• No results found

MODULE A: L1 ALGEMEEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MODULE A: L1 ALGEMEEN"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

M ODULE A: L1 – A LGEMEEN

(2)

M ODULE A: L1 A LGEMEEN

Inhoudsopgave

Hoofdstuk Onderwerp Pagina

Versiebeheer 3

1 Algemene informatie 4

1.1 Doel van deze module 4

1.2 Opleidingsproces 5

1.3 Leerdoelen 5

1.4 Te raadplegen documentatie 6

2 Zelfstudie 7

2.1 Inleiding 7

2.2 Voorschriften 7

2.3 Verantwoordelijkheden van personen in het landingsterrein 7

2.4 Voertuigeisen 8

2.5 Lay-out van de luchthaven 9

2.6 Gevaren van rijden in het landingsterrein 18

2.7 Noodprocedures 19

(3)

Versiebeheer

Versie Wijziging Datum

5.0 Nieuwe lay-out, Plattegronden en luchthaven reglement. 10-2017 5.1 Toevoeging benamingen dienstwegen in paragraaf 2.1 12-2017

6.0 Volledig herziene uitgave 01-2021

6.1 Aanpassing verwijzingen naar foto’s in paragraaf 2.5.4 01-2021

(4)

1. Algemene informatie

1.1 Doel van deze module

Zoals in het Zakboek Safety & Security verder wordt beschreven, is het luchthaventerrein opgedeeld in een aantal gebieden, zoals landside en airside. Verder kent airside weer een SRA-CP deel en een aantal DAR delen. Die onderverdeling is vanuit securityoverwegingen gemaakt.

Vanwege veiligheidsredenen is een gedeelte van SRA-CP aangemerkt als landingsterrein. In het landingsterrein bevinden zich de start- en landingsbaan en alle taxibanen, maar ook de dienstwegen die door onder meer operationele voertuigen en onderhoudsvoertuigen worden gebruikt om inspecties en werkzaamheden uit te voeren.

Het landingsterrein is tenslotte weer onderverdeeld in een L1- en een L2-gebied (zie verder paragraaf 1.4 over hoe deze gebieden kunnen worden opgezocht in de plattegrond van RTHA).

Het L2-gebied omvat de start- en landingsbaan en alle taxibanen, inclusief een strook gras ernaast.

Het L1-gebied is het gebied daaromheen waarin het Inspectiepad en de verbindingswegen zijn gelegen (zie voor definities subparagraaf 2.6.7.1).

De start en landing van een vliegtuig1 is een van de meest risicovolle fasen van een vlucht. Door de hoge snelheid van het vliegtuig en de uiterst beperkte mogelijkheden die een piloot heeft om in te grijpen, heeft een aanvaring tussen een vliegtuig en een voertuig bijna altijd een zeer ernstige afloop, met doden en/of gewonden tot gevolg.

Omdat de start- en landingsbaan in het landingsterrein is gelegen, zijn aan inspecties en werkzaamheden in dit gebied dan ook de grootste risico’s verbonden. Het is daarom van cruciaal belang dat iedereen die zich in het langsterrein bevindt goed op de hoogte is van de gevaren en hoe moet worden voorkomen dat deze gevaren leiden tot een dergelijk ongeval. Om deze reden worden er strenge eisen gesteld aan de opleiding tot de L1-bevoegdheid. Deze eisen hebben geleid tot het tot stand komen van deze opleidingsmodule.

Het doel van deze module is om te voldoen aan de gestelde eisen. Dit doel wordt bereikt door personen die inspecties en/of werkzaamheden moeten uitvoeren in het landingsterrein op te leiden door:

 De gevaren van voertuigen en personen in het landingsterrein te benoemen en aan te geven hoe deze te vermijden;

 Het instrueren over de te volgen procedures in het landingsterrein;

 Aan te geven op welke wijze men zich kan oriënteren met behulp van gebouwen en installaties;

 De functie en werking van gebouwen en installaties uit te leggen;

 Te voorzien van achtergrondinformatie wanneer dit een toegevoegde waarde is bij de bovenstaande punten.

Nadat een trainee met goed gevolg deze module heeft afgelegd, wordt de bevoegdheid “L1” toegevoegd op de RTHA-pas.

Deze bevoegdheid geeft alleen toegang tot het L1-gebied in het landingsterrein. Alleen personen met een L2-bevoegdheid mogen naast het L1-gebied ook in het L2-gebied komen. De geldigheid van een L1-bevoegdheid is ten hoogste 5 jaar, maar nooit langer dan de geldigheid van de RTHA-pas. Het verlengen van de bevoegdheid kan alleen wanneer de RTHA-pas wordt verlengd. Hiervoor zal een proficiency check (ook: profcheck) worden afgenomen door een assessor van het Passenbureau.

U krijgt per e-mail bericht wanneer de bevoegdheid gaat verlopen. Zorg dat u op tijd contact opneemt met het

Passenbureau om te zorgen dat de geldigheid van uw L1-bevoegdheid niet verloopt. Hiervoor bent u zelf verantwoordelijk.

Eventuele consequenties voor het laten verlopen van deze bevoegdheid zijn voor uw eigen rekening.

Voor personen die ook inspecties en/of werkzaamheden uitvoeren in het L2-gebied is een aparte module “L2” geschreven.

Daarin worden naast deze onderwerpen tevens onderwerpen behandeld die men moet weten om veilig in het L2-gebied te kunnen manoeuvreren. Voor het slagen voor een L1-examen volstaat het om alleen de inhoud van deze module te kennen.

1 Met de term ‘vliegtuig’ wordt voor de leesbaarheid, tenzij expliciet anders vermeld, zowel een vast vleugelvliegtuig als een helikopter bedoeld. De

(5)

1.2 Opleidingsproces

1.2.1 Initial training

De initial training is de training die u doorloopt wanneer u voor de eerste keer opgaat voor uw landingsterreinbevoegdheid “L1”. Deze initial training bestaat uit de volgende onderdelen:

 Zelfstudie van deze module, inclusief de documentatie waarnaar verwezen wordt in paragraaf 1.4;

 Een theorie-examen met meerkeuzevragen over de leerstof van deze module.

1.2.2 Profcheck

Zoals reeds in de vorige paragraaf is beschreven, is de bevoegdheid “L1” ten hoogste 5 jaar geldig. Om de bevoegdheid na deze termijn te behouden, zult u voor het verlopen ervan een profcheck moeten aanvragen bij het Passenbureau via e-mailadres badgecenter@rtha.com of via telefoonnummer 010- 4463429. De assessor die verantwoordelijk is voor dit onderdeel zal dan contact met u opnemen om een afspraak te maken voor de profcheck.

Een profcheck voor de bevoegdheid “L1” bestaat uit een theorie-examen met meerkeuzevragen over de leerstof van deze module;

U krijgt 90 dagen voor het verlopen een herinneringsbericht per e-mail. Vanaf dat moment kunt u een datum inplannen met de assessor. Ook als u eerder dan de verloopdatum een profcheck doet, dan zal de volgende vervaldatum op 5 jaar na de oorspronkelijke vervaldatum worden gezet. De vervaldatum zal echter nooit later zijn dan de datum tot wanneer de RTHA-pas wordt verlengt.

1.3 Leerdoelen

1.3.1 Theoretische kennis

De hieronder opgesomde leerdoelen geven aan welke kennis de trainee moet hebben om te kunnen slagen voor het theorie-examen:

 Weten wat de voorschriften zijn die gelden in het landingsterrein;

 Weten wat de verantwoordelijkheden zijn van personen in het landingsterrein;

 Weten aan welke eisen een voertuig moet voldoen voor rijden in het landingsterrein;

 Weten wat de betekenis is van de borden op verbindingswegen;

 Wegen:

o De functie van de verschillende type wegen aan airside kunnen uitleggen;

o De namen en locaties van de verbindingswegen kennen;

o De betekenis van borden en markeringen op de wegen kunnen uitleggen;

o Weten welke bijzondere situaties er zijn en welke procedures daar gelden.

 Apparatuur voor navigatie en meteorologie kunnen identificeren en de werking kunnen uitleggen;

 Kunnen uitleggen wat storingsgebieden zijn en wat de risico’s zijn wanneer deze betreden worden;

 Weten waar in het landingsterrein bebouwingen en installaties zijn en de functies ervan kennen;

 Hekken/poorten:

o De locaties en nummers van de hekken kennen die op de grens staan tussen landside en airside;

o De functies van UGS-A en UGS-B kennen en weten bij welke poorten deze zich bevinden;

 Gevaren van rijden in het landingsterrein:

o De BZO-regeling kennen;

o Weten wat de gevaren zijn bij rijden in het donker en onder extreme weersomstandigheden.

 Noodprocedures:

o Weten wat er gebeurt wanneer een alarmstratus wordt afgegeven;

o Het RTHA-alarmnummer kennen en begrijpen wat het belang is van dit nummer;

o Weten wat de procedure is bij verdwaald zijn;

o Weten wat de procedure is bij uitval van het voertuig.

(6)

1.4 Te raadplegen documentatie

Bij het tot stand komen van deze opleidingsmodule is ervoor gekozen om geen afbeeldingen van plattegronden in te voegen.

De plattegrond van de luchthaven wordt telkens bijgewerkt wanneer er een verandering plaatsvindt en om die reden zou een afbeelding van een plattegrond in de module al snel kunnen verouderen.

Het is dus van belang te weten waar de plattegrond van RTHA gevonden kan worden en hoe deze gebruikt moet worden.

Ga hiervoor naar de website: https://www.werkenoprotterdamthehagueairport.nl/veiligheid. Onder “Leerstof voor de toets” vindt u de link “Plattegrond”.

Wanneer u op de link klikt, wordt een afbeelding van de plattegrond in pdf op het beeld getoond. Het is echter op deze manier niet mogelijk om verschillende lagen in en uit te schakelen. Dit kan wel als u de plattegrond downloadt op uw computer en vervolgens opent met Adobe Acrobat Reader.

Wanneer u dat gedaan heeft, ziet u aan de linkerkant van het scherm de knop ‘lagen’:

Als u daarop klikt, komt er een lijst tevoorschijn met lagen die u in en uit kunt schakelen. Een laag die is ingeschakeld, is te zien aan het oogje in het vierkantje voor de naam van de laag. U kunt zien dat een aantal lagen al is ingeschakeld.

In deze module wordt een aantal maal verwezen naar de plattegrond met daarbij de laag die u in moet schakelen om de juiste informatie op de plattegrond tevoorschijn te halen. Hieronder vindt u een lijst met lagen die voor deze module relevant zijn:

 Grens L1-L2;

 Kaartpatroon (deze laag is nodig wanneer in de tekst wordt verwezen naar een locatie op de plattegrond);

 BZO;

 ILS Protection Zone;

 ILS Protection Zone BZO B,C,D;

 Veldbevoegdheid.

(7)

2. Zelfstudie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen alle onderwerpen aan de orde die u moet kennen om te slagen voor het theorie-examen voor de L1- bevoegdheid.

Tevens is de informatie te gebruiken als naslagwerk. Het wordt aangeraden om, als u een aanzienlijke tijd niet in het landingsterrein bent geweest, deze informatie globaal nogmaals door te nemen alvorens u opnieuw het landingsterrein ingaat.

Wanneer de onderstaande informatie wijzigt, wordt deze wijziging aan u doorgegeven via het e-mailadres dat u bij het aanvragen van uw RTHA-pas aan het Passenbureau hebt doorgegeven. Stel het Passenbureau er daarom altijd van op de hoogte wanneer uw e-mailadres verandert.

2.2 Voorschriften

2.2.1 Voorrangsregels

In het landingsterrein en op het platform hebben de hieronder genoemde categorieën gebruikers ten opzichte van elkaar voorrang in de daarbij vermelde volgorde:

a. Startende of landende luchtvaartuigen;

b. Motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer, ziekenauto’s en motorvoertuigen van andere hulpverleningsdiensten, voor zover zij de op grond van het gestelde in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 voorgeschreven optische en geluidssignalen voeren;

c. Taxiënde luchtvaartuigen, evenals motorvoertuigen die deze begeleiden;

d. Passagiers die te voet van en naar de luchtvaartuigen worden begeleid;

e. Gesleepte luchtvaartuigen;

2.2.2 Maximumsnelheid

Op de platformen geldt een maximumsnelheid van 15 km/u. Op alle overige delen aan airside geldt een maximumsnelheid van 30 km/u.

Uitgezonderd van deze maximumsnelheid zijn voertuigen van de Havendienst en van de Brandweer, indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven.

2.2.3 Aan- en afmelden van werkzaamheden in het landingsterrein

Personen aan wie tijdelijk of voor onbepaalde tijd toestemming is verleend voor toegang op het landingsterrein melden zich aan voordat zij het landingsterrein betreden en melden zich af, nadat zij het landingsterrein hebben verlaten, bij de Havendienst.

Op het moment dat men zich bij de Havendienst aanmeldt voor het betreden van het landingsterrein, geeft deze de informatie door over werkzaamheden en andere bijzonderheden aan airside.

2.3 Verantwoordelijkheden van personen in het landingsterrein

2.3.1 Rijvaardigheid

Voor het rijden in het landingsterrein is het van belang dat de chauffeur over een voldoende fysieke conditie beschikt, goed en scherp kan zien en goed in staat is om kleuren te onderscheiden.

2.3.2 Persoonlijke bescherming

Aan airside is het dragen van High Visibility Clothing (HVC) verplicht.

(8)

2.3.3 FOD (Foreign Object Debris)

FOD is gedefinieerd als zwerfvuil of losliggende objecten en materialen.

Het is verboden vuilnis, afval, gevaarlijke stoffen of andere stoffen te storten of waar dan ook het op de luchthaven te deponeren, anders dan klein afval in de daarvoor bestemde vuilnisbakken en groot afval in de daarvoor bestemde afvalcontainers, waarbij het systeem volledig afsluitbaar is en wordt afgesloten na gebruik waardoor afval niet door dieren kan worden onttrokken of op een ander manier tot FOD kan overgaan.

Wanneer u FOD aantreft in het landingsterrein, verwijdert u dit indien mogelijk zelf. Wanneer het niet mogelijk of veilig is om dit zelf te doen, informeer dan de Havendienst.

Indien het FOD tot gevaar voor het vliegverkeer kan leiden, geef dit dan eerst door aan de Toren alvorens de Havendienst te informeren.

2.3.4 Begeleiden van voertuigen

Het begeleiden van voertuigen en/of personen in het landingsterrein is slechts toegestaan door een persoon in het bezit van een RTHA-pas met begeleidingsbevoegdheid. Voorts dient naast toestemming van de Havendienst voor het betreden van het landingsterrein apart toestemming verkregen te worden om een of meer personen en/of voertuigen te begeleiden.

2.4 Voertuigeisen

2.4.1 Geschiktheid van het voertuig

Alle voertuigen die worden gebruikt om te rijden in het landingsterrein dienen te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 21 van het Luchthavenreglement.

2.4.2 Dagelijkse inspectie

In de handboeken van de meeste voertuigen wordt aangegeven hoe het voertuig moet worden geïnspecteerd voordat er met een rit wordt aangevangen. Voer deze inspectie tenminste uit voordat ermee voor de eerste keer op een dag wordt gereden in het landingsterrein.

Wanneer een dergelijke inspectie niet in het handboek wordt aangegeven, controleer dan in ieder geval de volgende onderdelen (indien van toepassing op het betreffende voertuig):

 Aanwezigheid van voldoende motorolie;

 Aanwezigheid van voldoende remvloeistof;

 Aanwezigheid van voldoende ruitenwisservloeistof;

 Afwezigheid van olie en/of hydraulische vloeistof op de grond afkomstig van het voertuig;

 Correcte werking van de ruitenwissers;

 Correcte werking van het claxon;

 Correcte werking van de remmen (inclusief de parkeerrem);

 Correcte werking van de motor (geen opvallende onregelmatigheden);

 Correcte werking van de volgende verlichting (zie ook de subparagraaf hieronder):

o Richtingaanwijzers / noodverlichting;

o Gedimd licht;

o Groot licht;

o Mistlampen;

o Remlicht.

2.4.3 Verlichting van het voertuig

De verlichting van het voertuig dient te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 21, vierde en negende lid, van het Luchthavenreglement.

(9)

2.5 Lay-out van de luchthaven

2.5.1 Borden

Borden op verbindingswegen naar taxibanen

Rijdend op een verbindingsweg treft men bij het naderen van een rijbaan op het wegdek een witte dwarsstreep, het woord “STOP” en in de berm een geel bord “STOP PASSERENDE VLIEGTUIGEN” aan. Dit bord markeert de grens tussen het L1- en het L2-gebied. Het is verboden om met een L1-bevoegdheid verder dan dit bord te rijden. Uitsluitend personen met een L2-bevoegdheid mogen in dit gebied komen.

Foto 1: bord op een verbindingsweg naar de taxibaan

Borden op verbindingswegen naar de start- en landingsbaan

Bij het naderen van de start- en landingsbaan vindt men op het wegdek van een verbindingsweg, net als bij het naderen van een taxibaan, een witte dwarsstreep en het woord “STOP” aan. In tegenstelling tot bij een verbindingsweg naar een taxibaan, is de tekst op het bord van een verbindingsweg naar de start- en landingsbaan voorzien van de tekst zoals te zien is op onderstaande foto. Ook hier geldt dat dit bord de grens markeert tussen het L1- en L2-gebied en verder rijden met een L1-bevoegdheid verboden is.

Foto 2: bord op een verbindingsweg naar de start-/landingsbaan

(10)

2.5.2 Wegen

2.5.2.1 Soorten wegen

Om locaties aan airisde te kunnen bereiken zijn er verschillende type wegen aangelegd. De term

‘dienstweg’ is de algemene benaming voor alle wegen die zijn gelegen aan airside. Afhankelijk van de functie van de dienstweg, heeft ieder type weg een specifieke benaming gekregen.

Hieronder staan alle type wegen en welke functie deze hebben.

Type weg: Functie:

Dienstweg verharde of onverharde weg op Airside, daaronder begrepen randwegen, platformwegen, het inspectiepad, verbindingswegen en uitrukwegen.

Randweg dienstweg gelegen langs de platformen op airside.

Inspectiepad dienstweg gelegen in het landingsterrein, die niet in verbinding staat met de start- en landingsbaan of een taxibaan.

Platformweg dienstweg gelegen op een platform ten behoeve van verkeer dat betrokken is met de afhandeling van een vliegtuig.

Verbindingsweg dienstweg die het inspectiepad verbindt met de start-/landingsbaan of met een taxibaan.

Uitrukweg dienstweg die uitsluitend bedoeld is voor het uitrukken van de luchthavenbrandweer in verband met spoedgevallen.

2.5.2.2 Verbindingswegen

Verbindingswegen worden hierbij speciaal uitgelicht, omdat hierop de grens tussen het L1- en het L2- gebied is gelegen. Een verbindingsweg verschaft immers toegang tot de start-/landingsbaan of tot een taxibaan. Het is uitdrukkelijk verboden om met een L1-bevoegdheid verder te rijden dan deze grens. Zie paragraaf 2.5.1 voor hoe de grens te herkennen is.

Hieronder staan alle verbindingswegen opgesomd.

Naam verbindingsweg: Staat in verbinding met: Locatie op de plattegrond:

Toegangsweg kop 06 Start/-landingsbaan (begin baan 06) D3-D5 Witte weggetje Start/-landingsbaan (halverwege de baan) N3-N5 Toegangsweg kop 24 noord Start/-landingsbaan (begin baan 24) W3-W5

Oefenweg Taxibaan V Q8

Kazerneweg Taxibaan V J8

Toegangsweg November Taxibaan N H8-J8

2.5.2.3 Bijzondere situaties

De standaard markering en bebording die men op een verbindingsweg aantreft wanneer men de start-/landingsbaan of een taxibaan nadert, is beschreven in paragraaf 2.5.1.

Daarnaast doen zich op een aantal dienstwegen nog enkele bijzondere situaties voor, die hieronder zijn beschreven.

Inspectiepad

Op het Inspectiepad, ter hoogte van de ILS-koerslijnzender van baan 24, geldt een stopgebod wanneer er sprake is van BZO fase B, C en D (zie paragraaf 2.6.1 voor de BZO-regeling). Op de plattegrond is deze locatie te vinden in de vakken B4 t/m B6. Wanneer u de kaartlaag “ILS Protection Zone BZO B,C,D” selecteert, ziet u een groen gearceerd gebied over het Inspectiepad liggen. Dit is het storingsgebied van de ILS-koerslijnzender van baan 24 tijdens CAT I/T/1-naderingen. Deze naderingen kunnen worden gevlogen bij zichtwaarden die lager zijn dan 550 meter en waarvoor een groter gebied dan bij normale naderingen (zie daarvoor de kaartlaag “ILS Protection Zone”) vrij moet zijn van objecten die de zender zouden kunnen verstoren.

(11)

Hoewel er geen werkzaamheden in het landingsterrein mogen plaatsvinden bij zichtwaarden beneden de 1000 meter, kan het gebeuren dat u zich in het landingsterrein bevindt terwijl de

zichtwaarde drastisch terugloopt. Wanneer de zichtwaarde zodanig is teruggelopen dat er sprake is van BZO fase B, C of D, dan dient u voor de stopstreep bij het bord van figuur 1 op het inspectiepad te stoppen en toestemming te vragen aan de Toren om de weg te vervolgen. U kunt de Toren bereiken via telefoonnummer 010 – 446 08 12.

Figuur 1: Bord op Inspectiepad Kazerneweg

De Kazerneweg is een verbindingsweg gelegen tussen de nieuwe kazerne en taxibaan Victor. Deze weg is bedoeld om de voertuigen van de brandweer een snelle toegang te verschaffen tot taxibaan Victor. Het is echter geen uitrukweg en kan daarom ook door andere voertuigen worden gebruikt. Het gebruik door andere voertuigen wordt echter afgeraden als daar niet directe noodzaak toe is, om ervoor te zorgen dat de brandweer, in geval van een calamiteit, zo min mogelijk gehinderd wordt.

Toegang tot de kazerne vanaf het Inspectiepad is voorbehouden aan de brandweer,

hulpdiensten en verkeer toegestaan door de On Scene Commander (OSC) van de

luchthavenbrandweer (zie de foto hiernaast).

Foto 3: Toegang tot de kazerne vanaf het Inspectiepad

Uitrukweg

Deze weg voorziet de brandweervoertuigen, in geval van een calamiteit, directe toegang tot taxibaan V of de start- en landingsbaan. Een uitrukweg ligt in het verlengde van de Kazerneweg en de andere verbindt de brandweeroefenplaats met taxibaan V. Omdat het een uitrukweg is, mag deze weg uitsluitend in geval van calamiteiten door brandweervoertuigen gebruikt worden. Uitrukwegen zijn te herkennen aan het bord op foto 4 hieronder.

(12)

Foto 4: Uitrukweg met bijbehorende borden

Toegangsweg November

Parallel aan taxibaan V is Toegangsweg November aangelegd. Deze dienstweg maakt het mogelijk om vanaf de nieuwe kazerne direct te rijden naar taxibaan N zonder dat taxibaan V afgereden hoeft te worden.

Foto 5: Toegangsweg November voor de kruising met de air taxiway

Net als het bord “STOP – PASSERENDE VLIEGTUIGEN”, geeft het bord “STOP – PASSERENDE

HELIKOPTERS” in combinatie met het bord “Stopverbod 100 m” de grens aan tussen het L1- en het L2- gebied. Uitsluitend pashouders met een L2-bevoegdheid mogen deze grens passeren.

Tenslotte treft men nog een stopverbod aan bij de kruising met de Kazerneweg. Dit stopverbod over

(13)

calamiteit een vrije uitrukroute hebben. Voor het kruisen van de uitrukroute gelden, afgezien van het stopverbod, geen verdere voorwaarden. Zie foto 6 voor het stopverbod bij de kruising met de uitrukroute.

Foto 6: Stopverbod bij de kruising met de Kazerneweg

Passeerstrook (foto 7)

Ongeveer halverwege het Inspectiepad tussen de Oefenweg en de Kazerneweg is een passeerstrook aangelegd. Het Inspectiepad kan door de brandweer, ook in geval van een calamiteit, gebruikt worden. Om de brandweer niet te hinderen, kunt u de passeerstrook gebruiken om te stoppen.

Foto 7: Passeerstrook

Oversteek taxibaan ter hoogte van tussenliggend wachtpunt Q (foto 8)

Ter hoogte van het tussenliggend wachtpunt Q kruist het Inspectiepad een taxibaan. Omdat deze kruising buiten L2-gebied ligt, is het oversteken ervan ook toegestaan voor personen met een L1- bevoegdheid. Taxiënde en gesleepte luchtvaartuigen, evenals motorvoertuigen die deze begeleiden, hebben voorrang. U dient voor de witte dwarsstreep en het woord “STOP” bij het rode bord met de vliegtuigsymbolen te stoppen en u zich er van te vergewissen geen vliegtuigen te hinderen alvorens de kruising over te steken.

Bij de oversteek geldt een stopverbod over een lengte van 50 meter. Dit stopverbod is bedoeld om ervoor te zorgen dat er geen voertuig stilstaat in het gebied dat door luchtvaartuigen wordt gebruikt om te taxiën.

(14)

Foto 8: Oversteek ter hoogte van tussenliggend meldpunt Q

2.5.3 Protection zones (critical area en sensitive area)

In het landingsterrein van RTHA bevinden zich gevoelige bakens, die snel verstoord kunnen worden. In het stralingsgebied van de antennes is een zogenaamd "storingsgebied" (critical area) ingesteld dat niet betreden mag worden. Wanneer een voertuig namelijk onbedoeld het storingsgebied binnenrijdt, valt het signaal van dit baken onherroepelijk weg. Dit leidt tot een direct gevaar voor vliegtuigen die landen met behulp van dergelijke bakens.

Het storingsgebied is gemarkeerd met rood/gele borden (zie foto’s 9 en 10).

Foto’s 9 en 10: Afzetting storingsgebied

Bij landingsoperaties onder slecht zicht weersomstandigheden mogen zich geen voertuigen of vliegtuigen in de omgeving van de betreffende baan bevinden. Het dan verboden gebied heet de “Protection Zone”

(15)

van de Havendienst en de Toren in deze gebieden te komen. Selecteer in de plattegrond de laag “ILS Protection Zone” om te zien waar deze gebieden zich bevinden.

Hoewel de meeste storingsgebieden binnen L2-gebied vallen en u hiermee dus niet in contact zult komen, is er één storingsgebied dat over het Inspectiepad ligt. Zie paragraaf 2.5.2.3 voor een nadere toelichting over deze situatie en wat de procedure is wanneer het storingsgebied geactiveerd is.

2.5.4 Bebouwingen en installaties in het landingsterrein

In het landingsterrein vindt u de hieronder weergegeven bebouwing en installaties. Deze bebouwingen en installaties zijn ook te vinden op de plattegrond.

Gebouw/installatie: Functie: Locatie plattegrond: Foto:

Baanstation Voor schakelen van o.a. (taxi-)baanverlichting (ook: regelkamer 2) R3 12 VDF-station Bepaalt de richting waar een vliegtuig zich bevindt t.o.v. RTHA B4 11 Zichtmeter Bepalen de zichtwaarde op de baan (RWY Visual Range – RVR) I4 en R4 17 Anemometers Bepalen de windrichting en -snelheid voor een specifieke baan J4 en R4

Localizer-antennes Bieden de mogelijkheid om op instrumenten te landen B5 en Y5

Glidepath-antennes Bieden de mogelijkheid om op instrumenten te landen I4 en S4 16

VHF-antennes Ten behoeve van de communicatie van de LVNL Q8 13

Meteoveld Voor het verzamelen en registreren van meteorologische data O3 15 Naderingsverlichting 06 Hulpmiddel voor het aanvliegen op het midden van baan 06 B5 t/m D5 3 Naderingsverlichting 24 Hulpmiddel voor het aanvliegen op het midden van baan 24 X5 t/m Z5 4 Algemene windzak Zie verder deze paragraaf voor uitleg over de functie H10 19 Baanwindzakken Zie verder deze paragraaf voor uitleg over de functie E5 en V6 20 Brandweeroefenplaats Trainingslocatie van de luchthavenbrandweer (o.a. containers) R8-S8 14 Gemaal Voor het op peil houden van het waterniveau in de singel V9

Foto 11: VDF-station Foto 12: Baanstation (regelkamer 2)

(16)

Foto 13: VHF communicatie-antennes Foto 14: Brandweeroefenplaats

Foto 15: Meteoveld Foto 16: Glidepath-antenne baan 06

Foto 17: zichtmeter Foto 18: Compenseerplaats

Op Rotterdam The Hague Airport bevinden zich 4 windzakken:

 In het grasgebied noordoostelijk van het platform naast taxibaan November: de “officiële” algemene windzak (foto 19), die ook in het AIP staat vermeld.

 Bij de brandweerkazerne ten behoeve van de brandweerinzet.

(17)

 De andere twee zijn opgesteld ter linkerzijde voor de drempel van de beide banen en zijn bedoeld om de vlieger te informeren over de windconditie tijdens zijn aanstaande take-off. De beide baan- windzakken zijn permanent verlicht en zijn dus ook in het donker bruikbaar (foto 20).

Foto 19: Algemene windzak Foto 20: Windzak naast de baan

Een windzak verschaft niet alleen informatie over de windrichting, maar kan ook gebruikt worden om de windsnelheid globaal vast te stellen. (In droge toestand geeft iedere horizontale rode- of witte baan ca. 5 knopen windsnelheid aan).

2.5.5 Hekken, poorten en uitgangsstellingen

Alle hekken in het landingsterrein hebben een nummer.

De officiële doorgangen naar airside zijn:

 Poort 18 (toegangspoort tot landingsterrein, vak D8 op de plattegrond);

 Poort 19 (toegangspoort voor Foxtrot, KJC en de hangaars, vak H13-I13 op de plattegrond);

Foto 21: Poort 18 Foto 22: Poort 19

Bovenstaande poorten zijn de enige ‘hekken’ waardoor toegang tot airside kan worden verkregen. Alle andere hekken die landside met airside verbinden, worden alleen gebruikt in geval van een calamiteit.

Vandaar dat deze hekken ook “crashhekken” of “calamiteitenhekken” worden genoemd.

Alle hekken op RTHA zijn genummerd en bieden daarmee een visuele oriëntatie in het landingsterrein.

Tevens kan, als de situatie daarom vraagt, bij contact met de Havendienst een heknummer worden genoemd om de locatie waarop de situatie betrekking heeft aan te duiden.

(18)

Voor het kunnen slagen voor het L1- en/of L2-examen is het van belang om alle hekken op een plattegrond aan te kunnen wijzen en te weten welke nummers daarbij horen. De hekken staan op de plattegrond vermeld met witte cijfers in een rode cirkel. Zorg wel dat de laag “Veldbevoegdheid”

ingeschakeld is om de heknummers te kunnen zien.

Aan landzijde bevinden zich op diverse wegen en kruispunten rode borden met het opschrift “UGS A” en

“UGS B”. Deze borden leiden de hulpverleners naar de uitgangsstellingen.

In het kader van de Calamiteitenplan is een uitgangsstelling (UGS) vastgesteld. Een UGS is de plaats waar het bij de rampenbestrijding in te zetten potentieel wordt samengetrokken, van waaruit het wordt ingezet en waarheen het na de werkzaamheden terugkeert.

Poort 18 en 19 zijn aangewezen als uitgangsstellingen, waarbij:

 UGS A samenvalt met poort 18; en

 UGS B samenvalt met poort 19.

2.6 Gevaren van rijden in het landingsterrein

2.6.1 Beperkt Zicht Omstandigheden (BZO)

Wanneer de zichtwaarden in het landingsterrein onder een bepaalde waarde komen wordt er door de LVNL een BZO-fase afgekondigd.

Een en ander is samengevat in de regeling “BEPERKT ZICHT OMSTANDIGHEDEN”:

1. BZO fase A 550 m ≤ laagste RVR ≤ 1500 m en/of 200 ft ≤ wolkenbasis ≤ 300 ft

- De protection zone (critical + sensitive area) van baan 06/24 dient te worden vrijgemaakt van obstakels en voertuigen; ook dienen alle werkzaamheden in de protection zone te worden gestopt.

RVR < 1000 m

- Werkzaamheden in het landingsterrein worden beëindigd en het gebied wordt vrijgemaakt.

2. BZO fase B 350 m ≤ laagste RVR < 550 m en/ of wolkenbasis < 200 ft

- Rijden met operationele voertuigen op taxibaan alleen na toestemming TWR.

- TWR informeert Operations alvorens taxiklaring te geven.

- Operations zorgt voor begeleiding van het taxiënd verkeer of geeft aan of de taxiroute vrij is als er geen marshaller beschikbaar is.

3. BZO fase C 100 m ≤ laagste RVR < 350 m

- Bij vliegverkeer maatregelen als bij 2.

4. BZO fase D RVR < 100 m

- Geen vliegverkeer.

Het bovenstaande houdt in dat er bij een zicht van minder dan 1500 meter beperkingen gelden voor de toegang tot het landingsterrein.

Bij een zicht van minder dan 1000 meter is het niet toegestaan het landingsterrein te betreden.

Selecteer in de plattegrond de laag “BZO” om te kunnen zien op welk deel van airside de BZO-regeling van toepassing is.

2.6.2 Extreme weersomstandigheden 2.6.2.1 Onweer

Wanneer binnen een straal van 5 kilometer van de luchthaven ontladingen van onweer (bliksem) zijn, wordt door de Havendienst een afhandelingsverbod ingesteld. Dit afhandelingsverbod houdt in dat er

(19)

aan airside geen mensen zich in de open lucht mogen bevinden. Dit geldt zowel voor passagiers als voor personeel.

Het afhandelingsverbod is te herkennen aan zwaailampen op het platform en een luide toon gedurende de eerste 30 seconden van het afhandelingsverbod.

Mocht u zich in het landingsterrein begeven, dan kan het zijn dat u de toon niet heeft gehoord en/of de zwaailampen niet kunt zien. Als u het vermoeden heeft dat de ontladingen binnen de straal van 5 kilometer van de luchthaven zijn en u bevindt zich op dat moment buiten uw voertuig, ga dan zo snel mogelijk terug het voertuig in en neem contact op met de Havendienst voor verdere instructies.

2.6.2.2 Extreme regenval

Door extreme regenval kan het zicht aanzienlijk teruglopen. Tevens kunnen er plassen ontstaan die de controle over het voertuig bemoeilijken. Pas uw rijgedrag hierop aan. Zie ook paragraaf 2.7.3 over wat u moet doen als u door het slechte zicht niet meer weet waar u bent.

2.6.2.3 Extreme wind

Extreme wind kan, net als extreme regenval, de controle over het voertuig bemoeilijken. Pas ook in dit geval uw rijgedrag hierop aan. Wees tijdens extreme wind extra alert op het risico van FOD (zie ook paragraaf 2.3.3).

2.7 Noodprocedures

2.7.1 Calamiteitenorganisatie Rotterdam The Hague Airport

Indien een luchtvaartuig aangeeft dat er een probleem is kan er een alarmstatus voor worden afgegeven door de Duty Manager Operations. Wanneer een dergelijke alarmstatus is afgekondigd zult u door de Havendienst benaderd worden om zo snel mogelijk het landingsterrein te verlaten.

2.7.2 Incident of ongeval met een vliegtuig of voertuig

In geval van een incident of ongeval met een voertuig, bel direct het alarmnummer 010 – 437 11 55. Als het gebruik van een mobiele telefoon niet mogelijk is en u beschikt wel over een TETRA-radio, alarmeer dan de Havendienst via TETRA Kanaal 2.

Probeer altijd mensen in nood te helpen, maar zorg ervoor om daarbij zelf geen gevaar te lopen.

2.7.3 Verdwaald zijn

Bij mist, sneeuw, hevige neerslag of duisternis kan het lastig zijn om vast te stellen waar u zich precies bevindt. Probeer in dat geval aan de hand van markante punten in het landingsterrein uw locatie te bepalen.

Het belangrijkste op dat moment is om te weten of u zich binnen of buiten het L2-gebied bevindt.

Wanneer u zeker weet dat u buiten het L2-gebied bent, dan kunt u contact opnemen met de Havendienst om te helpen uw locatie te bepalen en eventueel begeleiding te vragen.

Bent u wel onbedoeld in L2-gebied terecht gekomen of bent u zich daar niet zeker van, neem dan hoe dan ook zo snel mogelijk contact op met de Havendienst en blijft u waar u bent totdat er hulp is om u te begeleiden.

2.7.4 Uitval van het voertuig

Indien het voertuig waarmee in het landingsterrein wordt gereden uitvalt, geeft u dit dan zo snel mogelijk door aan de Havendienst op telefoonnummer 010 – 446 34 50.

(20)

2.7.5 RTHA-Alarmnummer

Bel in een noodgeval altijd met het RTHA-alarmnummer 010 – 437 11 55.

Het is van groot belang om dit nummer te bellen in plaats van 112. Het RTHA-alarmnummer wordt met de hoogste prioriteit beantwoord door medewerkers van de Havendienst die direct de luchthavenbrandweer kunnen alarmeren. Bovendien staat de Havendienst in directe verbinding met de 112-meldkamer

waardoor hulpdiensten snel gealarmeerd kunnen worden en bij aankomst bij aankomst begeleid worden naar de plaats van het ongeval of noodgeval.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat de timing van de onderhandelingen betreft, pleiten de werkgeversorganisaties – in tegenstelling tot de Britten - voor een status quo transitieperiode die loopt tot de dag van

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

CONTACTPERSOON 1 in noodgeval NAAM EN

Wat ter wereld ziet God dan toch in de mens, Dat Hij wordt de ‘Man aan het kruis’.. De Farizeeërs samen, ja ze kijken

buitengewone middelen sprak de Kerk zich in de volgende bewoordingen uit in de verklaring, welke ik zojuist heb vermeld: ‘Als andere middelen niet voldoende zijn, mag men

9.3 Indien cliënt de voor de uitvoering van de overeenkomst door leverancier nuttig, nodig of wenselijk geachte gegevens, documenten, appa- ratuur, programmatuur, materialen

Ze gaan ervan uit dat de school zelf het beste weet hoe het kind aan te pakken en zijn soms gewoonweg niet in staat om de schoolloopbaan van hun kind te ondersteunen zoals dat bij

De kwaliteitsidentiteit wordt gevormd door het feit dat het departement SOAG expliciet kiest om niet te raken aan de kwaliteit van haar onderwijs.. Passen we het vereiste taalniveau