• No results found

Eeuwig Leven. Enkele penschetsen. Raymond R. Hausoul

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Eeuwig Leven. Enkele penschetsen. Raymond R. Hausoul"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eeuwig Leven Eeuwig Leven

Enkele penschetsen

Raymond R. Hausoul

(2)

EEUWIG LEVEN

Enkele penschetsen

(3)

Eeuwig Leven Enkele penschetsen Versie: 20.05 (juni 2020).

Dr. Raymond R. Hausoul

© 2020 Raymond R. Hausoul

Vind de nieuwste materialen op https://raymondhausoul.be.

## 23-3236-20172 ##

© 2020 –All rights reserved.

No part of this publication may be reproduced or be shared in any form without permission in writing from the autor.

(4)

Eeuwig Leven

Enkele penschetsen

Raymond R. Hausoul

(5)

Inhoudsopgave

1 | ‘Eeuwig leven’ in het apostolicum...5

2 | Kwantitatief en kwalitatief...9

3 | Het eeuwig leven in het Oude Testament...11

4 | Het eeuwig leven nu...13

5 | Het eeuwige leven straks...15

5.1 Een toekomstige zaak...15

5.2 Het eeuwige leven bij Paulus...15

6 | De ontvangst van het eeuwige leven...17

7 | Literatuurlijst...19

(6)

Over de auteur

Dr. Raymond R. Hausoul (1979) is predikant in Ieper en spreekt regelmatig in andere kerken. Als spreker en docent is hij met verschillende organisaties verbonden. Zijn academisch onderzoek richt zich op de thematiek van de nieuwe schepping, het koninkrijk van God en de vernieuwing door Gods Geest. Raymond is gehuwd met Belinda en beiden genieten van hun twee zonen, Adriël en Ilja.

https://raymondhausoul.be

(7)

Afkortingen van Bijbelboeken Gn Genesis

Ex Exodus Lv Leviticus Nm Numeri

Dt Deuteronomium Jz Jozua

Re Rechters Rt Rut 1Sm 1 Samuël 2Sm 2 Samuël 1Kn 1 Koningen 2Kn 2 Koningen 1Kr 1 Kronieken 2Kr 2 Kronieken Ea Ezra

Ne Nehemia Es Ester Jb Job Ps Psalmen Sp Spreuken Pr Prediker Hl Hooglied

Js Jesaja Jr Jeremia Kl Klaagliederen Ez Ezechiël Dn Daniël Hs Hosea Jl Joel Am Amos Ob Obadja Jn Jona Mi Micha Na Nahum Hk Habakuk Sf Sefanja Hg Haggaï Zc Zacharia Ml Maleachi Mt Matteüs Mc Marcus Lc Lucas Jh Johannes Hd Handelingen

Rm Romeinen 1Ko 1 Korintiërs 2Ko 2 Korintiërs Gl Galaten Ef Efeze Fp Filippenzen Ko Kolossenzen 1Ts 1 Tessalonicenzen 2Ts 2 Tessalonicenzen 1Tm 1 Timoteüs 2Tm 2 Timoteüs Tt Titus Fm Filemon Hb Hebreeën Jk Jakobus 1Pt 1 Petrus 2Pt 2 Petrus 1Jh 1 Johannes 2Jh 2 Johannes 3Jh 3 Johannes Jd Judas Op Openbaring Andere werken

Tob Tobit Jud Judit

TEs Ester (Grieks) 1Mak1 Makkabeeën

2Mak2 Makkabeeën Wijs Wijsheid Sir Sirach Bar Baruch

BJr Brief van Jeremia TDn Daniël (Grieks) Man Manasse

(8)
(9)

E E U W I G L E V E N

‘EEUWIGLEVENINHETAPOSTOLICUM

9

1 | ‘Eeuwig leven’ in het apostolicum

In artikel acht tot twaalf van het apostolicum vernemen we:

(9) ‘Ik geloof één heilige, algemene, christelijke kerk,de gemeenschap van de heiligen;

(10) de vergeving van de zonden;

(11) de opstanding van het lichaam (12) en het eeuwig leven’.

Het laatste en voorlaatste artikel hoort bij elkaar doordat het één het ander veronderstelt. De term ‘eeuwig leven’ lijkt hierbij een synoniem te zijn voor ‘de verrijzenis van het lichaam’. Uit de geschiedenis is bekend dat dit laatste artikel niet vanaf het begin bij de belijdenis hoorde. De Latijnse uitdrukking vitam aeternam werd hier later aan toegevoegd, hoewel een kerkvader als Ambrosius van Milaan (339-397) streng waarschuwde voor eventuele veranderingen aan het apostolicum.1 In het verleden is er dan ook meermaals over nagedacht wat de reden ervoor is dat de kerk deze laatste belijdenis aan de bestaande belijdenis toevoegde. Meerdere voorstellen zijn er gedaan.2

Sommigen dachten dat deze toevoeging enkel en alleen gebeurde om een twaalfde artikel te creëren dat de legende onderbouwde dat alle twaalf apostelen één artikel opstelden. De gedachte dat de belijdenis echter uit twaalf artikels bestond was niet zeker in de kerkgeschiedenis. Thomas van Aquino en Bonaventura onderscheiden veertien artikelen.3 Wie het Apostolicum afgedrukt zonder nummering onderscheidt er zelfs niet meteen twaalf artikelen in.4 Eerder valt de driedelige indeling op die ook de oudste belijdenissen handhaven en zich kenmerken door: ‘Ik geloof in God de Vader’, ‘Ik geloof in Jezus Christus’ en ‘Ik geloof in de heilige Geest’.

1 Adolf von Harnack, Das Apostolische Glaubensbekenntniss. (Berlin: Haack, 1892), 8.

2 Okke Jager, Het eeuwige leven: met name in verband met de verhouding van tijd en eeuwigheid (Kampen: Kok, 1962), 15–24.

3 Thomas van Aquino, Summa Theologica II.2.1.8.

4 Vleugels en Verhoeff, De leer van de twaalf, 41.

(10)

10

Anderen kozen vandaar ervoor om de toevoeging vooral te zien als verdediging tegenover andersdenkenden.5 Het ‘eeuwig leven’ diende in de apostolische belijdenis ervoor om aan te duiden dat de christen geen heidense wedergeboorte of vergoddelijking verwachtte, maar een leven met God in de eeuwigheid, zoals Daniël schrijft: ‘Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd’ (12:2).

Tegelijk was de geloofsbelijdenis echter minder bedoeld voor de geloofsverdediging naar buiten toe.6 Het apostolicum diende veelmeer om de jong gelovigen te onderwijzen die zich hadden bekeerd tot het christendom. Het valt op dat de kerkvader Cyprianus (205–258) dan ook in enkel brieven schrijft over het ‘eeuwige leven’ in verband met de doopvragen.7 Doordat in zijn tijd ‘het eeuwig leven’ aan het apostolicum wordt toegevoegd in de Afrikaanse kerken, lijkt het erop dat deze toevoeging ervoor diende om de jong gelovigen meer duidelijkheid te geven over het opstandingslichaam.8 Ook Aurelius Augustinus (354-430) schrijft:9

‘Wij geloven in “de opstanding van het lichaam”, die wordt verwacht in Christus [...] Hoe vindt die opstanding van het lichaam plaats? Het is onvolledig om te denken dat op dezelfde manier als bij Lazarus gebeurt. Om dat te voorkomen, wordt toegevoegd: “in het eeuwige leven” God herschept je! God bewaart en houdt je! God brengt je veilig tot zichzelf; Hem die het Leven is voor eeuwig. Amen.’

Uit deze woorden blijkt eveneens dat de toevoeging ‘het eeuwig leven’ dient om misverstanden te voorkomen.10 Lazarus ontving immers de opstanding, maar stierf daarna weer. De gelovigen mochten niet denken dat hun opstandingslichaam van hetzelfde gehalte was. Er was een groot verschil tussen hun toekomstige opstanding en die van Lazarus. Zij zouden

5 Oscar Cullmann, The earliest Christian confessions (London: Lutterworth, 1949), 30–31.

6 John N.D. Kelly, Early Christian Creeds (London: Continuum, 2006), 27–28, 97. Vgl. echter 64–65.

7 Ferdinand Kattenbusch, Das apostolische Symbol: Seine Entstehung, sein geschichtlicher Sinn, seine ursprüngliche Stellung im Kultus und in der Theologie der Kirche ; ein Beitrag zur Symbolik und Dogmengechichte (Leipzig:

Hinrichs, 1894), II:950; Kelly, Early Christian Creeds, 387.

8 Adolf von Harnack, Lehrbuch der Dogmengeschichte, Grundriss der Theologischen Wissenschaften (Tübingen:

Mohr, 1905), I:28.

9 Augustinus, De Symbolo ad Catechumenos 17. Vgl. Augustinus, Brief 102; Enchiridion 84. Chrysostomus, Homilie 40.2.

10 Kattenbusch, Das apostolische Symbol, 108, 195; Gerrit C. Berkouwer, De triomf der genade in de theologie van Karl Barth (Kampen: Kok, 1954), 344; Kelly, Early Christian Creeds, 387.

(11)

E E U W I G L E V E N

‘EEUWIGLEVENINHETAPOSTOLICUM

11

opstaan en niet meer sterven, maar het eeuwig leven ontvangen. De toevoeging ‘het eeuwige leven’ bij ‘de verrijzenis van het lichaam’

verduidelijkte deze waarheid die vanouds al in de Bijbelse geschriften lag opgesloten (Dn12:2) en ook in de joodse literatuur bekend was: ‘Zijn laatste woorden luidden: “Ellendeling! U beneemt ons nu wel het tegenwoordige leven, maar de koning van de wereld zal ons na onze dood tot een nieuw, eeuwig leven opwekken, omdat we omwille van zijn voorschriften gestorven zijn”’ (2Makk7:9). Okke Jager stelt zodoende voor om de relatie tussen ‘het eeuwig leven’ en ‘de verrijzenis van het lichaam’

te verduidelijken door een dubbele punt: ‘de verrijzenis van het lichaam:

het eeuwige leven’.11

11 Jager, Het eeuwige leven, 23; Jos Creyghton, Credo: Het geheim van de apostolische geloofsbelijdenis ( ’s- Hertogenbosch: Malmberg, 1941), 29–30.

(12)
(13)

E E U W I G L E V E N KWANTITATIEFENKWALITATIEF

13

2 | Kwantitatief en kwalitatief

Vaak wordt er door christenen gesproken over het eeuwig leven.

Arno Gaebelein schrijft echter:12 ‘Velen bezitten het eeuwige leven, maar beseffen niet wat dat eeuwige leven bevat en wat ermee verbonden is.’ Dat is inderdaad het geval. De gemiddelde christen denkt bij de woorden

‘eeuwig leven’ enkel aan het leven dat straks in het hiernamaals zal plaatsvinden en waaraan nooit een einde zal komen.

De uitdrukking ‘eeuwig leven’ heeft echter niet alleen maar betrekking op de tijdsduur. Als dat het geval zou zijn, zou eeuwig leven een kwantitatieve uitdrukking zijn die gelijk zou staan met ‘oneindig’.

Eeuwig leven betekent echter meer. Het uitgangspunt voor de juist opvatting van het eeuwig leven is het Woord van Christus: ‘Het eeuwige leven, dat is dat zij u kennen, de enige ware God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus.’ (Jh17:3). De Willibrordvertaling zegt het nog stelliger: ‘Eeuwig leven! Dat betekent dat ze U, de enige waarachtige God, leren kennen, en ook degene die U gezonden hebt: Jezus Christus.’

Eeuwige leven is dus niet alleen een kwantitatieve maar ook een kwalitatieve uitdrukking.13 De gelovige leeft samen met de Eeuwige. Het is een leven vanuit de Eeuwige. Hij kent God in de relationele zin van het woord ‘kennen’. Dat betekent meer dan enkel een cognitief verstandelijk kennen. De gelovige is iemand die in een relatie met God staat.

12 Arno C. Gaebelein, Kommentar zum Neuen Testament: Matthaus – Offenbarung (Dillenburg: Christliche Verlagsgesellschaft, 2002), 532.

13 C. Donald Cole, Basic Christian faith (Westchester: Crossway Books, 1985), 16.

(14)
(15)

E E U W I G L E V E N EEUWIGLEVENINHET OT 15

3 | Eeuwig leven in het OT

3.1.1 De canonieke Bijbelboeken

Daniël is de eerste persoon in het Oude Testament die spreekt over het eeuwig leven. Hij schrijft: ‘Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd’ (12:2). Als we al het eeuwig leven denken zoals Jh17:3 dat definieert: ‘Het eeuwige leven, dat is dat zij u kennen, de enige ware God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus’, moeten we zeggen dat de gelovigen in het Oude Testament deze overvloedige vorm van het eeuwig leven nog niet kenden. Ongetwijfeld hadden de gelovigen wel door hun wedergeboorte nieuw leven vanuit God. Zonder deze wedergeboorte zou niemand immers Gods koninkrijk kunnen zien.

3.1.2 Eeuwig leven in de Targum en Septuaginta

Hierbij zijn tevens gewezen op een zeer interessante tekstpassage in de Targum. Bij de tekst: ‘Jahweh doet sterven en doet leven, zendt naar het dodenrijk en leidt eruit omhoog’ (1Sm2:6), verklaart de Targum Jonathan dat het bij dit leven om het eeuwig leven gaat. Datzelfde doet de Targum ook bij Js58:11: ‘Jahweh zal je voortdurend leiden, Hij zal je verkwikken in dorre streken, Hij maakt je botten sterk en krachtig. Je zult zijn als een goed bevloeide tuin, als een bron waarvan het water nooit opdroogt’, door aan het slot toe te voegen: ‘en je lichaam zal genieten van het eeuwig leven.’ Een soortgelijke richting gaat ook de Griekse Septuaginta uit als ze aan Jb42:17: ‘En toen stierf Job, oud en verzadigd van het leven’, toevoegt:

‘Er is geschreven dat hij uit de dood zal opstaan met hen die Jahweh zal laten opstaan.’

(16)
(17)

E E U W I G L E V E N HETEEUWIGLEVENNU

17

4 | Het eeuwig leven nu

In de werken van Johannes is het eeuwige leven verbonden met het koninkrijk Gods dat aan de ene kant al present is en zich straks voltooid in de toekomstige eeuw.14 Het ‘eeuwig leven’ vormt hierdoor een synoniem voor het koninkrijk.15 Dat is ook het geval in de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel die in plaats van ‘het eeuwige leven’, dat we vinden in het Apostolicum, de uitspraak ‘en het leven van het komend rijk’ leest.

Dit eeuwige leven in verbinding met het Gods rijk mag nu al een tegenwoordige realiteit zijn in het leven van de gelovige. De gelovige heeft het eeuwige leven: ‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft’ (Jh3:16). Het eeuwige leven begint nu! De Heer Jezus benadrukt dit uitdrukkelijk: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven’ (6:47). Dit eeuwige leven ontvangt de mens door zijn vertrouwen in Christus. Doordat Jh sterk de nadruk legt op het ‘nu’, stellen sommigen dat er in dit evangelie geen plaats meer is voor een toekomstige eeuw.16 Het koninkrijk bij Jh lijkt zich zo volledig geestelijk te vervullen in het heden. Dat dit soort gedachten niet in evenwicht staan met het getuigenis van Jh zelf blijkt uit eschatologische teksten als Jh5:28-29: ‘Wees hierover niet verwonderd, er komt een moment waarop alle doden zijn stem zullen horen en uit hun graf zullen komen: wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden’ (vgl. 6:39- 41).17

Donald Guthrie wijst terecht erop dat de Heer pas in zijn gesprek met Nicodemus over het koninkrijk naar dit eeuwige leven verwijst (Jh3:5,15).18 Daardoor staat het ‘eeuwige leven’ synoniem met het leven in Gods koninkrijk. Die gedachte ondersteunt ook Mc9:43-47 waar het

‘leven’ wordt gelijkstelt met het ‘koninkrijk van God’. De Godsrelatie die de gelovige verwacht in de toekomst, wordt nu al werkelijkheid in zijn

14 Thomas R. Schreiner, New Testament Theology: Magnifying God in Christ (Grand Rapids: Baker Academic, 2008), 84.

15 Günter Unger, “Das” Glaubensbekenntnis: Am Neuen Testament kritisch erklärt (Stuttgart: Kohlhammer, 2009), 121.

16 Rudolf Bultmann, The Gospel of John: A commentary (Philadelphia: Westminster, 1971), 261.

17 Stephen S. Smalley, John, Evangelist and Interpreter (Exeter: Paternoster, 1978), 235–241.

18 Donald Guthrie, New Testament Theology (Downers Grove: InterVarsity, 1981), 643.

(18)

18

leven. Het is zowel nu als straks het leven in relatie met God. Daarom is dit eeuwig leven niet alleen een toekomstig, maar ook reeds een tegenwoordig goed, dat in de geloofsgemeenschap met God in Christus wordt genoten. ‘God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven. Wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. Dit alles schrijf ik u omdat u moet weten dat u eeuwig leven hebt, u die gelooft in de naam van de Zoon van God’

(1Jh5:11-13). Johannes schrijft dan ook bewust zijn evangelie met het doel dat de toehoorder gelooft dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en door dat te gelovigen mag leven in zijn naam. Dat is een leven in de niet meer door de dood bedreigde gemeenschap met God.19 Dat is pas leven!

19 Otto Weber, Grundlagen der Dogmatik (Berlin: Evangelische Verlagsanstalt, 1983), II:785.

(19)

E E U W I G L E V E N HETEEUWIGELEVENSTRAKS

19

5 | Het eeuwige leven straks

5.1 Een toekomstige zaak

In het Nieuwe Testament wijst de term ‘eeuwig leven’ op een toekomstige zaak. De enige uitzondering hierin zijn de werken van Johannes. Op verschillende plaatsen verwijst de term ‘eeuwig leven’ in Bijbel naar het eeuwig leven straks. Zo lezen we in Mc10:30: ‘hij ontvangt honderdvoudig, nu in deze tijd, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de wereld die komt, het eeuwige leven’.

Het eeuwig leven wijst hier op het gelukzalige leven zoals dat door de gelovigen die tijdens het vrederijk op aarde zullen wonen gekend zal worden (Ps133:3; Dn12:2). Het ‘eeuwig leven’ diende zo als synoniem voor de heerlijkheid van het leven in de voltooiing.

Vanuit diezelfde gedachte vroeg een hooggeplaatst persoon aan Christus: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ (Lc18:18). Wellicht dacht deze persoon niet aan een

‘eeuwig leven’ dat bestond uit zijn relatie met God. SV en NBG proberen dat te verduidelijken door in plaats van ‘deel te krijgen’ ‘beërven’ te vertalen. De gedachte van de man die Christus vroeg, was welke opdracht hij zou moeten volbrengen om straks deel te mogen krijgen aan de zegeningen in het vrederijk. Zodoende dacht hij bij de uitdrukking

‘eeuwig leven’ ver vooruit.

5.2 Het eeuwige leven bij Paulus

Ook bij Paulus is het eeuwige leven een toekomstig bezit dat de gelovige ontvangt. Zo schenkt God straks als Hij zijn rechtvaardig vonnis over de mensheid uitspreekt het eeuwige leven ‘aan wie het goede doet en daarin volhardt, aan wie glorie, eer en onsterfelijkheid zoekt’ (Rm2:7).

Ook elders spreekt de apostel op die wijze: ‘Maar nu, van de zonde vrijgemaakt en aan God dienstbaar gemaakt, hebt u uw vrucht, die tot heiliging leidt, met als einde eeuwig leven’ (Rm6:22); ‘Want wie in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderf oogsten; maar wie in de Geest zaait, zal uit de Geest het eeuwige leven oogsten’ (Gl6:8). Aan Timotheüs schrijft hij: ‘Strijd de goede strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven

(20)

20

waartoe je geroepen bent en waarvan je in aanwezigheid van velen zo’n krachtig getuigenis hebt afgelegd’ (1Tm6:12).

Deze focus van Paulus op het toekomstige eeuwige leven impliceert niet dat de apostel geen weet heeft van het eeuwige leven nu. Juist zijn veelvoudige verwijzingen naar het leven van de gelovige ‘in Christus’, toont dat de gelovige ook nu al een relatie met God mag kennen. Alleen gebruikt Paulus daar niet – zoals Johannes – de term ‘eeuwig leven’ voor.

(21)

E E U W I G L E V E N DEONTVANGSTVANHETEEUWIGELEVEN

21

6 | De ontvangst van het eeuwige leven

Hoe ontvangen gelovigen het eeuwig leven? In het Nieuwe Testament valt het op dat we nergens lezen over gelovigen die tot het eeuwige leven naderen. We lezen enkel dat het leven tot hen komt. Het leven is daarbij bij Johannes verbonden met Christus, het Woord: ‘In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen’ (Jh1:4). Minder duidelijk zegt de apostel het in zijn eerste brief: ‘We weten ook dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht heeft gegeven om de Waarachtige te kennen. En wij zijn in de Waarachtige, omdat we in zijn Zoon Jezus Christus zijn. Hij is de ware God, Hij is het eeuwige leven’ (1Jh5:20;

anderen vertalen ‘deze’ of ‘dit’ in plaats van ‘hij’).

(22)
(23)

E E U W I G L E V E N LITERATUURLIJST

23

7 | Literatuurlijst

Berkouwer, Gerrit C. De triomf der genade in de theologie van Karl Barth. Kampen:

Kok, 1954.

Bultmann, Rudolf. The Gospel of John: A commentary. Philadelphia: Westminster, 1971.

Cole, C. Donald. Basic Christian faith. Westchester: Crossway Books, 1985.

Creyghton, Jos. Credo: Het geheim van de apostolische geloofsbelijdenis. ’s- Hertogenbosch: Malmberg, 1941.

Cullmann, Oscar. The earliest Christian confessions. London: Lutterworth, 1949.

Gaebelein, Arno C. Kommentar zum Neuen Testament: Matthaus – Offenbarung.

Dillenburg: Christliche Verlagsgesellschaft, 2002.

Guthrie, Donald. New Testament Theology. Downers Grove: InterVarsity, 1981.

von Harnack, Adolf. Das Apostolische Glaubensbekenntniss. Berlin: Haack, 1892.

———. Lehrbuch der Dogmengeschichte. 3 vols. Grundriss der Theologischen Wissenschaften. Tübingen: Mohr, 1905.

Jager, Okke. Het eeuwige leven: met name in verband met de verhouding van tijd en eeuwigheid. Kampen: Kok, 1962.

Kattenbusch, Ferdinand. Das apostolische Symbol: Seine Entstehung, sein geschichtlicher Sinn, seine ursprüngliche Stellung im Kultus und in der Theologie der Kirche; ein Beitrag zur Symbolik und Dogmengechichte . Leipzig: Hinrichs, 1894.

Kelly, John N.D. Early Christian Creeds. London: Continuum, 2006.

Schreiner, Thomas R. New Testament Theology: Magnifying God in Christ. Grand Rapids: Baker Academic, 2008.

Smalley, Stephen S. John, Evangelist and Interpreter. Exeter: Paternoster, 1978.

Unger, Günter. “Das” Glaubensbekenntnis: Am Neuen Testament kritisch erklärt.

Stuttgart: Kohlhammer, 2009.

Vleugels, Gie, en Maria Verhoeff. De Leer van de Twaalf: De boodschap van de apostelen en de traditionele geloofsbelijdenissen. Heerenveen: Protestantse Pers, 2006.

Weber, Otto. Grundlagen der Dogmatik. 2 vols. Berlin: Evangelische Verlagsanstalt, 1983.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gege- ven, opdat alwie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal

“Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Want God heeft

“Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft” (Johannes

God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.. God heeft zijn Zoon niet naar

Zozeer immers heeft God de wereld lief- gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben. God

Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. God

„Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben..

‘Met deze woorden wordt de beschrijving van de rechtvaardiging van de goddelozen aangeduid: dat zij een overbrenging is van de staat waarin de mens