• No results found

Deelrapport 5; Versterking capaciteit en inzet van politie en justitie. Evaluatie Aanvalsplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Deelrapport 5; Versterking capaciteit en inzet van politie en justitie. Evaluatie Aanvalsplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deelrapport 5;

Versterking capaciteit en inzet van politie en

justitie

Evaluatie Aanvalsplan

Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

1 september 2006

(2)
(3)

Deelrapport 5;

Versterking capaciteit en inzet van politie en justitie

Evaluatie Aanvalsplan

Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

1 september 2006

(4)

. . .

Colofon

Uitgegeven door: Adviesdienst Verkeer & Vervoer

Informatie: Guy Hermans Telefoon: 010 282 5675

E-mail: g.b.hermans@avv.rws.minvenw.nl

Uitgevoerd door: XTNT Experts in Traffic and Transport Postbus 51

3500 AB UTRECHT

Opmaak: Guy Hermans

Datum: 1 september 2006

Status: Openbaar

(5)

Inhoudsopgave

. . .

1. Context deelonderzoek 7

1.1 Evaluatie Aanvalsplan SVOV 7

1.2 Deelonderzoek: versterking capaciteit

en inzet van politie en justitie 8

1.3 Dit deelrapport 9

2. Capaciteit & inzet UPI 11

2.1 Doel 11

2.2 Invoering 11

2.3 Inzet 12

2.4 Effecten 13

2.5 Succes- en faalfactoren 13

2.6 Rol Rijk & Aanvalsplan 14

2.7 Financiën 15

2.8 Verbetervoorstellen 15

2.9 Samenvatting 16

3. Capaciteit & inzet regiopolitie 17

3.1 Doel 17

3.2 Bekendheid 17

3.3 Inzet 17

3.4 Effecten 18

3.5 Rol Rijk 18

3.6 Succes- en faalfactoren 18

3.7 Samenvatting 18

4. Capaciteit & inzet openbaar Ministerie 19

4.1 Doel 19

4.2 Extra instroom 19

4.3 Financiën 19

4.4 Lokale verschillen 20

4.5 Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie 21

4.6 Samenvatting 21

5. Groepsgesprekken 23

5.1 Groepsgesprek OV-autoriteiten (23 januari 2006) 23 5.2 Groepsgesprek vervoerders (25 januari 2006) 23 5.3 Groepsgesprek personeel &

reizigers (23 januari 2006) 23 5.4 Groepsgesprek gemeenten, politie

& justitie (25 januari 2006) 23

5.5 Samenvatting 24

6. Conclusie 25

(6)

Bijlage: vragen over UPI,

vragen over politie en justitie geïnterviewden

deelnemers groepgesprekken

(7)

1. Context deelonderzoek

1.1 Evaluatie Aanvalsplan SVOV

In oktober 2002 is het Aanvalsplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit Aanvalsplan SVOV vult het beleid van het Rijk1 op het gebied van sociale veiligheid in. Het doel is:

Vermindering van het feitelijke aantal incidenten (objectief) en het onveiligheidgevoel (subjectief) in en rond het openbaar vervoer tot een aanvaardbaar niveau voor reizigers en personeel.

Om dit doel te bereiken definieert het Aanvalsplan 22 maatregelen.

Deze waren half 2005 voor het grootste deel uitgevoerd. Daarom was het tijd voor een evaluatie. In opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer hebben de bureaus AGV en XTNT deze evaluatie uitgevoerd.

Die bestaat uit vier stappen.

Stap 1: output

• maatregelen en effecten

• succes- en faalfactoren bij deze maatregelen.

Stap 1 gaat in op zes maatregelen:

1. Nationaal veiligheidsarrangement 2. Lokale veiligheidsarrangementen 3. Meerjarenplannen met streefcijfers

4. Kenniscentrum Sociale Veiligheid & Mobiliteit

5. Versterking capaciteit en inzet politie en justitie (dit deelrapport) 6. Uitbreiding toezichthouders bij tram en metro.

Stap 2: outcome

• trends rond sociale veiligheid

• externe ontwikkelingen die deze trends (kunnen) beïnvloeden

• beleidseffecten Aanvalsplan SVOV.

Stap 3: rol Rijk

• aanpak Aanvalsplan, rollen partijen en invulling daarvan

• beoordeling Aanvalsplan door partijen en rol Rijk.

Stap 4: good practices

• criteria voor ‘good practices’

• acht succesvolle maatregelen die in Nederland zijn toe te passen.

1 ministeries van Verkeer en Waterstaat (V&W), Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK)

(8)

1.2

Deelonderzoek: versterking capaciteit en inzet van politie en justitie

Een van de maatregelen in het Aanvalsplan SVOV is ‘de versterking van de capaciteit en inzet van politie en justitie’. Doel:

Versterking aan de ‘achterkant’ van de veiligheidsketen op korte en middellange termijn, vooral door betere inzet van meer menskracht.

Vervoerders controleren hun reizigers steeds strenger in verband met de sociale veiligheid. Daardoor ontstond extra druk op de capaciteit van politie en justitie. Als aanvulling op preventie en repressie groeide de behoefte aan versterking van de ‘achterkant’ van de veiligheidsketen:

opsporing en vervolging.

De maatregel bestaat uit drie delen:

1. Uitbreiding boven de formatie van het Veel Voorkomende

Criminaliteitsteam met drie teams van elk 17 fte’s, dus in totaal 51 fte’s.

2. Extra inzet van de regiopolitie in stationsgebieden.

3. Extra inzet van het Openbaar Ministerie (OM) om processen- verbaal te behandelen.

In het kader van de evaluatie Aanvalsplan SVOV is ‘de versterking van de capaciteit en inzet van politie en justitie’ kwalitatief onderzocht. Dit deelonderzoek bestaat uit vier delen:

1. Capaciteit & inzet UPI

Vertegenwoordigers van de acht geografische units (Amsterdam, Den Haag, Noord, Oost, Rotterdam, Utrecht, Zuid en Zuid-West) en de Unit Probleemgerichte Inzet (UPI) van de spoorwegpolitie zijn telefonisch geïnterviewd. De vragen (zie bijlage 1) gingen over:

• doel

• invoering

• inzet

• effecten

• succes- en faalfactoren

• rol Rijk & Aanvalsplan

• financiën

• verbetervoorstellen.

2. Capaciteit & inzet regiopolitie

De vragen aan vertegenwoordigers van de regiopolitie (zie bijlage 2) gingen over:

• doel

• bekendheid

• inzet

• effecten

• rol Rijk

• succes- en faalfactoren.

(9)

Slechts drie van de twaalf vertegenwoordigers van de regiopolitie en drie vertegenwoordigers van de spoorwegpolitie hebben de vragen beantwoord. Om meer inzicht te krijgen in de mening van de regiopolitie, zijn vier vertegenwoordigers van de regiopolitie die niet hadden gereageerd telefonisch geïnterviewd.

De geïnterviewden zijn goed verdeeld over stedelijke en niet-stedelijke gebieden of Randstad en niet-Randstad. De antwoorden van de geïnterviewden kwamen overeen en werden bevestigd in het

deelonderzoek 2 naar lokale veiligheidsarrangementen. Daarom kunnen we ondanks het lage aantal geïnterviewden uitspraken doen over het halen van de doelen.

3. Capaciteit & inzet OM

Om meer inzicht te krijgen in de extra inzet van het OM is bekeken hoeveel extra processen-verbaal het OM heeft behandeld. Ook is een vertegenwoordiger van het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM) geïnterviewd en is gesproken met andere vertegenwoordigers van het OM.

4. Groepsgesprekken

In het kader van de evaluatie van het Aanvalsplan zijn

groepsgesprekken gehouden met justitie, OV-autoriteiten, personeel, politie, reizigers en vervoerders (zie bijlage 3). Deze gesprekken gingen over sociale veiligheid in het algemeen en ook over capaciteit en inzet van politie en justitie.

1.3 Dit deelrapport

Dit deelrapport geeft de resultaten van het deelonderzoek naar ‘de versterking van de capaciteit en inzet van politie en justitie’. Hoofdstuk 2 gaat over de uitbreiding van de UPI. De capaciteit en inzet van de regiopolitie bespreken we in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op capaciteit en inzet van justitie. En in hoofdstuk 5 staan de conclusies.

(10)
(11)

2. Capaciteit & inzet UPI

2.1 Doel

In 2001 waren er veel incidenten op het spoor, vooral rond Amsterdam en Schiphol en op enkele lijnen. NS had veel last van agressie, jongeren in ‘discotreinen’, zakkenrollers en zwartrijders. In juni 2001 begon daarom een proef met het Veel Voorkomende Criminaliteitsteam. In dit VVC-team werkten medewerkers van de spoorwegpolitie zonder vast rooster (geen vaste werktijd en geen vaste werkplek). Dat in

tegenstelling tot de acht geografische units van de spoorwegpolitie, die werken in een vast gebied met een standaard inzet. De geografische units konden door hun standaard inzet niet goed inspringen op excessen en probleemlijnen.

De proef was een succes. Het VVC-team kon een probleem een week lang met meer mensen aanpakken, in tegenstelling tot de geografische units die daarvoor de mankracht en tijd misten. Voorwaarde was wel dat de leden van het VVC-team zich flexibel opstelden: hun roosters konden op laatste moment veranderen. Het was een kleine club mensen. Dat was goed te overzien en leidde tot een sociaal veiligere omgeving met minder incidenten. De proef met het VVC-team heeft ongeveer twee jaar geduurd.

Met het Aanvalsplan besloot het Rijk de problemen op het spoor grootser aan te pakken. Daarom staat in het plan dat het VVC-team moest groeien met drie teams boven de formatie van elk 17 fte’s, dus in totaal 51 fte’s.

2.2 Invoering

Tot en met 2005 zijn er drie teams van zeventien leden bijgekomen. De uitbreiding van de UPI was in januari 2006 compleet. Er is gekozen voor zeventien mensen per team omdat dat in het VVC-team goed werkte.

De teams zijn ondergebracht bij de UPI, een onderdeel van de spoorwegpolitie. Daarom heten ze de vier teams van 17 fte’s nu UPI- teams. De kerntaak is het zelfstandig of samen met partners bestrijden van veel voorkomende criminaliteit en agressie tegen personeel en reizigers. Waar de geografische units onvoldoende mankracht hebben, maken de UPI-teams een vuist tegen onder andere bagagediefstal, drugsoverlast, zakkenrollerij en zwartrijden. De UPI-teams opereren op probleemlijnen en ‘hotspots’.

De UPI bestaat nu uit 68 fte’s. Van de extra 51 fte’s zijn er 17 vrijgemaakt door een verschuiving binnen de spoorwegpolitie.

Geografische units detacheren werknemers bij de UPI, ondanks het personeelsgebrek bij die geografische units. Door het detacheren van personeel aan de UPI is het capaciteitstekort van de geografische unit

(12)

toegenomen. De UPI is dus weliswaar met 51 fte’s gegroeid, maar de spoorwegpolitie maar met 34.

De medewerkers van de geografische units vinden het werk bij UPI leuk en zinvol. Het is een andere manier van werken, zo zonder roosters. De medewerkers nemen hun kennis en ervaring later weer terug naar hun standplaats. Geografische units en UPI wisselen voortdurend mensen uit.

2.3 Inzet

De UPI moet ingrijpen als agressie en incidenten te vaak voorkomen. Er is geen duidelijke richtlijn wanneer dat is. De UPI opereert vooral op probleemlijnen. Welke lijnen dat zijn wordt bepaald aan de hand van cijfers van NS en spoorwegpolitie over beledigingen, druk op personeel, politiemeldingen en uitstel van betalingen. Meestal laten al die cijfers dezelfde trend zien. Een probleem is wel dat NS en politie verschillende definities gebruiken voor de registratie van agressie. Bij de NS vallen bijvoorbeeld ook niet-strafrechtelijke zaken als schelden eronder.

Probleemlijnen waar de UPI heeft opgetreden:

• Amsterdam – Haarlem – Zandvoort

• Amsterdam – Utrecht

• Arnhem – Duiven – Zevenaar – Doetinchem (discotrein)

• Den Haag – Rotterdam - Dordrecht

• Den Haag – Schiphol

• Flevolijn

• Gooilijn

• Hoekse Lijn

• Merwede-LingeLijn

• Nijmegen – Oss

• Ringlijn Amsterdam

• Schiphollijn

• Zoetermeerlijn.

De inzet van de UPI hangt af van de plannen van de geografische units op probleemlijnen. De UPI levert een bijdrage aan de geografische units als deze units daarom vragen. De geografische units inventariseren de problemen, schrijven een projectopzet en geven aan wat de unit doet en wat de UPI moet doen. Dan wordt inzet van de UPI aangevraagd.

De UPI wordt steeds eerder betrokken, zodat de UPI steeds beter kan plannen.

De UPI toetst of de aanvragen van de geografische units betrekking hebben op sociale veiligheid. Als de geografische units te weinig capaciteit hebben, gaat de UPI aan de slag, ook als het niet om sociale veiligheid gaat. Hierdoor zien sommige geïnterviewden de UPI als een soort uitzendbureau dat inspringt als een gebied te weinig capaciteit heeft.

De geografische units zetten de UPI vooral in voor het bestrijden van agressie, zakkenrollerij en zwartrijden. De UPI is gespecialiseerd in het

(13)

bestrijden van zakkenrollerij. De UPI komt ook in actie bij discotreinen (jongeren die andere reizigers lastig vallen), evenementen

(houseparty’s, Koninginnedag, suikerfeest, voetbal) en drugsacties in internationale treinen.

De UPI mag zonder overleg opereren in werkgebieden van geografische units. De UPI baseert de inzet op informatie over

incidenten. Een informatieambtenaar maakt een overzicht en zo wordt duidelijk waar problemen spelen. De UPI en de geografische unit lopen elkaar niet in de weg, maar de inzet van beide partijen zou volgens de geïnterviewden beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

De geïnterviewden vinden dat de UPI goed werk levert. De motivatie is 100 procent en als geografische units om inzet vragen, dan levert de UPI die bijna altijd. De samenwerking tussen de geografische units en de UPI verloopt soepel.

De inzet in de Randstad krijgt prioriteit boven inzet buiten de Randstad, ondanks dat er ook problemen zijn buiten de Randstad. Dat geldt trouwens voor de hele spoorwegpolitie. De geografische units buiten de Randstad zeggen dat ook zij de gevraagde inzet bijna altijd krijgen.

De focus op de Randstad levert dus geen problemen op.

Door de snelle uitbreiding van de UPI werd de expertise van deze unit op het gebied van zakkenrollerij tijdelijk minder. Er waren minder mensen om de medewerkers op te leiden. De UPI groeide dus te snel.

De kwaliteit is nu weer op peil.

2.4 Effecten

De effecten van de inzet van de UPI op objectieve en subjectieve sociale veiligheid zijn niet te scheiden van het effect van de inzet van de geografische units. De UPI en geografische units werken samen en boeken dus ook samen winst op dat gebied. De geïnterviewden zien geen verschil tussen de effecten van inzet door de geografische units en de inzet van de UPI. Over de effecten van de UPI op sociale veiligheid vallen dus geen uitspraken te doen.

De geïnterviewden vinden dat de UPI een positieve invloed heeft op de afname van het aantal zakkenrollers en zwartrijders. De UPI voert de beloofde inzet uit en deze inzet heeft effect. Wel ontstaat er een

‘waterbed-effect’: waar de UPI niet opereert nemen de problemen toe.

De geïnterviewden weten daar geen oplossing voor.

2.5 Succes- en faalfactoren

Succesfactoren

• De UPI kan snel en flexibel inspringen bij problemen omdat de teamleden geen vaste roosters hebben.

• De teamleden trainen op werken in groepsverband, doortastend optreden en optreden in treinen (bijvoorbeeld tegen zakkenrollerij).

(14)

• Personeel van een geografische unit dat gedetacheerd is geweest bij de UPI kan die kennis er ervaring gebruiken bij de eigen unit.

• De UPI heeft in tegenstelling tot de geografische units voldoende menskracht om slagvaardig op te treden.

• De motivatie van de teamleden is groot.

Faalfactoren

• De UPI zou minder nodig zijn als de geografische units geen medewerkers hoeven te detacheren bij de UPI.

• De medewerkers van de geografische units worden vaak ingezet voor de afhandeling van processen-verbaal die de UPI uitschrijft en vinden daarom dat ze worden ingezet voor minder leuk papierwerk;

dat leidt tot onvrede bij de geografische units. Ook is het werven van personeel voor de geografische units moeilijker omdat mensen liever bij de UPI werken.

• Binnen de geografische units leeft het beeld dat de UPI teveel in het zonnetje wordt gezet en de geografische units minder

waardering krijgen.

• Teamleden van de UPI kennen niet altijd de plaatselijke situatie, de werkwijze van het regionale parket en de fratsen van veelplegers (‘pappenheimers’).

• De vele reisuren van de UPI zijn duur omdat de teamleden uit het hele land komen en in het hele land opereren. Als zij naar een probleemlijn reizen zijn ze ook in dienst; er is dan dus ook extra inzet op de lijnen waarop ze reizen.

• De UPI wordt vaak ingezet in de Randstad omdat daar de meeste incidenten zijn. Als je ook naar veiligheidsbeleving kijkt of het aantal incidenten in relatie tot het aantal reizigers, dan zou de UPI ook meer moeten opereren buiten de Randstad.

• Vooral de geografische units buiten de Randstad waren niet gewend hulp in te roepen van anderen; het duurde daarom langer voordat zij de UPI vroegen.

• Zakkenrollers en andere criminelen worden steeds sluwer en de UPI heeft hier niet altijd meteen een antwoord op.

2.6 Rol Rijk & Aanvalsplan

Het Rijk is nauw betrokken geweest bij de invoering van de drie nieuwe UPI-teams en heeft daar geld voor beschikbaar gesteld. Er is

gediscussieerd over het werk van de teams met de ministeries van BZK en V&W. In de stuurgroep en het platform SVOV is het model van de UPI behandeld en vervolgens is de unit opgericht. Daarna is vanuit het Rijk geen bemoeienis meer geweest met de UPI.

Zonder het Aanvalsplan was de UPI er volgens de geïnterviewden wel gekomen, maar niet zo snel. De druk van de politiek in het westen van het land en de incidenten op probleemlijnen hebben het versneld.

Sommige geïnterviewden memoreren dat V&W-minister Netelenbos in 2001 heeft gezegd dat de spoorwegpolitie met 200 fte’s zou worden uitgebreid. Maar van een toezegging is geen sprake geweest. De spoorwegpolitie valt onder de ministers van BZK en Justitie en hangt

(15)

financieel onder BZK. Voor het Aanvalsplan is in overleg tussen de ministers van BZK, Justitie en V&W een uitbreiding overeengekomen van 51 fte’s.

2.7 Financiën

In het Aanvalsplan SVOV staat dat moest worden bezien in hoeverre geld voor ‘filezwaaiers’ van het project Samen Werken aan

Bereikbaarheid kon vloeien naar de uitbreiding van de spoorwegpolitie.

Over deze maatregel verschilden de ministeries van BZK en V&W van mening: BZK zag het als een resultaatverplichting, V&W als een inspanningsverplichting. De twee ministeries hebben dit afgesproken:

• V&W financiert één team in 2003 en 2004.

• In november 2003 stelt BZK een voortgangsrapport op over de fasering en resultaten van de opbouw van de teams.

• Vanaf 2005 neemt BZK de financiering voor z’n rekening.

tabel 1: financiering

financier gefinancierde capaciteit 2003 2004 2005 2006

V&W extra team 17 17

BZK bestaand team 17 17 17 17

BZK overname financiering V&W 17 17

BZK extra team 4 8 12 17

BZK verschuiving binnen KLPD 4 8 12 17

totaal geplande gefinancierde capaciteit 42 50 58 68

Vanaf 2005 financiert alleen het ministerie van BZK de UPI. Een team van 17 fte’s kost 17 keer 64.000 euro, dus 1,09 miljoen euro per jaar.

2.8 Verbetervoorstellen

• In probleemgebieden moet de UPI standaard worden ingezet.

• De UPI kan nog beter worden ingezet door meer te werken met de informatiegestuurde politie; niet alleen bij eigen inzet, maar ook bij inzet op aanvraag van geografische units.

• De inzet van de UPI kan nog beter worden afgestemd op de inzet van de geografische unit.

• Elektronisch de UPI kunnen aanvragen in plaats van een officieel formulier te mailen en verschillende computerprogramma’s te gebruiken.

Verschillende geïnterviewden vinden dat de hele organisatie van de spoorwegpolitie anders moet:

• Elke geografische unit of regio zou een eigen UPI moeten hebben;

dat verkort de reistijden en garandeert regionale inzet.

• Geografische units moeten samenwerken in een UPI-vorm om probleemlijnen aan te pakken; anders doet een unit alleen het eigen deel van zo’n lijn.

(16)

2.9 Samenvatting

Het doel van de uitbreiding van het VVC-team was binnen de

spoorwegpolitie meer capaciteit vrijmaken om sociale onveiligheid op probleemlijnen te bestrijden. Hiervoor moest de spoorwegpolitie er 51 fte’s bij krijgen.

Sinds januari 2006 is de UPI op volle sterkte: 68 fte’s. Hiervan zijn 17 fte’s afkomstig uit de eigen organisatie. Dat betekent dat de

spoorwegpolitie slechts met 34 fte’s is uitgebreid. Over de financiering is discussie geweest tussen BZK en V&W. In de aanvangsperiode heeft V&W twee jaar de kosten van één UPI-team op zich genomen. Nu betaalt BZK de UPI.

De UPI ontvangt aanvragen van geografische units voor het bestrijden van drugsgebruik, zakkenrollerij en zwartrijden. Daarnaast opereren de teams bij evenementen en problemen met jongeren. De aanvraag van de geografische unit moet betrekking hebben op sociale veiligheid, maar door het tekort aan mankracht wordt de UPI steeds meer ingezet als een soort uitzendbureau. De UPI heeft een zelfstandige taak op terreinen als zakkenrollerij.

De UPI levert goed werk. Als een geografische unit de UPI aanvraagt, komt de UPI in principe ook. De UPI voert het werk met 100 procent motivatie uit. De UPI werkt goed samen met de geografische units.

Belangrijke succesfactoren van de UPI zijn dat het team snel en flexibel inzetbaar is en het snel en met genoeg mankracht reageert als

problemen de kop opsteken. Het concept ‘UPI’ wordt gewaardeerd en werkt goed om problemen rond sociale veiligheid aan te pakken, vooral zakkenrollen en zwartrijden.

De effecten van de inzet van de UPI zijn niet te scheiden van de inzet van de geografische units. Wel maakt dit deelonderzoek duidelijk dat de UPI helpt het aantal zakkenrollers en zwartrijders te verminderen.

De geïnterviewden vinden dat UPI de sociale veiligheid verbetert.

De geografische units zien wel knelpunten rond de UPI. Zo is de capaciteit van de geografische units afgenomen, waardoor zij gedwongen de UPI moeten inzetten. Daarnaast mag de UPI vaak de leuke klussen opknappen en blijft het minder leuke papierwerk, zoals het verwerken van processen-verbaal, over voor de geografische units.

Ook kennen teamleden van de UPI de lokale situatie niet, waardoor zij niet altijd even effectief kunnen optreden bij veelplegers. Op basis van deze knelpunten hebben geïnterviewden verbetervoorstellen genoemd.

Een aantal gaan in op de organisatie van de UPI, bijvoorbeeld de UPI regionaal opzetten of samenwerking tussen geografische units in UPI- vorm.

Het Rijk heeft de invoering van de UPI versneld door de druk uit de politiek en de media. Zonder het Aanvalsplan waren de 51 fte’s van de UPI er nooit met deze snelheid gekomen.

(17)

3. Capaciteit & inzet regiopolitie

3.1 Doel

In het Aanvalsplan staat dat de regiopolitie capaciteit vrijmaakt voor het optreden in het openbare deel van stationsgebieden. In lokale

veiligheidsarrangementen ligt vast hoe regiopolitie en toezichthouders meer mensen inzetten in stationsgebieden.

3.2 Bekendheid

Drie van de tien geïnterviewden kennen de maatregel ‘extra inzet regiopolitie in stationsgebieden’. De andere geïnterviewden kennen alleen de lokale veiligheidsarrangementen. De uitbreiding van de regiopolitie hangt nauw samen met de lokale

veiligheidsarrangementen. Zie daarom ook ‘Deelrapport 2; Lokale veiligheidsarrangementen’.

3.3 Inzet

Volgens de geïnterviewden is de feitelijke inzet van de regiopolitie niet vergroot. Dankzij samenwerking en lokale veiligheidsarrangementen is de inzet van mensen wel gestroomlijnd en efficiënter en effectiever geworden. De inzet van verschillende toezichthouders is op elkaar afgestemd, zodat er de hele dag toezichthouders zijn. Vroeger waren er op het ene moment veel toezichthouders en op het andere weinig.

De toezichthouders van vervoerders en politie zijn meer gaan samenwerken. Daardoor hebben zij meer inzicht gekregen in elkaars werk en begrijpen ze elkaars (on)mogelijkheden beter.

De regiopolitie bepaalt de inzet aan de hand van het lokale

veiligheidsarrangement of de informatiegestuurde politie. Deze inzet ligt vast, tenzij ergens anders de nood hoger is.

Het budget voor extra inzet van de regiopolitie valt praktisch gezien niet te achterhalen uit de registratie van politie en justitie. Het is dus niet bekend of de efficiëntere en effectievere inzet van de regiopolitie extra geld heeft gekost.

Partijen van het veiligheidsarrangement overleggen regelmatig over het aantal toezichthouders. Leerpunten:

• Brief toezichthouders gezamenlijk, zodat taken goed worden afgestemd.

• Inzet op de juiste momenten is vaak moeilijk te plannen, wees daarom flexibel.

• Overleg met beveiligingsdiensten.

• Zorg voor gerichte inzet; dat geeft betere resultaten.

(18)

3.4 Effecten

De effecten van de efficiëntere inzet van de regiopolitie zijn meer objectieve en subjectieve sociale veiligheid in en rond het station voor reizigers en bewoners. Er is minder overlast en de politie is zichtbaarder.

Het toezicht is beter georganiseerd en efficiënter. Eén geïnterviewde vindt dat ook het imago van de stad is verbeterd. Eén geïnterviewde geeft aan dat een deel van de problemen is verschoven naar een ander deel van de stad: het waterbed-effect.

3.5 Rol Rijk

Vóór het Aanvalsplan zocht de regiopolitie al meer samenwerking. Het Aanvalsplan heeft de efficiëntere inzet versneld. De geïnterviewden hebben geen rol van het Rijk ervaren bij de uitvoering van de maatregel.

3.6 Succes- en faalfactoren

Succesfactoren

• Door de inzet van partijen af te stemmen, kun je mensen en middelen effectiever en efficiënter inzetten.

• Zichtbaar aanwezig zijn op piekuren.

Leerpunten

• Blijf afspraken nakomen en slaap niet in als het goed gaat.

• Zorg voor een duidelijke taakafbakening tussen en

verantwoordelijkheden van partijen zodat je ieders inzet optimaal kunt afstemmen.

Deze succes- en faalfactoren stemmen overeen met die in deelonderzoek 2 naar lokale veiligheidsarrangementen.

3.7 Samenvatting

Er is geen duidelijk beeld van de output van de maatregel ‘extra inzet van de regiopolitie in stationsgebieden’. Door de registratiemethode bij politie en justitie valt praktisch niet na te gaan of deze instanties ook echt extra capaciteit hebben vrijgemaakt. Het gevolg van afspraken in lokale veiligheidsarrangementen is dat er effectiever en efficiënter wordt samengewerkt. Door de afstemming van de regiopolitie met andere toezichthouders (bijvoorbeeld van vervoerders) lopen er altijd wel toezichthouders rond. Toezichthouders nemen elkaar serieus en kennen elkaars (on)mogelijkheden beter. Dat vermindert het aantal incidenten en verhoogt het gevoel van veiligheid bij reizigers en personeel.

Het Aanvalsplan heeft volgens de geïnterviewden de efficiëntere inzet van de regiopolitie versneld. Het Rijk heeft geen directe rol gespeeld bij de uitwerking van de maatregel.

(19)

4. Capaciteit & inzet openbaar Ministerie

4.1 Doel

Het Aanvalsplan veronderstelt dat extra inzet van de politie leidt tot meer processen-verbaal, strafzaken en straffen. In het programma

‘Naar een Veiliger Samenleving2’ heeft het Rijk met het OM en de rechterlijke macht afgesproken dat zij zaken die voortkomen uit extra handhaving door politie en gemeenten adequaat behandelen. Dat geldt ook voor de zaken die zijn geconstateerd in het openbaar vervoer.

4.2 Extra instroom

Het registratiesysteem van het OM is nogal abstract en kan daarom niet uitwijzen of het aantal processen-verbalen door de extra inzet van de politie en toezichthouders is gegroeid. Als alternatief staan in tabel 2 cijfers van het Centraal Justitieel Incassobureau.

tabel 2: processen-verbaal in openbaar vervoer

reden 2002 2003 2004 2005

zonder geldig vervoerbewijs reizen 1490 5989 9937 8146 zonder geldig vervoerbewijs reizen en geen ID

kunnen tonen 1386 2073 2299 266

verstoring door reizigers van orde, rust, veiligheid

of bedrijfsgang 1038 4846 7435 6535

verstoring door iedereen van orde, rust, veiligheid

of bedrijfsgang 2503 7893 4751 3211

Van 2002 tot en met 2004 is aantal bekeurde zwartrijders sterk

gestegen. In 2005 neemt dat aantal af. Het aantal personen dat niet in staat is om een identiteitsbewijs te tonen is in 2005 fors afgenomen.

Dat heeft te maken met de invoering van de identificatieplicht. Het aantal verstoringen door reizigers en derden is in eerste instantie sterk gestegen. Die stijging lijkt nu gekenterd.

4.3 Financiën

Hoeveel extra geld het ministerie van Justitie heeft besteed aan de verbetering van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer in het kader van het veiligheidsprogramma is niet te achterhalen.

2handhaving en criminaliteitsbestrijding moeten weer naar behoren worden uitgevoerd door:

• aanpak van stelselmatige daders van jeugdcriminaliteit

• versterking van opsporing en handhaving

• versterking van toezicht en controle in de publieke ruimte intensivering van preventieprojecten.

(20)

4.4 Lokale verschillen

Uit de antwoorden van de geïnterviewden voor het deelonderzoek

‘Lokale veiligheidsarrangementen’ bleek dat de inzet van het OM verschilt per arrangement. Hier zijn wij dieper op ingegaan.

De inzet van het OM verschilt per parket. Dat komt omdat ook de problemen rond sociale veiligheid in het openbaar vervoer verschillen per arrondissement en parketten op basis daarvan hun beleid en prioriteiten vaststellen. Soms kan een parket aansluiten op het beleid rond jeugdige delinquenten. Er is dan geen apart beleid voor sociale veiligheid.

In het deelonderzoek ‘Lokale veiligheidsarrangementen’ kwam naar voren dat de rol van het OM in Rotterdam succesvol was. Bij het arrangement Merwede-Lingelijn zorgden de regels en het stringente beleid van justitie juist voor frustraties (zie ‘Deelrapport 2; Lokale veiligheidsarrangementen’).

De rol van het OM in het lokaal veiligheidsarrangement Rotterdam was onder meer succesvol omdat het OM Rotterdam staat voor een snelle afhandeling van strafzaken tegen zwartrijders. Daarnaast heeft het OM Rotterdam evenveel aandacht voor de processen-verbaal van

controleurs als van politieagenten. In andere regio’s neemt het OM die van agenten wel eens serieuzer. Ook gebruiken alle partijen het

geweldsprotocol waarin ieders rol en verantwoordelijkheden vastliggen.

Het OM zorgt dan dat:

• alle verdachten zo mogelijk en zo nodig een dagvaarding krijgen of worden voorgeleid aan de officier van justitie;

• een verdachte die wordt voorgeleid zo mogelijk in bewaring wordt gesteld, al dan niet in combinatie met een dagvaarding;

• de zaak binnen drie maanden wordt beoordeeld en op de eerste vrije mogelijkheid op de zitting wordt behandeld;

• als de aard van de strafzaak, de omvang van de schade en de persoon van de verdachte dat toelaten het OM de zaak aanbrengt op een taakstrafzitting, waarbij de schade via de schadebemiddelaar van het OM wordt geregeld.

• het slachtoffer desgewenst een gesprek krijgt;

• bij een zitting van de rechtbank een vordering voor schadevergoeding aan de rechtbank wordt voorgelegd;

• bij de beslissing over verdere vervolging of bij de eis op de zitting als uitgangspunt geldt dat er geen schikking komt, tenzij de eis op de zitting een geldboete zou opleveren en er geen ruimte is voor een civiele vordering;

• het slachtoffer de afloop van de strafzaak te horen krijgt.

Succesfactoren bij OM Rotterdam

• Werk samen en lever als OM je bijdrage.

• Begin klein; als je te groot wil beginnen wordt er veel gepraat maar weinig gedaan. Met acties gebeurt er wat en leer je gaande de rit.

• Verwerf inzicht in de werkwijze van andere partijen en koppel terug.

(21)

• Betrek gemeenten voor het draagvlak; die zorgen dan bijvoorbeeld voor extra verlichting, een bewaakte fietsenstalling en extra geld.

4.5 Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie

Het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM) is sinds begin 2005 het aanspreekpunt voor NS. Daarvoor was dat het parket Utrecht. Het BVOM gaat alleen over ‘spoorzaken’ en niet over de lokale afspraken van parketten.

Sinds het BVOM het vaste aanspreekpunt is van NS, is vaart gezet achter de afspraken in het Nationaal veiligheidsarrangement (zie deelrapport 1). Het BVOM heeft tussen eind 2004 en maart 2005 samen met NS een nieuwe manier ontwikkeld om processen-verbaal voor zwartrijden te behandelen. NS probeert eerst zelf het geld te innen met vorderingen en desnoods de deurwaarder. Als dat niet lukt, dan stuurt NS het proces-verbaal naar het BVOM. Dat heeft twee functies:

• Filter: het BVOM toetst de kwaliteit zodat er geen onjuist ingevulde processen-verbaal worden doorgestuurd naar de parketten

(bijvoorbeeld een proces-verbaal zonder adres).

• Loket: het BVOM is het aanspreekpunt voor zowel NS als de parketten.

Het BVOM heeft naar aanleiding van het nieuwe boetebeleid van NS gezorgd voor eenduidige, hogere strafeisen tegen overtreders. Tegen iemand die vaker een overtreding begaat wordt een zwaardere straf geëist.

4.6 Samenvatting

Er is geen duidelijk beeld van de output van de maatregel ‘(extra) inzet van justitie’. De inzet van het OM is vastgelegd in lokale

veiligheidsarrangementen. Uit cijfers van het ministerie van Justitie is ook niet te herleiden of het ministerie extra geld heeft uitgetrokken voor de extra inzet.

De inzet van het OM verschilt per parket omdat ook de problemen rond sociale veiligheid per arrondissement verschillen en parketten zelf hun beleid en prioriteiten vaststellen. Arrondissementen kunnen een voorbeeld nemen aan het parket in Rotterdam.

De samenwerking tussen NS en het OM is verbeterd. Sinds het BVOM het vaste aanspreekpunt van NS is, is vaart gezet achter de afspraken in het Nationaal veiligheidsarrangement. Er zijn goede procedures voor de aanpak van geweldplegers en zwartrijders. Het BVOM verwerkt

processen-verbaal van NS sneller en beter.

(22)
(23)

5. Groepsgesprekken

5.1 Groepsgesprek OV-autoriteiten (23 januari 2006)

• Samenwerking is cruciaal; anders verschuiven de problemen.

• De politie werkt steeds meer informatiegestuurd; de vaste inzet in de arrangementen moet daarom flexibeler.

5.2 Groepsgesprek vervoerders (25 januari 2006)

• Samen met politie en justitie moeten alle partijen zich inzetten voor meer sociale veiligheid. Samenwerking betekent ook dat er

structureel minder inzet nodig is. In Rotterdam kon het gebeuren dat er op het ene moment twintig toezichthouders liepen en op het andere moment niemand. Nu is het toezicht van verschillende organisaties afgestemd.

• De vervoerders maken afspraken met het OM over het aantal

processen-verbaal dat ze naar het OM sturen. Als de vervoerder afwijkt van het gemiddelde aantal processen-verbaal, dan wijst het OM hem daarop. Het OM ziet het niet betalen van kaartjes meer als probleem van vervoerders.

• Vervoerders maken goede afspraken met de regiopolitie. Als

medewerkers aangifte doen, dan krijgen ze voorrang. Soms is het ook mogelijk om digitaal aangifte doen van een vernieling. Ook kan de politie een dader meenemen naar het bureau en hoeft het personeel pas later te komen.

• De politie moet toezichthouders van de vervoerder bijstaan als die een conflict hebben met een overtreder. De toezichthouder geeft dan een getuigenverklaring op basis waarvan de politie een proces-verbaal opmaakt. Vroeger gebeurde dat niet altijd.

5.3 Groepsgesprek personeel & reizigers (23 januari 2006)

• In 2000 – 2002 was de ondersteuning van de regio- en

spoorwegpolitie aan het personeel van vervoerders afgenomen door bezuinigingen. Dat leidde tot onveilige situaties.

• Personeel van vervoerders weet dat ‘prioriteit 1’ van de regiopolitie (collega in nood) ook voor hen geldt. Dat werkt in stedelijke gebieden beter dan in minder stedelijke gebieden.

5.4 Groepsgesprek gemeenten, politie & justitie (25 januari 2006)

• Een van de oorzaken van de onveiligheid in het openbaar vervoer in 2000 – 2002 was het gebrek aan afstemming. Partijen waren gericht op eigen taken en opereerden apart. Door het Aanvalsplan en de lokale veiligheidsarrangementen is de samenwerking

(24)

gegroeid. Eén partij moet de regie voeren en verantwoordelijk zijn voor de samenwerking. Afspraken moeten worden geborgd.

• Toezichthouders van vervoerder, gemeente en politie hadden geen goed beeld van het werk van andere toezichthouders, waardoor er over en weer verkeerde verwachtingen bestonden.

• De problemen in 2000 – 2002 speelden in de hele samenleving. Dat is te verklaren door individualisering en het gebrek aan gezag van bijvoorbeeld de politie. De politie is nu terug op haar voetstuk en gedraagt zich weer meer als de ‘scheidsrechter in de maatschappij’.

• Personeel moet makkelijker aangifte kunnen doen, bijvoorbeeld met standaard formulieren. Winkeleigenaren kunnen dat nu al.

5.5 Samenvatting

De groepsgesprekken bevestigen het beeld van de geïnterviewden.

Samenwerking tussen partijen is cruciaal en zorgt voor optimale inzet van toezichthouders en politie. De inzet van partijen is niet groter maar efficiënter.

De politie is haar gezag aan het terugwinnen. Rond 2000 had de politie te weinig gezag. In combinatie met de individualisering van de

samenleving zorgde dat voor een gebrek aan handhaving van de openbare orde. Nu is ook de harde hand weer meer in beeld.

Verschillende vervoerders hebben harde afspraken met regiopolitie en OM voor het doen van aangifte en het afhandelen van processen- verbaal.

(25)

6. Conclusie

Het doel van de maatregel ‘versterking capaciteit en inzet van politie en justitie’ is:

versterking van de achterkant van de veiligheidsketen.

Deze maatregel is niet volledig uitgevoerd:

• Er zijn drie UPI-teams opgezet, waardoor de UPI nu op sterkte is:

68 fte’s. De UPI is echter niet boven de formatie uitgebreid met 51 fte’s, maar met 34 fte’s boven de formatie en met 17 fte’s door verschuivingen bij de spoorwegpolitie.

• Het is niet duidelijk of de regiopolitie extra capaciteit heeft ingezet.

Wel is duidelijk dat de politie effectiever en efficiënter is gaan werken dankzij de lokale veiligheidsarrangementen.

• Het is niet duidelijk of het OM extra capaciteit heeft ingezet. In een aantal gebieden is de inzet van het OM verbeterd dankzij de lokale veiligheidsarrangementen. Bij andere arrangementen speelt het OM geen rol van betekenis. Organisatorische maatregelen, zoals de BVOM als aanspreekpunt voor NS, hebben wel geleid tot verbetering.

UPI

Het doel van de uitbreiding van de UPI (oorspronkelijk 17 fte’s) met drie teams van 17 fte’s is het grootser aanpakken van excessen op het spoor. De drie extra teams waren in januari 2006 compleet.

Maar de uitbreiding van de UPI met 51 fte’s is geen uitbreiding van de spoorwegpolitie met 51 fte’s. De spoorwegpolitie detacheert 17 fte’s bij de UPI, waardoor die maar met 34 fte’s is uitgebreid.

De UPI pakt excessen op het spoor succesvol aan. De geïnterviewden zijn tevreden over de UPI omdat de teams snel en flexibel inzetbaar zijn. De UPI sorteert vooral effect bij de aanpak van zakkenrollers en zwartrijders. Ook voldoet de UPI bijna altijd aan aanvragen van de geografische units. De UPI opereert vooral in de Randstad, maar werkt ook buiten de Randstad als dat nodig is.

De uitbreiding van de UPI heeft z’n weerslag op de organisatie van de spoorwegpolitie. Dat komt deels omdat een deel van de teamleden van de geografische units komen. De capaciteit van die geografische units was al krap en de detachering bij de UPI vergroot dat probleem.

Daardoor moeten de geografische units de UPI vaker inzetten en fungeert de UPI als een soort uitzendbureau. Door de detacheringen komt er wel meer kennis en evaring bij de geografische units.

Politie & justitie

In het Aanvalsplan staat dat de regiopolitie meer capaciteit moet vrijmaken voor het optreden in het openbare deel van

stationsgebieden. Daarnaast moest het OM de door de regio- en spoorwegpolitie aangedragen zaken adequaat en tijdig verwerken. Dat

(26)

betekent dat ook het OM capaciteit moest vrijmaken voor de verwerking van processen-verbaal.

In dit deelonderzoek is niet aan te tonen of de regiopolitie en het OM extra capaciteit hebben ingezet voor ‘versterking inzet politie en justitie’. Deze maatregel komt vooral tot uiting in lokale

veiligheidsarrangementen. De afspraken daarin over efficiëntere inzet van capaciteit zijn wel uitgevoerd.

De regiopolitie heeft binnen de lokale veiligheidsarrangementen afspraken gemaakt met de vervoerders over wie wanneer hoeveel mensen inzet. Daardoor is er nu elk uur van de dag een toezichthouder.

Ook zijn er afspraken over de afhandeling van zaken.

De rol van het OM in lokale veiligheidsarrangementen is niet eenduidig.

De problemen rond sociale veiligheid verschillen per arrondissement.

Op basis hiervan bepalen de parketten hun beleid. Ook is de

tevredenheid van andere partijen over het OM niet eenduidig. Meer over de rol van regiopolitie en OM staat in deelrapport 2 over lokale veiligheidsarrangementen.

Sinds begin 2005 is de samenwerking tussen OM en NS verbeterd en zijn maatregelen afgesproken over de behandeling van processen- verbaal. Het BVOM speelt hierbij een hoofdrol. Het BVOM heeft extra mensen ingezet om processen-verbaal van NS sneller en beter te verwerken.

Door de afspraken in de lokale veiligheidsarrangementen zijn er organisatorische veranderingen gekomen. Die zorgen voor efficiënter toezicht en een betere vervolging.

(27)

BI J L A G E 1 : V R A G E N O V ER U P I

Doel

• Wat is het doel van de extra aandacht aan probleemlijnen en de uitbreiding van de UPI’s?

Probleemlijnen

• Wat verstaat u onder probleemlijnen?

• Zijn er probleemlijnen in uw regio?

• Heeft u aan al deze lijnen extra aandacht gegeven?

De inzet van de UPI’s

• Wat is de inzet van de UPI’s in uw regio?

• Is dit voldoende inzet?

• Op welke lijnen/stations/gebieden worden de UPI’s ingezet?

• Op welke momenten worden de UPI’s ingezet?

• Welke taken hebben de UPI’s in uw regio?

• Hoe heeft de inzet van UPI’s in uw regio zich gedurende de tijd ontwikkeld?

Het implementatieproces van de UPI’s

• Van wie kwam het initiatief tot de inzet van extra UPI’s?

• Welke partijen zijn verder bij de implementatie van de extra UPI’s betrokken geweest?

• Welke rol heeft uw organisatie gehad tijdens de implementatie van de extra UPI’s?

• Welke rol hebben de andere partijen tijdens de implementatie gehad?

• Hebben alle partijen uitgevoerd wat van hen werd verwacht? Zijn deze afspraken vastgelegd?

• Hoe is de implementatie van de extra UPI’s verlopen?

• Hoe is de extra inzet gefinancierd?

Effecten

• Is het vooraf gestelde doel behaald?

• Wat zijn de effecten van de extra UPI’s en extra aandacht voor probleemlijnen op de sociale veiligheid voor personeel en reizigers (gevoel van veiligheid en aantal incidenten)?

• Welke invloed heeft de uitbreiding van de UPI’s en extra aandacht voor probleemlijnen op het aantal zwartrijders?

• Bent u tevreden met deze effecten?

• Zijn er metingen geweest naar de effecten / voortgang van de maatregel?

• Heeft de inzet van UPI’s ook neveneffecten op andere terreinen dat sociale veiligheid?

Rol rijksoverheid (Onder de rijksoverheid verstaan wij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Justitie, Binnenlandse Zaken en

Koninkrijkrelaties en het OM. Wij vragen hieronder naar de rol van de rijksoverheid. Wilt u uw antwoord specificeren naar de verschillende onderdelen van de rijksoverheid als u dat van belang acht?)

(28)

• Wat was de rol van de rijksoverheid bij de totstandkoming en uitvoering van deze maatregel?

• Bent u tevreden over de rol van de rijksoverheid?

• Heeft u bij het opstellen en uitvoeren van de maatregel genoeg ondersteuning gekregen van de

• rijksoverheid?

• Denkt u dat de extra UPI’s en de extra aandacht voor

probleemlijnen toch was gerealiseerd als het Aanvalsplan niet was opgesteld?

• Heeft de inzet van de UPI’s en de extra aandacht aan probleemlijnen een relatie met het opgestelde

veiligheidsarrangement in uw regio?

Succes- en faalfactoren

• Wat zijn de succes- en faalfactoren c.q. leerpunten (inhoudelijk en procesmatig) van de uitbreiding van de UPI’s en de extra aandacht aan probleemlijnen?

• Wat zijn de succes- en faalfactoren c.q. leerpunten van de invoering van deze maatregel?

Andere maatregelen uit het Aanvalsplan

• Naast de verhoogde inzet van de spoorwegpolitie is in het

Aanvalsplan ook de actie gedefinieerd ‘uitbreiding toezichthouders in tram en metro’. Heeft dit effecten op de inzet van de

spoorwegpolitie op gebieden waar deze toezichthouders actief zijn?

Zo ja, welke effecten heeft dit?

• Naast de verhoogde inzet van de spoorwegpolitie is de inzet van de regiopolitie verhoogd door de extra inzet in stationsgebieden. Heeft dit effecten op de inzet van spoorwegpolitie op gebieden waar de regiopolitie actief is? Zo ja, welke effecten heeft dit?

(29)

BI J L A G E 2 : V R A G E N O V ER P OL IT IE E N JU S T I T I E

1. DOEL VERSTERKING INZET

Vraag 1a

Bent u bekend met het doel versterking inzet en capaciteit bij politie en justitie?

Ja Nee

Zo ja, wat is het doel van de uitbreiding van de inzet van politie in de stationsgebieden?

Vraag 1b

Gaat er meer aandacht van de regiopolitie naar de stationsgebieden?

2. INZET IN UW GEBIED

Vraag 2a

Heeft u extra inzet gepleegd op en rond stationsgebieden vanaf 2002?

Vraag 2b

Op of rond welke stations heeft u extra politie ingezet?

Hoe groot is deze extra inzet in fte?

Op welke momenten (dagen, tijden, seizoenen) wordt deze extra politiemensen ingezet?

Is deze inzet gewaarborgd, ook al vereist een acute situatie in de stad meer inzet van politieagenten in andere gebieden van de stad?

Vraag 2c

Welke partijen waren betrokken bij het inzetten van extra politie?

Vraag 2d

Hoe is het implementatieproces verlopen?

Vraag 2e

Wat zijn de kosten van deze extra inzet?

(30)

Vraag 2f

Hoe zijn deze kosten verdeeld over verschillende partijen?

Vraag 2g

Stemt u de extra inzet af met andere partijen die toezicht houden in het stationsgebied?

Vraag 2h

Wat zijn de leerpunten van de inzet van extra capaciteit?

3.CONTACTEN MET JUSTITIE

Vraag 3a

Heeft u met het OM afspraken gemaakt over de extra inzet van politiemensen en de extra instroom in de justitiële keten die dit mogelijk teweeg brengt?

Ja Nee

De volgende vier vragen hoeft u alleen in te vullen als u afspraken heeft gemaakt met justitie.

Vraag 3b

Wat houden deze afspraken met het OM in?

Vraag 3c

In welke mate worden deze afspraken nagekomen?

Vraag 3d

Bent u tevreden over de relatie tussen uw corps en het OM omtrent deze afspraken?

Vraag 3e

Wat zijn de leerpunten uit de afspraken met justitie?

4.EFFECTEN

Vraag 4a

Is het vooraf gestelde doel(en) behaald?

(31)

Vraag 4b

Wat zijn de effecten van de extra inzet van politie in stationsgebieden op de sociale veiligheid voor personeel en reizigers (aantal incidenten en gevoel van veiligheid) en waarop worden deze effecten gebaseerd?

Zijn er metingen uitgevoerd naar de effecten?

Ja Nee

Zo ja, hoe zijn deze effecten gemeten?

Vraag 4c

Bent u tevreden over de behaalde effecten?

Vraag 4d

Heeft de extra inzet in stationsgebieden ook neveneffecten op andere terreinen dan sociale veiligheid?

5.ROL VAN DE RIJKSOVERHEID

Onder de rijksoverheid verstaan wij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en het OM. Wij vragen hieronder naar de rol van de rijksoverheid. Wilt u uw antwoord specificeren naar de verschillende onderdelen van de rijksoverheid als u dat van belang acht?

Vraag 5a

Wat was de rol van de rijksoverheid bij de totstandkoming en uitvoering van deze maatregel?

Vraag 5b

Bent u tevreden over de rol van de rijksoverheid?

Ja Nee

Toelichting:

Vraag 5c

Heeft u bij het opstellen en uitvoeren van de maatregel genoeg ondersteuning gekregen van de rijksoverheid?

(32)

Vraag 5d

Denkt u dat de extra inzet van politie in stationsgebieden ook was gerealiseerd als het Aanvalsplan niet was opgesteld?

Vraag 5e

Heeft de extra inzet van politie in stationsgebieden een relatie met een veiligheidsarrangement in uw regio?

6. SUCCES- EN FAALFACTOREN

Vraag 6a

Wat zijn de belangrijkste succesfactoren van de extra inzet van de regiopolitie waarin komt dat tot uitdrukking?

Vraag 6b

Wat zijn de belangrijkste faalfactoren van de extra inzet van de regiopolitie en waarin komt dat tot uitdrukking?

7. ANDERE MAATREGELEN UIT HET AANVALSPLAN

Vraag 7a

Naast de verhoogde inzet van de regiopolitie is de inzet van de spoorwegpolitie verhoogd door de inzet van extra UPI teams (Unit Probleemgerichte Inzet). Heeft dit effecten op de inzet van politie op gebieden waar deze UPI-teams actief zijn?

Ja Nee

Zo ja, welke effecten heeft dit?

Vraag 7b

Naast de verhoogde inzet van de regiopolitie is in het Aanvalsplan ook de actie gedefinieerd ‘uitbreiding toezichthouders in tram en metro’.

Heeft dit effecten op de inzet van politie op gebieden waar deze toezichthouders actief zijn?

Ja Nee

Zo ja, welke effecten heeft dit?

(33)

8. VRAGEN EN OPMERKINGEN

Indien u nog vragen of opmerkingen heeft naar aanleiding van deze vragenlijst, dan kunt u deze hier noteren.

(34)

BI J L A G E 3 : G EÏ N T E R V I E W DE N Unit Amsterdam

Unit Den Haag Unit Noord Unit Oost Unit Rotterdam Unit Utrecht Unit Zuid Unit Zuid-West

(35)

BI J L A G E 4 : G EÏ N T E R V I E W DE N

regiopolitie Apeldoorn regiopolitie Enkhuizen regiopolitie Enschede

regiopolitie Geldermalsen Zuid regiopolitie Groningen, Zuidhorn regiopolitie Rijnmaak

regiopolitie Rijswijk spoorwegpolitie Den Haag spoorwegpolitie Noord spoorwegpolitie Rotterdam

(36)

BI J L A G E 5 : DE EL N E M E R S G R O EP SG E SP R E K KE N

OV-autoriteiten

dienst IVV gemeente Amsterdam OV-bureau Groningen Drenthe provincie Flevoland

provincie Noord-Brabant provincie Noord-Holland provincie Zeeland

Regionaal Orgaan Amsterdam

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Stadsgewest Haaglanden

Stadsregio Arnhem Nijmegen (KAN)

Vervoerders

adviseur sociale veiligheid Hermes coördinator sociale veiligheid, Arriva (bus) coördinator sociale veiligheid, Arriva (trein)

coördinator veiligheid en toegankelijkheid, Connexxion gebiedsmanager sociale veiligheid, RET

Personeel & reizigers Arriva trein

Arriva trein medewerker service en controle BBA chauffeur

BBA stadsdienst BBA streekdienst BBA vestigingsmanager Connexxion chauffeur Connexxion chauffeur

Connexxion personeelsmanager Connexxion vestigingsmanager GVU buschauffeur

GVU buschauffeur GVU personeelsmanager HTM bedrijfsmanager HTM chauffeur HTM chauffeur NS hoofdconducteur NS hoofdconducteur NS machinist

NS machinist NS procesmanager RET controlebeambte RET metrobeheerder RET sectiechef toezicht RET tramconducteur

Consumentenplatform OV Haaglanden PROV

Rover Amsterdam

(37)

politie, justitie & gemeenten gemeente Gorinchem

Openbaar Ministerie regiopolitie Groningen

regiopolitie Noord-Holland Noord regiopolitie Noord-Holland Noord regiopolitie Rotterdam

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De directeur neemt mij serieus als ik mijn welbevinden met hem/haar bespreek De directeur neemt mij serieus als ik mijn veiligheidsbeleving met hem/haar bespreek Ik kan met problemen

In het voorliggende plan Sociale Veiligheid beschrijft onze school haar beleid op het terrein van buitensporige gedrag zoals agressie, geweld, seksuele intimidatie, discriminatie

Vijf aspecten worden onderzocht, namelijk: wat zijn relevante bronnen van informatie tijdens incidenten in Nederland, welke methodes zijn er voor het automatisch detecteren

Ons sociaal veiligheidsbeleid heeft als doel alle vormen van agressie, geweld, seksuele intimidatie, discriminatie en pesten binnen of in de directe omgeving van een

Hieronder ziet u het gemiddelde cijfer uitgesplitst naar vraag voor de in leerjaar 7 en 8 op de enquêtevragen die gaan over sociale veiligheidsbeleving. Ervaren sociale, psychische

Op basis van de rapportage wordt door de school een plan van aanpak (verplicht) opgesteld, waarin wordt aangegeven welke maatregelen genomen worden in verband met de

Indien het slachtoffer geen confrontatie wil met de pester en ook niet eens wil dat zijn/haar naam wordt genoemd, moet de leraar toch wat bedenken om iets aan het pesten te doen..

En wij zorgen er voor dat iedereen op onze school deze visie, kernwaarden, doelen, regels en afspraken kent door deze regelmatig onder de aandacht te brengen, bijvoorbeeld