Van zondag 27 februari 2022 In de Maartenskerk te Kollum
Aanvang: 17.00 uur
Thema:
“Lied van de opgang”
een vesper over lied 536
Voorganger: Ds. M.T.P M. Oomens Pianist: Dhr. B. Hoekstra
Stilte
Aansteken van de kaarsen.
VG: “Heer open mijn mond en ik zal zingen van Uw eer.”
Allen zingen: Lied 195
Zingen: Lied 538, vers 1 en 4
4. Een mens te zijn op aarde in deze wereldtijd,
dat is de Geest aanvaarden die naar het leven leidt:
de mensen niet verlaten, Gods woord zijn toegedaan, dat is op deze aarde
Psalmgebed:
Lezen lied 121B vers 1 en 2
Ik sla mijn ogen op naar de bérgen, * van waar komt mijn húlp?
Mijn hulp komt van de Héer * die hemel en aarde gemáakt heeft.
Antifoon: Lied 121
Lezen 121B verzen 3 en 4
Hij zal je voet niet laten wánkelen, * hij zal niet sluimeren, je wáchter.
Nee, Hij sluimert níet, *
Hij slaapt niet, de wachter van Ísraël.
Antifoon
Lezen 121B verzen 5 en 6 De Heer is je wáchter, *
de Heer is de schaduw aan je rechterhánd:
overdag kan de zon je niet stéken, * bij nacht de maan je niet scháden.
Antifoon
Lezen 121B verzen 7 en 8
De Heer behoedt je voor alle kwáad, * Hij waakt over je léven,
de Heer houdt de wacht over je gaan en je kómen van nu tot in éeuwigheid.
Antifoon
Lezing: Lucas 18 verzen 31-43
Hij nam de twaalf apart en zei tegen hen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten over de Mensenzoon geschreven is zal daar plaatsvinden.
Want Hij zal worden uitgeleverd aan de heidenen en worden bespot en mishandeld en bespuwd.
En nadat Hij is gegeseld, zal Hij worden gedood, maar op de derde dag zal Hij opstaan.’
De leerlingen begrepen er niets van. De betekenis van Jezus’ woorden bleef voor hen verborgen, en ze konden maar niet bevatten wat Hij had gezegd.
Toen Hij in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. Ze zeiden tegen hem: ‘Jezus van Nazaret komt voorbij.’
Daarop riep de blinde: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’
Degenen die vooropliepen, berispten hem en zeiden dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Jezus bleef staan en zei dat men de blinde bij Hem moest brengen.
Toen deze voor Hem stond, vroeg Hij hem: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Heer, zorg dat ik
Jezus zei: ‘Zien zult u! Uw geloof heeft u gered.’
Onmiddellijk kon hij zien en hij volgde Hem terwijl hij God loofde. Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God.
Zingen: Lied 182, vers 1, 2, 3 en 4
2. Blinde man, houd moed nu, Jezus staat al stil.
Blinde man, Hij roept u, blinde man, houd moed nu, spring maar op en spoed u, hoor naar wat Hij wil.
3. ‘Zoon van David, wilt Gij dat ik U mag zien?
Alle kwalen heelt Gij, alle honger stilt Gij.
Vraagt Gij mij: wat wilt gij?
Heer, dat ik mag zien!’
4 Blinde man, vertrouw nu op wat Hij u zegt:
uw geloof behoudt u, wie gelooft, aanschouwt nu!
Blinde man, vertrouw nu, volg Hem op zijn weg.
Lezen: Lied 536 vers 1
Alles wat over ons geschreven is
gaat Gij volbrengen in de veertig dagen;
de tien geboden en de veertig slagen, dit hele leven dat geen leven is.
Overweging.
Muzikaal intermezzo.
Lezen: Lied 536 vers 2
De schepping die voor ons gesloten was ontsluit Gij weer, Gij opent onze ogen.
O zoon van David, wees met ons bewogen, het vuur van bloed en ziel brandde tot as.
Overweging.
Muzikaal intermezzo.
Lezen: Lied 536 vers 3
Maar, Heer, de haard van uw aanwezigheid zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken;
Gij waart met ons, Gij zult ons niet ontbreken, Gij hogepriester in der eeuwigheid.
Overweging.
Muzikaal intermezzo
Lezen: Lied 536 vers 4
Gij onderhoudt de vlam van ons bestaan.
Aan U, o Heer, ontleent het brood zijn leven.
Ons is een loflied in de mond gegeven,
sinds Gij de weg van ’t offer zijt gegaan.Zegen Overweging.
Muzikaal intermezzo.
Dienst der gebeden.
Avondlied: 258 verzen 1, 2, 3
2. Ook als de wereld donker ziet:
de Heer is in ons midden!
De duisternis verbergt Hem niet;
Hij hoort zijn kind'ren bidden.
3. Hij houdt het kwaad van ons vandaan, bij Hem zijn wij geborgen.
Wij kunnen rustig slapen gaan en wachten op de morgen.
Voorbeden.
Acclamatie: Lied 121
Stil gebed.
Gebed des heren:
Zingen: Lied 536 alle verzen.
2. De schepping die voor ons gesloten was ontsluit Gij weer, Gij opent onze ogen.
O zoon van David, wees met ons bewogen, het vuur van bloed en ziel brandde tot as.
3. Maar, Heer, de haard van uw aanwezigheid zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken;
Gij waart met ons, Gij zult ons niet ontbreken, Gij hogepriester in der eeuwigheid.
4. Gij onderhoudt de vlam van ons bestaan.
Aan U, o Heer, ontleent het brood zijn leven.
Ons is een loflied in de mond gegeven, sinds Gij de weg van ’t offer zijt gegaan.
Zegen
Collecte bij de uitgang