• No results found

FLASHVergeet niet om U te inschrijven voor het seminarie georganiseerd door het Bibf in samenwerking met Partena op vrijdag 19 november 2004 over“

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "FLASHVergeet niet om U te inschrijven voor het seminarie georganiseerd door het Bibf in samenwerking met Partena op vrijdag 19 november 2004 over“"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

•De stand van zaken inzake het stelsel van de

investeringsaftrek – 1stedeel 1

•BTW - ENIG register van de motorvoertuigen –

Circulaire nr. AOIF 16/2004 5

•Contact 7

•Seminaries 7

I N H O U D Inleiding

De investeringen van vandaag zijn de winst van morgen en de banen van over- morgen1, het is in die geest dat de regering in 1982 met een volmachtenbe- sluit besliste om de investeringsaftrek in ons recht in te voeren.

Het beginsel is eenvoudig en bestaat erin een onderneming, natuurlijk of rechtspersoon, toe te staan een percentage van de door haar gedane investe- ringen af te trekken2.

Sinds 1982 werd de investeringsaftrek doorlopend aangepast en bijgestuurd door tal van wetten die het aftrekpercentage, de voorwaarden waaraan de belastingplichtige moet voldoen en het soort van beoogde investering wijzig- den. De laatste wijziging is vrij recent en wil de aftrek toe te staan voor de investeringen die worden gedaan met het oog op de beveiliging van de beroepslokalen3.

De doeltreffendheid van de investeringsaftrek lijkt betrekkelijk4, in zover dat de wetgever in 1992 besliste het basispercentage van de aftrek voor de ande- re vennootschappen dan KMO’s tot nul te reduceren en verwees hierbij naar het feit dat de beslissing om te investeren maar zelden wordt beïnvloed door het belastingvoordeel van de investeringsaftrek5. Voorwendsel of niet, het dient erkend dat het gemengd karakter van de teksten, het lage basispercen- tage van de aftrek en de formaliteiten die moeten worden vervuld nauwelijks een aansporing tot investeren vormen. Er moet trouwens worden opgemerkt dat de wetgever in de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de ven- nootschapsregeling de voorrang heeft gegeven aan een andere vorm van aan- moediging door de invoering van een investeringsreserve.

Met deze bijdrage willen wij in hoofdzaak het algemene stelsel onderzoeken dat van toepassing is op de gewone investeringsaftrek. Vervolgens zullen wij de bepalingen uiteenzetten betreffende de specifieke investeringsaftrek.

I. Het algemene stelsel van de “gewone” investeringsaftrek.

A. Het beginsel

Het huidige artikel 68 van het WIB/92 herhaalt het initiële beginsel dat werd ingevoerd door de wetgeving van 1982. Het luidt als volgt:

“Winst en baten worden vrijgesteld tot een deel van de aanschaffings- en beleggingswaarde van de materiële vaste activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en van de nieuwe immateriële vaste acti- va, indien die vaste activa in België voor het uitoefenen van de beroeps- werkzaamheid worden gebruikt. Deze vrijstelling wordt “investeringsaf- trek” genoemd”.

Vanaf het begin dient opgemerkt te worden dat het a priori heel uitgebreide toepassingsgebied van deze bepaling sterk wordt beperkt door de uitsluiting van de vaste activa waarvan de afschrijving is gespreid over minder dan 3 belastbare tijdperken en door de uitsluiting van de personenauto's (art.

75,4° en 5° WIB/92 zie infra).

Anderzijds is het van belang aan te stippen dat de investeringsaftrek niet in aanmerking komt voor het bepalen van de latere meerwaarden of minder- waarden op de vaste activa waarvoor hij is verleend (art. 73 WIB/92).

F L A S H

Vergeet niet om U te inschrijven voor het seminarie georganiseerd door het Bibf in samenwerking met Partena op vrijdag 19 november 2004 over

Het pensioen van de zelfstandige: Overleven of welzijn…..?”. Het thema zal, aan de hand van praktijkvoorbeelden, op een praktische manier worden toegelicht zodat het tegemoet komt aan uw professionele noden. U vindt alle praktische inlichtingen op de homepage van onze website:

www.bibf.be. Wij rekenen op uw talrijke aanwezigheid.

De stand van zaken inzake het stelsel van de investeringsaftrek – 1

ste

deel

1 Citaat toegeschreven aan Helmut Schmidt.

2 Art. 47 ter WIB/62: het percentage was 5% voor de tot meubilering dienende roerende goederen en het kantoormateriaal en 13% voor alle andere bestand- delen.

3 Wet van 8 april 2003, art. 106 tot wijziging van artikel 69 § 1, lid 1, 2° van het WIB/92.

4 6% van de zelfstandigen heeft er een beroep op gedaan voor de aanslagjaren 1991 en 1993 en 20 à 23% van de vrije beroepen; zie “Modèle de simulation de la politique de l’impôt des personnes physiques”, Faculté des Sciences éco- nomiques, sociales et de gestion des facultés universitaires Notre-Dame de la Paix in Namen, december 1998.

5 Wet van 28 juli 1992, memorie van toelichting, 444/1, blz.16 geciteerd door Th. Afschrift en A. Rayet, “Les impôts sur les revenus et la loi du 28 juillet 1992”, J.T., 1992, 805.

Afgiftekantoor 2800 Mechelen 1 • Tweewekelijks • NL : P309340

B

U L L E T I N V A N H E T

B

E R O E P S I N S T I T U U T V A N E R K E N D E

B

O E K H O U D E R S E N

F

I S C A L I S T E N

(2)

1. Betrokken belastingplichtigen

Door artikel 68 worden bedoeld de natuurlijke personen die winst maken (handelaars, ondernemers,...) en die welke baten realiseren (vrije beroepen6).

De vennootschappen, de zogenaamde KMO's, kunnen binnen bepaalde per- ken eveneens de aftrek genieten. De KMO's worden gedefinieerd als de bin- nenlandse vennootschappen waarvan de aandelen voor meer dan de helft toe- behoren aan één of meer natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht vertegenwoordigen en die geen deel uitmaken van een groep waar- toe een coördinatiecentrum behoort als vermeld in het koninklijk besluit nr.

187 van 30 december 1982 betreffende de oprichting van coördinatiecentra (art. 201,1° WIB/92).

De overige vennootschappen kunnen in principe eveneens aanspraak maken op de investeringsaftrek, maar de wet van 28 juli 1992 heeft het aftrekper- centage verminderd tot nul (art. 201, 2° WIB/92).

Wat de definitie van de KMO's betreft, zal men vaststellen dat in de wet van 24 december 2002 tot wijzing van de vennootschapsregeling de wetgever als maatstaf de toepassing had genomen van de verlaagde tarieven van de ven- nootschapsbelasting om de KMO's te onderscheiden van de andere vennoot- schappen. Zoals men weet, heeft het Arbitragehof deze bepaling vernietigd waarbij het van oordeel was dat de aanmerking genomen maatstaf irrelevant en discriminerend was. In zijn nieuw wetsontwerp7verwijst de wetgever naar artikel 15, § 1 van het Wetboek van vennootschappen. Men kan zich afvragen of de definitie van de KMO inzake investeringsaftrek voldoende relevant is om elke discriminatie te voorkomen.

De KMO die aanspraak maakt op een investeringsaftrek moet zelf het bewijs leveren dat hij voldoet aan de gestelde voorwaarde (Parl. Besch., Kamer, 1991-1992, nr. 444-1, blz. 16 en administratieve omzendbrief van 23 febru- ari 1994, nr. Ci.D.19/444.905, 22steaflevering, Bull., 737 blz. 787).

Dit bewijs mag worden geleverd met alle middelen die door het gemene recht worden aanvaard, behalve de eed. Het mag worden geleverd in om het even welk stadium van de procedure. Indien het echter onmogelijk zou blijken een dergelijk bewijs te leveren, moet de betrokken vennootschap aan de belasting vestigende ambtenaar of aan de ambtenaar die belast is met het onderzoek van een bezwaarschrift betreffende het voorwerp alle feitelijke en juridische gegevens verstrekken die hem zouden kunnen overtuigen8.

Om de voorwaarde betreffende de aandelen te beoordelen, houdt de adminis- tratie in principe rekening met de hoedanigheid van de houders van de certi- ficaten en niet met die van de houders van de overeenkomstige aandelen9. 2. Grondslag en percentage van de aftrek

De berekening van de investeringsaftrek is gebaseerd op de investeringswaar- de of op de aankoopprijs van de in aanmerking te nemen vaste activa, d.w.z. op de waarde die als grondslag dient voor de berekening van de afschrijvingen10. Eenmalige aftrek

In principe is de investeringsaftrek eenmalig.

Voor de natuurlijke personen bedraagt het huidige basispercentage 3,5% (art.

69 §1,1° WIB/92, bij de wet bepaald minimum)11.

Voor de KMO's bedraagt het tarief 3% (art. 201,1° WIB/92, bij de wet bepaald minimum); dit percentage is echter enkel van toepassing op de eerste schijf van 6.908.000 EUR (basisbedrag 5.000.000 EUR) aan investeringen die per belastbaar tijdperk worden gedaan.

Een zelfstandige die beslist een nieuw bureau van 5.000 euro te kopen, zal, behalve de afschrijving, 175 euro kunnen aftrekken indien hij zijn activiteit als natuurlijk persoon uitoefent en 150 euro indien dit via een vennootschap is. Deze aftrekken zijn natuurlijk altijd meegenomen, maar geef toe dat ze bij

de investeringsbeslissing ongetwijfeld niet doorslaggevend zijn.

Voor de andere vennootschappen werd, zoals wij al eerder aanstipten, de aftrek onwerkzaam gemaakt en het percentage teruggebracht tot 0 (art.

201,2° WIB/92).

Gespreide aftrek

De wetgever staat de belastingplichtige (natuurlijk persoon, KMO en theore- tisch andere vennootschappen) die op de eerste dag van het belastbare tijd- perk waarin de vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht minder dan 20 werknemers tewerkstelt, toe te opteren voor de spreiding van de gewone investeringsaftrek over de afschrijvingsperiode van deze vaste activa. In dat geval wordt de basisaftrek verhoogd met 7 percentpunten, zijnde een reëel percentage van 10,5% (art. 70, lid 1 WIB/92).

De afschrijvingsmethode, lineair of progressief, doet er weinig toe (Com.IB nr.

68/74).

Om terug te keren naar het voorbeeld van de investering in een bureau van 5.000 euro, lineair afschrijfbaar over 10 jaar, zal de zelfstandige met minder dan 20 werknemers, natuurlijk persoon of KMO, jaarlijks 52,5 euro mogen aftrekken (5.000 x 10% x 10,5%).

Artikel 71 van het WIB/92 is gunstig voor de situaties van overdracht of bui- tengebruikstelling van de investering door te bepalen dat “indien bij de over- dracht of bij de buitengebruikstelling van een vast activum het totaal van de overeenkomstig artikel 70 verrichte aftrekken lager is dan de aftrek die had kunnen worden toegepast overeenkomstig artikel 69, wordt een aan- vullende aftrek tot het bedrag van dat verschil verleend”.

3. Materiële en immateriële vaste activa

De uitdrukkingen “materiële vaste activa” en “immateriële vaste activa” heb- ben de betekenis die daaraan wordt toegekend door de wetgeving betreffende de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen12.

De investeringsaftrek is niet van toepassing op de goederen die zijn verkregen met het oog op de doorverkoop ervan en die worden beschouwd als “voor- raad” en niet als vaste activa13.

De materiële vaste activa omvatten bijgevolg onder meer:

- de opgetrokken gebouwen, alsmede de inrichting ervan, die de onderneming als eigendom bezit en die zij duurzaam aanwendt voor haar exploitatie;

- installaties en machines en uitrusting;

- meubilair en rollend materieel;

- vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen.

De immateriële vaste activa worden gevormd door:

- kosten van onderzoek en ontwikkeling;

- concessies, octrooien, licenties, knowhow;

- “goodwill”;

- vooruitbetalingen op immateriële vaste activa14.

De aanschaffingswaarde van de immateriële en materiële vaste activa kunnen de interestlasten omvatten (tussenrenten) van de kapitalen die werden geleend om ze te financieren15.

Voor de administratie vormen de oprichtingskosten, de herstructureringskos- ten en de financiële vaste activa daarentegen geen materiële of immateriële vaste activa16.

4. Gebruik in België

De voorwaarde betreffende het gebruik van de investering in België heeft nau- welijks de Europese snaar van de juristen geraakt. De administratieve com- mentaar leert dat het geen belang heeft of de activa in België werden verkre- gen dan wel in het buitenland17. De minister van Financiën heeft overigens

6 De vrije beroepen werden aanvankelijk niet beoogd. Zie dienaangaande het arrest van het Arbitragehof van 5 mei 2004, nr. 70/2004 (B.S. 6 augustus 2004) en Fiscoloog, 2004, nr. 936. Over de wetgeving die van toepassing was op de aanslagjaren 1988 en 1989 wordt soms nog tot op de dag van vandaag gediscussieerd, zie bijvoorbeeld de vraag die aan het Arbitragehof werd gesteld door het Hof van beroep van Gent in een arrest van 22 juni 2004 (B.S. 30 augustus 2004).

7 Zie Fiscoloog, 2004, nr. 944 blz. 1 en volg., “Een complexe definitie van de “kleine” vennootschap”

8 Vraag nr. 138 van volksvertegenwoordiger Pieters van 26.11.1999, Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 31; zie betreffende deze vraag, Fiscoloog, 2000, nr.

737, blz. 3-4.

9 Mondelinge vraag nr. B004 van mevrouw Moerman van 12.03.2003, Analytisch verslag, Kamercommissie voor Financiën, Com 1012, blz. 9-10: Vraag nr. 1154 van de heer Lenssen van 02.12.2002, Vragen en Antwoorden, Kamer, 2002-2003, nr. 161, blz. 20723-20724.

10Com.IB nr. 68/55.

11Het basispercentage wordt berekend in verhouding tot het indexcijfer van de consumptieprijzen. Art. 69 §1, 1° en art. 201, 1° WIB/92. Het percentage wordt geïnd- exeerd. Voor het aanslagjaar 1995, waarvan sprake in dit artikel, zie B.S., 5 maart 2004.

12Com.IB/92 nr. 68/7.

13De onroerende goederen die door een handelaar in goederen zijn verkregen met het oog op de doorverkoop ervan genieten dus niet de investeringsaftrek, Com.IB/92 nr. 22.

14Com.IB/92 nr. 68/8 en 68/11.

15Vraag nr. 3 van de heer Anthuenis van 07.01.1992 Bull. Bel. 719, blz. 2226-2227.

16Com.IB/92 nr. 68/12.

17Com.IB/92 nr.68/18.

(3)

gepreciseerd dat de aftrek geldt voor de machines die een Belgische vennoot- schap geheel of gedeeltelijk in het buitenland gebruikt (en waarvan zij de eigenaar is) om er werken te verrichten, zonder dat zij in het buitenland over vaste inrichtingen beschikt18.

5. Nieuw goed

Opdat de aftrek kan worden toegestaan, moet het verworven goed nieuw zijn.

In dit opzicht werd geoordeeld dat een klantenbestand die door een derde aan een vennootschap wordt overgedragen geen “nieuw” immaterieel actief vormt, aangezien dit bestand door de overdrager geleidelijk werd opge- bouwd19. In dezelfde gedachtegang kan een door de overdrager geleidelijk opgebouwde verzekeringsportefeuille in hoofde van de overnemer niet wor- den beschouwd als nieuw immaterieel vast actief20.

Behalve dat zij niet afschrijfbaar zijn, worden terreinen niet beschouwd als nieuwe goederen. Het Hof van beroep van Gent is echter van oordeel dat zelfs indien terreinen nooit helemaal nieuw kunnen zijn, de natuurlijke rijkdom- men van de ondergrond nieuw kunnen zijn verkregen indien deze natuurlij- ke rijkdommen nooit werden ontgonnen of nooit het voorwerp zijn geweest van afschrijvingen in hoofde van de overdrager21.

Wat de nieuwe staat van een gebouw betreft, heeft de minister van Financiën gepreciseerd dat een gebouw dat wordt gekocht van een eigenaar, die het voor- af gedurende een bepaalde periode had verhuurd, nooit kan worden beschouwd als een materieel vast actief dat in nieuwe staat is verkregen of tot stand gebracht in de zin van artikel 68 van het Wetboek van de inkomstenbe- lastingen 1992. Voor de toepassing van het Wetboek van de BTW heeft het con- cept “nieuw gebouw” een specifieke betekenis die niet noodzakelijk door het WIB22 wordt bestreken.

6. Eigenaar of huurder

Met de eigenaar moeten de houders van zakelijke rechten worden gelijkge- steld (vruchtgebruiker, houder van het recht van opstal, erfpachter,…). Kan de huurder die investeringen doet in de gehuurde plaatsen de investeringsaf- trek genieten?

In het burgerlijk recht schorst het bestaan van de huurovereenkomst het spel van de natrekking waardoor de eigenaar zich alle bouwwerken toe-eigent die op zijn grond zijn opgetrokken. Daaruit vloeit voort dat de huurder de aftrek van de door hem gedane investeringen kan genieten voor zover hij natuurlijk het bestaan kan bewijzen van zijn huurovereenkomst (de voorzichtigheid ver- eist een geregistreerd document) en dat deze huurovereenkomst geen andersluidende bepalingen bevat23.

B. De uitsluitingen

Artikel 74 van het WIB/92 sluit de investeringsaftrek uit wanneer de winst of de baten worden bepaald volgens forfaitaire grondslagen, behalve indien het vaste activa betreft, als vermeld in artikel 69, § 1, lid 1, 2° van het WIB/92 (specifieke investeringen) waarvoor van overheidswege geen financiële steun tot aanmoediging van energiebesparing is verleend (zie infra).

Daarnaast zijn zes andere uitsluitingsgevallen vermeld in artikel 75 van het WIB/92. Aangezien het uitzonderingen betreft, moeten deze uitsluitingen beperkend worden geïnterpreteerd24.

1. “Vaste activa die niet uitsluitend voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt.”

Het bestaan van een uitsluitend beroepsmatig gebruik25geeft aanleiding tot tal van geschillen betreffende de gemengde gebouwen, waarvan een gedeelte beroepsmatig wordt gebruikt en het andere voor privé-doeleinden.

18 Vraag nr. 215 van senator Declerck van 22.06.1990.

19Brussel, 19 oktober 1989, R.G.F. 1990, 162, noot De Maeyer, J.: Antwerpen 9 september 1997, Act. fisc. 1997, nr. 33, 3; F.J.F. 1997, 566; Cour. fisc. 1997, noot Van den Eeckhaut, R., 584.

20Vraag nr. 407 van senator Dalem van 21.08.1985.

21Gent, 19 januari 2000, F.J.F. 2000, 602; T.F.R. 2000, 347.

22Vraag nr. 867 van de heer Antheunis van 25.04.1997.

23Brussel, 26 januari 1993, Cour. Fisc., 1993, blz. 93/37 en noot L de Boeck.

24P.V. nr. 524 van 30 juli 1996, V.A., Kamer 1995-96, blz. 6636.

25Over de noodzaak van een gebruik, zie Gent, 23 mei 2000, Fisc. Act. 2000, noot Desterbeck, F., nr. 23, 7.

26Antwerpen 24 september 2002, F.J.F. 2003, nr. 2/169; Gent (11dek.), 20 september 2001, Fisc. Act. 2001, noot Desterbeck, nr. 39, 7, T.F.R. 2002, 140; Gent (24stek.), 24 april 2001, F.J.F. 2001, nr. 10/857, noot; Gent (fiscus) (24stek.), 17 oktober 2000, F.J.F. 2001, 111, noot, Fisc. Act. 2000, noot Desterbeck, nr. 37, 2; Cour. fisc. 2000 noot Kiekens, A, 511; Antwerpen, 14 april 1994, F.J.F. 1994, 463; Bull. Fid. 1994, 186.

27Antwerpen, 16 november 1999, Fiscoloog 1999, nr. 734, 7.

28Zie onder meer Antwerpen, 2 maart 1999, Cour. fisc., 1999/311; Brussel, 23 juni 2000, FJF, 2000/222; Gent, 26 april 2000, RG 00/32, niet uitgegeven, fisconet.

29Omzendbrief nr. Ci.RH.242/561.087 (AOIF 4/2004), 19 januari 2004.

30Com.IR/92 nr. 68/21.

Uit de bestudeerde rechtspraak valt te onthouden dat de investeringsaftrek kan worden toegepast op het beroepsmatige gedeelte van een gemengd gebouw op voorwaarde dat de lokalen duidelijk gescheiden zijn van de privé-lokalen en uitsluitend voor beroepsdoeleinden worden gebruikt. Zo heeft het Hof van beroep van Antwerpen de aftrek aanvaard voor het afzonderlijke gedeelte van het gebouw dat uitsluitend voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt (in dit geval een dokterspraktijk), wanneer het andere gedeelte (dat enkel via een afzon- derlijke ingang toegankelijk is) uitsluitend voor privé-doeleinden wordt gebruikt25. In een ander geval was datzelfde hof daarentegen van oordeel dat niet bleek dat het privé-gedeelte en het beroepsgedeelte (van de gemengde woning van de geneesheer) volledig gescheiden goederen vormden en dat er slechts één enkel goed was dat in zijn geheel moest worden beoordeeld27. De situatie moet dus lokaal per lokaal worden onderzocht zonder verwijzing naar het kadastraal perceel28.

In een omzendbrief van 19 januari 200429treedt de administratie deze recht- spraak bij en stapt definitief af van haar standpunt volgens welke de situatie van de bebouwde onroerende goederen per kadastraal perceel moest worden beoordeeld.

Het administratieve standpunt is thans het volgende:

“Wat de bebouwde onroerende goederen betreft die niet uitsluitend worden gebruikt voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid, kan de investe- ringsaftrek echter worden toegepast voor de lokalen of ruimten waarvoor het onweerlegbaar blijkt dat zij uitsluitend worden gebruikt voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid en dat zij duidelijk gescheiden zijn van de privé- lokalen of –ruimten van de belastingplichtige.

De lokalen of ruimten met een “gemengd” gebruik blijven natuurlijk van de investeringsaftrek uitgesloten.”

2. “Vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht met het doel het recht van gebruik ervan bij leasingcontract of bij over- eenkomst van erfpacht of opstal, of enig gelijkaardig onroerend recht aan een derde over te dragen, ingeval die vaste activa kun- nen worden afgeschreven door de onderneming die het recht heeft verkregen.”

Deze uitsluiting kan logisch worden verklaard door het feit dat in de leasing- contracten of gelijkaardige overeenkomsten zowel de wetgeving op de boek- houding (zie art. 62, KB van 30.01.2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen) als de fiscale wetgeving (zie art. 52, 6° en 61, lid 2, WIB/92) bepalen dat de vaste activa die het voorwerp zijn van dergelijke over- eenkomsten, kunnen worden afgeschreven door de economische eigenaar van de activa.

Laatstgenoemde van zijn kant zal de investeringsaftrek kunnen genieten voor zover hij de wettelijke voorwaarden vervult30.

3. “Vaste activa indien het recht van gebruik ervan anders dan op de wijze als vermeld sub 2° is overgedragen aan een andere belas- tingplichtige, tenzij de overdracht gebeurt aan een natuurlijk per- soon die de vaste activa in België gebruikt voor het behalen van winst of baten en die het recht van gebruik daarvan geheel noch gedeeltelijk aan een derde overdraagt.”

Afgaande op de omvangrijke rechtspraak die dienaangaande is gepubliceerd, is dit de bepaling die ongetwijfeld de meeste geschillen uitlokt.

Om deze uitsluiting te begrijpen, dient eraan te worden herinnerd dat de wet- gever met de wet van 28 juli 1992 voor de andere vennootschappen dan de KMO’s het percentage van de investeringsaftrek tot nul heeft teruggebracht.

(4)

Bepaalde uitgesloten vennootschappen hebben dan ook geprobeerd de wet te omzeilen door hun investeringen te doen via een KMO. Een uitgesloten ven- nootschap wendde zich tot een KMO die de investering deed en daarbij de aftrek genoot en vervolgens het gebruik van het verkregen goed overdroeg aan de uitgesloten vennootschap31.

De wet van 28 december 1992 heeft bijgevolg elke investeringsaftrek verboden zodra de investeerder het gebruik van het goed (op een andere manier dan in het kader van een leasing of daarmee gelijkgestelde contracten) overdroeg aan een andere belastingplichtige (natuurlijk of rechtspersoon32), behalve indien laatstgenoemde een “beroepsmatig” natuurlijk persoon is, die zelf het recht van gebruik niet overdraagt aan een derde.

Het verbod geldt bijvoorbeeld voor de aankoop door een vennootschap van goederen waarvan het gebruik ter beschikking wordt gesteld van de bedrijfs- leider die ze voor privé-doeleinden gebruikt33.

De verhuring van een goed aan een KMO-vennootschap valt eveneens binnen het toepassingsgebied van de uitsluiting, zelfs indien laatstgenoemde het recht van gebruik niet overdraagt aan een derde. Men kan zich hier afvragen of er geen discriminatie bestaat in de zin van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet tussen de KMO’s-ondernemingen, natuurlijke personen (die de IA genieten indien het gebruik van het goed niet wordt overgedragen) en die welke de vennootschapsvorm hebben aangenomen die in dezelfde omstan- digheden geen aanspraak kunnen maken op de aftrek. Het Hof van Cassatie heeft twee arresten uitgesproken die de uitsluiting van de KMO’s-vennoot- schappen bevestigen zonder aan het Arbitragehof enige vraag te stellen34. Gelet op het heel ruime toepassingsgebied van de uitsluiting hadden ook de hotelhouders en de verantwoordelijken van bejaardentehuizen zich de inves- teringsaftrek kunnen ontzegd zien worden. De minister van Financiën was echter van oordeel dat, gelet op de omvangrijke bijkomende prestaties die ver- bonden zijn aan de verhuring van kamers, deze belastingplichtigen niet bin- nen het toepassingsgebied van de uitsluiting vallen35.

Dit verbod impliceert voorts dat de verwervingen van goederen, bestemd om aan particulieren te worden verhuurd, de investeringsaftrek niet kunnen genieten. Bijgevolg zijn de volgende investeringen uitgesloten:

- Aankoop van goederen, bestemd voor de verhuring van studentenkamers - Aankoop van video’s, zonnebanken, bestemd om aan particulieren te wor-

den verhuurd36.

In een arrest van 22 november 200137lijkt het Hof van Cassatie een meer soe- pele houding te hebben willen aannemen. In deze zaak had het Hof van beroep van Gent de aftrek geweigerd aan een vennootschap die tenten ver- huurde aan particulieren die niet konden worden geacht die te gebruiken voor het behalen van winst in de zin van artikel 75, 3° van het WIB/9238. Het opperste gerechtshof was van oordeel dat het de bedoeling van de wetge- ver was te voorkomen dat twee afzonderlijke belastingplichtigen de investe- ringsaftrek genieten voor dezelfde vaste activa (wat hier niet het geval was aan- gezien de tenten aan particulieren werden verhuurd). Het Hof van Cassatie heeft het arrest van het Hof van beroep verbroken aangezien het van oordeel was dat het niet wettelijk verantwoord was. De opsteller van de samenvatting die in Pasicrisie werd gepubliceerd, concludeert dat de aftrek van toepassing is wanneer de huurder handelt als consument en de goederen niet voor beroepsdoeleinden gebruikt. Deze gedurfde conclusie vloeit voort uit een logi- sche interpretatie van de redenering van het Hof van Cassatie, maar kadert in een brede lezing van het arrest.

31Zie Cour.fisc. 1993, blz. 93/48 en 93/49.

32Zelfs als het een parastatale instelling betreft, zie Vraag nr. 272 van senator De Clippele van 20.09.1990.

33Vraag nr. 608 van senator Delcroix van 12.11.1997, Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 1-62.

34Arrest van het Hof van Cassatie van 27.06.2002, C 02/5, fisconet, en arrest van het Hof van Cassatie van 27.06.2002, FJF 2003/226. Zie dienaangaande, C. Vandevyver, “DPI: quelques précisions bien utiles…” Act fisc 2004., nr. 22, blz.3; Koning, F., “DPI et questions préjudicielles. Cession du droit d’usage et rejet:

non-discriminatoire”, Act. fisc. 2002, liv. 40, 3-6 ; Fiscoloog, 2002, nr. 863, blz. 3 en volg.

35Zie P.V. nr. 169, 24.4.1990, senator Van Hooland, Bull. 699, blz. 3025; Vraag nr. 60 van senator Peeters van 10.12.1990. Met betrekking tot al deze vragen zie Com.Ir nr. 68/23 en de verwijzingen.

36Antwerpen, 18 maart 1996, F.J.F. 1996, 419; Cour. fisc. 1996, 328, noot X.; Vraag nr. 309 van volksvertegenwoordiger Daems van 27.02.1996, Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 39.

37Cass., 22 november 2001, Pas., 2001, blz.1922.

38Gent, 8 juni 2000, A.F.T. 2001 noot Salens, P., 89; Cour. fisc. 2000, 399.

39Antwerpen, 4 mei 2004, niet gepubliceerd, Fiscoloog 2004., nr. 945, blz. 10.

40Rb. Hasselt, 26 mei 2004, niet gepubliceerd, Fiscoloog 2004, nr. 942, blz. 9.

41Rb. Brugge, 24 februari 2004, Cour. fisc. 2004, liv. 9, 454 en noot. Voor de vennootschappen die commerciële stands monteren en demonteren en die de IA genieten, zie Brussel, 11 oktober 2001, F.J.F. 2002, nr. 4, 305, noot; T.F.R. 2002, liv. 219, 364; Cour. fisc., 2001, blz. 456, noot W. Defoor.

42Zie Com.IB/92 nr. 68/24 en volg.

43Programmawet van 2 augustus 2002, art. 128 van toepassing sinds het aanslagjaar 2004.

44Com.IB/92 nr. 28 en 29.

45Ci.RH.421/537.245-AOIF nr. 53/2004, Fiscoloog, 13.08.2004/645.

Nog altijd met betrekking tot de verhuring van tenten heeft het Hof van beroep van Antwerpen de tekstuele moeilijkheid van artikel 75, 3° van het WIB/92 omzeild door ervan uit te gaan dat de verhuring paste in een algemeen kader van “globale dienstverlening” en bijgevolg de aftrek niet kon beletten39. Een identieke motivatie werd gebruikt door de burgerlijke rechtbank van Hasselt in een vonnis van 26 mei 2004 betreffende de verhuring van bekistingsmate- riaal in de bouwsector40. De rechtbank van eerste aanleg van Brugge hanteer- de een gelijkaardige anlyse om de aftrek te aanvaarden voor afvalcontainers, aangezien die werden gebruikt in het kader van een ruime dienstverlening en de aan de klanten gefactureerde “huur” niets anders was dan de aanrekening van sommen die de vennootschap moeten toestaan haar investering in con- tainers te financieren en ze achteraf te onderhouden en te herstellen41. De rechtspraak heeft dus de neiging de aftrek toe te staan in de gevallen waar- in die niet wordt gecumuleerd door twee afzonderlijke belastingplichtigen en wanneer hij kadert in een globale dienstverlening.

Signaleren wij tot slot dat de uitsluiting van artikel 75, 3° van het WIB/92 niet van toepassing is op audiovisuele werken, als gedefinieerd in artikel 76 van het WIB/9242. Het onderzoek van deze bepaling die van toepassing is sinds het aanslagjaar 1992 valt buiten het kader van deze bijdrage. Opgemerkt dient echter te worden dat het beleid van de wetgever ten bate van de audiovisuele werken werd versterkt door de goedkeuring van artikel 194ter van het WIB/92 ter bevordering van de investeringen in deze sector43.

4. “Vaste activa die niet afschrijfbaar zijn en vaste activa waarvan de afschrijving over minder dan 3 belastbare tijdperken is gespreid.”

De investeringsaftrek is niet van toepassing op de vaste activa waarvan de afschrijvingen, rekening houdend met de regels die ter zake worden toegepast of moeten worden toegepast (lineaire of degressieve afschrijving of verdubbe- ling van de lineaire afschrijving), gespreid zijn over minder dan drie belast- bare tijdperken44.

Dit geldt ook voor terreinen en kunstwerken die geen enkele waardevermin- dering lijden.

5. “Personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik zoals deze omschreven zijn in de reglementering inzake inschrijving van motorvoertuigen, daaronder niet begrepen:

a) voertuigen die uitsluitend gebruikt worden voor een taxidienst of voor verhuring met bestuurder en op grond daarvan van de ver- keersbelasting op de autovoertuigen vrijgesteld zijn;

b) voertuigen die in erkende autorijscholen uitsluitend worden gebruikt voor praktisch onderricht en daartoe speciaal zijn uitge- rust”.

De begrippen “personenauto’s” en “auto’s voor dubbel gebruik” worden gedefinieerd in de reglementering inzake inschrijving van motorvoertuigen (Com.IB nr. 68/30).

6. “Bij de aankoopprijs komende kosten en onrechtstreekse pro- ductiekosten wanneer die kosten niet samen met de vaste activa waarop zij betrekking hebben worden afgeschreven.”

Wij stippen hier gewoon aan dat de bijkomende kosten voor terreinen de investeringsaftrek niet kunnen genieten voor zover de terreinen geen afschrijfbare goederen vormen, zelfs al aanvaardt de administratie thans wel dat deze kosten aftrekbaar zijn45.

F. Delobbe Advocaat

(5)

BTW - ENIG REGISTER VAN DE MOTORVOERTUIGEN – CIRCULAIRE NR. AOIF 16/2004

1. Probleemstelling

Sinds 1 april 2002 moeten herstellers en/of verkopers van motorvoertuigen een register bijhouden van alle voertuigen die hun inrichting binnenkomen.

Voorheen moesten diverse registers worden bijgehouden, naargelang de reden van binnenkomst van de voertuigen (herstelling, verkoop, maakloon- werk, bestek, enz.).

Sinds 1 april 2002 moet voor alle voertuigen één enkel register worden bijge- houden.

De reden van de binnenkomst wordt aangeduid door vermelding van een cij- fercode (1, 2, 3, 4).

Hoewel dit enig register al meer dan twee jaar verplicht is, is de desbetreffen- de circulaire pas op 23 maart 2004 verschenen. Zij kan worden geraadpleegd op de website www.fisconet.fgov.be.

De circulaire trad in werking op 1 mei 2004. Alle bepalingen in deze circulai- re moeten dus vanaf deze datum worden toegepast.

Daarnaast voert de circulaire twee mogelijkheden in om het register op papier te vervangen door een geïnformatiseerd register.

Deze mogelijkheden zijn onderworpen aan de indiening van een verzoek bij ter post aangetekende brief. Dat geldt ook voor degenen die reeds over een vergunning op grond van de aanschrijvingen nrs. 4 en 5 van 1995 beschik- ken. Met andere woorden, de houders van deze vergunningen moeten een nieuw verzoek indienen.

Hierna vermelden we de essentiële punten van de nieuwe circulaire, die niet alleen de aanschrijvingen nr. 4 en 5 van 1995, maar ook alle administratieve beslissingen die ter zake ooit werden getroffen opheft.

2. Enig register per bedrijfszetel

2.1. Principe

Iedere belastingplichtige die geregeld één of meer van de hierna vermelde handelingen verricht, moet, per bedrijfszetel, een register van de in zijn inrichting aanwezige motorvoertuigen bijhouden :

- leveringen van goederen met montage (radio’s, banden, accu’s, trekhaken, enz.);

- dienstverrichtingen, herstellingen, enz., met uitzondering van het wassen;

- erkoop van tweedehandse voertuigen;

- tussenkomst als tussenpersoon bij de levering van tweedehandse motor- voertuigen.

Deze handelingen worden besproken sub 2.4.

Het register dient ook te vermelden :

- de datum van binnenkomst van het voertuig in de inrichting;

- de datum waarop het voertuig de inrichting verlaat;

- een verwijzing naar de uitgereikte factuur (of de reden van niet-uitreiking ervan).

Ook voor kosteloos verrichte handelingen (bestek, werk onder waarborg, enz.) moet een inschrijving worden verricht.

2.2. Beoogde motorvoertuigen

Elk landvoertuig uitgerust met een motor onderworpen aan de reglemente- ring betreffende de inschrijving (personenauto’s, minibussen, autobussen, autocars, vrachtwagens, tractoren, motorfietsen, enz.) moet in het register worden ingeschreven.

2.3. Niet-beoogde voertuigen

Voertuigen met een cilinderinhoud van minder dan 50 cm2en voertuigen die niet over een motor beschikken (aanhangwagen, kampeerwagens, enz.) wor- den niet beoogd.

Moeten evenmin in het register van de motorvoertuigen worden ingeschre- ven, de voertuigen die zich in de inrichting bevinden om een andere reden dan deze vermeld sub 2.4., namelijk :

- directiewagens;

- demonstratiewagens;

- verhuurwagens;

- vervangwagens;

- nieuwe wagens in stock in de showroom (de wagen moet wel worden inge- schreven bij een handeling op vraag van de klant zoals LPG-installatie, montage trekhaak, enz.);

- wagens aangekocht of overgenomen met het oog op de recuperatie van de onderdelen ervan;

- wagens die louter geparkeerd staan en die toebehoren aan een personeels- lid, een handelsagent, een leverancier, enz.

2.4. Beoogde handelingen

2.4.1. Leveringen van goederen met betrekking tot een motorvoertuig Wanneer de belastingplichtige een levering van een goed met plaatsing, installatie of montage verricht, moet hij het voertuig in het register inschrij- ven (datum van binnenkomst, datum waarop het voertuig de inrichting ver- laat, factuurnummer, enz.).

Hier worden de handelingen bedoeld die leveringen van goederen uitmaken en die voor de toepassing van de BTW niet als dienstverrichtingen worden aangemerkt.

Wel is vereist dat er een installatie, een plaatsing, een montage, enz. aan het voertuig wordt uitgevoerd.

Het spreekt voor zich dat het de voertuigen zijn die in het register moeten wor- den ingeschreven (datum van binnenkomst, datum waarop het voertuig de inrichting verlaat, enz.).

Voorbeelden

- verkoop met montage van een trekhaak;

- verkoop van een accu met aansluiting aan de stroomklemmen van het voer- tuig;

- verkoop met plaatsing van banden, speciale velgen, enz.

- verkoop met inbouw van een autoradio;

- plaatsing van een brandblusapparaat.

2.4.2. Dienstverrichtingen met betrekking tot een motorvoertuig Alle dienstverrichtingen worden beoogd, ongeacht de aard ervan (onderhoud, herstelling, carrosserie- of schilderwerk, gratis expertise van opgelopen scha- de voor een verzekeringsmaatschappij, schatting van de waarde van een voer- tuig, kosteloze prestaties onder waarborg, enz.).

Dienstprestaties die bestaan in het wassen worden niet beoogd.

Worden evenmin beoogd, de handelingen die gebruikelijk aan nieuwe ver- voermiddelen worden verricht, zoals het wegklaar maken, enz.

Maar voor handelingen die, op vraag van de koper, zelfs kosteloos, aan derge- lijke nieuwe voertuigen worden uitgevoerd, moet wel een inschrijving in het register worden gedaan (LPG-installatie, plaatsing van een trekhaak voor een aanhangwagen, plaatsing van speciale velgen, zonneblinden, installatie van een radio, enz.).

Leasing- en verhuurbedrijven, ten slotte, wier gebruikelijke activiteit bestaat uit het verlenen van rechten van genot, worden niet beoogd door de verplich- ting tot het houden van het register van de motorvoertuigen.

2.4.3. Tweedehandse voertuigen bestemd voor de verkoop Een tweedehands motorvoertuig is elk landvoertuig uitgerust met een motor onderworpen aan de reglementering betreffende de inschrijving dat geschikt is om opnieuw te worden gebruikt.

Hier worden de voertuigen beoogd die reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van een eerste inschrijving, of die minstens reeds werden gebruikt (b.v. met een handelaarsplaat), zelfs indien hun levering plaatsvindt binnen de zes maanden na de datum van hun eerste ingebruikneming of indien ze niet meer dan 6 000 kilometer hebben afgelegd (dit zijn alleen nieuwe vervoer- middelen in het kader van een intracommunautaire levering).

Het is ter zake irrelevant of het voertuig verkocht wordt met toepassing van de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge of met toepassing van het normale BTW-stelsel.

Wanneer een voertuig, na een schadeloosstelling, eigendom geworden is van een verzekeringsmaatschappij, en wanneer het, door bemiddeling van de

(6)

exploitant waarbij het voertuig is ondergebracht, te koop wordt aangeboden, is het de tussenpersoon die het desbetreffend register moet bijhouden.

2.4.4. Tussenpersonen bij de verkoop van tweedehandse voertuigen Wanneer tweedehandse voertuigen door de eigenaar aan een met de verkoop belaste tussenpersoon zijn toevertrouwd, handelt deze tussenpersoon als last- hebber of als makelaar.

Met andere woorden wordt de verkoopfactuur niet op naam van laatstge- noemde, maar op naam van de verkoper opgemaakt.

De tussenpersoon ontvangt enkel een commissie op de verkoop.

Wanneer de voertuigen waarvan sprake binnengebracht worden in de inrich- ting van de tussenpersoon bij de verkoop, moet het register door deze last- hebber worden bijgehouden.

Wanneer de tussenkomst plaatsvindt zonder dat het voertuig binnenkomt in de inrichting van de tussenpersoon, dient uiteraard geen enkele inschrijving in het register te worden aangebracht.

2.5. Beoogde belastingplichtigen

Alle belastingplichtige die regelmatig handelingen zoals beschreven sub 2.4.

uitoefenen, zijn verplicht het register van de motorvoertuigen te houden.

Voorbeelden - uitlaatcentra;

- herstellers van banden, inclusief het uitbalanceren van wielen;

- installateurs van alarminstallaties, anti-diefstalinstallaties, airconditioning, voorruiten, schokdempers;

- expertises (zelfs kosteloos).

Moeten echter niet in het register worden ingeschreven, de voertuigen die alleen in de inrichting van de exploitant van een benzinestation worden bin- nengebracht om er te parkeren of die er slechts enkele ogenblikken blijven uitsluitend voor de bevoorrading van brandstof, het nazicht van de banden- druk of het wassen van de ruiten.

Moeten evenmin het register van de motorvoertuigen houden, degenen die zich uitsluitend bezighouden met montage, assemblage, takelen of stallen van dergelijke voertuigen.

3. Vorm van het register

3.1. Voorstelling

In principe bevat het register van de motorvoertuigen zeven kolommen

Kolom 2 moet onmiddellijk bij het binnenkomen van het voertuig in de inrichting worden ingevuld (een inrichting is elke plaats, in een gesloten of open ruimte, waar de belastingplichtige zijn activiteit uitoefent).

In kolom 4 wordt het aan de opdrachtgever toegekend BTW-identificatienum- mer vermeld, wanneer deze in een andere lidstaat dan België geïdentificeerd is.

In kolom 5 wordt de code vermeld die de reden van de aanwezigheid van het voertuig in de inrichting identificeert :

1 = binnengekomen voor een levering van een goed of een dienstverrichting van onderhoud, herstelling, installatie, enz.

2 = handelingen die volledig worden verricht ter uitvoering van een waar- borgverplichting (indien gedeeltelijk onder waarborg = code 1).

3. = opmaken van een bestek (al dan niet kosteloos).

4. = tweedehands voertuig bestemd voor de verkoop (ook indien ook hande- lingen onder de codes 1 tot 3).

Wanneer zich, na de binnenkomst, een verandering van bestemming voor- doet, moet de nieuwe code na de oorspronkelijk ingeschreven code worden vermeld (b.v. binnengekomen onder code 3 en nadien wordt een handeling vermeld onder code 1 verricht = 3 - 1).

Kolom 6 moet onmiddellijk worden ingevuld.

In kolom 7 komt doorgaans een verwijzing naar de uitgereikte factuur of de verantwoording van het ontbreken ervan (kosteloos bestek, werken onder

waarborg, verwijzing naar ontvangstendagboek voor niet-gefactureerde bedra- gen van minder dan 125 EUR, BTW inclusief, enz.).

Het kan ook de verwijzing naar een aankoopdocument betreffen (code 4).

Indien de belastingplichtige dat wenst, mag hij voor het invullen van deze kolom 7 ook gebruik maken van codes (andere dan de cijfers 1 tot 4) als de sleutel voor deze code beschikbaar is in geval van een controle door de Administratie.

Deze kolom moet worden ingevuld ten laatste op het einde van de maand die volgt op deze waarin het voertuig de inrichting van de belastingplichtige heeft verlaten.

De inschrijvingen in dit register worden zonder enig wit vlak noch leemte ver- richt.

In geval van verbetering moet de oorspronkelijke inschrijving leesbaar blijven.

Wanneer de klant het voertuig buiten de openingsuren binnenbrengt, moet het van zodra de inrichting opent, worden ingeschreven.

Overeenkomstig artikel 29 van het KB nr. 1 moet het register voor elk gebruik worden genummerd. Vervolgens moet het op het controlekantoor waaronder de belastingplichtige ressorteert worden voorgelegd om te worden geviseerd en geparafeerd.

3.2. Geïnformatiseerd register 3.2.1. Begrippen

Onder bepaalde voorwaarden mag het register op papier worden vervangen door een geïnformatiseerd register.

Er bestaan twee mogelijkheden om een geïnformatiseerd register te houden : - door een erkende drukker vervaardigde garagefiches;

- door de klant te ondertekenen ontvangstdocumenten.

3.2.2. Door een erkende drukker vervaardigde garagefiches Het register op papier kan worden vervangen door een geïnformatiseerd regis- ter, gebaseerd op door een erkende drukker vervaardigde garagefiches.

De volgende voorwaarden moeten worden nageleefd.

A. Verzoek bij ter post aangetekende brief

De belastingplichtige moet het controlekantoor waaronder hij ressorteert in kennis stellen van zijn voornemen om het geïnformatiseerd register op basis van door een erkend drukker vervaardigde fiches te houden.

Alle belastingplichtigen moeten het verzoek indienen, ook degenen die reeds over een vergunning beschikken op grond van de aanschrijvingen nr. 4 en 5 van 1999.

Als de belastingplichtige meerdere zetels exploiteert, moet hij de zetels waar- op het verzoek betrekking heeft aanduiden.

B. Een garagefiche per voertuig

Voor elk voertuig moet een fiche worden opgemaakt.

Deze fiche moet worden opgemaakt door een drukker die door de Administratie is erkend voor het drukken van officiële documenten.

Eén enkel exemplaar, zonder uitscheurblad, volstaat.

C. Op de garagefiche voorgedrukte vermeldingen

De gegevens van de belastingplichtige, zijn BTW-identificatienummer, een volgnummer, enz. moeten op de fiche voorgedrukt zijn.

D. Op de garagefiche aan te brengen vermeldingen

De fiche moet onder meer worden aangevuld met de nummerplaat van het voertuig en de datum van binnenkomst in de inrichting.

E. Houden van het register op basis van garagefiches

Het nummer van de fiche wordt in kolom 1 van het register overgenomen.

De garagefiches moeten dus worden gebruikt in de volgorde van hun num- mering door de erkende drukker.

F. Drie listings op papier

Drie listings, gedateerd en genummerd volgens een ononderbroken reeks, dienen te worden gedrukt op papier :

a. Eerste listing

De eerste listing heeft betrekking op de voertuigen die sinds het opstellen van de vorige listing in de inrichting zijn binnengekomen (kolom 2 van het regis- ter die de datum vermeldt).

Deze listing moet minstens éénmaal per week worden afgedrukt b. Tweede listing

Deze listing betreft de voormelde voertuigen die in de loop van een volledige kalendermaand de onderneming hebben verlaten (kolom 6 van het register).

Hij moet éénmaal per maand worden afgedrukt van zodra alle door kolom 7 VOLGNR. DATUM NUMMER BUITENL. CODE DATUM FACTUUR

BINNEN PLAAT OF BTW-NR AARD UIT OF REDEN

KOMST CHASSIS NR HANDELING VAN

ONTBREKEN

van dag met code 1 werk enz. dag

0001 maand lidstaat 2 waarborg maand

tot 9999 jaar 3 bestek jaar

4 verkoop

(7)

Contact

Seminaries

25/10/2004 Aalst Aansprakelijkheid bij ondernemingen in moeilijkheden

Mr. Luc Stolle, Advocaat, Meritius Advocaten BBB - Tel : 056/44.37.21 - Fax : 056/44.37.24 25/10/2004 Hasselt Module Personenbelasting:

Inkomsten uit onroerend goed en lenen

Dhr. Vervoort, lector LVAB - Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67 26/10/2004 Waregem Aansprakelijkheid bij ondernemingen in moeilijkheden

Mr. Luc Stolle, Advocaat, Advocaten BBB - Tel : 056/44.37.21 - Fax : 056/44.37.24 27/10/2004 Geel Internet Accountantsvereniging LBC-NVK

Dhr. Dierickx, MBA, accountant ACC VER LBC-NVK - Tel : 03/220.87.53 - Fax : 03/231.66.64

voorziene vermeldingen zijn aangebracht (factuurnummers, enz. en uiterlijk

op het einde van de maand die volgt op de maand waarin de voertuigen de onderneming hebben verlaten).

c. Derde listing

Deze listing betreft de voertuigen die zich nog in de onderneming bevinden (waarvoor kolom 6 blanco is gebleven) en moet minstens éénmaal per week worden afgedrukt.

Wanneer de aanwezigheid van het voertuig in de inrichting zich over meerde- re weken uitstrekt, is het dus mogelijk dat het voertuig achtereenvolgens op verschillende listings voorkomt.

3.2.3. Een ontvangstdocument

Onder de belangrijkste hiernavolgende voorwaarden kan het register op papier worden vervangen door een door de belastingplichtige opgemaakt en door de klant ondertekend ontvangstdocument.:

Er is dus geen sprake van door een erkend drukker vervaardigde garagefiches A. Verzoek bij ter post aangetekende brief

De onder 3.2.2.A. geformuleerde bemerkingen zijn hier evenzeer van toepas- sing.

B. Algemeen ontvangstdocument per voertuig

Het betreft een specifiek door de belastingplichtige opgemaakt document.

Dit document wordt opgemaakt per voertuig dat de inrichting binnenkomt.

Er worden een aantal vermeldingen op aangebracht (waaronder volgnummer, datum, nummerplaat, gegevens van de klant, omschrijving van de uit te voe- ren handelingen, enz.).

Het document moet door de klant worden ondertekend.

Het document wordt in twee exemplaren opgemaakt. Eén exemplaar wordt overhandigd aan de klant.

Onder strikte voorwaarden blijven twee afwijkingen van de opmaak van dit algemeen ontvangstdocument mogelijk (zie nr. 35, 6°, p. 19 tot 22 van aan- schrijving nr. 16/2004).

C. Drie listings op papier

In het algemeen betreft het de gedateerde en genummerde listings, toegelicht onder 3.2.2.F hiervoor.

4. Sancties

Overtredingen worden bestraft met een geldboete van 25 EUR tot 2 500 EUR per overtreding (zie ook KB nr. 44, Eerste afdeling, Rubrieken XI en XVI voor de eventuele verminderingen – Schaal, B.S. 8 augustus 2002).

5. Opheffing van andere bepalingen

Deze circulaire vervangt vanaf 1 mei 2004 de aanschrijvingen nr. 4 en nr. 5 van 1995.

Op dezelfde datum worden eveneens alle administratieve beslissingen die ter zake ooit werden getroffen opgeheven.

 Belangrijk Brussels kantoor dat zich in Vlaanderen wenst te vestigen zoekt een erkende boekhouder zonder ervaring en een Nederlandstalige boekhouder met twee of drie jaren ervaring.

Geïnteresseerd ? Neem contact met Benoît Coene.

Tel. : 02/282.07.07 – Fax : 02/648.49.15.

E-mail : benoit.coene@acct.be

 Perfect drietalig boekhouder -fiscalist BIBF te Affligem wenst boekhoud- kantoor uit te breiden en zoekt hiervoor dossiers en/of klein kantoor over te nemen. Tel. : 02/582.18.76 – 0475/98.25.17

 Boekhoud- en fiscaal kantoor gevestigd te Waregem zoekt voor verder uit- breiding overname van portefeuille. GSM : 0479/75.01.68.

 Als erkend boekhouder in hoofdberoep wens ik mijn activiteiten uit te breiden en had graag een aantal dossiers overgenomen of verricht in onderaanneming in de regio Kortrijk. Ref. : 172/02

 Boekhoudkantoor gelegen in de omgeving Gent en Lokeren zoekt samen- werking met boekhouder op zelfstandige basis of overnemer. We beschikken over een kantoorruimte met alle nodige faciliteiten. Diverse vormen van overname of samenwerking bespreekbaar.

Reacties enkel via: raadgever@pandora.be

 Nederlandstalig erkende boekhouder – fiscalist, in Sijsele – Damme zoekt werk in onderaanneming, samenwerking, werk als hulpboekhou- der en dit alle op zelfstandige basis. Ref. : 172/03

 Boekhoud- en fiscaal kantoor gevestigd regio Kasterlee zoekt voor verde- re uitbreiding een samenwerking met en /of overname van een bestaand kantoor (zelfde regio). Modaliteiten te bespreken. GSM : 0474/860.777

 Advocaat met ervaring in uw sector zoekt samenwerking met boekhou- ders voor verdediging dossiers. Contact : www.advodirect.com

(8)

27/10/2004 Leuven Aansprakelijkheid bij ondernemingen in moeilijkheden

Mr. Luc Stolle, Advocaat BBB - Tel : 056/44.37.21 - Fax : 056/44.37. 24 27/10/2004 Hasselt Interne meerwaarden

Dhr. Haelterman, advocaat - professor LVAB - Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67 28/10/2004 Hasselt IAS 16, 36 en 38

Dhr. De Lembre, Hoogleraar Universiteit Gent LVAB - Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67 28/10/2004 Elewijt-Zemst BIBF Stagiairs

Voorbereiding examen - Team van medewerkers MAB - Tel : 015/62.31.10 - Fax : 015/62.18.48 08/11/2004 Hasselt Module personenbelasting : Voordelen van alle aard

Dhr. De Greef, fiscaal adviseur KBC LVAB - Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67 10/11/2004 Hasselt IAS 8, 10 en 12

Dhr. Verhoeye, accountant - professor LVAB - Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67 15/11/2004 Hasselt Module Personenbelasting:

De Vrijgestelde Beroepsinkomsten

Mr. Smets, advocaat - lector LVAB - Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67 16/11/2004 Elewijt Ontslagrecht en -vergoedingen

Dhr. Raman, Jurist ACC VER LBC-NVK - Tel : 03/220.87.53 - Fax : 03/231.66.64 17/11/2004 Hasselt IAS 17, 18 en 37

Dhr. De Lembre, hoogleraar Universiteit Gent LVAB - Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67 18/11/2004 Kasterlee VZW’s – Dhr. Van Hecke,

directeur Vlaams Studie- en Documentatiecentrum KBAB - Tel : 014/41.61.46 - Fax : 014/71.02.67 18/11/2004 Elewijt-Zemst Grondige cursus IAS/IFRS - Prof. J. Verhoeye. MAB - Tel : 015/62.31.10 - Fax : 015/62.18.48 20/11/2004 Gent Schenkings- en successierechten in Vlaanderen -

nog niet bevestigd BBAV - Tel : 09/377.87.88 - Fax : 09/378. 06. 67 20/11/2004 Universiteit Antwerpen Updating boekhoudrecht

(wilrijk) Albert BAUWENS bedrijfsrevisor, accountant LBAB - Tel : 0496/272.440 - Fax : 02/426.22.06 22/11/2004 Aalst BTW-actualia

Eddy Soenen, e.a. Inspecteur, Diensthoofd AOIF BBB - Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24 22/11/2004 Hasselt Module personenbelasting:

beroepskosten en verworpen uitgaven

Robert Peulen, accountant - lector LVAB - Tel : 011/238776 - Fax : 011/238867 23/11/2004 Elewijt Intracommunautaire verrichtingen

Bart Beheydt, BTW-adviseur, Vennoot BDO ACC VER LBC-NVK - Tel : 03-2208753 - Fax : 03-2316664 23/11/2004 Waregem BTW-actualia

Eddy Soenen, e.a. Inspecteur, Diensthoofd AOIF BBB - Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24 24/11/2004 Geel Vruchtgebruik - Guy Poppe, Advocaat ACC VER LBC-NVK - Tel : 03-2208753 - Fax : 03-2316664 24/11/2004 Leuven BTW-actualia

Eddy Soenen, e.a. Inspecteur, Diensthoofd AOIF BBB - Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overge- dragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld.

V e r a n t w o o r d e l i j k e u i t g e v e r: Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. - Legrandlaan 45, 1050 Brussel • Tel. 02 626 03 80 • Fax 02 626 03 90 • E-mail: info@bibf.be • Url: www.bibf.be. R e d a c t i e : Valérie CARLIER, Geert LENAERTS, José PATTYN. A d v i e s r a a d : Professor P. MICHEL, Ecole d'Administration des Affaires de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

door kunstuitingen, heeft de ander dan niet het recht niet aangestoten te worden, in gevoe- lens die hem afhaar dierbaar zijn, door religieuze ui- tingen.. De voetbalbond had op

Als de kardinalen eruit zijn toont de nieuw-verkozen paus zich aan de verzamelde mensenmassa op het Sint Pietersplein: ‘habemus papam’.. Rooms-katholieke folkore

Naast de onderzoeksthema’s en -vragen die in paragraaf 3 zijn verwerkt in de onderzoeksopzet, is een groot aantal vragen gesteld die niet direct tot de scope van het

• Seven specially targeted programs for lignite areas were designed and approved by the Green Fund (Action Plans for Sustainable Energy and Climate, Action Plans for

 Ανάπτυξη και πιστοποίηση δεξιοτήτων για τη δημιουργία νέων επαγγελματιών πληροφορικής. Οι δράσεις της Προτεραιότητας 4 αναμένεται να συμβάλλουν

maar een Man heeft ook wel zaken, Waar door zyn hoofd op hol kan raken, Schoon zy is zuinig, knap, zyn Vrouw, Maar merkt dat zy hem is ontrouw, En of zy nooit geen borrel lust,

Zonder vertrouwen is er geen geloof, ze zijn bijna synoniem?. De overtuiging dat er Iemand is die over ons waakt en dat het leven en de liefde altijd sterker zijn, maakt ons

ETW-aspirant Nelleke Dijkstra, die de opleiding tot boomverzorger bij Helicon Velp heeft gedaan, aan het werk Jaap van Hoogstraten met een student.. Van Hoogstraten: ‘Ik