• No results found

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Page 1 of 5

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS

Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University in de zaak tussen

mevrouw X, appellante en

de examencommissie van de Tilburg Law School (TLS), verweerster

1. Procesverloop

1.1 Op een verzoek van appellante om extra tentamenkansen voor vijf vakken van het tweede studiejaar heeft verweerster bij besluit d.d. 11 maart 2020 aan appellante meegedeeld dat zij een extra tentamenkans krijgt voor twee vakken, te weten Contractenrecht en

Goederenrecht (hierna: “het bestreden besluit”).

1.2 Tegen dit besluit heeft appellante tijdig, te weten op 10 april 2020, een beroepschrift ingediend.

1.3 Op 24 april 2020 heeft een gesprek via Skype plaatsgevonden tussen appellante en verweerster. Naar aanleiding van dit gesprek is tussen partijen geen minnelijke schikking bereikt.

1.4 Verweerster heeft op 7 mei 2020 een verweerschrift ingediend.

1.5 Het College heeft appellante op 28 mei 2020 uitgenodigd voor een zitting op 11 juni 2020.

Gelet op de destijds geldende maatregelen in verband met het corona virus is aan appellante gevraagd kenbaar te maken of zij instemt met een digitale zitting via Skype for Business.

1.6 Appellante gaf aan niet in te stemmen met een digitale zitting en wenste gehoord te worden tijdens een openbare zitting op de campus van Tilburg University, zodra de coronamaatregelen dit zouden toelaten. Het College heeft appellante erop gewezen dat haar beroepschrift in dat geval niet binnen de gebruikelijke termijn kon worden

afgehandeld.

(2)

Page 2 of 5

1.7 De secretaris van het College heeft in juni 2020 en juli 2020 contact gezocht met

appellante om met haar de planning van de behandeling van haar beroep af te stemmen.

De secretaris heeft aan appellante meegedeeld dat er nog geen zicht was op mogelijke data waarop de zittingen, gelet op de geldende coronamaatregelen, weer op de campus konden plaatsvinden. Daarop heeft appellante alsnog ingestemd met een digitale zitting.

1.8 Op 17 september 2020 heeft het College het beroep ter zitting behandeld. Appellant was daarbij aanwezig, met haar partner. Namens verweerster verschenen mevrouw Y

(vicevoorzitter examencommissie) en Z (secretaris examencommissie).

2. Feiten en omstandigheden

2.1 Appellante volgt sinds september 2018 de bachelor Rechtsgeleerdheid. Op 26 juli 2019 ontving appellante op grond van bijzondere omstandigheden een uitgesteld Bindend Studieadvies (hierna: “BSA”). In dit uitgesteld BSA is aan appellante meegedeeld dat appellante pas aan tentamens van onderdelen van de rest van het bachelorprogramma mag deelnemen indien appellante tenminste 42 EC van het eerstejaarsprogramma heeft behaald.

2.2 Appellante heeft op 4 december 2019 deelgenomen aan het tentamen van het vak Inleiding privaatrecht, welk tentamen op 20 december 2019 met het cijfer 5.3 werd beoordeeld. Op 29 januari 2020 werd het cijfer van het tentamen van het vak Inleiding privaatrecht – na inzage en een herbeoordeling – aangepast naar een 6.0. Daarmee behaalde appellante 42 EC aan onderdelen van het eerstejaars programma.

2.3 Appellante heeft extra tentamenkansen voor vijf vakken aangevraagd, te weten:

- Strafrechtelijke aansprakelijkheid: tentamen 8 januari 2020, aanmelden uiterlijk 24 december 2019;

- Contractenrecht: tentamen 16 januari, aanmelden uiterlijk 9 januari 2020;

- EU recht: tentamen 17 januari 2020, aanmelden uiterlijk 10 januari 2020;

- Grondrechten: tentamen 23 januari 2020, aanmelden uiterlijk 16 januari 2020;

- Goederenrecht: tentamen 20 januari 2020, aanmelden uiterlijk 13 januari 2020.

3. Standpunten partijen

3.1 Appellante stelt dat zij door de onjuiste beoordeling op 20 december 2019 niet al op dat moment 42 EC had behaald, maar pas na aanpassing van deze onjuiste beoordeling op 29 januari 2020. Op dat moment kon appellante zich echter niet meer aanmelden voor de hertentamens van het tweede collegejaar. Zij vindt dat zij door de foutieve beoordeling van de docent de herkansingen van het tweede collegejaar heeft gemist.

3.2 Appellante voert aan dat nergens in de regelgeving dan wel in de syllabus staat opgenomen dat de tentamenresultaten pas definitief zouden zijn na de inzage van 6 januari 2020. Als appellante op 20 december 2019 of op 6 januari 2020 de juiste

beoordeling van het tentamen Inleiding Privaatrecht had ontvangen, had appellante zich voor meer tentamens kunnen aanmelden en/of daaraan kunnen deelnemen.

3.3 Appellante voert voorts aan dat ze het niet eens is met de door verweerster aangedragen oplossing. Zo stelt appellante zich op het standpunt dat verweerster haar belangen niet

(3)

Page 3 of 5

heeft meegenomen. De benadeling door verweerster heeft immers voor een onnodige studievertraging van een half jaar gezorgd, omdat als appellante de betreffende tentamens wel had kunnen maken en deze met een voldoende zou hebben afgerond, zij het op een later moment niet meer zo druk had gehad. Voorts is appellante van mening dat zij zelf zou mogen beslissen wat ze aan zou kunnen ten aanzien van haar studiebelasting. Als een student 20 vakken zou willen volgen dan zou hij dat mogen doen en daar zou verweerster niets over mogen zeggen, aldus appellante. Appellante geeft aan dat zij het daarnaast heel vervelend heeft gevonden dat zij de door verweerster toegekende extra tentamenkansen binnen twee maanden moest benutten. Appellante stelt dat verweerster niet bereid was dit met haar te bespreken. Appellante had gewenst dat zij vijf extra tentamens kon afleggen in een periode waarin het in de planning zou uitkomen, bijvoorbeeld in de periode juli/augustus 2020, waarvoor zowel appellante als docenten ruim de tijd zouden hebben.

3.4 Op de vraag van het College wat een gewenste uitkomst van deze procedure voor appellante zou zijn, nu de reguliere tentamens in deze vakken in december weer plaatsvinden, antwoordt appellante dat zij op een andere manier tegemoet wenst te worden gekomen, bijvoorbeeld door de garantie van een derde kans bij een niet behaald tentamen of door een tentamen eerder te mogen afleggen dan de reguliere

tentamendatum.

3.5 Ter zitting stelt appellante dat ze – in tegenstelling tot hetgeen het verweerschrift vermeldt – wél naar de inzage op 6 januari 2020 is geweest. Volgens appellante is haar

aanwezigheid bij die inzage ook al aan bod gekomen in het gesprek met verweerder op 24 april 2020. Voorts geeft appellante ter zitting aan dat zij de colleges van de betreffende tweedejaars vakken heeft gevolgd, ondanks dat ze daarvoor niet stond ingeschreven.

3.6 Verweerster voert aan dat op 20 december 2019 bij de informatie over de uitslag van het tentamen van Inleiding Privaatrecht was opgenomen dat de cijfers na de inzage van 6 januari 2020 definitief zouden zijn. Verweerster meent dat een dergelijke mededeling in de syllabus of op Canvas afdoende zou moeten zijn. Dat het cijfer van appellante in eerste instantie niet klopte, heeft verweerster betreurd. Nakijkwerk blijft mensenwerk en het kan voor komen dat er een fout wordt gemaakt, dat is de reden waarom de inzage ook belangrijk is, aldus verweerster. Ter zitting geeft verweerster aan niet meer te kunnen verifiëren of appellante wel of niet aanwezig was bij de inzage op 6 januari 2020. Haar aanwezigheid zou volgens verweerster echter niet veel hebben veranderd aan de situatie.

Verweerster stelt dat appellante pas op 13 januari 2020 de vakcoördinator heeft gemaild over de puntentelling, waarna zij op 17 januari 2020 de docent heeft verzocht het

tentamen opnieuw te beoordelen. Het komt voor het risico van appellante dat zij haar verzoek om het tentamen nogmaals na te kijken zo laat heeft ingediend. Vanwege deze late indiening was het volgens verweerster voor appellante niet meer mogelijk om zich nog te kunnen aanmelden voor de herkansingen van de vakken uit het tweede jaar.

3.7 Dat het cijfer niet eerder is gecorrigeerd, kan verweerster niet meer herstellen. Daarom heeft verweerster onderzocht hoe zij in redelijkheid appellante tegemoet kon komen, gelet op alle omstandigheden. In haar besluit heeft zij mee laten wegen wat een reële

studiebelasting zou zijn.

In situaties als deze moet er een gerede kans zijn dat de student de tentamens ook kan halen, mede gelet op de (extra) belasting van de docenten die de vervangende tentamens

(4)

Page 4 of 5

moeten afnemen. Verweerster is van mening dat een studiebelasting van vijf extra vakken naast het reguliere programma niet reëel is, mede gelet op de studievoortgang van

appellante. Dat zou immers betekenen dat appellante een studiebelasting zou hebben van 66 EC in één semester, terwijl de nominale studiebelasting van een geheel studiejaar 60 EC is. Ter zitting geeft verweerster voorts aan dat appellante overigens geen gebruik heeft gemaakt van de twee geboden kansen binnen de gestelde termijn. Verweerster ziet ook in hetgeen appellante verder naar voren brengt geen reden om af te wijken van het beleid.

4. Overwegingen college

4.1 Ingevolge artikel 14 van de Onderwijs- en Examenregeling van de bacheloropleidingen van Tilburg Law School 2018/2019 (hierna: “OER”) mag een student, die uitstel heeft gekregen van het bindend studieadvies, enkel deelnemen aan tentamens van vakken die niet tot het eerste studiejaar behoren indien hij of zij ten minste 42 EC heeft behaald aan eerstejaarsvakken.

4.2 Het College stelt vast dat het cijfer van appellante voor het vak Inleiding Privaatrecht in eerste instantie een 5,3 was. Dit cijfer werd vervolgens – na een herbeoordeling – op 29 januari 2020 aangepast naar een 6,0. Vanaf dat moment had appellante 42 EC behaald en mocht zij deelnemen aan tweedejaarsvakken.

4.3 Het cijfer van het tentamen Inleiding privaatrecht is pas op 29 januari 2020 formeel gecorrigeerd. Het College heeft begrip voor het standpunt van verweerster dat nakijkwerk mensenwerk is en dat fouten daarin helaas kunnen voorkomen. Het inzagemoment op 6 januari 2020 was dan ook bedoeld om studenten in de gelegenheid te stellen te

controleren of het tentamen goed was nagekeken. Het College volgt verweerster ook in haar redenering dat zij het tijdsverloop ten gevolge van de eerder gemaakte fout in de beoordeling van het tentamen voor het vak Inleiding Privaatrecht niet meer kon herstellen.

4.4 Dat verweerster vervolgens alle omstandigheden van het geval heeft meewogen in haar beslissing over appellantes verzoek om extra tentamenkansen, is naar het oordeel van het College niet onredelijk. In het licht van de eerder behaalde studieresultaten van appellante en de vergelijking van de voorgestelde studielast met de studielast van een nominale student, komt de beslissing van verweerster om appellante voor twee vakken een extra tentamenkans toe te kennen, het College niet onredelijk voor.

4.5 Het College oordeelt ten slotte dat het niet onredelijk is dat appellante de twee geboden extra tentamenkansen binnen twee maanden diende af te leggen. Het is inherent aan de aard van een extra kans ten opzichte van een reguliere kans dat hieraan een termijn wordt verbonden. Een termijn van twee maanden acht het College niet onbegrijpelijk.

4.6 Gelet op het voorgaande concludeert het College dat niet gezegd kan worden dat

verweerster niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het beroep van appellante slaagt derhalve niet.

(5)

Page 5 of 5 5. Beslissing

Het College van Beroep voor de Examens verklaart het beroep ongegrond.

Aldus besloten op 17 september 2020 door het College van Beroep voor de Examens.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De twee belangrijke gronden waarop het besluit is gebaseerd zijn: (1) blijk van onvoldoende zelfreflecterend vermogen en wel in zodanige mate dat de toelatingscommissie twijfelt

Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan echter niet slagen, omdat appellant net als de andere studenten die het vak in het academisch jaar 2012/2013 hebben gevolgd, de kans

Het College is van oordeel dat het CBE ten onrechte niet heeft onderkend dat de beslissing om appellante met een onvoldoende te beoordelen niet voldoende gemotiveerd was en

Tijdens de zitting heeft appellant toegelicht dat zijn bezwaren voor de bachelorfase specifiek zijn gericht tegen het niet verlenen van vrijstelling voor het vak ‘Oefenrechtbank’

4.7 Het College stelt vast dat appellante vanwege bijzondere omstandigheden niet heeft kunnen deelnemen aan de reguliere eerste tentamengelegenheid op 9 april 2021. Het voorgaande

4.9 Verweerster heeft in de motivering van haar besluit en ook in de toelichting ter zitting naar het oordeel van het college dan ook niet, althans onvoldoende inzichtelijk

In de beslissing met kenmerk AdV/hp/17U.011687 heeft verweerster het verzoek van appellant voor het toekennen van studiepunten voor zijn stage bij

Concluderend is appellant van mening dat, door hem niet het judicium cum laude toe te kennen, hij disproportioneel gestraft wordt voor het niet op de hoogte zijn