Noord en Zuid. Jaargang 8 · dbnl
Hele tekst
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Wij hebben slechts enkele der meest belangrijke werken behandeld, die n.l., welke ons in geleidelijke opvolging den dichter Thijm leerden kennen. Als zoodanig bereikte hij
Neen, volstrekt niet. Volgens de bepaling, die Dr. van Helten van de bez. geeft, wijzen zij iemand of iets aan als zich kenmerkende door eene betrekking met den bezitter
taalgeleerden, ik zeg niet het bestaan der absolute naamvallen in onze taal bewezen hebben, veelmeer reeds over deze naamvallen spreken als zulke, waarvan het bestaan reeds
Ja maar.... zal men wellicht zeggen: bij niet ik heb gelogen is er dan toch in elk geval iemand die wèl gelogen heeft; in zoover derhalve is de zin wel degelijk bevestigend. Voor
Maar moet dan, vooral op de lagere scholen, die wij hier in de eerste plaats op het oog hebben, lezen en verstaan, spreken en schrijven, schering en inslag zijn, en komt
voortbrengselen der classieke Fransche literatuur. En Jacob voegt hier aan toe: ‘deze lofspraak zal niemand verwonderen, die haar brieven heeft gelezen, wier stijl overal
‘Zij die met Goethe en Heine, Shakespeare en Dante, de groote Grieken en de geciseleerde fijnheid der Horatiaansche zegswijs vertrouwd was, had natuurlijk weinig hart voor dat
Maar wij behoeven zelfs niet tot de populair-wetenschappelijke woordvormingen op te klimmen: elk eenigszins degelijk nieuwsblad of tijdschrift levert tot staving van ons beweren