plaats van permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van permanente palen tot maximaal 2 meter, permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van permanente palen, ten behoeve van vraatnetten en hagelkappen of ter ondersteuning van bomen, tot maximaal 4,5 meter buiten het bouwvlak toelaat. De Afdeling heeft daarom het vaststellingsbesluit, voor zover het de percelen aan de Justitieweg betreft, vernietigd. De Afdeling heeft de raad opgedragen om voor de vernietigde plandelen, met inachtneming van deze uitspraak, binnen 26 weken een nieuw plan vast te stellen.
2.1 Het beroep heeft betrekking op twee besluiten. Bij het tweede bestreden besluit heeft verweerder het eerste bestreden besluit in die zin gewijzigd, dat de vier voorwaarden die bij het eerste bestreden besluit aan de omgevingsvergunning waren verbonden explicieter aan de vergunning zijn verbonden en zijn aangevuld met een vijfde voorwaarde.
Met deze wijziging zijn aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden met betrekking tot het planologisch strijdig gebruik verbonden:
1. de teeltondersteunende voorzieningen mogen worden verhoogd tot 4,5 meter;
2. de palen van de teeltondersteunende voorzieningen mogen jaarrond blijven staan en zijn daarmee permanent van aard;
3. de tijdelijke voorzieningen (dragers, kappen en netten) zijn toegestaan gedurende een periode van zes maanden per jaar en de vergunninghouder moet deze voorzieningen direct na afloop van het kersenseizoen verwijderen;
4. de vergunninghouder voert de landschappelijke inpassing onverwijld uit conform het bijgevoegde landschappelijke inpassingsplan;
5. de uitoefening van fruit- en boomteelt is niet toegestaan op een afstand van minder dan dertig meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies.
2.2 Uit het beroepschrift, in combinatie met de gedingstukken, kan worden afgeleid dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het eerste
zaaknummer; SHE 16/2141 SHE 16/2161 blad 3
bestreden besluit, omdat de door haar bestreden voorwaarden beide zijn opgenomen in het tweede bestreden besluit, waartegen zij eveneens beroep heeft ingesteld. Het beroep zal, voor zover het is gericht tegen het eerste bestreden besluit dan ook niet-ontvankelijk worden' verklaard.
3.1 Eiseres' beroep richt zich verder allereerst tegen voorwaarde 3, voor zover op grond daarvan de teeltondersteunende voorzieningen, anders dan het afdekkingsmateriaal (plastic of netten), telkens moeten worden verwijderd. Dit is volgens eiseres onmogelijk, omdat de dragers en de bogen een vast onderdeel vormen van de constructie. Die bepaling is ook strijdig met de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2016, waarin de Afdeling heeft uitgesproken dat de raad ten onrechte een hoogtebeperking van 2 meter voor de permanente
teeltondersteunende voorzieningen in de planregels heeft opgenomen.
3.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag om omgevingsvergunning er toe strekte om permanente palen aan te brengen en de
beschermkappen slechts een gedeelte van het jaar zouden worden ingezet. Als eiseres ook de kappen als permanente voorziening had willen aanvragen, zou zij een aanvraag hebben moeten indienen die hierop zag en hebben moeten vermelden dat alleen het afdekmateriaal van de kappen (netten of plastic) van tijdelijke aard was. Het is, volgens venveerder, daarom met meer dan logisch om deze voorwaarde aan de vergunning te verbinden, mede omdat enkele omwonenden zich zorgen maakten om de ontwikkeling. De planologische procedure staat volgens verweerder los van de procedure betreffende de omgevingsvergunning.
3.3 Ten tijde van het nemen van het tweede bestreden besluit had de Afdeling nog geen uitspraak gedaan op de beroepen tegen de vaststelling van het bestemmingsplan
"Buitengebied Bemheze 2012-1". Die uitspraak, van 22 juni 2016, is van daags na het nemen van het tweede bestreden besluit. Dit bestemmingsplan was voor die datum echter al wel in werking getreden. Bij de beoordeling van het beroep moet daarom worden uitgegaan van het bestemmingsplan "Buitengebied Bemheze 2012-1", zonder daarbij rekening te houden met de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2016. Dat de Afdeling in die uitspraak het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voor de percelen van eiseres heeft vernietigd en of dat betekent dat ook dragers, kappen en netten permanent aanwezig mogen zijn, kan in deze zaak dan ook niet aan de orde komen. In zoverre faalt het betoog van eiseres.
3.4 In de aanvraag is, in de rubriek projectomschrijving, aangegeven dat
omgevingsvergunning wordt gevraagd voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende palen en tijdelijke overkapping ten behoeve van de kersenteelt. Bij de aanvraag zijn
tekeningen van de constructie gevoegd, waaruit blijkt dat deze bestaat uit houten palen, met daaraan bevestigd gegalvaniseerde steunen met daarop aluminium profielen (bogen met dwarsstukken) die worden ondersteund met zijsteunen. Over de bogen is een oprolbaar hagelnet getekend. In de bij de aanvraag gevoegde ruimtelijke onderbouwing is de constructie omschreven als bestaande uit een permanent gedeelte, de palen, en een tijdelijk gedeelte, de beschermkappen.
3.5 Eiseres en verweerder verschillen met name van mening over wat onder de tijdelijke overkapping moet worden verstaan. Volgens verweerder bestaat die uit de constructie minus de palen, volgens eiseres alleen uit het hagelnet of de folie die over de constructie wordt aangebracht.
3.6 Uit de bij de aanvraag gevoegde tekening en de ruimtelijke onderbouwing kan niet
zaaknummer: SHE 16/2141 SHE 16/2161 blad 4
worden afgeleid dat de bevestiging van de constructieonderdelen aan de palen van dien aard is dat deze op eenvoudige wijze kan worden verwijderd en daarmee niet-permanent van aard is.
Op basis hiervan kan dan ook niet zonder meer worden aangenomen dat eiseres heeft beoogd om permanente palen aan te vragen en de overige constructieonderdelen als niet-permanente voorziening. Ook het gebruik van het woord "palen" in combinatie met de woorden "tijdelijke overkapping" dwingt daar niet toe, omdat die overkapping ook kan bestaan uit hagelnetten of folie, zonder dat een ondersteunende constructie daarvan deel uitmaakt.
Het is, gelet op de uit de tekening blijkende constructie, ook niet logisch om te veronderstellen dat eiseres alleen permanente palen heeft willen aanvragen. De omstandigheid dat eiseres, zoals verweerder het verwoordt, van de gevoeligheid in de omgeving op de hoogte was, maakt dat niet anders.
3.7 Het had, waar de aanvraag mogelijk ruimte liet voor interpretatieverschillen, op de weg van verweerder gelegen om voorafgaande aan de vergunningverlening duidelijkheid te krijgen over wat eiseres beoogde aan te vragen. Door de aanvraag te accepteren zoals deze is
ingediend, moet verweerder, gelet op het voorafgaande, worden geacht vergunning te hebben verleend voor permanente teeltondersteunende voorzieningen bestaande uit palen,
gegalvaniseerde steunen met daarop aluminium profielen (bogen met dwarsstukken) en zijsteunen. Voorwaarde 3 kan, voor zover deze betrekking heeft op andere
constructieonderdelen dan netten, niet in stand blijven. Het tweede bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.
Dit betoog slaagt.
4.1 Eiseres kan zich evenmin verenigen met voorwaarde 5, waarin is bepaald dat de uitoefening van fruit- en boomteelt niet is toegestaan op een afstand van minder dan dertig meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies.
Dit is een aspect dat in het bestemmingsplan had moeten worden geregeld. Overigens wordt, door de landschappelijke inpassing, de eventuele drift tegengehouden en gebruikt eiseres de meest recente spuitmaterialen. Eiseres is verder niet duidelijk waarom de afstand niet moet worden aangehouden tot de woning.
4.2 Volgens verweerder is deze bepaling het resultaat van een belangenafweging naar aanleiding van ingediende zienswijzen. Het is wenselijk om een afstand tot het
bestemmingsvlak aan te houden, omdat de gronden tussen de woningen en de percelen van eiseres in gebruik zijn als tuin en terras. Deze bepaling is ook niet of nauwelijks beperkend, omdat de afstand tussen het meest nabij gelegen bestemmingsvlak voor wonen en de bomen hieraan voldoet.
4.3 Eiseres heeft ter zitting erkend dat het in dit geval niet uitmaakt of vanaf de woning of vanaf het bestemmingsvlak wordt gemeten. De rechtbank ziet, in wat van de kant van eiseres is aangevoerd, geen aanleiding om te oordelen dat verweerder voorwaarde 5 niet in
redelijkheid aan de omgevingsvergunning kon verbinden. Ook al is in landschappelijke inpassing voorzien en gebruikt eiseres geavanceerde apparatuur, doordat feitelijk aan de in de voorwaarde gestelde afstand wordt voldaan, kan niet worden gezegd dat voorwaarde 5
onevenredig bezwarend is.
Dit betoog faalt.
zaaknummer; SHE 16/214] SHE 16/2161 blad 5
5. Het beroep tegen het tweede bestreden besluit is, gelet op het voorafgaande, gegrond.
Dit besluit zal, voor zover het voorwaarde 3 betreft, dan ook worden vernietigd.
6. De rechtbank ziet aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, door voorwaarde 3 van de verleende
omgevingsvergunning te wijzigen zoals in het dictum van deze uitspraak is aangegeven, en haar uitspraak in zoverre voor het te vernietigen besluit in de plaats te stellen. De rechtbank betrekt hierbij dat, blijkens het verhandelde ter zitting, geen netten, maar folie voor de afdekking wordt gebruikt. Ik ruimtelijk opzicht maakt dit geen verschil, zodat bij de wijziging van het voorschrift hiermee rekening zal worden gehouden.
7. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op € 990,00 voor de door een derde beroepsmatig verleende
rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, I punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 495,00, wegingsfactor 1).
8. Verder zal de rechtbank bepalen dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht in de zaak met zaak nummer 16/2141 moet vergoeden.
zaaknummer: SHE 16/2141 SHE 16/2161 blad 6
Beslissing De rechtbank:
verklaart het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep tegen het tweede bestreden besluit gegrond;
vernietigt het tweede bestreden besluit, voor zover het de aan de omgevingsvergunning verbonden voorwaarde 3 betreft;
wijzigt deze voorwaarde, zodat deze als volgt komt te luiden:
3. de ti jdelijke voorzieningen (netten of folie) zijn toegestaan gedurende een periode van zes maanden per jaar en de vergunninghouder moet deze voorzieningen direct na afloop van het kersenseizoen verwijderen;
stelt haar uitspraak in zoverre in de plaats van het vernietigde gedeelte van het tweede bestreden besluit;
veroordeelt verweerder in de proceskosten, ten bedrage van € 990,00;
bepaalt dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 334,00 in de zaak met zaaknummer SHE 16/2141 moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2017.
griffier
fsVhrift verzonden aan partijen op:
2 0 MI 2017|
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending dt/arvaif hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van de Raad van State.
y
de Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant
Postbus 90125, 5200 MA 's-Hertogenbosch