• No results found

Geldersche volks-almanak voor het jaar 1886 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Geldersche volks-almanak voor het jaar 1886 · dbnl"

Copied!
226
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bron

Geldersche volks-almanak voor het jaar 1886. P. Gouda Quint, Arnhem 1886

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_gel004188601_01/colofon.php

© 2010 dbnl

(2)
(3)

Aan de lezers van den 52 sten Jaargang van den Gelderschen Volksalmanak een vriendelijken groet, aan mijne medewerkers, ook aan hen, wier zeer gewaardeerde bijdragen wegens plaatsgebrek moeten wachten, eene hartelijke dankbetuiging, en aan beiden een gelukkig jaar!

J.C.W. QUACK.

(4)

[Kalender]

MAART.

FEBRUARIJ.

JANUARIJ.

Dagen.

Dat.

Dagen.

Dat.

Dagen.

Dat.

Maandag 1

Maandag 1

Vrijdag 1

Dingsdag 2

Dingsdag 2

Zaturdag 2

Woensdag 3

Woensdag 3

Zondag 3

Donderdag 4

Donderdag 4

Maandag 4

Vrijdag 5

4 N.M.

Dingsdag 5

5 N.M.

Vrijdag 5

5 N.M.

Zaturdag 6

Zaturdag 6

Woensdag 6

Zondag 7

Zondag 7

Donderdag 7

Maandag 8

Maandag 8

Vrijdag 8

Dingsdag 9

Dingsdag 9

Zaturdag 9

Woensdag 10

Woensdag 10

Zondag 10

Donderdag 11

Donderdag 11

Maandag 11

Vrijdag 12

Vrijdag 12

Dingsdag 12

Zaturdag 13

12 E.K.

Woensdag 13

13 E.K.

Zaturdag 13

13 E.K.

Zondag 14

Zondag 14

Donderdag 14

Maandag 15

Maandag 15

Vrijdag 15

Dingsdag 16

Dingsdag 16

Zaturdag 16

Woensdag 17

Woensdag 17

Zondag 17

Donderdag 18

Donderdag 18

Maandag 18

Vrijdag 19

18 V.M.

Dingsdag 19

Zaturdag 20

Vrijdag 19

Woensdag 20

20 V.M.

Zaturdag 20

20 V.M.

Zondag 21

Zondag 21

Donderdag 21

Maandag 22

Maandag 22

Vrijdag 22

Dingsdag 23

Dingsdag 23

Zaturdag 23

Woensdag 24

Woensdag 24

Zondag 24

Donderdag 25

Donderdag 25

Maandag 25

Vrijdag 26

25 L.K.

Dingsdag

26

(5)

Zondag 28

Zondag 28

Donderdag 28

Maandag 29

Vrijdag 29

Dingsdag 30

Zaturdag 30

Woensdag 31

Zondag

31

(6)

JUNIJ.

MEI.

APRIL.

Dagen.

Dat.

Dagen.

Dat.

Dagen.

Dat.

Dingsdag 1

Zaturdag 1

Donderdag 1

Woensdag 2

Zondag 2

Vrijdag 2

2 N.M.

Maandag 3

Zaturdag 3

D. HEMELV . 3

Dingsdag 4

Zondag 4

Vrijdag 4

4 N.M.

4 N.M.

Zaturdag 5

Woensdag 5

Maandag 5

Zondag 6

Donderdag 6

Dingsdag 6

Maandag 7

Vrijdag 7

Woensdag 7

Dingsdag 8

Zaturdag 8

Donderdag 8

Woensdag 9

Zondag 9

Vrijdag 9

9 E.K.

Maandag 10

Zaturdag 10

Donderdag 10

Dingsdag 11

Zondag 11

Vrijdag 11

11 E.K.

11 E.K.

Zaturdag 12

Woensdag 12

Maandag 12

Z. PINKST . 13

Donderdag 13

Dingsdag 13

Maandag 14

Vrijdag 14

Woensdag 14

Dingsdag 15

Zaturdag 15

Donderdag 15

Woensdag 16

Zondag 16

Vrijdag 16

16 V.M.

Maandag 17

Zaturdag 17

Donderdag 17

Dingsdag 18

Zondag 18

Vrijdag 18

18 V.M.

18 V.M.

Zaturdag 19

Woensdag 19

Maandag 19

Zondag 20

Donderdag 20

Dingsdag 20

Maandag 21

Vrijdag 21

Woensdag 21

Dingsdag 22

Zaturdag 22

Donderdag 22

Woensdag 23

Zondag 23

Vrijdag 23

Donderdag 24

Maandag 24

Zaturdag 24

24 L.K.

Dingsdag 25

Z. PASCHEN

25

Vrijdag 25

25 L.K.

Maandag 26

Zaturdag 26

Woensdag 26

26 L.K.

(7)

Dingsdag 29

Zaturdag 29

Donderdag 29

Woensdag 30

Zondag 30

Vrijdag 30

Maandag

31

(8)

SEPTEMBER.

AUGUSTUS.

JULIJ.

Dagen.

Dat.

Dagen.

Dat.

Dagen.

Dat.

Woensdag 1

Zondag 1

Donderdag 1

Donderdag 2

Maandag 2

1 N.M.

Vrijdag 3

Dingsdag 3

Vrijdag 2

Zaturdag 4

Woensdag 4

Zaturdag 3

Zondag 5

Donderdag 5

Zondag 4

5 E.K.

Vrijdag 6

Maandag 5

Maandag 6

6 E.K.

Dingsdag 6

Dingsdag 7

Zaturdag 7

Woensdag 7

Woensdag 8

Zondag 8

Donderdag 8

Donderdag 9

Maandag 9

8 E.K.

Vrijdag 10

Dingsdag 10

Vrijdag 9

Zaturdag 11

Woensdag 11

Zaturdag 10

Zondag 12

Donderdag 12

Zondag 11

Maandag 13

Vrijdag 13

Maandag 12

13 V.M.

Zaturdag 14

Dingsdag 13

Dingsdag 14

14 V.M.

Woensdag 14

Woensdag 15

Zondag 15

Donderdag 15

Donderdag 16

Maandag 16

Vrijdag 16

Vrijdag 17

Dingsdag 17

16 V.M.

Zaturdag 18

Woensdag 18

Zaturdag 17

Zondag 19

Donderdag 19

Zondag 18

Maandag 20

Vrijdag 20

Maandag 19

Dingsdag 21

Zaturdag 21

Dingsdag 20

21 L.K.

Zondag 22

Woensdag 21

Woensdag 22

22 L.K.

Donderdag 22

Donderdag 23

Maandag 23

Vrijdag.

23

Vrijdag 24

Dingsdag 24

Zaturdag 24

Zaturdag 25

Woensdag 25

24 L.K.

Zondag 26

Donderdag 26

Zondag 25

Maandag 27

Vrijdag 27

Maandag

26

(9)

Woensdag 29

29 N.M.

Donderdag 29

Donderdag 30

Maandag 30

Vrijdag 30

Dingsdag 31

Zaturdag 31

31 N.M.

(10)

DECEMBER.

NOVEMBER.

OCTOBER.

Dagen.

Dat.

Dagen.

Dat.

Dagen.

Dat.

Woensdag 1

Maandag 1

Vrijdag 1

Donderdag 2

Dingsdag 2

Zaturdag 2

Vrijdag 3

Woensdag 3

Zondag 3

3 E.K.

3 E.K.

Maandag 4

Zaturdag 4

Donderdag 4

4 E.K.

Zondag 5

Vrijdag 5

Dingsdag 5

Maandag 6

Zaturdag 6

Woensdag 6

Dingsdag 7

Zondag 7

Donderdag 7

Woensdag 8

Maandag 8

Vrijdag 8

Donderdag 9

Dingsdag 9

Zaturdag 9

Vrijdag 10

Woensdag 10

Zondag 10

Zaturdag 11

Donderdag 11

Maandag 11

11 V.M.

11 V.M.

Dingsdag 12

Zondag 12

Vrijdag 12

Woensdag 13

Maandag 13

Zaturdag 13

13 V.M.

Dingsdag 14

Zondag 14

Donderdag 14

Woensdag 15

Maandag 15

Vrijdag 15

Donderdag 16

Dingsdag 16

Zaturdag 16

Vrijdag 17

Woensdag 17

Zondag 17

Zaturdag 18

Donderdag 18

Maandag 18

18 L.K.

18 L.K.

Dingsdag 19

Zondag 19

Vrijdag 19

Woensdag 20

Maandag 20

Zaturdag 20

20 L.K.

Dingsdag 21

Zondag 21

Donderdag 21

Woensdag 22

Maandag 22

Vrijdag 22

Donderdag 23

Dingsdag 23

Zaturdag 23

Vrijdag 24

Woensdag 24

Zondag 24

Z. KERSTF . 25

Donderdag 25

Maandag 25

25 N.M.

25 N.M.

Dingsdag 26

Zondag 26

Vrijdag 26

Woensdag

27

(11)

Woensdag 29

Maandag 29

Vrijdag 29

Donderdag 30

Dingsdag 30

Zaturdag 30

Vrijdag 31

Zondag

31

(12)

Verjaardagen van het Koninklijk Huis.

19 Februarij, Z.M. Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk, KONING WILLEM III, geboren 1817.

8 April, H.K.H. Wilhelmina Maria Sophia Louisa, Zuster des Konings, Gemalin van Z.D.H. den regeerend Groot-Hertog van Saxen-Weimar-Eisenach, geboren 1824.

24 Junij, Z.K.H. Karel Alexander August Johan, regeerend Groot-Hertog van Saxen-Weimar-Eisenach, Schoonbroeder des Konings, geboren 1818.

5 Julij, H.K.H. Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria, Dochter van wijlen Prins Frederik der Nederlanden, Gemalin van Z.D.H. Prins Willem Adolph Maximiliaan Karel Vorst von Wied, geboren 1841.

2 Augustus, H.M. Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, Prinses van Waldeck-Pyrmont, Koningin der Nederlanden, dochter van Z.D.H. George Victor, regeerend Vorst van Waldeck-Pyrmont, en van H.D.H. Helena Wilhelmina Henriëtta Paulina Marianna, geb. Hertogin van Nassau, geboren 1858.

22 Augustus, Z.D.H. Prins Willem Adolph Maximiliaan Karel Vorst von Wied, geboren 1845.

31 Augustus, H.K.H. Wilhelmina Helena Paulina Maria, Prinses der

Nederlanden, Dochter des Konings, geboren 1880.

(13)

Staatsbestuur.

Ministeriëele departementen.

Ministerie van Buitenlandsche Zaken.

Minister, Jhr. Mr. P.J.A.M. van der Does de Willebois.

(Audientie, Zaturdag ten 12 ure).

Ministerie van Justitie.

Minister, Mr. M.W. baron du Tour van Bellinchave.

(Audientie, Dingsdag ten 1 ure).

Ministerie van Binnenlandsche Zaken.

Minister, Mr. J. Heemskerk Az., Minister van Staat.

(Audientie, Zaturdag ten 12 ure).

Ministerie van Marine.

Minister, W.L.A. Gericke.

(Audientie, Vrijdag ten 11 ure).

Ministerie van Finantiën.

Minister, J.C. Bloem.

(Audientie, Donderdag ten 12 ure).

Ministerie van Oorlog.

Minister, A.W.P. Weitzel.

(Audientie, Donderdag ten 1 ure).

Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid.

Minister, J.G. van den Bergh.

(Audientie, Donderdag ten 12 ure).

(14)

Minister, J.P. Sprenger van Eijk.

(Audientie, Vrijdag ten 1 ure).

Eerste Kamer.

Jaren van aftreding.

Jhr. Mr. F.J.J. Van Eysinga.

Voorz.

1887 Mr. J.B. Hengst

N.-Brabant.

1887 Jhr. Mr. J.B.A.J.M.

Verheijen

1890 Mr. J.G. de Bruijn

1890 J.Th. Smits van Oijen

1893

Mr. P.J.A. Smitz

(15)

Jaren van aftreding.

1887 Jhr. H.A.D. Coenen

Gelderland.

1887 Mr. F.J.W. baron van

Pallandt van Keppel

1890 Mr. W.A.A.J. baron

Schimmelpenninck van der Oije

1893 Mr. J. Thooft

1893 Mr. C.J. Sickesz

1887 H. Muller Sz.

Z.-Holland.

1887 Mr. S.A. Vening Meinesz

1890 T.P. Viruly

1890 J. van Vollenhoven

1890 J. van der Breggen Az.

1893 Mr. A. Blussé

1893 J.D. Fransen van de Putte

1887 Mr. G. van Tienhoven

N.-Holland.

1887 M.H. Insinger

1890 Jhr. Mr. D. van Akerlaken

1890 Mr. M.J. Pijnappel

1893 Mr. D. Visser van

Hazerswoude

1893 Mr. J.P.R. Tak van

Poortvliet

1887 Mr. J. Moolenburgh

Zeeland.

1893 Mr. C.J. Pické

1890 Mr. C.Th. graaf van

Lynden van Sandenburg Utrecht.

1893 Jhr. Mr. J. Huydecoper v.

Maarsseveen

1887 D.D. Breuning

Friesland.

1890 Jhr. Mr. J.H.F.K. van

Swinderen

1893 Jhr. Mr. F.J.J. van Eysinga

1887 Mr. A. van Naamen van

Eemnes

Overijssel.

(16)

1887 Mr. B. van Roijen

Groningen.

1893 Mr. W. de Sitter

1890 Mr. G.W. baron de Vos

van Steenwijk Drenthe.

1887 L.H.A. Magnée

Limburg.

1890 W.H. Pijls

1893 H.G.L. Regout

Griffier, Mr. O.W. Star Numan.

Comm.-Griffier, Mr. A.J.W. van Roijen.

(17)

Tweede Kamer.

Jaren van aftreding.

Hoofdkiesdistrikten.

Voorzitter, Mr.

E.J.J.B. Cremers.

1888 Mr. S. van Houten

Groningen.

1886 Mr. E.J.J.B.

Cremers Zuidhorn.

1886 J. Schepel

Appingedam.

1888 Mr. D. de Ruiter

Zijlker

1886 Mr. H. Goeman

Borgesius Winschoten.

1888 Mr. J.W.J. baron de

Vos van Steenwijk

1886 W.A. baron van der Feltz

Assen.

1888 Mr. L. Oldenhuis

Gratama

1886 S. Hingst

Leeuwarden.

1883 F. Lieftinck

1886 Mr. S. Wybenga

Sneek.

1886

1888 A. Buma

1886 Mr. W.J. van

Welderen baron Rengers

Dokkum.

1888 E.B. Kielstra

1888 G.H. Thomassen à

Thuessink van der Hoop

Steenwijk.

1886 Jhr. Mr. T.A.J. van

Asch van Wijck Zwolle.

1888 A. baron van

Dedem

1886 J. van Alphen

Almelo.

1888 Mr. J.R. Corver

Hooft

(18)

1886 Mr. W.G. bar.

Brantsen v.d. Zijp Zutphen.

1888 Mr. S.M.S. de

Ranitz

1886 W. Rooseboom

Arnhem.

1888 Ph.W. van der

Sleyden

1886 Mr. M.J.C.M.

Kolkman Nijmegen.

1888 A.E. Reuther

1886 F.W.J. baron van

Aylva van Pallandt Tiel.

1888 Jhr. Mr. G.J.Th.

Beelaerts van

Blokland

(19)

Jaren van aftreding.

Hoofdkiesdistrikten.

1886 Mr. AE. baron

Mackay Amersfoort.

1888 Mr. F.W.C.P. graaf

v. Bylandt

1886 J.E.N. baron

Schimmelpenninck van der Oye

Utrecht.

1888 Jhr. Mr. J. Röell

1888 Mr. Th. Ph. baron

Mackay Hilversum.

1886 Hoorn. K. de Jong

1888 Mr. W.K. baron van

Dedem

1886 Mr. W. van der

Kaay Alkmaar.

1888 Mr. J.L. de Bruyn

Kops

1886 J. Dirks

Amsterdam.

1886 Mr. H.J. Kist

1886 Jhr. Mr. J.W.H.

Rutgers van Rozenburg

1886 Mr. W.H. de

Beaufort

1888 Mr. J.G. Gleichman

1888 A. Gildemeester

1888 J.T. Cremer

1886 J. Duyvis

Haarlem.

1888 W. de Meijier

1888 Mr. F.J.M.A.

Reekers Haarlemmerm.

1886 O. bar. v.

Wassenaer v.

Catwijck Leiden.

1888 J.H. Donner

1886 Mr. U.H. Huber

Gouda.

(20)

1886 J.C. Fabius

Delft.

1888 Mr. A.H.M. van

Berckel

1886 W.A. Viruly

Verbrugge Rotterdam.

1886 Mr. J. van Gennep

1888 R.P. Mees R. Az.

1888 Mr. H.C. Verniers

v.d. Loeff

1888 Mr. G.J. Goekoop

Brielle.

1886 R.A.W. Sluiter

's Gravenhage.

1888 Mr. R.J. graaf

Schimmelpenninck 1886 Mr. J.B. van

Osenbruggen Dordrecht.

1888 Mr. G.M. van der

Linden

1886 H. Seret

Gorinchem.

1888 Mr. B.J.L. baron de

Geer van Jutphaas

(21)

Jaren van aftreding.

Hooldkiesdistrikten.

1886 Mr. L.W.C.

Keuchenius Middelburg.

1888 Mr. P.C. 't Hooft

1886 Jhr. Mr. J.J. Pompe van Meerdervoort Goes.

1888 Jhr. Mr. A.F. de

Savornin Lohman

1886 J.J. van Kerkwijk.

Zierikzee.

1886 Mr. J.J.W. van den

Biesen Breda.

1888 Dr. H.J.A.M.

Schaepman

1886 Mr. A.Ph.R.C.

baron van der Borch van Verwolde Zevenbergen.

1886 F.H.H. Borret

Tilburg.

1888 Mr. B.M. Bahlmann

1886 Mr. A.J.H. van Baar Eindhoven.

1888 Dr. P.J.F.

Vermeulen

1886 Jhr. Mr. G.L.M.H.

Ruys van Beerenbroek Maastricht.

1888 Mr. W.G.

Straetmans

1886 Mr. H.F.

Lambrechts Roermond.

1888 Mr. H.J. Brouwers

1886 Mr. J.M.L.H.

Clercx Boxmeer.

1888 Mr. J.H.L.

Haffmans

1886 Mr. A.F. Vos de

Wael 's Bosch.

1888 P.G.J. van der

Schrieck

(22)

Comm.-Griffier, Mr. H. Zillesen.

Provinciaal bestuur.

Mr. J.H.M. baron Mollerus van Westkerke, Commissaris des Konings in de provincie.

Gedeputeerde Staten.

De Commissaris des Konings, Voorzitter.

E.L. baron van Voorst tot Voorst, Mr. J.E.H. baron van Nagell van Ampsen, D. Bas Backer, Jhr. G.A. van Nispen, H.O. van Os, H.C. van der Houven van Oordt.

Mr. A. Brants, Griffier der Staten.

(23)

Leden der Provinciale Staten.

Hoofdkiesdistrikt.

A RNHEM . Mr. C.P. Henny, te A r n h e m , J. Werner baron van Pallandt, te A r n h e m , Mr. J.W. Staats Evers, te A r n h e m , Jhr. A.A.E.J.R. Brantsen, te Ve l p .

E DE . Jhr. A.W. van Borssele, te B e n n e k o m , Ph.F.A.J. baron van Brakell Doorwerth, te H e e l s u m , W.E.J. baron van Wassenaer, te B e n n e k o m , Mr.

G.W. graaf van Rechteren van Appeltern, te E d e .

P UTTEN . Mr. D. van Meurs, te H a r d e r w i j k , E.J. Vitringa, te N u n s p e e t , F.W.J. baron van Aylva van Pallandt, te P u t t e n , J.J. Schussler, te N i j k e r k . O LDEBROEK . J.H. van Meurs, te H e e r d e , A.J. van Asselt, te O l d e b r o e k , Mr. E.F.J. Weerts, te E p e , H.C. van der Houven van Oordt, te A p e l d o o r n . V OORST . D. Bas Backer, te A p e l d o o r n , Mr. J.F.B. van Hasselt, te Z u t p h e n , L.J.N. van Essen, te B r u m m e n , Mr. J. baron van der Feltz, te T w e l l o . Z UTPHEN . Mr. J.E.H. baron van Nagell van Ampsen, te L a r e n , N.Th.J. van de Kasteele, te Z u t p h e n , Ch.M. Henny, te Z u t p h e n , M.C. Dijckmeester, te L o c h e m .

R UURLO . J.A. van Basten Batenburg, te L i c h t e n v o o r d e , J.H. Gallée, te Vo r d e n , B.A. Wiegerink, te G r o e n l o , Mr. D. Engelberts, te Z u t p h e n . A ALTEN . Mr. W.A. Roelvink, te W i n t e r s w i j k , Mr. L. Roelvink, te

B r e d e v o o r t , G.W. Ovink, te D i n x p e r l o , J.B. Dericks, te W i n t e r s w i j k . Z EVENAAR . Mr. B.A. Reigers, te U l f t , Jhr. F.X.J. van Nispen tot Pannerden, te Z u t p h e n , Jhr. Mr. F.X.G.M. van Nispen tot Sevenaer, te N i j m e g e n , Jhr. O.C.J.C.L.M. van Nispen tot Pannerden, te Z e v e n a a r , Z.J.G. de Both, te S i l l e v o l d .

D OESBURG . Jhr. G.A. van Nispen, te A r n h e m , Jhr. C.M. Brantsen, te A n g e r l o , Mr. M. d'Aumerie, te D o e s b u r g .

E LST . E.L. baron van Voorst tot Voorst, te E l d e n , H.L. Terwindt, te

N i j m e g e n , W.L.H.A. van der Monde, te B e m m e l .

(24)

Hoofdkiesdistrikt.

T IEL . P.F. Dijckmeester, te T i e l , Mr. M. Tijdeman, te T i e l , J.A. Versteegh, te K e r k -A v e z a a t h , Mr. P. Rink, te T i e l .

G ELDERMALSEN . J.C.F. van Hoijtema, te C u l e n b o r g , Mr. W.C. baron van Pallandt, te N e e r i j n e n , Mr. M. Viruly, te V u r e n , Mr. G.J. Kolff, te H e r w i j n e n .

Z ALT -B OMMEL . H.O. van Os, te Z a l t -B o m m e l , P.H. den Ouden, te Z a l t -B o m m e l , A. Hoeflake, te A m m e r z o d e n .

W YCHEN . A.J.J.A.M.H. Hengst, te Wa m e l , Jhr. G.J.J.J.M. Dommer van Poldersveldt, te G r o e s b e e k , A.C.J. Dericks, te D r u t e n , H. van Koolwijk Hz., te E w i j k .

N IJMEGEN . Mr. M.A. van Roggen, te N i j m e g e n , Mr. W.J. Triebels, te A r n h e m , F.T.J.H. Dobbelmann, te N i j m e g e n , W.J. Rijnders Jr., te L e n t . Mr. A. Brants, Griffier.

Ambtenaren bij het Provinciaal Bestuur.

1e Afdeeling. Bestuur der provincie en gemeenten, onderwijs, kunsten en wetenschappen, politie, rijks-, provinciale- en gemeentewegen, waterstaat en polderzaken, uitgezonderd de finantien en de benoemingen.

Mr. J.P.R.M. de Nerée tot Babberich, commies, chef der afdeeling.

Mr. H. Krabbe, adjunct-commies 1e klasse.

H. du Puy de Montbrun, adjunct-commies 2e klasse.

Jhr. A.P.H.J. Mollerus, adjunct-commies 2e klasse.

2e Afdeeling. Finantien van het rijk, de provincie en de gemeenten, reclames der belastingen, ontginning van heidegronden, aanstelling van veldwachters, afgifte van lastbrieven tot werken en leverantien,

verantwoording der zegel- en legesgelden, declaratien ten laste van het rijk en de provincie, krankzinnigen, bewijzen van Nederlanderschap, aanbestedingen.

J.W. Guerin, commies, chef der afdeeling.

H. Goedhart, adjunct-commies 1e klasse.

W.H. Engelhart, adjunct-commies 2e klasse.

J. van Rijsewijk, adjunct-commies 2e klasse.

G.J. Voerman, 2e klerk.

(25)

3e Afdeeling. Nationale militie, schutterij, jagt en visscherij, nijverheid, spoorwegen, onteigeningen, posterijen, telegrafien, reispassen,

grensteekens, toezigt op het inwendige van het provinciehuis, vervoer van buskruid, kleinhandel in sterken drank.

Mr. A. de Ruyter de Wildt, commies, chef der afdeeling.

D. Hogeweg, adjunct-commies 2e klasse.

A.L. Sprenger, 1e klerk.

4e Afdeeling. Statistiek, verslag van den toestand der provincie,

gevangenissen, polderbesturen en polderfinantien, bouwen aan dijken, kerk- en armbestuur.

L.H. Arentsen, commies, chef der afdeeling.

W.F.A. baron van Hemert tot Dingshof, adjunct-commies 2e klasse.

T.J. van Outeren, 1e klerk.

Archief.

J.H.C. van Heuven, adjunct-commies 1e klasse.

G.J. Poppelman, adjunct-commies 2e klasse.

Jhr. J.L.H.K.C. Stern, 1e klerk.

Bureau van Expeditie.

J.C. Engelhart, adjunct-commies 1e klasse.

J. du Croo, adjunct-commies 2e klasse.

J.J. Schiethart en D.J. Ras, 1e klerken.

J.C.M. van der Poel en Jhr. P.L.C. Baud, 2e klerken.

W.J. Vastenholt en H. Rietberg, boden.

R. Koetsier en A.W. Woonink, vaste knechten.

J.G. Kamphuis, wed. C.H. Gozen, tijdelijk concierge.

Oud Provinciaal Archief.

(26)

J. Wolthers, concierge, boekbinder en bediende.

(27)

Geldersche geslacht- en oudheidkunde.

(28)

Spaensweert.

Door H.M. Werner.

Het is eene ontegenzeggelijke waarheid, dat velen in den tegenwoordigen tijd er behagen in scheppen, om, terwijl zij niets ter wereld aangenamer vinden, dan dat zij zich in de tweede helft der 19 e eeuw mogen bewegen, toch voortdurend in gedachten een paar eeuwen terug te leven. Van waar dit verschijnsel, van waar de begeerte en de neiging naar het antieke, dat wil zeggen: om vorige eeuwen in vele opzigten na te bootsen, bijv. in architectuur, in meubels, in stoffage tot meubileering van kamers, in modellen van zilveren glaswerk, van porcelein, enz.; van waar de zucht, om zoo menigmaal den ouden tijd, het leven en bedrijf van het voorgeslacht na te volgen?

van waar in één woord eene onweêrstaanbare magt, die naar het verleden terugtrekt,

niettegen-

(29)

staande eene andere kracht steeds rusteloos voorwaarts drijft? Vooruit! steeds vooruit en snel vooruit! is de leus van het heden. Waarheen? ja, dat weet niemand, maar, dat is zeker, naar toestanden en gebeurtenissen, waarbij menigeen met schrik zal terugdeinzen voor de consequenties van zijn eigen streven. Heeft men daarvan een vague gevoel, en is het daarom, dat men zich dikwijls van den anderen kant zoo angstvallig aan het verleden vastklemt? Ziet men dan wezenlijk in, dat de oude tijd nog zoo slecht niet was, al wil men het ook niet openlijk erkennen? Ja, men zoude wel gaarne de voordeelen van het heden, van alles wat vooruitgang en beschaving, - of, laten wij liever zeggen: wat kunst en industrie, wetenschap en ontwikkeling van den menschelijken geest - ons heeft opgeleverd, smaken en genieten, zonder er de lasten van te dragen.

Men zegt gewoonlijk: de Adel en de groote lui hebben bij de veranderde

maatschappelijke toestanden veel verloren, maar het volk, de groote massa heeft

daarentegen enorm veel gewonnen. Schijnbaar is dat waar, doch op die redenering

valt nog veel af te dingen. Wanneer de edelman of patriciër onzer dagen, ook al heeft

hij nog een aardig vermogen, terugziet op zijne

(30)

voorouders, en nagaat wat al bezittingen, heerlijkheden, regten, aanzienlijke en

winstgevende betrekkingen, enz. deze bezaten, zonder daarvoor iets anders verrigt

te hebben, dan zich de moeite te hebben getroost, om uit adellijke of aanzienlijke

ouders geboren te worden - wanneer hij dan zijn tegenwoordigen toestand vergelijkt

met dien zijner voorzaten, zonder dat er eenige denkbare reden is, dat ook hij thans

nog niet even goed in dezelfde gunstige omstandigheden zoude verkeeren, indien

die goede oude tijd nog maar bestond, dan zal hij ongetwijfeld vinden dat zijn geslacht

er niet op vooruitgegaan is, doch hij vergeet dan geheel en al, dat met de regten, die

de Adel verloor, hij ook ontslagen is geworden van een groot gedeelte der pligten,

die voorheen op zijne schouders drukten. Nu ja, die pligten! die zouden er ook nog

wel bij waar te nemen zijn. Maar, wanneer wij een oogenblik nagaan, hoe menigmaal

tegenwoordig de Adel het ‘noblesse oblige’ nog uit het oog verliest, hoezeer hij zich

daardoor zelf en vrijwillig stelselmatig ontdoet van den luister, die hem nog altijd,

als overblijfsel van vroegere grootheid, in het oog des volks omstraalt, vooral wanneer

hij door geld en bezittingen zich meer gewigt kan bijzetten, hoe

(31)

de Adel voorheen, juist door het verzuimen zijner pligten, zelf de grootste aanleiding was tot het verlies zijner regten, dan moet men erkennen dat die pligten nog zoo gering niet waren, en het vervullen daarvan moeijelijker was en zwaarder drukte, dan men thans welligt meent. Door steeds voor zich zelf, alleen te denken aan zijne regten, en, wat zijne onderhoorigen betreft, aan hunne pligten, in plaats van juist omgekeerd: hunne regten en zijne eigene pligten dagelijks eerlijk en trouw voor oogen te houden, heeft de Adel in vroegere tijden zijne eigene zaak bedorven, en, ondanks zich zelf, sterk medegewerkt om den veranderden toestand in het leven te roepen.

Maar het volk nu is er toch veel beter aan toe dan voorheen! In zeker opzigt: ja,

maar 't is meer schijn dan werkelijkheid. Het volk heeft zijne regten doen gelden,

het heeft er vele verkregen, maar het eischt er voortdurend nog meer, maar: hoe meer

regten des te meer pligten, des te meer zorgen ook. Doch daar wil het in den regel

nu evenmin van weten. Het volk geraakt hoe langer hoe meer in eene koortsachtige

gejaagdheid, in een ijdel streven naar een onbereikbaar ideaal, in een opgaan, niet

alleen in den aardschen toestand, waarin men zich bevindt,

(32)

maar in zulk een, waarin men wenscht te komen, doch dien men niet bereiken kan;

het oog is steeds vooruit, in stede van omhoog, gerigt, het materialisme heeft, langs den weg van een te sterk realisme, alle idealisme, alle poesie des levens, alle hoop en vertrouwen op een beteren toestand, dáár waar en ten tijde dat deze wel te bereiken is, doen verloren gaan; geluk en tevredenheid zijn de vreedzame hut ontvloden en hebben een ledig gelaten in hart en hoofd, dat door niets is aan te vullen, en wel het minst door de utopiën der demagogen met hunne socialistische droombeelden en toekomstbespiegelingen.

Voorwaar de oude postwagen- en diligencetijd was nog zoo kwaad niet, al kon

men toen ook op éénen dag niet van Groningen naar Maastricht komen. De mensch

bewoog zich minder snel, zijn geest nam niet zulk eene hooge vlugt, maar zijne

wenschen en begeerten voor dit aardsche leven waren ook gematigder; hij leefde

met zijne gedachten en zijne verwachtingen in denzelfden kring, waarin zijn ligchaam

zich dagelijks bewoog, en zoo zijn geest zich al bij wijlen aan het alledaagsche

ontrukte, dan klom die op tot de wereld der onzienlijke dingen, om zich daarin weldra

te verliezen, en dan in aanbidding de knie te

(33)

buigen voor den Heer der Heerlijkheid, en, door het gebed en de gedachten aan de Eeuwigheid verkwikt, met vernieuwde lust zijne levenstaak te hervatten.

Wij herhalen: die oude tijd was nog zoo verwerpelijk niet, en al wenschen wij hem niet terug, omdat wij er ons niet meer in zouden kunnen schikken en omdat die wensch ook in elk geval onbereikbaar en dwaas zoude wezen, zoo is het toch begrijpelijk, dat men zich gaarne af en toe eens in dien tijd terugdenkt en tracht te verplaatsen, dat men zelfs zijn huis in antieken stijl opbouwt en inwendig stoffeert, om ook door zinnelijke aanschouwing zich van tijd tot tijd geheel aan het

hedendaagsche te onttrekken, en, algemeen stemregt, dynamiet en petroleum, socialisten en nihilisten c.a., met al het toekomstig geluk en de gulden eeuw, die zij ons brengen zullen, vergetende, uit te rusten en zich te verkwikken bij de gedachte aan dien goeden ouden tijd, toen de menschen zooveel langzamer, dommer,

onnoozeler, eenvoudiger, bekrompener, enz., maar ook zooveel tevredener en dientengevolge zooveel gelukkiger waren.

En al stemt nu mogelijk menigeen in den tegenwoordigen tijd met bovenstaande

redenee-

(34)

ring al zeer weinig in, zoo zullen wij ons voor heden daar maar niet om bekommeren en maar eens weder eene toepassing op de som gaan maken en U, waarde lezers, verzoeken met ons wederom een kijkje te nemen in het verleden van ons dierbaar Gelderland.

Nog geen vierde uur ten zuiden van het dorpje Bronkhorst - wel bekend als voormalige Bannerij - ligt, niet ver van den IJssel verwijderd, eene aanzienlijke boerenplaats, Spaensweert geheeten, een oud adellijk leengoed, dat ook zelf weder eene leenkamer bezat en waaronder dus achterleenen ressorteerden; omtrent dit goed en zijne voormalige bezitters willen wij een en ander mededeelen.

Sommigen zoeken den oorspong van den naam Spaensweert in het oude Spanna - genoemd in het jaar 1003 in het Graafschap Hameland

1)

- of wel Spana in de IJsselgouw, genoemd tusschen de jaren 1053 en 71 in een staat van inkomsten der Abdij Corvey

2)

; of liever zij zoeken Spanna of Spana ter plaatse, waar thans nog Spaensweert wordt ge-

1) Zie: v.d. Aa, Aardr. Woordenb. X, bl. 614; doch wij hebben dien brief nergens kunnen vinden, waar is die afgedrukt?

2) Sloet, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen I, N o . 167 en Reg. II, bl. 1155.

(35)

vonden, ten gevolge van de, ofschoon geringe overeenkomst van naam. Alhoewel dit niet onmogelijk is, komt het ons het natuurlijkst voor, dat, wijl men Spaensweert het eerst aantreft in bezit van het geslacht Spaen, zooals wij dadelijk zullen zien, de bezitting haar naam ontleend heeft aan den eigenaar, en dat dus Spaensweert niets anders beduidt als weerd of waard van Spaen.

Spaensweert, ofschoon in de Graafschap gelegen, behoorde tot het kerspel Brummen en dus tot het kwartier van Veluwe, en was een leen ten Zutphenschen rechte. De eerste, die wij er mede beleend vinden, was Jan of Johan Spaen tot Spaensweert, A o . 1326, behoorende tot het oude bekende adellijke geslacht van Spaen

1)

. Zijne vrouw is niet bekend, doch hij verwekte bij haar drie kinderen: Willem, Hendrik en Griete. De oudste zoon Willem was een der medebezegelaars van het verbond der Graafschap Zutphen in 1375. Drie jaren later werd hij beleend met: ‘'t Goet geheeten Spaensweert gelegen in den kerspel van Brummen te

dienstmansrechte’.

Dat deze Heeren Spaen niet altijd even goede vrienden waren met hunne naburen de Heeren van

1) Zie hierover o.a.: Geld. Volksalm. 1885, bl. 18 en 22.

(36)

Bronckhorst spreekt van zelf, dat lag zoo in den geest dier tijden; doch op elke twist volgt in den regel ook weder eene verzoening, en zoo vinden wij, dat deze Willem Spaen in 1385 een verdrag sluit met Gijsbert en Frederik van Bronckhorst, gebroeders, zonen van den Heer van Bronckhorst, voor zich en zijne zuster Griete, voor alle schuld, die zij aan zijn vader Johan, aan zijn broeder Hendrik en aan hen (Willem en Griete) schuldig waren, zoo wegens het verlies en de schatting tot Ommen, als wegens de paarden, die zijn broeder Hendrik Spaen aan Berndt Sleeverte of Slabberte van Velen geleend had, uitgenomen de visscherij tusschen de Heerschap van Bronckhorst en hem Willem

1)

. Hij bezegelt dit stuk met drie roode schuinbalken, omschrift: S.

Willem Sp..., waaruit blijkt, dat deze Spaens zonder twijfel tot het bekende adellijke geslacht behooren, al is deze tak ook niet aan den hoofdtak vast te koppelen.

Willem Spaen hield voorts nog in leen den Emmer, een leen van het Huis Kell, en ook in het kerspel Brummen, doch eveneens in de Graafschap op den regter

IJsseloever en ten zuiden van Spaensweert gelegen. Daar hij in 1401 zonder

1) Stirum Archief N o . 85, bij v. Spaen.

(37)

mannelijke geboorte overleden was, beleende Johan Mom van Kell daar toen mede Dirk van Steenre, zwager van genoemden Johan Mom

1)

.

Willem Spaen was gehuwd met Geertruid van Dorth, dochter van Hendrik, Heer van Dorth, en van Anna van Keppel. Hare kwartieren zijn:

Dorth Borculo Keppel Aeswijn.

Hij had bij haar drie dochters: 1 Aleid, erfdochter tot Spaensweert; 2 Arnolda, gehuwd met Jorden van Baeck tot Baeck, wiens moeder Wittenhorst was, en die in 1426 niet meer leefde, wijl Arnolda toen als weduwe tegenwoordig was bij het huwelijk harer dochter Aleid met Hendrik van der Hoevelick; en 3 eene ongenoemde, die in den echt trad met N. van Huet, wiens moeder Bingerden heette.

Aleid nu werd als oudste dochter, na dode haars vaders, beleend met Spaensweert

‘met allen sijnen tobehoren bij Bronckhorst in den kerspel van Brijmmen gelegen tot eenen Erffdienstleene met eenen peerde te verhergewaden met den huyse, haŭe, beleende mannen daerto behoren en vischerien, a o . 1400’. Zij was toen reeds gehuwd met

1) Herald. Bibl., NR. V, bl. 117.

(38)

Godert Cloeck tot den Berenclau, zoon van Riquin, en haar man trad bij deze beleening als haar hulder op. In 1415 werd haar zoon Rijcquijn of Rijkwijn Cloeck beleend en heet het goed toen: Spaensweert met den Middelweert.

Naar dit geslacht Cloeck, dat Spaensweert geruimen tijd in eigendom bezat, werd de heerenhuizing ook wel het Cloeckshuis genoemd; onder die benaming komt zij althans voor op een oud kaartje van Spaensweert uit het midden der 17 e eeuw naar een brouillon van Nicolaes Geelkerck vervaardigd.

In 1456 tuchtte Rijkwijn zijne vrouw Mente aan Spaensweert, en met haar

transporteert hij in hetzelfde jaar aan Dirk van Camphuizen het goed te Broke, vóór de poort bij Arnhem - een zadelleen ten dienstmansregten, met een paard te

verheergewaden, waarmede hij beleend was na dode zijns ouderen broeders Johan, 1420, die dit weder in leen had ontvangen na den dood huns vaders Riquin in 1402.

In 1466 was hij lid der Ridderschap van Zutphen en in 1475 overleden. De geslachtsnaam zijner vrouw wordt niet vermeld, mogelijk was zij uit het geslacht Roderlo

1)

,

1) Zie: d'Ablaing van Giessenburg, Ridd. v. Veluwe, bl. 47.

(39)

maar zij verwekte bij hem een zoon, Cracht genaamd, die in 1476, na het overlijden zijns vaders, met Spaensweert beleend werd en zijne vrouw Belije of Belia van Meeckeren, - dochter van Gijsbert, Lid der Ridderschap van Veluwe, Hermanszoon ux. Mette Kreijnck, en van Margriet van der Hell, Casijnsdochter ux. Nise van Aller - aan dit leengoed tuchtte, en wel: ‘an huijs en hofstat met allen timmeringen op den Spaensweert en huijsraden, daerto 60 heerenponden wt den weerdt, so hij kinder bij haer nalaet sal sij te tucht holden huijs, hofstat, timmeringe huijsraet en 50 heeren pond, so sij herhijlickt, sal die tucht wt sijn, alleen holden 60 heeren ponde jaerlix’.

Zij lieten drie zoons na: 1 Gijsbert, beleend met Spaensweert, als erve zijns vaders

die in 1493 den leeneed vernieuwde en dus toen nog leefde. Gijsbert stierf vóór of

in 1515, en zijne moeder erfde toen Spaensweert weder van hem en werd in 1515

beleend, waarbij Gerard van Broeckhusen als hulder optrad. Twee jaren later

transporteerde zij het op haar 2 en zoon Hendrik. Een 3 e zoon was Cracht, die in de

Ridderschap van Veluwe was in 1539, als zoodanig op den Landdag compareerde,

op de twee eerste Riddercedullen staat,

(40)

en uit zijn huwelijk met Cornelia van Soulen maar ééne dochter Belia naliet

1)

. Hendrik Cloeck had weder een zoon, Cracht genaamd, die als erve zijns vaders den 14 en Mei 1555 met Spaensweert beleend werd, waarbij het heergewaad op 50 Carolus guldens werd bepaald. Volgens eene oude lijst in het Archief der familie Schimmelpenninck van der Oije berustende, werd hij nevens nog meer anderen den 1 en Maart 1570 ten Landdage beschreven uit de Ridderschap van de Graafschap en zoude hij dus daarin, en wel van wege Spaensweert zitting gehad hebben, doch dit vindt men nergens elders bevestigd

2)

. Om namelijk in die Ridderschap geadmitteerd te worden, moest men o.a. eene Havezathe

3)

bezitten

4)

, en omgekeerd werd een goed beschouwd het regt van Havezathe te hebben, wanneer men kon bewijzen, dat een vorig bezitter van wege dat goed verschreven was geweest. Spaensweert nu behoorde niet tot de 36 algemeen erkende Havezathen der

1) Ibidem.

2) D'Ablaing v. Giessenburg, Bannerheeren en Riddersch. v. Zutphen, II, bl. 22.

3) Zie over de beteekenis van dit woord o.a. Geld. Volksalm. 1882, bl. 167.

4) D'Ablaing v.G. Bannerh. enz., I, bl. 50 en 58.

(41)

Graafschap, maar werd toch met meer andere dergelijke bezittingen als dusdanig beschouwd

1)

. Evenwel is het den bezitters nimmer gelukt daarvan in de Ridderschap verschreven te worden, niettegenstaande herhaalde pogingen-hiertoe, zooals wij zoo aanstonds zien zullen.

Cracht Cloeck trouwde met Hille van Meeckeren, dochter van Gijsbert tot Westerburg, Lid van de Ridderschap van Veluwe, enz., en van Anna Noording

2)

, en verwekte bij haar een zoon Hendrik, die na 's vaders dood met Spaensweert beleend werd, 24 Mei 1592. Van hem bestaat nog een Leenboek, een belangrijk document, waaruit men o.a. ziet, welke leenen alzoo onder Spaensweert ressorteerden, en waarop wij later terugkomen. Zijne vrouw was Catharina Ketel, dochter van Gerrit en Cornelia van Soelen

3)

. Zij schonk hem eene dochter Helena, op wie hij den 23 en Julij 1612 Spaensweert transporteerde, zichzelf evenwel de tucht voorbehoudende, bij welke gelegenheid twee heergewaden, te zamen 82 goudguldens, betaald werden.

1) Ibidem I, bl. 42.

2) D'Ablaing v.G. Ridderschap v. Veluwe, bl. 45.

3) Hare kwartieren zijn:

Ketel

Kervenheim

Soelen

Storms.

(42)

Den 3 en April 1612 werd besloten, dat Hendrik Cloeck van wege Spaensweert zoude worden toegelaten in de Ridderschap der Graafschap, indien hij bewees dat zijn vader zaliger daarvan was verschreven geweest, doch aan dit bewijs scheen het te haperen, althans den 23 en Mei 1616 was die toelating nog niet toegestaan, en dit schijnt ook later niet geschied te zijn

1)

.

Uit bovengenoemd Leenboek, dat van 1585 tot 10 October 1637 loopt en waarin gedurende al dien tijd bij alle beleeningen in den aanhef Hendrik Cloeck als leenheer wordt vermeld, blijkt dat, niettegenstaande hij het leen, om welke redenen dan ook, op zijne dochter had getransporteerd, hij zelf nog steeds als leenheer optrad, daar waar het de leenen onder Spaensweert ressorteerende zelf betrof, welligt was dit een gevolg van de tucht, die hij zich voorbehouden had, of wel deed hij dat voor, en in overleg met zijne dochter, alhoewel hiervan uit die beleeningen niets blijkt. Daar het leenboek in 1585 aanvangt en Hendrik Cloeck daarin ook bepaald vóór 1592 als leenheer genoemd wordt, zoo heeft mogelijk zijn vader hem in genoemd jaar 1585 het leen overgedragen,

1) D'Ablaing v.G. Bannerh. II, bl. 85.

(43)

ofschoon hiervan in het Geldersch Leenregister niets te vinden is en men daaruit niets anders kan opmaken, als dat eerst bij zijns vaders dood in 1592 Spaensweert op hem vererfde. Daar het leenboek voorts eindigt - zooals boven gezegd is - den 10 en October 1637, is het wel denkelijk, dat hij omstreeks dien tijd gestorven is, ofschoon men elders vindt dat hij in 1630 overleed. In het Geldersch Leenregister is echter van hem ná 1612 geen sprake meer en treedt verder bij alle eedsvernieuwingen, enz. Helena Cloeck steeds als leenvrouwe op.

Deze Helena trad eerst in het huwelijk met Herman van Heukelom of Hoeckelom, lid der Ridderschap van Veluwe van 21 Mei 1614 tot aan zijn dood in 1628, zoon van Willem en Mechteld (of Geertruid) van Speulde

1)

, gesproten uit een oud

riddermatig geslacht op de Veluwe, dat in zwart een zilveren bok of ram met gouden hoeven en horens tot wapen voerde (evenals Hack en Salland)

2)

, en tot helmteeken den uitkomenden bok tusschen eene vlugt van zilver en zwart.

Hij werd den 15 en Augustus 1614 door zijne

1) D'Ablaing v.G. Ridd. v. Veluwe, bl. 170 en 242.

2) Doch de ram omgewend, volgens d'Ablaing, Ridd. v. Veluwe, wapens N o . 40.

(44)

vrouw aan Spaensweert getucht en vernieuwde voor haar den leeneed den 10 en September 1624, doch toen zij weduwe geworden was, deed dat voor haar den 26 en October 1629 Derck Dibbets, Burgemeester van Arnhem.

Den 8 en September 1630 hertrouwt zij evenwel met Valentijn von Löben

1)

, gesproten uit een aanzienlijk Duitsch geslacht, dat nog in Silezië en Oostenrijk voortleeft en waarvan de leden reeds in 1642 tot Barons des Heiligen Roomschen Rijks verheven zijn, terwijl zijne moeder tot het geslacht von Kotwitz behoorde.

Den 13 en Junij 1592 beleende Hendrik Cloeck Johan van Golstein of Goltsteyn met den halven Spaensweert, uitgenomen de Zaalweer, namelijk ‘met huis und hoff met zijne alīgen toebehoer’ (als onder- of achterleen). In 1625 reeds treedt diens zoon Willem van Golstein, Capitein, in 1616

2)

gehuwd met Maria Catharina van Wees, als leenman van den halven Spaensweert op (zooals later nader blijken zal);

hij komt herhaaldelijk

1) Zie het wapen bij Rietstap, Armorial général, in voce.

2) In Geld. Volksalm. 1882, bl. 27 staat abusievelijk: 1626; ook moet aldaar drie regels lager het woord vijf in vijftien veranderd worden. Hij stierf 25 Jan. 1631 (zie: Geld. Volksalm.

1885, bl. 164).

(45)

voor als Heer van Spaensweert

1)

, niettegenstaande Hendrik Cloeck zich ook Heer van Spaensweert of tot Spaensweert bleef noemen, terwijl eigenlijk toenmaals zijne dochter Helena alleen dezen titel toekwam. Dit achterleen, de halve Spaensweert, is blijkens het Geldersch Leenregister den 17 en Januarij 1646 weder met de andere helft

‘geheelt’ of vereenigd.

Den 21 en April 1646 draagt Helena Cloeck Spaensweert op aan haar oudsten zoon Hendrik van Hoeckelom

2)

, doch behield zichzelve de tucht levenslang voor. Hij deed wederom pogingen om in de Ridderschap der Graafschap verschreven te worden.

Reeds in het jaar 1646 meldde hij zich hiertoe aan met nog eenige anderen

3)

en wendde hij zich tot het geheele kwartier: Ridderschap en Steden. De Steden waren vóór zijne toelating, de Ridderschap was hier evenwel tegen, en door oneenigheid tusschen Steden en Ridderschap en besluiteloosheid dezer laatste bleef de zaak hangende en konden van Hoeckelom en anderen het niet zoo

1) Zie o.a.: Geld. Volksalm. 1882, bl. 26.

2) Zie hare andere kinderen uit het 1 e huwelijk bij d'Ablaing v.G., Ridd. van Veluwe, bl. 242.

3) D'Ablaing v.G. Bannerheeren I, bl. 50 en volg.

(46)

ver brengen, dat zij geadmitteerd werden

1)

, en wel waarschijnlijk ook, omdat zij het bewijs van 8 adellijke stamdeelen niet konden leveren, hetgeen volgens besluit der Ridderschap, sedert 1649, tot toelating als vereischte werd gesteld

2)

. Daar evenwel zoo doende niemand ooit met Spaensweert in de Ridderschap is geadmitteerd of ten Landdage verschreven geworden, zoo werd het ook nimmer uitgemaakt of

Spaensweert als Havezathe moet gekwalificeerd worden. Hierbij moet mogelijk ook niet uit het oog verloren worden, dat dit goed eigenlijk niet tot de Graafschap behoorde, al lag het daar ook in, maar tot de Veluwe.

Hendrik van Hoeckelom stierf ongehuwd den 3 en Julij 1653, en zijne moeder erfde toen Spaensweert weder van hem en werd den 22 en September 1654 op nieuw daarmede beleend, doch ten zelfden dage draagt zij dit leen weder op aan haar zoon Ernst Valentijn von Löben, zich zelve de tucht voorbehoudende. Catharina van Hoeckelom evenwel, dochter uit Helena's 1 e huwelijk, trouwde in 1656 Johan Witten, en liet den 10 en November van dat jaar hare huwelijksche voorwaarden

1) Ibidem, bl. 55.

2) Ibidem, bl. 52.

(47)

wegens Spaensweert approbeeren, doch dit was vergeefsche moeite, want dit goed kwam niet weder aan haar geslacht terug.

Ernst Valentijn von Löben trouwde in November 1660 met Elisabeth Agnes von Hous tot de Rees, dochter van Mr. Coenraad tot de Rees, Drost van Borculo, die stierf 31 Mei 1671, Adolphszoon ux. Elisabeth van Meeckeren, en van Johanna van Heeckeren tot Nettelhorst, overleden 27 Augustus 1652, Walravensdochter ux. Agnes van Aeswijn

1)

. Hij liet 3 kinderen na: 1. Hendrik Valentijn, die na zijns vaders dood, den 5 en Augustus 1702, diens testament van 22 Maart 1700 laat openen, en ten gevolge daarvan met Spaensweert beleend wordt, en in 1709, zonder kinderen na te laten, overleden was; 2. Helena Catharina, die als erfgename haars broeders den 8 en Januarij 1709 beleend wordt, waarbij Dr. Gijsbert Op ten Noort hulder was, en die den 21 en September 1711 met haar man Johan Schrassert

2)

hunne opene dispositie

1) Herald. Bibliotheek, 1874, bl. 24; en ib. NR. IV, bl. 62 en 63.

2) Schrassert is een oud Veluwsch geslacht, waarvan reeds leden in de 14 e eeuw voorkomen,

en dat verschillende Burgemeesters van Harderwijk heeft opgeleverd, en ook te Nijkerk

gevestigd was. Johan Schrassert, gehuwd met Anna van der Hell, staat op de 1 e Riddercedul

van Veluwe en is op het Gericht van Veluwe, 1545, 47 (D'Ablaing v.G. Riddersch. v. Veluwe,

bl. 24).

(48)

(of testament) wegens Spaensweert laat approbeeren; en 3. Everdina Maria, die met haren echtgenoot Maurits Sels den 11 en December 1708 eveneens hunne huwelijksche voorwaarden van den 19 en Mei te voren laat registreeren. De 16 kwartieren dezer drie kinderen zijn:

Löben Cloeck Kotwitz Ketel Polentz Meeckeren Loss Soelen Hous Heeckeren Meeckeren Aeswijn Lage Erp

Welpendorp Isendoorn

Volgens bovengenoemd testament huns vaders Ernst Valentijn van 22 Maart 1700

moest Spaensweert, in geval zijn zoon kwam te sterven zonder wettige nakomelingen

achter te laten, vererven op zijne dochters, eerst op de oudste en daarna op de jongste,

en na dode van beide gelijkelijk op hun beider kinderen. De jongste dochter Everdina

(49)

(of Everhardina) Maria stierf reeds een jaar na haar huwelijk, den 29 en Mei 1709 en liet maar één zoon na: Ernst van Löben Sels. De oudste, Helena Catharina, stierf in 1721 en had eene dochter Elisabeth Agnes Schrassert. Zoowel deze laatste als genoemde Ernst waren in 1721 nog onmondig en werden den 28 en Julij van dat jaar beleend, waarbij Gerhard Pronk als hulder optrad.

Elisabeth Agnes Schrassert huwde met Hermen Jacob van Erkelens, burgemeester van Elburg, en beide laten hunne besloten dispositie approbeeren 24 Maart 1725 en 27 November 1731, doch den 14 en November 1738 dragen zij het hun toekomende gedeelte van het leen Spaensweert op aan Ernst van Löben Sels voornoemd, die daarop met het geheel beleend werd, waarbij het heergewaad op 80 gulden werd getaxeerd. Spaensweert kwam dus toen in zijn geheel in bezit van het geslacht van Löben Sels, dat nog heden ten dage daarvan eigenaar is.

Het geslacht Sels voert tot wapen: in blaauw een, uit eene wolk van natuurlijke

kleur in den linker bovenhoek, komenden arm met hand, de arm met roode mouw,

de hand van natuurlijke kleur, houdende tusschen duim en voorsten vinger een gouden

ring, die zij blijkbaar werpt in een gou-

(50)

den beker, in het midden van den schildvoet geplaatst; en tot helmteeken op een goud-rooden wrong: een uitkomend mansprofiel, gekleed in gouden kiel, met blaauwe vertikaal loopende strepen afgezet, met kraag van zilver en ceintuur om het midden, hebbende voorts eene puntmuts op van goud met blaauwe strepen als de kiel, en houdende de linkerhand in de zijde, terwijl de regter, half uitgestrekt, den gouden beker uit het schild vasthoudt, waar bovenop staat een mansprofiel ten halven lijve met ronden hoed op, de linkerhand in de zijde, de regter houdende een staf, alles van goud

1)

. Dit is voorzeker een zeer eigenaardig wapen; de gouden ring uit het schild is blijkbaar in het helmteeken in den man met den staf (herder?) veranderd; wat zoude de aanleiding tot het aannemen van dit wapen geweest zijn; welke gedachte of welk voorval kan hieraan ten grondslag liggen? Wij weten het niet, er valt zelfs daaromtrent niets te gissen, doch

1) Deze wapenbeschrijving, waarbij wij naauwkeurige teekeningen en oude cachetten, in de

familie Sels aanwezig, gevolgd hebben, wijkt eenigzins af van die in Rietstaps Armorial

général 2 e uitg. Hetzelfde geldt van het wapen van Löben Sels, dat straks volgen zal.

(51)

men zoude er een geheelen roman van kunnen maken.

Het geslacht Sels nu is oorspronkelijk uit Frankrijk en heette voorheen Selles, daarna Sells, eindelijk Sels, en werd ook wel Zelles, Zelle en Zels geschreven.

Mogelijk, alhoewel niet waarschijnlijk, zoude het kunnen afstammen van het geslacht St. Aldegonde-Noircarmes, dat de Heerlijkheid Selles, waarvan het wapen niet bekend is, in eigendom bezat, en waarvan de leden zich Baron de Selles noemden. Carpentier

1)

noemt tien geslachten van den naam van Selles, van vijf daarvan geeft deze schrijver het wapen op, waaronder het bovenbeschrevene niet is, doch eene der vijf andere familiën van dien naam kan het gevoerd hebben.

Wanneer nu dit geslacht in de Nederlanden, speciaal in Gelderland

2)

, gekomen is, is onbekend, denkelijk in de eerste helft der 16 e eeuw. In den gevel van het oude Huis Spaensweert is

1) Histoire de Cambray et du Cambresis, II, p. 1006.

2) Hoe Rietstap (Arm. génér. 2 e uitg.) er toe gekomen is, om achter van Löben Sels: Pays

d'Overijssel te zetten, begrijp ik niet. Geen enkel lid van dit geslacht werd, voor zoover

bekend is, in die Provincie geboren of was daar ooit gevestigd of in regeering of ambten.

(52)

een steen gemetseld met het wapen van Sels er op, waarnaast aan weêrszijden de initialen P.S. en er onder het jaartal MDLV. Deze steen is afkomstig uit den gevel van een huis te Zutphen, dat vroeger aan de familie Sels behoorde, en duidt dus vrij zeker aan, dat er in het jaar 1555 in die stad reeds een P. (Pieter of Paul?) Sels woonde. Onder de Schepenen van Zutphen komt van 1576-83 voor: Gerrit Zelle

1)

en onder de burgers aldaar in 1579: Garrit Zelle (mogelijk dezelfde).

Het geslacht Sels is door huwelijk verbonden geweest met tal van adellijke en aanzienlijke, waaronder vele Geldersche familiën, als: Muntz, ter Vile, Ver Huell, von Löben, Schaep, Vlaming, van de Walle, de Witt, Buschman, Op ten Noort, Brantsen, de Flavart de Wolff, van den Muelen, Lewe van Nijenstein, Versluys, von Bulow, van de Merwede, van Balveren, Staring, Wilbrenninck, de Malapert, van Rappard, Swaving, van Loon, van Tye Hannes, Brants, van Hasselt, van Andringa de Kempenaer, de Fremery, enz.

De geregelde genealogie vangt aan met Peter of Pieter Sels (ook Zels geschreven), burger te Zutphen, Rentmeester-generaal der geestelijke goe-

1) Tadama, Gesch. der stad Zutphen, bl. 336 en 337.

(53)

deren in Stad en Schependom van Zutphen, 1596, 1606; idem in het rentambt Borculo, 1616, Secretaris der Gedeputeerden van de Graafschap, enz. Hij trouwde 1 e te Zutphen den 28 en October 1604: Lutgert Schoolwijck, weduwe van Quirijn Ver Huell, en 2 e aldaar den 22 en Augustus 1610: Trijnken van Goch. Van de vijf kinderen, die hij verwekte, was de oudste zoon uit het 1 e huwelijk Paulus Sels, Secretaris van Gedeputeerde Staten der Graafschap in 1633, die bij zijne vrouw Elisabeth van Apeldoorn - gedoopt te Deventer 23 Augustus 1608, dochter van Jan, Secretaris van Deventer, en van Henrica Kemelers - met wie hij te Zutphen den 15 en December 1630 in den echt trad, tien kinderen naliet, waarvan de oudste zoon Peter Sels, gedoopt te Zutphen 21 December 1634, Vaandrig der Infanterie, huwde met Johanna

Catharina Muntz, geboren 22 Mei 1637, dochter van Mr. Johannes Theodorus, Raad van den Keurvorst van Brandenburg, Scholtus en Opperprofessor te Duisburg aan de Roer, en van Christina Holtmans. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren:

Diderich Christoffel gedoopt 1 October 1665 en Peter id. 13 Maart 1668, beide te

Zutphen en de laatste na den dood zijns vaders. De moeder is toen als weduwe met

beide kinderen naar Duitsch-

(54)

land vertrokken, waar deze laatsten het geslacht hebben voortgeplant. In 1847 waren te Wezel en Neuss nog heeren Sels woonachtig, die hetzelfde, bovenbeschreven wapen voerden en volgens overlevering van genoemden Peter Sels afstamden.

Een jongere broeder van dezen Peter was Jan of Johan Sels, gedoopt te Zutphen den 7 en December 1636. Hij werd eerst, evenals voorheen zijn vader, Secretaris van de Gedeputeerde Staten der Graafschap, 1661, daarna in 1671 Burgemeester van Groenlo en Lid van H.H. Mog. de Staten Generaal, later Burgemeester van Zutphen, 1674

1)

. In laatstgenoemde stad trad hij den 13 en Junij 1658 in het huwelijk met Anna Christina Muntz, zuster zijner bovengenoemde schoonzuster. Tien kinderen werden uit dit huwelijk geboren, waarvan het zevende was: Maurits, gedoopt te Zutphen den 31 en December 1668.

Evenals vele andere leden van zijn geslacht begaf hij zich in zeedienst, werd in 1686 Adelborst en in 1698 Kapitein ter Zee, en nam den 28 en Augustus 1730 zijn ontslag. Hij trouwde driemalen: 1 e met Hermanna Lucretia Ver Huell, gedoopt te Doetinchem 4 Februarij 1663, dochter

1) Tadama, a.w. bl. 343.

(55)

van Quirijn (kleinzoon van Quirijn en Lutgert Schoolwijck, boven genoemd), Burgemeester van Doetinchem, en van Cunnegonda van Haeghen; zij stierf te Haarlem 19 November 1703; 2 e den 19 en Mei 1708 met Everhardina Maria von Löben, waarvan boven reeds sprake was; en 3 e te Amsterdam den 29 en Augustus 1710 met Alida Schaep, dochter van Mr. Dirk, Vrijheer van Hagestein, Secretaris van Amsterdam, en van Philippine van der Geer. Maurits Sels stierf te Zutphen in April 1745 en liet maar één kind na, uit het 2 e huwelijk, namelijk een zoon Ernst, geboren te Doetinchem 29 Maart 1709.

Deze promoveerde in de Regten, werd Heer van Spaensweert, zooals wij straks reeds zagen, nam den naam zijner moeder bij den zijne aan en ecarteleerde zijn wapen met dat van von Löben. Het geslacht van Löben Sels voert dien tengevolge sedert dien tijd als volgt: gevierendeeld: 1 en 4 Sels (als boven), 2 en 3 von Löben:

doorsneden: a. van blaauw met eene moorsche vrouw, in front geplaatst, komende

ten halven lijve uit de snijlijn, ongekleed, dus: zwart, hebbende een gouden halsketen

om en dito armbanden om de bovenarmen, het hoofd gedekt met een zilver-rooden

hoofdwrong met zwarte linten; b. geschaakt van

(56)

zilver en rood in 3 rijen, ieder van 6 blokjes. Twee helmteekens: 1 Sels (als boven), 2 von Löben: de moorsche vrouw uit het schild op een gekroonden helm.

Schildhouders: twee leeuwen van natuurlijke kleur.

Mr. Ernst van Löben Sels was sedert 1736 Schepen van Zutphen en van 1767-77 oudste Burgemeester dier stad

1)

, voorts gecommitteerde ter vergadering der

Staten-Generaal en ter Generaliteits-Rekenkamer, Curator van de Akademie te Harderwijk en gecommitteerde ter Admiraliteit van de Maas. Hij trad den 29 en Augustus 1728 te Zutphen in den echt met Petronella Cunira Op ten Noort, gedoopt aldaar 28 Januarij 1706, dochter van Mr. Johan, Secretaris van Gedeputeerde Staten der Graafschap, en van Naleken Verstegen, door welk huwelijk het landgoed Velhorst bij Lochem in de familie van Löben Sels gekomen is. Beide stierven te Zutphen, zij den 4 en December 1772 en haar man den 21 en Julij 1777.

Hun oudste zoon Maurits Dirk, geboren te Zutphen 7 September 1729, J.U. Dr., Schepen te Zutphen van 1778, later Burgemeester aldaar,

1) Ibid. bl. 347 en volgende.

(57)

Gecommitteerde ter Vergadering der Staten-Generaal, werd na zijns vaders dood Heer van Spaensweert en daarmede den 10 en Februarij 1778 beleend. Hij trouwde 1 e te Arnhem 11 Mei 1756 Wilhelmina Elisabeth Brantsen, geboren aldaar 29 October 1736, dochter van Mr. Johan, Ontvanger-generaal van het Kwartier van Veluwe, en van Hester Henriette de Vree; zij stierf reeds vijftien dagen ná het huwelijk en hij hertrouwde te Zutphen den 14 en Januarij 1760: Jacquelina Cornelia van der Muelen, gedoopt aldaar 12 Januarij 1740, dochter van Jan André, Commies-generaal der Convoijen en Licenten, en van Charlotte de Geer.

Den 29 en Julij 1788 bezwaarde hij het leen Spaensweert met eene som van f 19,650 als borgtogt ten behoeve van zijn oudsten zoon Ernst Pieter, die toen gebenificeerd werd met het Rentambt der Geestelijke goederen van de Graafschap te Borculo.

Nadat genoemde zoon uit dit ambt ontslagen was en omtrent zijn beheer geheel had afgerekend, werd dit verband den 27 en April 1803 geroyeerd, op request zijns vaders van den 3 en Maart te voren.

Maurits Dirk van Löben Sels stierf te Zutphen den 24 en April 1804, zijne weduwe

aldaar den 27 en Januarij 1817. Uit zijn 2 e huwelijk waren

(58)

acht kinderen geboren: 1 Ernst Pieter

1)

, reeds genoemd, J.U. Dr., Lid van de

Provinciale Staten van Gelderland, Burgemeester, later Wethouder te Zutphen, stierf ongehuwd te Nijmegen 4 November 1824; 2 Wilhelmina Carolina Petronella, trouwde eerst met Johan Brantsen, zoon van Everhard Jacob en Johanna Beatrix Tulleken, daarna met Gerrit Willem Baron van Balveren, Heer van Hoeckelum, enz., zoon van Gerrit Willem en Jacoba Johanna Barones van Bassem; 3 Charlotte, stierf ongehuwd 8 Augustus 1846; 4 Jan André, verongelukte als Luitenant ter zee met het schip de Drenthe den 3 en Maart 1784; 5 Everdina Maria trad in den echt met Mr. Anthony Christiaan Wijnand Staring, Heer van den Wildenborg, zoon van Damian Hugo en Sophia Wijnanda Ver Huell, die na haar dood hertrouwde met Johanna Andrea Charlotte van der Muelen, dochter van Balthazar Jan Carel en Elisabeth Sophia Mechteld van der Muelen; 6 Jan Carel Constantin Gabriel, die twee maanden na de geboorte stierf; 7 Maurits Johan, die zoo aanstonds volgt; en 8 Jan Carel Jacob, Heer van de Velhorst, J.U. Dr., Lid der Provinciale Staten van

1) Wij zullen verder ter bekorting alle data en bijzonderheden niet meer vermelden.

(59)

Gelderland, enz., trouwt te Warnsveld 21 Mei 1799: Jacqueline de Malapert, dochter van Jan Jacob en Isabella Sophia van der Muelen. Zij stierven beide op de Velhorst en werden te Lochem begraven, hij stierf 23 Julij 1850, zij 24 Januarij 1858. Van hunne vier kinderen stierven de beide oudsten zeer jong, de beide anderen zijn: a.

Isabella Sophia, geboren op het Geessink 29 Maart 1804, nog woonachtig op de Velhorst, huwde te Laren den 21 en Mei 1824: Johan Abraham Anne Christiaan Ridder van Rappard, geboren te Arnhem 27 Julij 1796, Majoor der Genie, enz., gestorven op de Velhorst 31 Julij 1883, zoon van Mr. Hendrik Anton en Johanna Benjamina van Tye Hannes

1)

; en b. Charlotte, geboren op het Geessink 30 November 1805, trouwde op de Velhorst den 16 en October 1834: Jhr. Hendrik Anton van Tye Hannes, geboren te 's Hertogenbosch 27 October 1804, Regter in de Regtbank aldaar, enz., zoon van Willem Hendrik, Heer van Empel en Meerwijk (broeder van bovengenoemde Johanna Benjamina), en van Caroline van Rappard (zuster van Mr. Hendrik Anton voornoemd).

1) v.d. Muelen, Nederl. Adel, I, bl. 135, waar in de laatste regel de woorden: ‘st. op den huize

Velhorst 24 Januarij 1858’ moeten vervallen.

(60)

Maurits Johan van Löben Sels, geboren te Zutphen den 29 en April 1770, J.U. Dr.

Regter in de Regtbank te Zutphen, enz., werd na den dood zijns vaders Heer van Spaensweert. Zijne 64 kwartieren zijn:

Sels v. Löben Muntz v. Hous v. Apeldoorn Cloeck Holtmans v. Heeckeren Schoolwijck v. Kotwitz Diepenbroek v. Meeckeren Kemelers Ketel v. Volden v. Aeswijn v. der Muelen Huydecoper Coymans Coymans v. Santen Coymans Trip Trip

de Malapert v. Gemen

v. Picqueren (de Picquer) v. Picqueren

de Rechteren v. Picqueren Adriaens Adriaens

Op ten Noort Verstegen Wentholt de Geer v. Assendelft.

Parmentier

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

het ruimtelijk beeld en de criteria uit het beeldkwaliteitsplan 'Centrum De Groote Wielen' vast te stellen en onderdeel te laten zijn van het voor de gemeente

Appel: ½ fijngesnipperde sjalot / 2 tl appelazijn / snuf zout / 2 tl extra vergine olijfolie / 2 tl citroensap / 1 zure appel Doe de sjalot in een kom en zet hem onder azijn, voeg

Nu was die rijst vroeger een zeer begeerd marktartikel. Het was, toen nog geen booten Chineesche rijst invoerden. Toen kwamen de handelaren van Ternate, Chineezen en Arabieren met

+ Slecht ende recht in liefd' en vree Heeft Godt sijn volck beroopen, Ey lieve comt en gaet doch mee, Siet niet op groote hoopen. Ziel ende lijf dat hanght

Het groote

Alle dese Transporten van Actien in dese Compagnie sullen telkens moeten geschieden ten overstaan van twee Directeurs in de Boeken van de Compagnie ende daar voor betalen, van

In plaats toch van het woord vinarium, gelijk van Hasselt heeft in het eerste artikel van zijne Kronijk van Arnhem, moet men lezen vivarium zoodat niet van een wijnhuis maar van

Herman Gorter, De groote dichters.. met zich brengt, door het wisselvallige van haar uitkomsten, door haar concurrentie, oorlogen en onderdrukking van slaven, arbeiders en