• No results found

Netwerken Deel 1 Inleiding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Netwerken Deel 1 Inleiding"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Netwerken

Deel 1 – Inleiding

Versie 7

John Bakker

Boom beroepsonderwijs · Meppel · 2021

(2)

info@boomberoepsonderwijs.nl www.boomberoepsonderwijs.nl

Auteur: John Bakker

Redactie en opmaak: Henk Pel, Zeist Titel: Netwerken – Deel 1 – Inleiding ISBN 978 90 372 5908 7

Eerste druk / eerste oplage

© Boom beroepsonderwijs 2021

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van reprografi sche verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen.

Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifi eke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Boom beroepsonderwijs, te vinden op www.boomberoepsonderwijs.nl

(3)

Inhoud

0 Inleiding 1

1 De huidige netwerken 3 1.0 Inleiding 3

1.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 3 1.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 3

1.1 Netwerken hebben eff ect op ons leven >3 1.1.1 Netwerken verbinden ons 3

1.1.2 Video – The Cisco Networking Academy Learning Experience 4 1.1.3 Geen grenzen 4

1.2 Netwerkcomponenten 4 1.2.1 Host-rollen 4

1.2.2 Peer-to-peer 5 1.2.3 Eindapparaten 5

1.2.4 Intermediaire apparaten 6 1.2.5 Netwerkmedia 7

1.2.6 Test je kennis – Netwerkcomponenten 7 1.3 Netwerkweergaven en topologieën 8

1.3.1 Netwerkweergaven 8 1.3.2 Topologiediagrammen 8

1.3.3 Test je kennis – Netwerkweergaven en topologieën 10 1.4 Veelvoorkomende soorten netwerken 10

1.4.1 Netwerken van verschillende grootte 10 1.4.2 LAN’s en WAN’s 12

1.4.3 Het internet 13

1.4.4 Intranet en Extranet 14

1.4.5 Test je kennis – Veelvoorkomende soorten netwerken 15 1.5 Internetverbindingen 16

1.5.1 Internet-toegangstechnologieën 16 1.5.2 SOHO-internetverbindingen 16 1.5.3 Zakelijke internetverbindingen 17 1.5.4 Geconvergeerde netwerken 17

1.5.5 Video – Download en installeer Packet Tracer 18 1.5.6 Video – Aan de slag met Cisco Packet Tracer 19 1.5.7 Packet Tracer – Netwerkafb eelding 19

1.6 Betrouwbare netwerken 20 1.6.1 Netwerkarchitectuur 20 1.6.2 Fouttolerantie 20 1.6.3 Schaalbaarheid 21 1.6.4 Quality of Service 21 1.6.5 Netwerkbeveiliging 22

1.6.6 Test je kennis – Betrouwbare netwerken 23 1.7 Netwerktrends 23

1.7.1 Recente trends 23

1.7.2 Bring Your Own Device (BYOD) 24 1.7.3 Online collaboration 24

1.7.4 Videocommunicatie 25 1.7.5 Video – Cisco WebEx 25

(4)

1.7.6 Cloud computing 25

1.7.7 Technologische trends voor thuis 26 1.7.8 Powerline-netwerken 27

1.7.9 Draadloos breedband 28

1.7.10 Test je kennis – Netwerktrends 28 1.8 Netwerk-security 29

1.8.1 Security-threats 29 1.8.2 Security-oplossingen 30

1.8.3 Test je kennis – Netwerk-security 31 1.9 De IT-professional 32

1.9.1 CCNA 32

1.9.2 Netwerk-jobs 32

1.9.3 Lab – Research IT and Networking Job Opportunities 32 1.10 Samenvatting en quiz 33

1.10.1 Wat heb je in dit hoofdstuk geleerd? 33 1.10.2 Quiz Huidige netwerken 35

2 Basis-switch- en eindapparaatconfi guratie 39 2.0 Inleiding 39

2.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 39 2.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 39

2.1 Toegang tot het Cisco IOS >39 2.1.1 Operating-systemen 39 2.1.2 GUI 40

2.1.3 Doel van een OS 41 2.1.4 Toegangsmethoden 41

2.1.5 Terminal-emulatieprogramma’s 42 2.1.6 Test je kennis – Cisco-IOS-toegang 43 2.2 IOS-navigatie 44

2.2.1 Belangrijke commando-modes 44

2.2.2 Confi guratiemode en confi guratie-submodes 44 2.2.3 Video – IOS-CLI belangrijkste commando-modes 45 2.2.4 Navigeren tussen de IOS-modes 45

2.2.5 Video – Navigatie tussen IOS-modes 46

2.2.6 Een opmerking over de werking van de Syntax Checker 46 2.2.7 Syntax Checker – Navigeren tussen de IOS-modes 46 2.2.8 Test je kennis – IOS-navigatie 46

2.3 Commandostructuur 47

2.3.1 Basis-IOS-commandostructuur 47 2.3.2 IOS-commando syntax checker 47 2.3.3 IOS-helpfuncties 48

2.3.4 Video – Contextgevoelige hulp syntax checker 48 2.3.5 Hot-keys en shortcuts 48

2.3.6 Video – Hot-keys en shortcuts 49 2.3.7 Packet Tracer – Navigeren in het IOS 50

2.3.8 Lab – Navigeer door het IOS door de consoleverbinding te gebruiken 50 2.4 Basisapparaatconfi guratie 50

2.4.1 Apparaatnamen 50

2.4.2 Richtlijnen voor wachtwoorden 51 2.4.3 Wachtwoorden confi gureren 52 2.4.4 Encrypt de wachtwoorden 53 2.4.5 Banner-berichten 53

2.4.6 Video – Beveilig de beheerderstoegang tot een switch 54 2.4.7 Syntax Checker – Basisconfi guratie van apparaten 54 2.4.8 Test je kennis – Basisconfi guratie apparaten 54

(5)

2.5 Confi guratie opslaan 55 2.5.1 Confi guratiebestanden 55 2.5.2 De running-confi g wijzigen 55 2.5.3 Video – Wijzig de running-confi g 56

2.5.4 Leg de confi guratie vast in een tekstbestand 56

2.5.5 Packet Tracer – Confi gureer de initiële switch-instellingen 58 2.6 Poorten en adressen 58

2.6.1 IP-adressen 58

2.6.2 Interfaces en poorten 59

2.6.3 Test je kennis – Poorten en adressen 60 2.7 IP-adressering confi gureren 61

2.7.1 IP-adressen handmatig confi gureren op eindapparaten 61 2.7.2 Automatische IP-adresconfi guratie voor eindapparaten 62 2.7.3 Syntax Checker – Controleer Windows-PC IP-confi guratie 63 2.7.4 Switch Virtual Interface-confi guratie 63

2.7.5 Syntax Checker – Confi gureer een Switch Virtual Interface 63 2.7.6 Packet Tracer – Implementeer basisconnectiviteit 63

2.8 Verifi eer de connectiviteit 64

2.8.1 Video-activiteit – Test de interfacetoewijzingen 64 2.8.2 Video-activiteit – Test de end-to-end-connectiviteit 64 2.9 Oefeningen en quiz 64

2.9.1 Packet Tracer – Basis-switch- en eindapparaatconfi guratie 64 2.9.2 Lab – Basis-switch- en eindapparaatconfi guratie 65

2.9.3 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 65

2.9.4 Quiz Basis-switch- en eindapparaatconfi guratie 66

3 Protocollen en modellen 69 3.0 Inleiding 69

3.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 69 3.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 69

3.0.3 Klasactiviteit – Ontwerp een communicatiesysteem 69 3.1 De regels 70

3.1.1 Video – Apparaten in een bubbel 70 3.1.2 Beginselen van communicatie 70 3.1.3 Communicatieprotocollen 70 3.1.4 Vaststelling van de regels 71 3.1.5 Eisen aan een netwerkprotocol 72 3.1.6 Berichtcodering 72

3.1.7 Berichtopmaak en encapsulatie 73 3.1.8 Berichtgrootte 75

3.19 Bericht-timing 75

3.1.10 Bezorgopties voor berichten 76 3.1.11 Een opmerking over de node-icon 78 3.1.12 Test je kennis – De regels 78

3.2 Protocollen 79

3.2.1 Overzicht netwerkprotocollen 79 3.2.2 Netwerkprotocolfuncties 79 3.2.3 Protocolinteractie 80

3.2.4 Test je kennis – Protocollen 81 3.3 Protocolsuites 81

3.3.1 Netwerkprotocolsuites 81

3.3.2 Evolutie van de protocolsuites 82 3.3.3 Voorbeeld TCP/IP-protocol 83 3.3.4 TCP/IP-protocolsuite 84

3.3.5 TCP/IP-communicatieproces 86 3.3.6 Test je kennis – Protocolsuites 87

(6)

3.4 Normalisatie-organisaties 88 3.4.1 Open standaards 88

3.4.2 Internetstandaards 89

3.4.3 Elektronische en communicatiestandaards 90 3.4.4 Lab – Onderzoek netwerkstandaards 90 3.4.5 Test je kennis – Normalisatie-organisaties 91 3.5 Referentiemodellen 91

3.5.1 Voordelen van gelaagd model 91 3.5.2 Het OSI-referentiemodel 92 3.5.3 Het TCP/IP-protocolmodel 93

3.5.4 Vergelijking tussen het OSI- en TCP/IP-model 93

3.5.5 Packet Tracer – Onderzoek de TCP/IP- en OSI-modellen in actie 94 3.6 Data-encapsulatie 94

3.6.1 Berichtsegmentatie 94 3.6.2 Sequencing 96 3.6.3 Protocol Data Units 96 3.6.4 Encapsulatievoorbeeld 97 3.6.5 Voorbeeld decapsulatie 98

3.6.6 Test je kennis – Data-encapsulatie 98 3.7 Data-access 98

3.7.1 Adressen 98

3.7.2 Laag 3 logische adressen 99

3.7.3 Apparaten op hetzelfde netwerk 100

3.7.4 Rol van de data-linklaagadressen: zelfde IP-netwerk 100 3.7.5 Apparaten op een extern netwerk 101

3.7.6 Rol van de netwerklaagadressen 101

3.7.7 Rol van de data-linklaagadressen: verschillende IP-netwerken 102 3.7.8 Data-linkadressen 103

3.7.9 Lab – Wireshark installeren 104

3.7.10 Lab – Wireshark gebruiken om netwerkverkeer te bekijken 104 3.7.11 Test je kennis – Data-access 104

3.8 Oefeningen en quiz 105

3.8.1 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 105 3.8.2 Quiz Protocollen en modellen 108

4 Fysieke laag 111 4.0 Inleiding 111

4.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 111 4.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 111

4.1 Doel van de fysieke laag 111 4.1.1 De fysieke verbinding 111 4.1.2 De fysieke laag 113

4.1.3 Test je kennis – Doel van de fysieke laag 114 4.2 Eigenschappen van de fysieke laag 114

4.2.1 Standaards van de fysieke laag 114 4.2.2 Indeling van de normen 115 4.2.3 Fysieke componenten 115 4.2.4 Codering 115

4.2.5 Signalering 116 4.2.6 Bandbreedte 117

4.2.7 Bandbreedtetechnologie 117

4.2.8 Test je kennis – Eigenschappen van de fysieke laag 119 4.3 Koperen bekabeling 119

4.3.1 Eigenschappen van koperen kabels 119 4.3.2 Soorten koperen bekabeling 120

(7)

4.3.3 Unshielded Twisted-Pair (UTP) 121 4.3.4 Shielded Twisted-Pair (STP) 121 4.3.5 Coaxiaalkabel 122

4.3.6 Test je kennis – Koperen bekabeling 123 4.4 UTP-bekabeling 123

4.4.1 Eigenschappen van UTP-bekabeling 123

4.4.2 UTP-bekabelingsstandaards en connectoren 124 4.4.3 Straight-through en crossover UTP-kabels 126 4.4.4 Activiteit – Kabel-pin-outs 127

4.5 Glasvezelbekabeling 127

4.5.1 Eigenschappen van glasvezelbekabeling 127 4.5.2 Soorten glasvezelmedia 128

4.5.3 Gebruik van glasvezel 129 4.5.4 Glasvezelconnectoren 129 4.5.5 Glasvezel-patch-kabels 130 4.5.6 Glasvezel versus koper 131

4.5.7 Test je kennis – Glasvezelbekabeling 131 4.6 Draadloze media 132

4.6.1 Eigenschappen van draadloze media 132 4.6.2 Soorten draadloze media 133

4.6.3 Draadloos LAN 133

4.6.4 Test je kennis – Draadloze media 134

4.6.5 Packet Tracer – Verbind een vast en een draadloos LAN 134 4.6.6 Lab – Bekijk vaste en draadloze NIC-informatie 135 4.7 Oefeningen en quiz 135

4.7.1 Packet Tracer – Verbind de fysieke laag 135 4.7.2 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 135

4.7.3 Quiz Fysieke laag 137

5 Talstelsels 141 5.0 Inleiding 141

5.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 141 5.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 141

5.1 Binair talstelsel 141

5.1.1 Binaire en IPv4-adressen 141

5.1.2 Video – Omzetting tussen binaire en decimale talstelsels 142 5.1.3 Binaire gewogen notatie 143

5.1.4 Test je kennis – Binair talstelsel 144 5.1.5 Zet binair om naar decimaal 144

5.1.6 Activiteit – Conversie binair naar decimaal 145 5.1.7 Conversie decimaal naar binair 145

5.1.8 Voorbeeld conversie decimaal naar binair 147 5.1.9 Activiteit – Conversie decimaal naar binair 148 5.1.10 Activiteit – Binary Game 148

5.1.11 IPv4-adressen 148

5.2 Hexadecimaal talstelsel 149

5.2.1 Hexadecimaal en IPv6-adressen 149

5.2.2 Video – Omzettingen tussen hexadecimale en decimale talstelsels 150 5.2.3 Omzetting van decimaal naar hexadecimaal 151

5.2.4 Omzetting van hexadecimaal naar decimaal 151 5.2.5 Test je kennis – Hexadecimaal talstelsel 151 5.3 Oefeningen en quiz 152

5.3.1 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 152 5.3.2 Quiz Talstelsels 152

(8)

6 Data-linklaag 155 6.0 Inleiding 155

6.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 155 6.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 155

6.1 Doel van de data-linklaag 155 6.1.1 De data-linklaag 155

6.1.2 IEEE 802 LAN/MAN-data-linksublagen 156 6.1.3 Toegang tot het medium 158

6.1.4 Data-linklaag-standaards 158

6.1.5 Test je kennis – Doel van de data-linklaag 159 6.2 Topologieën 160

6.2.1 Fysieke en logische topologieën 160 6.2.2 WAN-topologieën 161

6.2.3 Point-to-point-WAN-topologie 162 6.2.4 LAN-topologieën 163

6.2.5 Half- en full-duplex-communicatie 163 6.2.6 Access-control-methoden 164

6.2.7 Contention-based access – CSMA/CD 165 6.2.8 Contention-based access – CSMA/CA 167 6.2.9 Test je kennis – Topologieën 168

6.3 Data-linkframe 168 6.3.1 Het frame 168 6.3.2 Frame-velden 169 6.3.3 Laag-2-adressen 170 6.3.4 LAN- en WAN-frames 171

6.3.5 Test je kennis – Data-linkframe 173 6.4 Oefeningen en quiz 173

6.4.1 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 173 6.4.2 Quiz Data-linklaag 175

7 Ethernet-switching 179 7.0 Inleiding 179

7.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 179 7.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 179

7.1 Ethernet-frames 179 7.1.1 Ethernet-encapsulatie 179 7.1.2 Data-linksublagen 180 7.1.3 MAC-sublaag 181

7.1.4 Ethernet-framevelden 182

7.1.5 Test je kennis – Ethernet-switching 183 7.2 Ethernet-MAC-adres 184

7.2.1 MAC-adres en hexadecimaal 184 7.2.2 Opbouw Ethernet-MAC-adres 186 7.2.3 Frameverwerking 186

7.2.4 Unicast-MAC-adres 187 7.2.5 Broadcast-MAC-adres 188 7.2.6 Multicast-MAC-adres 189

7.2.7 Lab – Bekijk de MAC-adressen van een netwerkapparaat 190 7.3 De MAC-adrestabel 190

7.3.1 Switch-principes 190

7.3.2 Switch learning en forwarding 191

7.3.3 Video – MAC-adrestabellen bij op elkaar aangesloten switches 194 7.3.4 Video – Een frame naar de default gateway sturen 194

7.3.5 Activiteit – Switch it! 194

7.3.6 Lab – Bekijk de MAC-adrestabel van de switch 195

(9)

7.4 Switch-snelheden en forwarding-methoden 195 7.4.1 Frame-forwarding-methoden op Cisco-switches 195 7.4.2 Cut-through-switching 196

7.4.3 Geheugenbuff ering bij switches 197 7.4.4 Duplex- en snelheidsinstellingen 197 7.4.5 Auto-MDIX 198

7.4.6 Test je kennis – Switch-snelheden en forwarding-methoden 199 7.5 Oefeningen en quiz 200

7.5.1 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 200 7.5.2 Quiz Ethernet-switching 201

8 Netwerklaag 205 8.0 Inleiding 205

8.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 205 8.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 205

8.1 Kenmerken van de netwerklaag 205 8.1.1 De netwerklaag 205

8.1.2 IP-encapsulatie 207 8.1.3 Kenmerken van IP 208 8.1.4 Connectionless 208 8.1.5 Best eff ort 208

8.1.6 Mediumonafh ankelijk 209 8.1.7 Test je kennis – IP-kenmerken 210 8.2 IPv4-packet 211

8.2.1 IPv4-packet-header 211 8.2.2 Packet-header-velden 211

8.2.3 Video – Voorbeelden van IPv4-headers in Wireshark 212 8.2.4 Test je kennis – IPv4-packet 212

8.3 IPv6-packet 213

8.3.1 Beperkingen van IPv4 213 8.3.2 Overzicht IPv6 213

8.3.3 IPv4-packet-header-velden in de IPv6-packet-header 213 8.3.4 IPv6-packet-header 215

8.3.5 Video – IPv6-header-voorbeelden in Wireshark 215 8.3.6 Test je kennis – IPv6-packet 215

8.4 Hoe een host routeert 216 8.4.1 Host forwarding-beslissing 216 8.4.2 Default gateway 217

8.4.3 Een host routeert naar de default gateway 217 8.4.4 Host-routetabellen 218

8.4.5 Test je kennis – Hoe een host routeert 219 8.5 Inleiding routing 219

8.5.1 Packet-forwarding-beslissing van een router 219 8.5.2 IP-router routetabel 220

8.5.3 Statische routing 221 8.5.4 Dynamische routering 222

8.5.5 Video – IPv4-routetabellen van een router 223 8.5.6 Inleiding het lezen van een IPv4-routetabel 223 8.5.7 Test je kennis – Inleiding routing 224

8.6 Oefeningen en quiz 225

8.6.1 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 225 8.6.2 Quiz Netwerklaag 227

(10)

9 Address Resolution 229 9.0 Inleiding 229

9.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 229 9.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 229

9.1 MAC en IP 229

9.1.1 Bestemming in hetzelfde netwerk 229 9.1.2 Bestemming op een extern netwerk 230

9.1.3 Packet Tracer – Identifi ceer MAC- en IP-adressen 231 9.1.4 Test je kennis – MAC en IP 232

9.2 ARP 232

9.2.1 Overzicht ARP 232 9.2.2 ARP-functies 233 9.2.3 Video – ARP-request 234

9.2.4 Video – ARP-werking – ARP-reply 235

9.2.5 Video – ARP-rol in externe communicatie 235 9.2.6 Entries uit een ARP-tabel verwijderen 235 9.2.7 ARP-tabellen van netwerkapparaten 236

9.2.8 ARP-issues – ARP-broadcasts en ARP-spoofi ng 237 9.2.9 Packet Tracer – Onderzoek de ARP-tabel 238 9.2.10 Test je kennis – ARP 238

9.3 IPv6 Neighbor Discovery 239

9.3.1 Video – IPv6 Neighbor Discovery 239 9.3.2 IPv6 Neighbor Discovery-berichten 239 9.3.3 IPv6 Neighbor Discovery – Adresresolutie 240 9.3.4 Packet Tracer – IPv6 Neighbor Discovery 240 9.3.5 Test je kennis – Neighbor Discovery 240 9.4 Oefeningen en quiz 241

9.4.1 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 241 9.4.2 Quiz Adresresolutie 242

10 Basisrouterconfi guratie 245 10.0 Inleiding 245

10.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 245 10.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 245

10.1 Confi gureren van de initiële routerinstellingen 245 10.1.1 Basisrouterconfi guratiestappen 245

10.1.2 Voorbeeld basisrouterconfi guratie 246

10.1.3 Syntax Checker – Confi gureer de initiële routerinstellingen 247 10.1.4 Packet Tracer – Confi gureer de initiële routerinstellingen 247 10.2 Confi gureer de interfaces 248

10.2.1 Confi gureer de routerinterfaces 248

10.2.2 Voorbeeld voor het confi gureren van routerinterfaces 248 10.2.3 De interfaceconfi guratie controleren 249

10.2.4 Confi guratie verifi catiecommando’s 249 10.2.5 Syntax Checker – Confi gureer interfaces 252 10.3 Confi gureer de default gateway 253

10.3.1 Default gateway van een host 253 10.3.2 Default gateway van een switch 254

10.3.3 Syntax Checker – Confi gureer de default gateway 255 10.3.4 Packet Tracer – Verbind een router met een LAN 255

10.3.5 Packet Tracer – Troubleshoot default gateway-problemen 255 10.4 Oefeningen en quiz 255

10.4.1 Video – Verschillen in netwerkapparaten: deel 1 255 10.4.2 Video – Verschillen in netwerkapparaten: deel 2 256 10.4.3 Packet Tracer – Basisapparaatconfi guratie 256

(11)

10.4.4 Lab – Bouw een switch- en routernetwerk 256 10.4.5 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 256

10.4.6 Quiz Basisrouterconfi guratie 257

11 IPv4-adressering 261 11.0 Inleiding 261

11.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 261 11.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 261

11.1 IPv4-adresstructuur 261 11.1.1 Netwerk- en host-deel 261 11.1.2 Het subnetmasker 262 11.1.3 De prefi xlengte 263

11.1.4 Het netwerk bepalen: Logische AND 264

11.1.5 Video – Netwerk-, host- en broadcast-adressen 265 11.1.6 Netwerk-, host- en broadcast-adressen 265

11.1.7 Activiteit – AND’en om het netwerkadres te bepalen 267 11.1.8 Test je kennis – IPv6-adresstructuur 267

11.2 IPv4-unicast, -broadcast en -multicast 267 11.2.1 Unicast 267

11.2.2 Broadcast 268 11.2.3 Multicast 269

11.2.4 Activiteit – Unicast, broadcast of multicast 270 11.3 Soorten IPv4-adressen 270

11.3.1 Publieke en private IPv4-adressen 270 11.3.2 Routing naar het internet 271

11.3.3 Activiteit – IPv4-adressen doorgeven of blokkeren 272 11.3.4 IPv4-adressen voor speciaal gebruik 272

11.3.5 Legacy classful adressering 273 11.3.6 Toewijzing van IP-adressen 274

11.3.7 Activiteit – Publieke en private IPv4-adressen 275 11.3.8 Test je kennis – Soorten IPv4-adressen 275 11.4 Netwerksegmentatie 275

11.4.1 Broadcast-domeinen en segmentatie 275 11.4.2 Problemen met grote broadcast-domeinen 276 11.4.3 Redenen voor het segmenteren van netwerken 277 11.4.4 Test je kennis – Netwerksegmentatie 278

11.5 Een IPv4-netwerk subnetten 279 11.5.1 Subnetten op een octetgrens 279 11.5.2 Subnetten binnen een octetgrens 280 11.5.3 Video – Het subnetmasker 281

11.5.4 Video – Subnet met het magische getal 281 11.5.5 Packet Tracer – Subnet een IPv4-netwerk 281 11.6 Subnetten met een /16- en een /8-prefi x 281

11.6.1 Creëer subnetten met een /16-prefi x 281 11.6.2 Maak 100 subnetten met een /16-prefi x 282 11.6.3 Maak 1000 subnetten met een /8-prefi x 284 11.6.4 Video – Subnetten over meerdere octets 286 11.6.5 Activiteit – Bereken het subnetmasker 286 11.6.6 Lab – Bereken IPv4-subnetten 286

11.7 Subnetten die aan de eisen voldoen 286

11.7.1 Subnetten van de private versus publieke IPv4-adresruimte 286

11.7.2 Minimaliseer ongebruikte host-IPv4-adressen en maximaliseer subnetten 288 11.7.3 Voorbeeld: IPv4 effi ciënt subnetten 289

11.7.4 Activiteit – Bepaal het aantal te lenen bits 291 11.7.5 Packet Tracer – Subnetting-scenario 291

(12)

11.8 VLSM 291

11.8.1 Video – VLSM-principes 291 11.8.2 Video – VLSM-voorbeeld 291 11.8.3 IPv4-adresbesparing 292 11.8.4 VLSM 293

11.8.5 VLSM-topologie-adrestoewijzing 295 11.8.6 Activiteit – VLSM-oefeningen 296 11.9 Gestructureerd ontwerpen 296

11.9.1 IPv4-netwerkadresplanning 296 11.9.2 Toewijzing van apparaatadressen 297

11.9.3 Packet Tracer – VLSM ontwerpen en implementeren 298 11.10 Oefeningen en quiz 298

11.10.1 Packet Tracer – Ontwerp en implementeer een VLSM-adresschema 298 11.10.2 Lab – Ontwerp en implementeer een VLSM-adresschema 298

11.10.3 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 298 11.10.4 Quiz IPv4-adressering 301

12 IPv6-adressering 305 12.0 Inleiding 305

12.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 305 12.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 305

12.1 IPv4-problemen 305 12.1.1 Noodzaak voor IPv6 305 12.1.2 Co-existentie IPv4 en IPv6 306 12.1.3 Test je kennis – IPv4-problemen 308 12.2 IPv6-adresweergave 308

12.2.1 IPv6-adresformaten 308

12.2.2 Regel 1 – Laat voorloopnullen weg 309 12.2.3 Regel 2 – Dubbele dubbelepunt 310 12.2.4 Activiteit – Weergave IPv6-adres 311 12.3 Soorten IPv6-adressen 311

12.3.1 Unicast, multicast, anycast 311 12.3.2 IPv6-prefi xlengte 311

12.3.3 Soorten IPv6-adressen 312

12.3.4 Een opmerking over unieke local adressen 313 12.3.5 IPv6 GUA 313

12.3.6 IPv6 GUA-structuur 314 12.3.7 IPv6-LLA 315

12.3.8 Test je kennis – Soorten IPv6-adressen 316 12.4 Statische confi guratie van GUA en LLA 317

12.4.1 Statische GUA-confi guratie op een router 317

12.4.2 Statische GUA-confi guratie op een Windows-host 317 12.4.3 Statische confi guratie van een link-local unicast-adres 318 12.4.4 Syntax Checker – Statische confi guratie van GUA en LLA 319 12.5 Dynamische adressering voor IPv6-GUA’s 319

12.5.1 RS- en RA-berichten 319 12.5.2 Methode 1: SLAAC 320

12.5.3 Methode 2: SLAAC en stateless DHCPv6 321 12.5.4 Methode 3: Stateful DHCPv6 322

12.5.5 EUI-64-proces versus random gegenereerd 322 12.5.6 EUI-proces 323

12.5.7 Random gegenereerde interface-ID’s 324

12.5.8 Test je kennis – Dynamische adressering voor IPv6-GUA’s 325 12.6 Dynamische adressering voor IPv6-LLA’s 326

12.6.1 Dynamische LLA’s 326

12.6.2 Dynamische LLA’s bij Windows 326

(13)

12.6.3 Dynamische LLA’s op Cisco-routers 326 12.6.4 Verifi eer de IPv6-adresconfi guratie 327

12.6.5 Syntax Checker – Verifi eer de IPv6-adresconfi guratie 329 12.6.6 Packet Tracer – Confi gureer IPv6-adressering 329 12.7 IPv6-multicast-adressen 329

12.7.1 Toegewezen IPv6-multicast-adressen 329 12.7.2 Well-known IPv6-multicast-adressen 330 12.7.3 Solicited node IPv6-multicast-adressen 330 12.7.4 Lab – Identifi ceer IPv6-adressen 331

12.8 Subnet een IPv6-netwerk 331

12.8.1 Subnetten met behulp van de subnet-ID 331 12.8.2 Voorbeeld van IPv6-subnetting 332

12.8.3 IPv6-subnet-allocatie 332

12.8.4 Router geconfi gureerd met IPv6-subnetten 333 12.8.5 Test je kennis – Subnet een IPv6-netwerk 333 12.9 Oefeningen en quiz 334

12.9.1 Packet Tracer – Implementeer een gesubnet IPv6-adresschema 334 12.9.2 Lab – Confi gureer IPv6-adressen op netwerkapparaten 334

12.9.3 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 334 12.9.4 Quiz IPv6-adressering 336

13 ICMP 339 13.0 Inleiding 339

13.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 339 13.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 339

13.1 ICMP-berichten 339 13.1.1 ICMPv4 en ICMPv6 339 13.1.2 Host reachability 340

13.1.3 Destination of service unreachable 340 13.1.4 Time exceeded 341

13.1.5 ICMPv6-berichten 341

13.1.6 Test je kennis – ICMP-berichten 343 13.2 Ping- en traceroute-tests 344

13.2.1 Ping – test de connectiviteit 344 13.2.2 De loopback pingen 344

13.2.3 Default gateway pingen 345 13.2.4 Een remote host pingen 346 13.2.5 Traceroute – test het pad 347

13.2.6 Packet Tracer – Verifi eer IPv4- en IPv6-adressering 348

13.2.7 Packet Tracer – Gebruik ping en traceroute om de connectiviteit te testen 348 13.3 Oefeningen en quiz 348

13.3.1 Packet Tracer – Gebruik ICMP om de connectiviteit te testen en te corrigeren 348 13.3.2 Lab – Gebruik ICMP om de connectiviteit te testen en te corrigeren 349

13.3.3 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 349 13.3.4 Quiz ICMP 350

14 Transportlaag 353 14.0 Inleiding 353

14.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 353 14.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 353

14.1 Rol van de transportlaag 353

14.1.2 Verantwoordelijkheden van de transportlaag 354 14.1.3 Transportlaagprotocollen 357

14.1.4 Transmissie Control Protocol (TCP) 358 14.1.5 User Datagram Protocol (UDP) 361

(14)

14.1.6 Het juiste transportlaagprotocol voor de juiste applicatie 362 14.1.7 Test je kennis – Transport van data 364

14.2 Overzicht TCP 364 14.2.1 TCP-functies 364 14.2.2 TCP-header 365 14.2.3 TCP-header-velden 365

14.2.4 Applicaties die TCP gebruiken 366 14.2.5 Test je kennis – Overzicht TCP 366 14.3 Overzicht UDP 367

14.3.1 UDP-functies 367 14.3.2 UDP-header 367 14.3.3 UDP-header-velden 368

14.3.4 Applicaties die UDP gebruiken 368 14.3.5 Test je kennis – Overzicht UDP 369 14.4 Poortnummers 369

14.4.1 Meerdere gescheiden communicaties 369 14.4.2 Socket-paren 370

14.4.4 Het netstat-commando 372 14.4.5 Test je kennis – Poortnummers 373 14.5 TCP-communicatieproces 373

14.5.1 TCP-serverproces 373

14.5.2 TCP-verbinding opbouwen 375 14.5.3 TCP-sessie beëindigen 376

14.5.4 Analyse van de TCP three-way handshake 376 14.5.5 Video – TCP three-way handshake 377

14.5.6 Test je kennis – TCP-communicatieproces 377 14.6 Betrouwbaarheid en fl ow-control 378

14.6.1 TCP-betrouwbaarheid – Gegarandeerde levering in de juiste volgorde 378 14.6.2 Video – TCP-betrouwbaarheid – Sequence-nummers en acknowledgments 379 14.6.3 TCP-betrouwbaarheid – Dataverlies en hertransmissie 379

14.6.4 Video – TCP-betrouwbaarheid – Dataverlies en hertransmissie 381 14.6.5 TCP-fl ow-control – Window-size en acknowledgments 381

14.6.6 TCP-fl ow-control – Maximum Segment Size (MSS) 382 14.6.7 TCP-fl ow-control – Congestion avoidance 383

14.6.8 Test je kennis – Betrouwbaarheid en fl ow-control 384 14.7 UDP-communicatie 384

14.7.1 Lage overhead versus betrouwbaarheid 384 14.7.2 UDP-datagram opnieuw samenstellen 385 14.7.3 UDP-serverproces en requests 385

14.7.4 UDP-client-processen 386

14.7.5 Test je kennis – UDP-communicatie 388 14.8 Oefeningen en quiz 389

14.8.1 Packet Tracer – TCP- en UDP-communicatie 389 14.8.2 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 389

14.8.3 Quiz Transportlaag 391

15 Applicatielaag 395 15.0 Inleiding 395

15.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 395 15.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 395

15.1 Applicatie-, presentatie- en sessielagen 395 15.1.1 Applicatielaag 395

15.1.2 Presentatie- en sessielaag 396 15.1.3 TCP/IP-applicatielaagprotocollen 397

15.1.4 Test je kennis – Applicatie, sessie, presentatie 398

(15)

15.2 Peer-to-peer 399

15.2.1 Client/servermodel 399 15.2.2 Peer-to-peer-netwerken 399 15.2.3 Peer-to-peer-applicaties 400 15.2.4 P2P-applicaties 400

15.2.5 Test je kennis – Peer-to-peer 401 15.3 Web- en e-mailprotocollen 402

15.3.1 Hypertext Transfer Protocol en Hypertext Markup Language 402 15.3.2 HTTP en HTTPS 403

15.3.3. E-mailprotocollen 404 15.3.4 SMTP, POP en IMAP 405

15.3.5 Test je kennis – Web- en e-mailprotocollen 407 15.4 IP-adresseringsservice 408

15.4.1 Domain Name Service 408 15.4.2 DNS-berichtformaat 410 15.4.3 DNS-hiërarchie 410

15.4.5 Syntax Checker – Het nslookup-commando 412 15.4.6 Dynamic Host Confi guration Protocol 412 15.4.7 Werking van DHCP 413

15.4.8 Lab – DNS-resolutie bekijken 413

15.4.9 Test je kennis – IP-adresseringsservices 414 15.5 File-sharing service 414

15.5.1 File-transfer-protocol 414 15.5.2 Server Message Block 415

15.5.3 Test je kennis – File-sharing services 417 15.6 Oefeningen en quiz 417

15.6.1 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 417 15.6.2 Quiz Applicatielaag 419

16 Grondbeginselen voor netwerkbeveiliging 423 16.0 Inleiding 423

16.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 423 16.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 423

16.1 Beveiligingsbedreigingen en vulnerabilities 423 16.1.1 Soorten bedreigingen 423

16.1.2 Soorten vulnerabilities 424 16.1.3 Fysieke beveiliging 425

16.1.4 Test je kennis – Beveiligingsbedreigingen en vulnerabilities 426 16.2 Netwerk-attacks 427

16.2.1 Soorten malware 427 16.2.2 Reconnaissance-attacks 429 16.2.3 Access-attacks 430

16.2.4 Denial-of-service-attack 432

16.2.5 Test je kennis – Netwerk-attacks 434

16.2.6 LAB – Onderzoek netwerkbeveiliging-threats 435 16.3 Netwerk-attacks beperken 435

16.3.1 De defense-in-depth-benadering 435 16.3.2 Bewaar back-ups 436

16.3.3 Upgrade, update en patch 437

16.3.4 Authenticatie, autorisatie en accounting 437 16.3.5 Firewalls 438

16.3.6 Soorten fi rewalls 439 16.3.7 Eindpuntbeveiliging 439

16.3.8 Test je kennis – Netwerk-attacks beperken 440

(16)

16.4 Apparaatbeveiliging 440 16.4.1 Cisco AutoSecure 440 16.4.2 Wachtwoorden 441

16.4.3 Extra wachtwoordbeveiliging 442 16.4.4 SSH activeren 443

16.4.5 Schakel ongebruikte services uit 444

16.4.6 Packet Tracer – Confi gureer veilige wachtwoorden en SSH 445 16.4.7 Lab – Confi gureer netwerkapparaten met SSH 445

16.5 Oefeningen en quiz 445

16.5.1 Packet Tracer – Beveilig netwerkapparaten 445 16.5.2 Lab – Beveilig netwerkapparaten 445

16.5.3 Wat leerde je in dit hoofdstuk? 445

16.5.4 Quiz Grondbeginselen voor netwerkbeveiliging 447

17 Bouw een klein netwerk op 451 17.0 Inleiding 451

17.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen? 451 17.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk? 451

17.1 Apparaten in een klein netwerk 451 17.1.1 Topologieën voor een klein netwerk 451 17.1.2 Apparaatkeuze voor een klein netwerk 452 17.1.3 IP-adressering voor een klein netwerk 453 17.1.4 Redundantie in een klein netwerk 455 17.1.5 Dataverkeermanagement 456

17.5.6 Test je kennis – Apparaten in een klein netwerk 457 17.2 Applicaties en protocollen in een klein netwerk 458

17.2.1 Veelgebruikte applicaties 458 17.2.2 Veelgebruikte protocollen 459 17.2.3 Voice- en video-applicaties 460

17.2.4 Test je kennis – Kleine netwerkapplicaties en -protocollen 461 17.3 Naar groter netwerk opschalen 462

17.3.1 Een klein netwerk groeit 462 17.3.2 Protocolanalyse 462

17.3.3 Netwerkgebruik van werknemers 463

17.3.4 Test je kennis – Opschalen naar grotere netwerken 464 17.4 Connectiviteit verifi ëren 465

17.4.1 Verifi eer de connectiviteit met ping 465 17.4.2 Extended ping 466

17.4.3 Connectiviteit met traceroute verifi ëren 467 17.4.4 Extended traceroute 469

17.4.5 Netwerk-baseline 470

17.4.6 Lab – Test netwerk-latency met ping en traceroute 471 17.5 Host en IOS-commando’s 471

17.5.1 IP-confi guratie op een Windows-host 471 17.5.2 IP-confi guratie op een Linux-host 474 17.5.3 IP-confi guratie op een MacOS-host 475 17.5.4 Het ARP-commando 476

17.5.5 Veelgebruikte show-commando’s 477 17.5.6 Het commando show cdp neighbors 482 17.5.7 Het commando show ip interface brief 483 17.5.8 Video – Het commando show version 484

17.5.9 Packet Tracer – Interpreteer de uitvoer van show-commando’s 484 17.6 Troubleshoot-methoden 484

17.6.1 Basisbenadering voor troubleshooten 484 17.6.2 Oplossen of escaleren? 485

(17)

17.6.3 Het commando debug 486

17.6.4 Het commando terminal monitor 487 17.6.5 Test je kennis – Troubleshoot-methoden 488 17.7 Troubleshoot-scenario’s 489

17.7.1 Duplex-werking en mismatch-problemen 489 17.7.2 IP-adresseringproblemen op IOS-apparaten 490 17.7.3 IP-adresseringsproblemen op eindapparaten 490 17.7.4 Default-gateway-problemen 491

17.7.5 DNS-problemen troubleshooten 492

17.7.6 Lab – Verbindingsproblemen troubleshooten 494

17.7.7 Packet Tracer – Verbindingsproblemen troubleshooten 494 17.8 Oefeningen en quiz 494

17.8.1 Lab – Ontwerp en bouw van een klein bedrijfsnetwerk 494 17.8.2 Packet Tracer – Skills integration challenge 494

17.8.3 Packet Tracer – Troubleshoot challenge 494 17.8.4 Wat heb je in dit hoofdstuk geleerd? 495 17.8.5 Quiz Bouw een klein netwerk 497

(18)
(19)

0 Inleiding

Welkom bij het eerste boek van het CCNAv7-curriculum van Cisco Networking Academy, Netwerken – Deel 1 – Inleiding (ITN, Introduction to Networks). Dit is de eerste van drie boeken die afgestemd zijn op het CCNA-certifi ceringsexamen. Netwerken – Deel 1 bevat 17 hoofdstukken, elk met een reeks onderwerpen.

In Netwerken – Deel 1 krijg je basiskennis over de manier waarop netwerken functioneren.

Je leert over netwerkcomponenten en hun functies, evenals hoe een netwerk opgebouwd is, en over de architecturen die gebruikt worden om netwerken, zoals het internet, op te bouwen.

Maar Netwerken – Deel 1 is meer dan alleen het leren van netwerkconcepten. Aan het einde van dit boek kun je lokale netwerken (LAN’s) bouwen, basisinstellingen op routers en swit- ches confi gureren en het internetprotocol (IP) implementeren.

In Netwerken – Deel 1 wordt elk concept dat je leert en de vaardigheden die je ontwikkelt in de rest van het CCNA-curriculum gebruikt. Dit is het moment om je netwerkcarrière een boost te geven en de Cisco Networking Academy helpt je om dit doel te bereiken.

(20)

LET OP!

Om de Packet-Tracer- en Lab-activiteiten te kunnen uitvoeren heb je de nieuwste versie van Packet Tracer nodig. Hiervoor is een

account bij de Cisco Networking Academy nodig.

Ga naar netacad.boomberoepsonderwijs.nl om je aan te melden via je School- of Boom-account en volg de stappen zoals deze

vervolgens op de site aangegeven zijn.

Heb je nog geen account, registreer je dan eerst

als gebruiker via Registreer.

(21)

1 De huidige netwerken

1.0 Inleiding

1.0.1 Waarom zou je dit hoofdstuk bestuderen?

In dit hoofdstuk ga je op weg naar een succesvolle carrière in de informatietechnologie door fundamenteel inzicht te verkrijgen in opbouw, werking en onderhoud van netwerken.

Als bonus kun je je met Packet Tracer in netwerksimulaties verdiepen.

1.0.2 Wat leer je in dit hoofdstuk?

Er wordt uitleg gegeven over de vooruitgang van moderne netwerktechnologieën. De para- grafen in dit hoofdstuk zijn:

Onderwerp Doel

Netwerken hebben eff ect op ons leven

Uitleg hoe netwerken invloed hebben op ons dagelijks leven

Netwerkonderdelen Uitleg hoe hosts en netwerkapparaten gebruikt worden Weergave van netwerken

en topologieën

Uitleg over netwerkweergaven en hoe ze in netwerktopologieën gebruikt worden

Veelgebruikte typen netwerken

Vergelijking van veelgebruikte netwerktypen

Internetverbindingen Uitleg over hoe LAN’s en WAN’s verbinding met het internet maken Betrouwbare netwerken Beschrijving van de vier basiseisen voor een betrouwbaar netwerk Trends in netwerken Uitleg over hoe trends zoals BYOD, online samenwerken, video en cloud

computing de manier waarop we met elkaar omgaan veranderen Netwerkbeveiliging Uitleg over een aantal basale security-threats met de oplossingen voor

alle netwerken

De IT-professional Uitleg over werkgelegenheidsmogelijkheden op het gebied van netwerken

1.1 Netwerken hebben eff ect op ons leven 1.1.1 Netwerken verbinden ons

Van alle belangrijke dingen voor het menselijk bestaan, komt de behoefte om met anderen om te gaan vlak onder onze behoefte om het leven in stand te houden. Communicatie is voor ons bijna even belangrijk als onze afh ankelijkheid van lucht, water, voedsel en onder- dak.

In de huidige wereld zijn we door het gebruik van netwerken meer dan ooit tevoren met el- kaar verbonden. Mensen met ideeën kunnen onmiddellijk met andere mensen communi- ceren om die ideeën te realiseren. Nieuwsevenementen en ontdekkingen zijn in seconden wereldwijd bekend. Individuen kunnen verbinding maken en games spelen met vrienden die door oceanen en continenten gescheiden zijn.

(22)

☺ 1.1.2 Video – The Cisco Networking Academy Learning Experience

Mensen die de wereld veranderen worden niet geboren, maar worden gemaakt. Sinds 1997 werkt de Cisco Networking Academy aan een enkel doel: het opleiden en ontwikkelen van vaardigheden van de volgende generatie talenten die voor de digitale economie nodig zijn.

Speel de video af in de NetAcad-omgeving om te zien hoe de Cisco Networking Academy leert hoe we technologie gebruiken om de wereld beter te maken.

1.1.3 Geen grenzen

Verbeteringen in netwerktechnologieën zijn misschien wel de belangrijkste veranderingen in de huidige wereld. Ze helpen een wereld te creëren waarin nationale grenzen, geografi - sche afstanden en fysieke beperkingen minder belangrijk worden, met steeds kleiner wor- dende obstakels.

Het internet heeft de manier waarop onze sociale, commerciële, politieke en persoonlijke interacties plaatsvinden veranderd. Het directe karakter van communicatie via internet stimuleert het ontstaan van wereldwijde gemeenschappen. Wereldwijde communities zor- gen voor sociale interactie die van locatie of tijdzone onafh ankelijk is.

Het creëren van online communities voor het uitwisselen van ideeën en informatie kan we- reldwijd de productie vergroten.

Door het gebruik van de cloud kun je documenten en afb eeldingen opslaan en overal en altijd openen. Dus of je nu in de trein of een park zit of op een berg staat, je hebt op elk ap- paraat naadloos toegang tot je gegevens en applicaties.

1.2 Netwerkcomponenten

1.2.1 Host-rollen

Als je van een wereldwijde online community deel uit wilt maken, moet je computer, ta- blet of smartphone eerst met een netwerk verbonden zijn. Dat netwerk moet dan weer met het internet verbonden zijn. In deze paragraaf worden de verschillende onderdelen van een netwerk behandeld. Kijk of je deze onderdelen in je eigen thuis- of schoolnetwerk kunt her- kennen.

Alle computers die op een netwerk aangesloten zijn en rechtstreeks aan de netwerkcom- municatie deelnemen worden als hosts geclassifi ceerd. Sommige hosts worden ook clients genoemd. De term hosts verwijst echter specifi ek naar apparaten in het netwerk waaraan voor de communicatie een nummer toegewezen is. Dit nummer identifi ceert de host bin- nen een bepaald netwerk. Dit nummer wordt het Internet Protocol (IP) adres genoemd. Een IP-adres identifi ceert de host en het netwerk waarmee de host verbonden is.

Servers zijn computers met software waarmee ze informatie, zoals e-mail of webpagina’s, aan andere eindapparaten in het netwerk kunnen verstrekken. Elke service vereist afzon- derlijke serversoftware. Een server heeft bijvoorbeeld webserversoftware nodig om webser- vices aan het netwerk te bieden. Een computer met serversoftware kan tegelijkertijd dien- sten verlenen aan veel verschillende clients.

Zoals eerder is aangegeven, zijn clients een type host. Clients hebben software voor het op- vragen en weergeven van de informatie die van de server verkregen wordt, zie fi guur 1-1.

(23)

Figuur 1-1 Client/serversysteem

Een voorbeeld van clientsoftware is een webbrowser, zoals Chrome of FireFox. Een enkele computer kan meerdere soorten clientsoftware draaien. Een gebruiker kan bijvoorbeeld zijn e-mail checken en een webpagina bekijken, terwijl WhatsApp actief is en hij naar een audio-stream luistert. In de tabel staan drie veelgebruikte soorten serversoftware.

Service Beschrijving

E-mail De mailserver draait e-mailsoftware. Clients gebruiken mail-clientsoftware, zoals Microsoft Outlook, om de e-mail op de server te benaderen.

Web De webserver draait webserversoftware. Clients gebruiken browsersoftware, zoals Windows Internet Explorer, voor toegang tot de webpagina’s op de server.

File De fi leserver bewaart de bedrijfs- en gebruikersbestanden op een centrale locatie. De clientapparaten hebben toegang tot deze bestanden met clientsoftware, zoals Windows Explorer.

1.2.2 Peer-to-peer

Client- en serversoftware draaien gewoonlijk op afzonderlijk computers, maar het is ook mogelijk om beide rollen tegelijk op één computer te draaien. In kleine bedrijven en thuis werken veel computers als server en client in het netwerk. Dit type netwerk wordt een peer-to-peer-netwerk genoemd.

Figuur 1-2 Peer-to-peer-netwerk

De voordelen van peer-to-peer-netwerken zijn:

 Eenvoudig in te stellen

 Weinig complex

 Goedkoop, omdat er geen netwerkapparaten en speciale servers nodig zijn

 Kunnen gebruikt worden voor eenvoudige taken, zoals het delen van bestanden en printers De nadelen van peer-to-peer-netwerken zijn:

 Geen centraal beheer

 Niet erg veilig

 Niet schaalbaar

 Alle apparaten fungeren zowel als client en als server, wat de prestaties verlaagt

1.2.3 Eindapparaten

De netwerkapparaten waarmee mensen het meest vertrouwd zijn, zijn de eindapparaten.

Om het ene eindapparaat van het andere te onderscheiden, heeft elk eindapparaat in het netwerk een adres. Wanneer een eindapparaat de communicatie begint, gebruikt hij het adres van het andere eindapparaat om aan te geven waar het bericht afgeleverd moet wor- den.

(24)

Een eindapparaat is de source (bron) of de destination (bestemming) van een bericht dat via het netwerk verzonden wordt.

Figuur 1-3 Data beginnen bij een eindapparaat, gaan door het netwerk en komen bij een eindapparaat aan

1.2.4 Intermediaire apparaten

Intermediaire apparaten verbinden de afzonderlijke eindapparaten met het netwerk. Ze kunnen meerdere individuele netwerken verbinden om een internet te vormen. Deze inter- mediaire apparaten bieden connectiviteit en zorgen ervoor dat de data over het netwerk stromen.

Intermediaire apparaten gebruiken het adres van het eindapparaat, in combinatie met de informatie over de netwerkverbindingen, om het pad te bepalen dat berichten via het net- werk moeten afl eggen. Voorbeelden van de gebruikelijke intermediai re apparaten staan in fi guur 1-4.

Figuur 1-4 Intermediaire apparaten

Intermediaire apparaten voeren enkele of alle volgende functies uit:

 Regenereren en versturen van communicatiesignalen.

 Houden informatie bij over de paden die er via het netwerk en het internet bestaan.

 Brengen andere apparaten op de hoogte van errors en communicatiefouten.

 Sturen de data langs alternatieve paden bij een verbindingsfout.

 Classifi ceren de berichten en versturen ze volgens hun prioriteit.

 Staan de datastroom toe of blokkeren deze op basis van de beveiligingsinstellingen.

Opmerking Er wordt geen verouderde Ethernet-hub weergegeven. Een Ethernet-hub staat ook wel bekend als een multipoort-repeater. Repeaters herstellen en verzenden de communicatiesignalen opnieuw. Alle intermediaire apparaten vervullen de functie van repeater.

(25)

1.2.5 Netwerkmedia

Communicatie wordt via een netwerk over een medium verzonden. Het medium biedt een kanaal waarover het bericht van de source (bron) naar de destination (bestemming) reist.

Moderne netwerken gebruiken hoofdzakelijk drie soorten media om apparaten met elkaar te verbinden, zie fi guur 1-5:

 Metalen draden in kabels – Data worden als elektrische impulsen gecodeerd.

 Glas- of kunststofvezels in kabel (fi ber-optic) – Data worden in lichtpulsen gecodeerd.

 Draadloze transmissie – Data worden via modulatie van elektromagnetische golven met specifi eke frequenties verzonden.

Figuur 1-5 De verschillende media

Criteria bij het kiezen van het netwerkmedium zijn:

 De maximale afstand waarover het medium met succes een signaal kan versturen.

 De fysieke omgeving waarin het medium geïnstalleerd wordt.

 De hoeveelheid en snelheid waarmee de data verzonden worden.

 De kosten van het medium en de installatie.

Verschillende soorten netwerkmedia hebben verschillende functies en voordelen. Niet alle netwerkmedia hebben dezelfde kenmerken, noch zijn ze allemaal voor hetzelfde doel ge- schikt.

1.2.6 Test je kennis – Netwerkcomponenten

Test je kennis van netwerkcomponenten door het BESTE antwoord op de volgende vragen te kiezen.

1 Welke van de volgende items is de naam voor alle computers die aangesloten zijn op een netwerk en die rechtstreeks aan de netwerkcommunicatie deelnemen?

a Servers

b Intermediaire apparaten c Hosts

d Media

2 Wanneer data door middel van lichtpulsen gecodeerd worden, welk medium wordt er dan gebruikt voor het verzenden?

a Draadloos b Glasvezelkabel c Koperkabel

(26)

3 Welke twee apparaten zijn intermediaire apparaten?

a Hosts b Routers c Servers d Switches

1.3 Netwerkweergaven en topologieën 1.3.1 Netwerkweergaven

Netwerkarchitecten en -beheerders moeten laten zien hoe hun netwerk opgebouwd is.

Ze moeten gemakkelijk kunnen zien welke componenten verbinding maken met andere componenten, waar ze zich bevinden en hoe ze met elkaar verbonden zijn. Tekeningen van netwerken gebruiken vaak symbolen, zoals in fi guur 1-6, om verschillende apparaten en verbindingen waaruit het netwerk bestaat weer te geven.

Figuur 1-6 Netwerksymbolen

Een tekening biedt een eenvoudige manier om te kunnen zien hoe in een groot netwerk apparaten verbinding maken. Dit type ‘afb eelding’ van een netwerk wordt een topologie- diagram genoemd. Het vermogen om de logische weergave van de fysieke netwerkcompo- nenten te herkennen, is van cruciaal belang om de organisatie en werking van een netwerk in beeld te kunnen brengen.

Naast deze weergaven wordt een speciale terminologie gebruikt om te beschrijven hoe deze apparaten en media met elkaar verbonden zijn.

 Netwerk Interface Card (NIC) – Een NIC verbindt een eindapparaat fysiek met het netwerk.

 Fysieke poort – Een connector of uitgang van een netwerkapparaat die het medium met een eindapparaat of ander netwerkapparaat verbindt.

 Interface – Speciale poorten op een netwerkapparaat die verbinding met afzonderlijke net- werken maken. Omdat routers verschillende netwerken met elkaar verbinden, worden de poorten van een router netwerkinterfaces genoemd.

Opmerking De termen poort en interface worden vaak door elkaar gebruikt.

1.3.2 Topologiediagrammen

Topologiediagrammen zijn verplichte documentatie voor iedereen die met een netwerk werkt. Ze bieden een overzicht hoe het netwerk opgebouwd is. Er bestaan twee soorten to- pologiediagrammen, fysiek en logisch.

(27)

Fysiek topologiediagram

Fysieke topologiediagrammen geven de fysieke locatie van intermediaire apparaten en de kabelinstallatie weer, zie fi guur 1-7. Je ziet dat de ruimten waarin de apparaten zich bevin- den in dit topologiediagram gelabeld zijn.

Figuur 1-7 Fysiek topologiediagram

Logisch topologiediagram

Logische topologiediagrammen geven de apparaten, poorten en het adresschema van het netwerk weer, zie fi guur 1-8. Je ziet welke eindapparaten op welke interme diaire apparaten aangesloten zijn en welke media gebruikt worden.

Figuur 1-8 Logisch topologiediagram

De topologieën in de fysieke en logische diagrammen zijn geschikt voor je kennisniveau op dit punt van het boek. Zoek op het internet naar ‘network topology diagrams’ om een paar complexere voorbeelden te bekijken. Als je aan de zoekterm het woord Cisco toevoegt, vind je veel topologieën met pictogrammen die vergelijkbaar zijn met de symbolen die je in dit boek ziet.

(28)

1.3.3 Test je kennis – Netwerkweergaven en topologieën

Test je kennis van netwerkweergaven en topologieën door het BESTE antwoord op de vol- gende vragen te kiezen.

1 Welke verbinding verbindt fysiek het eindapparaat met het netwerk?

a Poort b NIC c Interface

2 Welke verbindingen zijn speciale poorten van een netwerkapparaat die individuele net- werken met elkaar verbinden?

a Poort b NIC c Interface

3 Welk type netwerktopologie toont je welk eindapparaat met welk intermediair apparaat verbonden is en welk medium er gebruikt wordt?

a Fysieke topologie b Logische topologie

4 Welk type netwerktopologie toont je de feitelijke locatie van de intermediaire apparaten en de kabelinstallatie?

a Fysieke topologie b Logische topologie

1.4 Veelvoorkomende soorten netwerken

1.4.1 Netwerken van verschillende grootte

Nu je bekend bent met de componenten waaruit netwerken bestaan en hun weergave in fysieke en logische topologieën, ben je klaar om de verschillende soorten netwerken te le- ren kennen.

Netwerken bestaan in alle maten. Ze variëren van eenvoudige netwerken die uit twee com- puters bestaan, tot netwerken die miljoenen apparaten met elkaar verbinden.

In eenvoudige thuisnetwerken kun je resources, zoals printers, documenten, afb eeldingen en muziek, met een paar lokale eindapparaten delen. Kleine thuisnetwerken verbinden een paar computers met elkaar en met het internet.

Figuur 1-9 Thuisnetwerk

(29)

In netwerken voor kleine kantoren en thuiskantoren – Small Offi ce, Home Offi ce (SOHO) – kunnen mensen vanuit huis of op afstand werken. Veel zelfstandigen gebruiken dit soort netwerken om te adverteren en producten te verkopen, benodigdheden te bestellen en met klanten te communiceren. Het SOHO-netwerk stelt computers in een thuiskantoor of een

‘remote’ kantoor in staat om met het bedrijfsnetwerk verbinding te maken of toegang tot centrale gedeelde resources te krijgen.

Figuur 1-10 SOHO-netwerk

Bedrijven en grote organisaties gebruiken netwerken voor opslag van en toegang tot infor- matie op netwerkservers. Netwerken bieden e-mail, instant messaging en samenwerking tussen werknemers. Veel organisaties gebruiken de internetverbinding van hun netwerk om producten en diensten aan hun klanten te leveren. Middelgrote tot grote netwerken, zoals die door ondernemingen en scholen gebruikt worden, kunnen uit meerdere locaties met honderden of duizenden onderling verbonden computers bestaan.

Figuur 1-11 Middelgrote tot grote netwerken

Het internet is het grootste netwerk dat er bestaat. In feite betekent de term internet een

‘netwerk van netwerken’. Het is een verzameling van onderling verbonden particuliere en openbare netwerken. Het internet is een netwerk dat honderden miljoenen computers we- reldwijd met elkaar verbindt.

(30)

Figuur 1-12 Wereldwijde netwerken

In kleine bedrijven en thuis werken veel computers als servers en clients in het netwerk. Dit type netwerk wordt een peer-to-peer-netwerk genoemd.

1.4.2 LAN’s en WAN’s

Netwerkinfrastructuren variëren sterk voor wat betreft:

 grootte van het bestreken gebied

 aantal aangesloten gebruikers

 aantal en soorten beschikbare services

 aard van de verantwoordelijkheden

De twee meest voorkomende typen netwerkinfrastructuren zijn Local Area Networks (LAN’s) en Wide Area Networks (WAN’s). Een LAN is een netwerkinfrastructuur die aan ge- bruikers en eindapparaten in een klein geografi sch gebied toegang biedt. Een LAN wordt meestal op een afdeling binnen een onderneming, als een thuisnetwerk of als een klein bedrijfsnetwerk gebruikt.

Een WAN is een netwerkinfrastructuur die toegang biedt tot andere netwerken over een breed geografi sch gebied, dat meestal eigendom is van en beheerd wordt door een grotere onderneming of een telecommunicatieprovider. In fi guur 1-13 zijn LAN’s via een WAN met elkaar verbonden.

Figuur 1-13 Verschillende soorten netwerken

(31)

LAN’s

Een LAN is een netwerkinfrastructuur die een beperkt gebied beslaat. Specifi eke kenmer- ken van LAN’s zijn:

 LAN’s verbinden eindapparaten binnen een beperkt gebied zoals een woning, school, kan- toorgebouw of bedrijfsterrein.

 Een LAN wordt meestal beheerd door een enkele organisatie of individu. Het beheer stelt de regels voor de security op en dwingt de access-control-beleidsregels op netwerkniveau af.

 LAN’s bieden een grote bandbreedte aan de interne eindapparaten en intermediaire appa- raten.

Figuur 1-14 Een netwerk voor een woning, een gebouw of een terrein is een LAN

WAN’s

Figuur 1-15 toont een WAN die twee LAN’s met elkaar verbindt. Een WAN is een netwerk- infrastructuur die een groot gebied omvat. WAN’s worden meestal door serviceproviders (SP’s) of Internet Service Providers (ISP’s) beheerd.

Specifi eke kenmerken van WAN’s zijn:

 WAN’s verbinden LAN’s over grotere afstanden, zoals tussen steden, provincies, landen of continenten.

 WAN’s worden meestal door meerdere serviceproviders beheerd.

 WAN’s hebben meestal lagere snelheden dan LAN’s.

Figuur 1-15 Gescheiden LAN’s worden door een WAN met elkaar verbonden

1.4.3 Het internet

Het internet is een wereldwijde verzameling van onderling verbonden netwerken (inter- netwerken of kortweg internet). Figuur 1-16 toont een manier om het internet te zien als een verzameling onderling verbonden LAN’s en WAN’s.

(32)

Figuur 1-16 LAN’s gebruiken WAN-services om verbinding met elkaar te maken

Sommige LAN-voorbeelden zijn via een WAN-verbinding met elkaar verbonden. WAN’s worden vervolgens ook met elkaar verbonden. De verbindingen tussen de WAN’s staan voor alle verschillende mogelijkheden waarop netwerken met elkaar verbonden kunnen wor- den. WAN’s kunnen via koperdraden, glasvezelkabels en draadloze transmissies (niet weer- gegeven) verbinding maken.

Het internet is niet het eigendom van een individu of groep. Om voor eff ectieve communi- catie over de diverse infrastructuren te zorgen, is het gebruik van algemeen erkende tech- nologieën en standaards noodzakelijk, evenals de samenwerking tussen de vele netwerk- beheersorganisaties. Hiervoor zijn organisaties opgericht met als doel het onderhouden van de structuur en standaardisatie van internetprotocollen en processen. Deze organisa- ties zijn Internet Engineering Task Force (IETF), Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN), Internet Architecture Board (IAB) en vele andere.

1.4.4 Intranet en Extranet

Er bestaan nog twee termen die vergelijkbaar zijn met de term internet:

 Intranet

 Extranet

Intranet is een term die gebruikt wordt voor een privénetwerk bestaande uit LAN’s en WAN’s van een organisatie, die alleen voor werknemers en anderen binnen de organisatie toegankelijk is.

Een organisatie kan een extranet gebruiken om veilige en beveiligde toegang te bieden aan personen die voor een andere organisatie werken, maar toegang tot de data van de organi- satie nodig hebben. Enkele voorbeelden van extranetten zijn:

 Een bedrijf geeft toegang aan leveranciers en aannemers van buiten.

 Een ziekenhuis zorgt voor een reserveringssysteem voor artsen zodat ze afspraken met hun patiënten kunnen maken.

 Een lokale onderwijsadministratie levert budget- en personeelsinformatie aan de scholen binnen haar organisatie.

Figuur 1-17 toont de toegangsniveaus die verschillende groepen tot het bedrijfsintranet, be- drijfsextranet en internet hebben.

(33)

Figuur 1-17 Intranet, extranet en internet

1.4.5 Test je kennis – Veelvoorkomende soorten netwerken

Test je kennis van veelvoorkomende netwerken door het BESTE antwoord op de volgende vragen te kiezen.

1 Welke netwerkinfrastructuur biedt toegang aan gebruikers en eindapparaten in een klein geografi sch gebied, meestal een netwerk op een afdeling in een onderneming, een huis of een klein bedrijf?

a Extranet b Intranet c LAN d WAN

2 Welke netwerkinfrastructuur kan een organisatie gebruiken om een veilige en beveiligde toegang te bieden aan personen die voor een andere organisatie werken, maar toegang tot de gegevens van de organisatie moeten hebben?

a Extranet b Intranet c LAN d WAN

3 Welke netwerkinfrastructuur biedt toegang tot andere netwerken over een groot geogra- fi sch gebied, dat vaak eigendom is van en beheerd wordt door een telecommunicatieprovi- der?

a Extranet b Intranet c LAN d WAN

(34)

1.5 Internetverbindingen

1.5.1 Internet-toegangstechnologieën

Nu heb je basiskennis van wat een netwerk en de verschillende netwerken zijn. Maar hoe verbind je gebruikers en organisaties eigenlijk met het internet? Zoals je misschien al hebt geraden, zijn er verschillende manieren om dat te doen.

Thuisgebruikers, externe werknemers en kleine kantoren hebben meestal een verbinding met een internetprovider nodig om toegang tot het internet te krijgen. Verbindingsmoge- lijkheden verschillen sterk tussen ISP’s en geografi sche locaties. Populaire keuzes zijn echter breedbandkabel, breedband digitale abonneelijn (DSL), draadloze WAN’s en mobiele servi- ces.

Organisaties hebben meestal toegang nodig tot andere bedrijfslocaties en internet. Snelle verbindingen zijn noodzakelijk voor zakelijke services, zoals IP-telefonie, videoconferenties en opslag in datacenters. ISP’s bieden zakelijke verbindingen. Populaire zakelijke services zijn zakelijke DSL, huurlijnen en Ethernet over glasvezel.

1.5.2 SOHO-internetverbindingen

Figuur 1-18 toont de algemene verbindingsopties voor gebruikers van kleine kantoren en thuiskantoren (SOHO).

Figuur 1-18 Verbindingsopties

 Kabel – Deze wordt meestal door kabeltelevisie-serviceproviders geleverd, het internet- data signaal komt over dezelfde kabel als de kabeltelevisie binnen. Het levert een breed- bandverbinding met het internet die altijd online is.

 DSL – Verzorgt een breedbandverbinding met het internet die altijd online is. DSL functio- neert over een vaste telefoonverbinding. Meestal gebruiken kleine kantoren en thuisge- bruikers een verbinding via Asymmetrische DSL (ADSL), wat betekent dat de downloadsnel- heid hoger is dan de uploadsnelheid.

 Mobiel – Mobiele internettoegang (cell phone) gebruikt een mobiel telefoonnetwerk voor de verbinding. Overal waar een mobiel telefoonsignaal te ontvangen is, is mobiele inter- nettoegang te gebruiken. Performance wordt beperkt door de capaciteit van de mobiele telefoon en de zendmast waarmee verbinding wordt gemaakt.

 Satelliet – Satellietservice is een goede optie voor woningen en kantoren die anders geen toegang tot het internet hebben. Satellietschotels hebben vrij ‘zicht’ op de satelliet nodig.

(35)

 Inbelverbinding – Een goedkope optie is het gebruik van een normale telefoonverbinding en een modem. De lage bandbreedte die door een inbelverbinding wordt bereikt, is meest- al niet voldoende om grote hoeveelheden data te verzenden, maar is nuttig voor toegang onderweg.

De keuze voor een verbinding is afh ankelijk van de geografi sche locatie en de beschikbare serviceprovider.

1.5.3 Zakelijke internetverbindingen

Zakelijke verbindingsopties verschillen met die van een thuisgebruiker. Bedrijven zullen een hogere bandbreedte nodig hebben, dedicated bandbreedte en beheerde services. De beschikbare verbindingsmogelijkheden verschillen afh ankelijk van het aantal serverprovi- ders in de directe omgeving.

Figuur 1-19 laat de gebruikelijke verbindingsopties voor organisaties zien.

Figuur 1-19 Zakelijke internetverbindingen

 Dedicated huurlijn – Huurlijnen zijn feitelijk gereserveerde circuits die gescheiden locaties voor private voice en/of datanetwerken met elkaar verbinden. De circuits worden meestal op basis van maandelijkse of jaarlijkse contracten gehuurd.

 Ethernet-WAN – Ethernet-WAN (ook wel Metro Ethernet) breidt de LAN-technologie uit over het WAN. Ethernet is een LAN-technologie die je in een volgend hoofdstuk leert kennen.

 Zakelijk DSL – Zakelijk DSL is in diverse formats beschikbaar. Een populaire keuze is Sym- metrische Digital Subscriber Lines (SDSL), die vergelijkbaar is met consumenten-DSL, maar biedt dezelfde upload- en downloadsnelheid.

 Satelliet – Satellietservice kan een verbinding bieden als er geen vaste oplossing beschik- baar is.

De keuze voor een verbinding is afh ankelijk van de geografi sche locatie en de beschikbare serviceprovider.

1.5.4 Geconvergeerde netwerken

Traditionele gescheiden netwerken

Denk eens aan een school die dertig jaar geleden gebouwd is. Toen werden enkele lokalen bekabeld voor datanetwerk, telefoonnetwerk en videonetwerk voor televisie. Deze geschei- den netwerken zijn nogal verschillend, wat betekende dat zij niet met elkaar konden com- municeren. Elk netwerk gebruikte eigen technieken om het communicatiesignaal over te brengen. Elk netwerk had zijn eigen regels en standaards om een goede communicatie te garanderen.

(36)

Figuur 1-20 Verschillende services gebruiken verschillende netwerken

Geconvergeerde netwerken

Tegenwoordig zijn de afzonderlijke data-, telefonie- en videonetwerken samengevoegd tot één netwerk. Dit samenvoegen noemt men convergeren. In tegenstelling tot gescheiden netwerken zijn geconvergeerde netwerken in staat om data, spraak en video over dezelfde netwerkinfrastructuur tussen de verschillende apparaten af te leveren. Deze netwerkinfra- structuur gebruikt dezelfde regels, afspraken en implementatiestandaards.

Figuur 1-21 Geconvergeerde netwerken verzorgen meerdere services over één netwerk

☺ 1.5.5 Video – Download en installeer Packet Tracer

Deze video laat zien hoe je Packet Tracer kunt downloaden en installeren. Je gebruikt Pac- ket Tracer om het opbouwen en testen van netwerken op je computer te simuleren. Packet Tracer is een leuk, fl exibel softwareprogramma dat je naar huis kunt meenemen en waar- mee je de netwerkweergave en -theorie die je net hebt geleerd kunt gebruiken om net- werkmodellen te bouwen en om relatief complexe LAN’s en WAN’s te verkennen.

Studenten gebruiken Packet Tracer vaak om:

 zich op een certifi ceringsexamen voor te bereiden;

 te oefenen wat ze in netwerkcursussen geleerd hebben;

 hun vaardigheden voor een sollicitatiegesprek te verbeteren;

 de impact te onderzoeken van het toepassen van nieuwe technologieën in bestaande net- werkontwerpen;

 hun vaardigheden te ontwikkelen voor banen in het Internet of Things (IoT);

(37)

 om mee te doen aan wereldwijde ontwerpwedstrijden (zie de PT 7 Design Challenge 2017 op Facebook).

Packet Tracer is een belangrijk leermiddel dat in veel Cisco Networking Academy-cursussen gebruikt wordt.

Volg de onderstaande stappen om jouw exemplaar van Cisco Packet Tracer te downloaden en te installeren:

1 Log in op je Cisco Networking Academy I’m Learning-pagina.

2 Selecteer Resources.

3 Selecteer Download Packet Tracer.

4 Selecteer de gewenste Packet-Tracer-versie.

5 Sla het bestand op je computer op.

6 Start het installatieprogramma van Packet Tracer.

Klik op Play van de video in de NetAcad-omgeving voor een gedetailleerd overzicht van het download- en installatieproces van Packet Tracer.

☺ 1.5.6 Video – Aan de slag met Cisco Packet Tracer

Packet Tracer is een tool waarmee je echte netwerken kunt simuleren. Het biedt drie hoofd- menu’s:

 je kunt apparaten toevoegen en ze via kabels of draadloos verbinden;

 je kunt componenten in je netwerk selecteren, verwijderen, inspecteren, labelen en groe- peren;

 je kunt je netwerk beheren door een bestaand of voorbeeldnetwerk te openen, je huidige netwerk op te slaan en je gebruikersprofi el of voorkeuren aan te passen.

Als je al eens een programma, zoals een tekstverwerker of een spreadsheet gebruikt hebt, ben je al bekend met de commando’s in het menu File bovenaan in de menubalk. De com- mando’s Open, Save, Save As en Exit werken op dezelfde manier als voor elk programma, maar er zijn twee commando’s die speciaal voor Packet Tracer zijn.

Het commando Open Samples geeft een map weer met vooraf opgebouwde voorbeelden van functies en confi guraties van verschillende netwerk- en Internet of Things-apparaten in Packet Tracer.

Met de commando’s Exit and Logout wordt de registratie-informatie voor deze kopie van Packet Tracer verwijderd en moet de volgende gebruiker van dit Packet-Tracer-exemplaar de inlogprocedure opnieuw uitvoeren.

Klik op Play van de video in de NetAcad-omgeving om te leren hoe de menu’s gebruikt wor- den en hoe je je eerste Packet-Tracer-netwerk kunt maken.

 1.5.7 Packet Tracer – Netwerkafb eelding

In deze Packet-Tracer-activiteit onderzoek je hoe Packet Tracer als modelleringsinstrument voor netwerken werkt.

Download de opdracht in pdf-formaat en het Packter Tracer PKA-bestand in de Net- Acad-omgeving.

(38)

1.6 Betrouwbare netwerken

1.6.1 Netwerkarchitectuur

Ben je wel eens bezig geweest met online werken en ging het internet ‘down’? Zoals je inmiddels weet is het internet niet uitgevallen, maar ben je gewoon je verbinding ermee kwijtgeraakt. Dat is erg frustrerend. Met zo veel mensen in de wereld die op netwerktoe- gang vertrouwen om te werken en te leren, is het absoluut noodzakelijk dat netwerken betrouwbaar zijn. In deze context betekent betrouwbaarheid meer dan alleen je internet- verbinding. Dit onderwerp richt zich op vier aspecten van netwerkbetrouwbaarheid.

De rol van het netwerk is veranderd van alleen een datanetwerk naar een systeem dat verbindingen tussen mensen, apparaten en informatie mogelijk maakt in een mediarijke, geconvergeerde netwerkomgeving. Om netwerken effi ciënt te laten werken en in dit soort omgevingen te laten groeien, moet het netwerk volgens een standaard netwerkarchitec- tuur opgebouwd worden.

Netwerken ondersteunen ook een brede reeks aan toepassingen en services. Ze moeten kunnen werken met veel verschillende soorten kabels en apparaten, die de fysieke infra- structuur vormen. De term netwerkarchitectuur verwijst in deze context naar de techno- logieën die de infrastructuur ondersteunen en de geprogrammeerde services en regels of protocollen die de data over het netwerk verplaatsen.

Naarmate netwerken evolueren, zijn er vier basiskenmerken waaraan de netwerkarchitec- tuur moet voldoen om aan de verwachtingen van de gebruikers te voldoen:

 Fouttolerantie

 Uitbreidbaarheid

 Quality of Service (QoS)

 Netwerkbeveiliging

1.6.2 Fouttolerantie

Een fouttolerant (fault tolerant) netwerk is een netwerk dat het aantal getroff en appara- ten tijdens een storing beperkt. Het is gebouwd om snel herstel mogelijk te maken wan- neer een storing optreedt. Deze netwerken zijn afh ankelijk van meerdere paden tussen de source en de destination van een bericht. Als een link op het pad uitvalt, worden de be- richten via een andere link verzonden. Het hebben van meerdere paden naar een bepaalde bestemming wordt redundantie genoemd.

Het implementeren van een packet-switched netwerk is een manier waarop betrouwbare netwerken redundantie bieden. Packet-switching splitst het dataverkeer op in zogenaamde packets die via een gedeeld netwerk gerouteerd worden. Een enkel bericht, zoals een e-mail of een videostream, wordt opgedeeld in meerdere berichtblokken, packets genaamd. Elk packet heeft de benodigde adresinformatie van de source en de destination van het be- richt. De routers binnen het netwerk sturen de packets door op basis van de toestand van het netwerk op dat moment. Dit betekent dat de packets van een enkel bericht zeer ver- schillende paden naar dezelfde bestemming kunnen nemen. In fi guur 1-22 is de gebruiker zich er niet van bewust en wordt hij er niet door beïnvloed als de router de route dyna- misch wijzigt wanneer er een link uitvalt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Casestudy: ‘NETWERK-MODEL’ QHWZHUNQLYHDX - stuurfuncties - verdeling van deze functies op basis van gelijkheid tussen bedrijven: alleen ZETEL1 is sterk ondergeschikt aan eisen AUTO1

Het zien en waarderen van die variatie is naar ons idee een eerste stap op het pad naar het formuleren van handelingsperspectieven voor actoren in het openbaar bestuur om

The South African Department of Health released the standard treatment regime for malaria cases in South Africa in the Standard Treatment guidelines and Essential

This research has furthermore added new and relevant applied knowledge to the field of ODL and blended learning in that the interactive nature of success predictors

de term ‘big data’ verwijst intussen steeds naar machinaal leesbare digitale informatie die door computersystemen kan worden verwerkt en direct is verbonden met

Het ‘zoeken’ naar deze gratificaties wordt gedreven door etnische specifieke behoeften en de gratificaties worden verkregen via etnische websites en etni- sche netwerken.. Zowel

Dit is een online sociale netwerk service voor zakelijke doeleinden, die Private Banking klanten en potentiële klanten aan elkaar koppelt, waarbij zij van een zakelijk netwerk

Wat hebben mensen te bieden en waar zijn zij naar op zoek wanneer zij gebruik maken van een sociale netwerk service voor zakelijke doeleinden.. Vragen gericht op ontwikkeling van