• No results found

Editoriaal: Internationale samenwerking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Editoriaal: Internationale samenwerking"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I

nternationale defensiesamenwerking staat volop in de belangstelling. Zeker nu bijna alle politieke partijen pleiten voor versterking van deze samenwerking. Internationale defensie- samenwerking is echter een breed begrip, wat nadere inkleuring noodzakelijk maakt. Zo is er een duidelijk verschil tussen ‘defensiesamen- werking binnen Europa’ of ‘Europese defensie- samenwerking’. In een debat op 3 september maakten de defensiewoordvoerders van de partijen dit onderscheid nauwelijks. Daardoor miste het debat over internationale defensie- samenwerking diepgang en bleef het steken bij vergezichten op versterking van Europese defensiesamenwerking. Daarbij werd niet alleen de noodzaak benadrukt om tot een gemeen- schappelijk buitenlands beleid te komen, maar ook om meer autonomie te delen. Dergelijke vergezichten zijn niet nieuw.

Na de Koude Oorlog begon de politiek steeds meer de stuwende kracht te worden achter versterking van internationale defensiesamen- werking. Hierbij kan een zekere vorm van politiek opportunisme niet ontkend worden.

Internationale samenwerking is voornamelijk omarmd als middel om tot verdere bezuinigingen te komen in het defensieapparaat. Onder druk van de slinkende budgetten kwam na 2000 internationale samenwerking zowel binnen de NAVO als de EU hoog op de agenda. In 2004 is binnen de EU het Europese Defensie Agent- schap (EDA) opgericht. Deze instelling had tot doel de effectiviteit en efficiëntie van de Europese defensie-inspanningen te vergroten.

Het EDA concentreerde zich in de beginjaren voornamelijk op de versterking van de Euro- pese basis voor de defensie-industrie en tech- nologie. Vele studies en overlegfora ten spijt

heeft het EDA in al die jaren weinig concreets opgeleverd.

De kredietcrisis was nodig om een nieuwe impuls te geven aan het streven naar meer Europese defensiesamenwerking. In december 2010 werd het Gent-akkoord gesloten waarbij 27 ministers van defensie overeenkwamen dat het antwoord op krimpende defensiebegrotin- gen gezocht moest worden in betere – in NAVO- jargon: SMART – vormen van samenwerking.

Pooling & sharing werd de nieuwe mantra voor Europese defensiesamenwerking. Het is voor- namelijk gericht op de vergroting van de inter- operabiliteit tussen de landen en een vorm van lastenverdeling door samenwerking. Inmiddels lopen er negen capaciteitsgerelateerde projec- ten onder leiding van het EDA en zijn er initia- tieven op het gebied van gezamenlijke training en opleiding. Het is van cruciaal belang dat de lidstaten op elkaar kunnen rekenen op die momenten dat het nodig is. Juist daar ligt binnen Europa het probleem. Tijdens de Libië- crisis kwam de kwetsbaarheid van de Europese samenwerking in zijn volle omvang naar buiten. Ondanks alle goede bedoelingen is Europa klaarblijkelijk niet in staat om een gemeenschappelijke vuist te maken.

Voor veel politieke waarnemers markeert Libië het einde van het Gemeenschappelijk Veilig- heids- en Defensiebeleid van Europa nog voor het daadwerkelijk tot wasdom is gekomen.

Daarmee is de belangrijkste bouwsteen voor Europese defensiesamenwerking terugverwe- zen naar de tekentafel. De oproep van de politieke partijen voor meer Europese defensie- samenwerking is dan ook te kwalificeren als

‘nieuwe wijn in oude zakken’. Deze wijn zal nog vele jaren moeten rijpen voordat hij drink-

366 MILITAIRE SPECTATOR JAARGANG 181 NUMMER 9 – 2012

Internationale samenwerking

EDITORIAAL

(2)

baar is. Het is zeker geen route voor snelle bezuinigingen.

Omdat de route via de NAVO en Europese insti- tuties lang en stroperig is heeft minister van Defensie Hillen kenbaar gemaakt dat versterking van internationale samenwerking bij voor- keur via bilaterale overeenkomsten vorm moet krijgen. Op bilateraal niveau is het namelijk gemakkelijker om concrete samenwerkings- thema’s te identificeren en de opbrengsten hier- van te bepalen. Ook dit is niet iets nieuws. De krijgsmachten hebben altijd al samengewerkt met andere landen, in wisselende coalities en met wisselende partners. De drijvende kracht achter deze samenwerking was met name verbetering van de operationele effectiviteit.

De initiatieven kwamen dan ook voornamelijk voort uit de verschillende krijgsmachtdelen.

Het valt niet te ontkennen dat internationale defensiesamenwerking juist onder druk van slinkende defensiebudgetten een nieuwe impuls heeft gekregen. Naar aanleiding van de Beleidsbrief van 8 april 2011 is Defensie nog actiever op zoek gegaan naar mogelijkheden om internationale samenwerking te verbreden en te verdiepen. De CDS heeft het verheven tot speerpunt van zijn beleid.

Internationale samenwerking biedt Defensie kansen en bedreigingen. Vanuit militair oog- punt kan deze samenwerking aanzienlijk bij- dragen aan verbetering van het operationele product, zeker als schaarse middelen met elkaar gedeeld worden. Dit themanummer van de Militaire Spectator besteedt aandacht aan deze bilaterale samenwerking, waarbij direct opvalt dat er al heel veel gebeurt. De samen- werking met de ons omringende landen is

intensief, vergaand en vastomlijnd. Dit schept verplichtingen die nagekomen moeten worden, ook op de lange termijn.

In het actief zoeken naar samenwerking schuilt ook het gevaar van versnippering. Defensie moet voorkomen om uit ambtelijk enthou- siasme elke kans op samenwerking te omarmen.

Bij samenwerken hoort namelijk ook het maken van keuzes. Onze krijgsmacht is te klein om met iedereen samen te werken, enkel en alleen omdat de mogelijkheid zich voordoet.

Samenwerking staat niet op zichzelf, maar moet een langetermijndoel dienen. Voor de politiek is doelmatigheid het primaire doel.

De krijgsmacht zal zich binnen dit kader moe- ten richten op behoud en verbetering van de militaire slagkracht. Samenwerkingsprocessen kosten tijd, veel tijd. Deze tijd is niet alleen nodig om de samenwerking te organiseren, maar bovenal om elkaars vertrouwen te verdienen.

Internationale defensiesamenwerking is dan ook een strategie voor de langere termijn.

Het is niet de oplossing voor het realiseren van bezuinigingen op de korte termijn. Het is een investering in de toekomst waarbij de kost onherroepelijk voor de baat uit gaat. Van de politiek mag verwacht worden dat zij handelt met een langetermijnvisie. Defensie zal er alles aan doen om de samenwerking succesvol te laten zijn. Internationale samenwerking kent vele onzekerheden en is geen panacee voor toekomstige bezuinigingen. Eén ding is echter zeker: internationale samenwerking vraagt om een politieke en militaire commitment voor de lange termijn. Als die ontbreekt, dan is het slechts een doekje voor het bloeden. ■

MILITAIRE SPECTATOR 367

JAARGANG 181 NUMMER 9 – 2012

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit zijn Netwerk A, Netwerk B en Int. Elk alternatief heeft zijn eigen kenmerken en gaat anders om met een samenwerking. Netwerk A beschikt over het grootste netwerk, zij is

Bij het debat of internationale samenwerking leidt tot meer effectiviteit en more bang for your buck is het dus belangrijk onderscheid te maken tussen aanschaf, gereedstelling en

In het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit artikel ben ik nagegaan in hoeverre bij het EATC factoren aanwezig zijn die bijdragen aan succesvolle internationale

Nee, wat we nodig hebben is een samenleving waarin we ons niet alleen verantwoordelijk voelen voor onszelf, maar ook voor elkaar, voor onze buurt, voor ons land.. Als iedereen

Verslaggeving en stavingsstukken worden ten laatste 3 maanden na het initiatief bezorgd aan de dienst Internationale Samenwerking aan de hand van het evaluatieformulier

Omdat we de subsidie zo veel mogelijk willen afstellen op de reële noden vragen we een project- en budgetplanning mee te geven voor een periode van 3 jaar?. wat zijn, in grote

Van deze projecten hebben er uiteindelijk drie aan het onderzoek deelgenomen. Dit zijn Upact, Habitat for Humanity en Get it done. Kairos en Pifworld hebben na aanvankelijke

De Rekenkamer concludeert dat aan de samenwerkingsverbanden weliswaar doelstellingen zijn verbonden (deze hebben betrekking op militaire aspecten van de samenwerking, zoals