• No results found

ten kin .eeft . De

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ten kin .eeft . De "

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ten kin .eeft . De

evi-

·oli-

lt.

Ooit bracht de w

R R

de term allochtonen in omloop. Het woord sloeg op immigranten alsmede op hun (klein)kinderen voorzover die zich hier nog min of meer ontheemd voelen. De overheid, bijgevallen door het Sociaal en Cultureel Planbureau, heeft het begrip intussen geob- jectiveerd en ingeperkt tot immigranten uit slechts enkele landen plus hun kinderen. Het gaat om leden van erkende minderheden en om de geboortegrond van henzelf of van minstens één der oud ers. Deze cate- gorie groeit nog steeds, vooral doordat de grote golf van minder- jarigen die via gezinshereniging hierheen kwam, zich nu voortplant.

Mettertijd gaat het aantal dalen, tenzij velen de huwelijkspartners blij- ven zoeken in het stamland. Zo'n daling belooft overigens nog geen integratie, bijvoorbeeld vanwege een onevenredige arbeidsdeelname of in zover moslims hun dochters tijdens de puberteit naar Marokko of Turkije op school sturen .

Van allochtonen wordt aanpassing verwacht . Ook autochtonen kunnen hiertoe bijdragen: bijvoorbeeld door geen bladzijde van het nieuwe Groene Boekje nodeloos te vullen met negatief geladen ver- bindingen van het woord moslim (hierin wijkt de nieuwe spelling nu opmerkelijk af van de oude). Men kan echter ook zo ver tegemoet komen aan ieders vreemde herkomst dat twijfel gaat rijzen omtrent het integratiekader. Zo ligt er een wetsvoorstel om dubbele nationali- teit te vergemakkelijken, wat de drempel naar naturalisatie verlaagt.

Een bijeffect was vorig jaar te zien in Frankrijk, waar vele honderddui- zenden kiezers eerst voor een Franse en naderhand voor een Algerijnse president mochten stemmen. Wordt tussen minderheden onderling gehuwd dan kunnen nakomelingen zelfs drie of meer pas- poorten verzamelen. Aldus kweekt men wereldburgers, maar geen integratie. Zo ook wil de top van o c&w gemeenten verplichten onderricht te verzorgen in door minderheden thuis gesproken talen.

B evo rdert les in het Berbers, Koerdisch of Papiamento welke integra- tie dan ook? Waarnaar moeten allochtonen zich bovendien voegen?

Nederland twijfelt luidkeels aan zijn identiteit. Wie Nederland te schraal vindt als integratiekader kan overschakelen op een Europees burgerschap, maar het ontbreekt de Unie aan een linaua jranca en aan een democratische bedding. Dus dan maar de sprong gewaagd en hou- vast gezocht in een beschaving van wereldwijd met de lippen beleden waarden? Maar de universaliteit daarvan wordt nu juist steeds vaker gerelativeerd als 'te westers'. Menigeen aarzelt te kiezen voor de enig zinvolle definitie van islamitisch fundamentalisme: voorrang voor oer- oude geloofsregels boven fundamentele mensenrechten, zoals daar zijn vrijheid van levensovertuiging en gelijkheid van seksen. Moed- willige spraakverwarring op dit runt bewijst de islam als zodanig een slechte dienst. Sommigen willen zelfs een oecumene met het islami - tisch fundamentalisme aangaan door zelf grondrechten te schrappen.

Volgens Pax Christi Vlaanderen verdient nog slechts één grondrecht echte prioriteit, namelijk vrijdom van wreedheden. Is dat wat wij hier de nieuwe autochtonen te bieden hebben?

Het valt hoe dan ook niet mee zich van buiten komend te richten op een natie en cultuur die aan zichzelf twijfelen, en op een politiek die geen pregnante normen - sociaal of democratisch - meer weet te formuleren waaraan zij een verkiezing later nog wenst te worden her- innerd.

Allochtonen enn1euwe autochtonen

SAM ROZEMOND

Verbonden aan het Instituut voor Internationale Betrekkinsen

'Clinaendael' en .voorzitter s &..P-redactieraad

- -

· -

-

(2)

M

ZÎI on

de

dil

re

ve

ge

he fo1

ral

w

ps: Jit, zij di(

vel

W(

Da Vr he·

w

va1

me

tee

ter

vin

wc

ba(

(3)

s &..o 2 1996

De twaalf

Men krijgt zijn inspiratie soms uit onverwachte

vreugden van de wetenschap

wereld alleen maar op verschillende manieren uit- bron. In mijn geval was het

een hemd, gedragen door een jonge vriend des huizes die zojuist zijn studie aan de London School of Economics had afgesloten, en een T -shirt met het

J.M.M. DE VALK*

gelegd; waar het op aan komt, is haar te verande- ren. Maar dat is niet zo'n nieuwe gedachte. Al enkele eeuwen eerder had Francis Bacon haar geuit, Emeritus hoonleraar sociale .filos#e aan de

Erasmus Universiteit te Rotterdam.

motto van deze instelling

droeg. 'Rerum cognoscere causas' de oorzaken van de dingen leren kennen, stond er op. Een goede zinspreuk voor een instelling van wetenschappelijk onderwijs. Nader onderzoek leerde dat deze woor- den van Vergilius zijn, uit zijn Georaica, het leer- dicht over het boerenbedrijf. 'Felix qui potuit rerum cognoscere eausas', heet het daar . ' In de vertaling van Jda Gerhardt: Gelukkig wie der din- gen oorzaak mocht doorgronden.

2

Ind erdaad: gelukkig! Op het eerste gezicht lijkt het misschien of wij hier met één van die standaard- formules te maken hebben die wij zo vaak in de lite- ratuur tegenkomen en die bijna afgesleten zijn:

Welzalig is de mens die ... beatus vir ... Talrijke psalmverzen beginnen zo,3 en ook in de profane literatuur is deze zinswending niet zeldzaam. Maar zij is echt gemeend . Felix, noemt Vergilius de mens die zich met wetenschap bezig houdt. En drie regels verder heet het: fortunatus. Men kan met de wetenschap gelukkig zijn, er vreugde aan beleven.

Daar denken wij tegenwoordig heel anders over.

Vraag iemand: waartoe dient de wetenschap? Voor het plezier dat men eraan J--.eleeft? Welnee.

Wetenschap is er ter beheersing van de natuur en van de samenleving (de mens inbegrepen), om meer greep te krijgen op onze omgeving, onze techniek te verbeteren, onze produktie te vergro- ten. Dat is het antwoord dat men in onze samenle- ving geeft op de vraag naar de zin van de weten- schapsbeoefening. Vaak citeert men daarbij het woord van Marx, die in zijn 'Stellingen over Feuer- bach' schrijft: tot nu toe hebben de filosofen de

toen hij in zijn Novum Graanurn

(162o)

schreef:

'Natura non nisi parendo vincitur, wij moeten naar de natuur luisteren, om haar te bedwingen'. Enkele jaren later verklaarde René Descartes in zijn Discours de la méthode (

1 6 3

7) dat wij, door de natuur te doorgronden, ons tot 'maîtres et possesseurs de la nature' kunnen opwerken. En

da~

is nog steeds onze instelling ten aanzien van de wetenschap, de natuurwetenschappen even goed als de sociale wetenschappen.

Wetenschap is nutteloos

Lees maar wat er in regeringsstukken staat over het wetenschapsbeleid. Daarin gaat het vooral over de nuttige toepassingen van de wetenschap, over pro- duktievergroting, over versterking van onze con- currentiepositie via een hoog opgeleide beroeps- bevolking. Wij mogen niet achterblijven bij andere landen! Kortom: in de wetenschapsbeoefening gaat het om geld, om macht en om roem (hoeveel Nobelprijswinnaars hebben wij?) .

Daaraan dacht Vergilius (en hij is toch een van de peetvaders van onze beschaving) echter niet.

Hem ging het om wetenschap omwille van de

wetenschap, om zichzelfs wille. Voor hem was

wetenschap een doel op zich, geen middel tot iets

anders. Met andere woorden: wetenschap is nutte-

loos, of behoort dit althans te zijn. Men zou de

bekende versregel van Lucebert kunnen variëren

tot: alles van waarde is nutteloos. Immers, nuttig is

iets dat kan dienen om er iets anders, dat men waar-

devol acht, mee te bereiken; als middel tot een doel

dus. Maar het doel zelf dient nergens anders toe,

het is waardevol in zichzelf.

(4)

68

In mijn colleges inleiding in de wijsbegeerte heb ik dit altijd zo gesteld: wijsbegeerte is nutteloos . De studenten reageerden daar steeds wat ongelovig- lachend op. Zij zijn gewend aan de gedachte: wat koop ik er voor? Het antwoord is, wat de wijsbe- geerte aangaat: Niets, maar je zult ook geen behoef- te meer hebben om iets te kopen.

Ik ov~rdrijf uiteraard. Natuurlijk heeft ook wijs- begeerte wel enig nut. Je leert er helderder door denken, je leert hoofdzaken van bijzaken te onder- scheiden, je leert erdoor te relativeren en drogre - denen te ontmaskeren. Maar in laatste instantie gaat het daar niet om. De fraaie Nederlandse term voor filosofie, wijsbegeerte, drukt het volmaakt uit: men begeert wijs te worden. En dat is genoeg. Zo inge- steld, smaakt men de vreugden van de wetenschap.

Ik heb er een lijstje van gemaakt, en twaalf vreug- den onderscheiden. Het maken van lijstjes, heeft Umberto Eco opgemerkt, is een typisch Middel- eeuwse beschrijvende strategie. In zijn roman De

naam van de roos

vermeldt hij vele van deze opsom- mingen. Wij kennen ze ook in de Nederlandse lite- ratuur: denk aan Beatrijs van Nazareth en haar

Seven Manieren van Minnen

(I 2 35) en Jakob van Maerlants

Van den vijf V rouden (I 2 7

5). Meer nog kennen wij dergelijke opsommingen uit het Middeleeuwse godsdienstonderricht: de drie goddelijke deugden, de vier voornaamste waarheden, de zeven hoofd- zonden, de zeven werken van barmhartigheid, de zeven gaven van de Heilige Geest, de negen enge- lenkoren, de tien geboden, de twaalf artikelen van het geloof, de veertien staties van de kruisweg en nog talrijke andere. Dat is typisch Middeleeuws, maar het maken van lijstjes is al in de late Oudheid begonnen. Uit die tijd dateren bijvoorbeeld de opsommingen van de zeven wijzen en de zeven wereldwonderen.

Het maken van lijstjes heeft dus al een eerbied- waardig verleden, ook al is het enigszins in onbruik geraakt. Alleen in de Chinese Volksrepubliek wordt het nog in ere gehouden. Elk van de grote propagandacampagnes die het land onder Mao overspoelden, kende zijn lijstjes: de drie hervor-

mingen, de vier bezuinigingen, de drie oudegetrou- wen (de drie bekendste verhalen uit het Rode Boekje van Mao) en de negen kategorieën van onge- wenste personen (waarbij de intellectuelen de 'negende stinkende kategorie' vormden) zijn er slechts enkele voorbeelden van.

Maar nu ons eigen lijstje:

de twaalf vreuaden van de wetenschap.

I

De eerste vreugde die de wetenschap ons biedt, is die van de

verwonderinB,

die volgens Aristoteles de bron van alle kennis is. Ik citeer uit zijn

Metaphysica:

'Want het is uit verwondering en verbazing dat de mensen zijn begonnen te filosoferen, en dit is nog altijd hun eerste drijfveer ... Zij bedrijven weten- schap om te kunnen

weten,

en niet om een of ander nuttig doel. En dit wordt bevestigd door de feiten, want pas toen in de eerste levensbehoeften was voorzien, en zelfs enig comfort en ontspanning ver- zekerd waren, begonnen zij deze kennis te zoe- ken'4. En in zijn

Poetica

zegt hij: 'Leren is een natuurlijk genoegen, niet beperkt tot de filosofen, maar eigen aan alle mensen'

5.

Deze nieuwsgierigheid, deze wetensdorst, maakt een mens gelukkig. Verwondering staat niet ver

af

van bewondering, en is evenals zij een bron van vreugde. Zo gezien is het onbegrijpelijk dat Sirnon Stevin als motto had 'Wonder en is geen wonder'; en dat Machiavelli het Horatiaanse 'Ni! admirari', zich over niets verbazen, tot lijf- spreuk koos. Het zijn slecht passende motto's voor twee mannen die een onverzadigbare nieuwsgierig- heid bezaten. Veel karakteristieker voor de man van wetenschap is dan de reactie van de Engelse natuurkundige Arthur Eddington. Toen deze voor de zoveelste maal een experiment had uitgevoerd dat Einsteins theorie bevestigde, moet hij hebben uitgeroepen: Jammer, het klopt!

6 .

Hij had liever iets nieuws, iets onverklaarbaars gevonden.

II

De tweede vreugde van de wetenschap is die van de ontdekking. Dit kan de

ontdekkina

van een kennisge-

*De tekst van dit essay is een bewerking van een rede gehouden op de zeventig- ste Dies van de Erasmus Universiteit.

Met dank aan de Seniorenacademie, Rijksuniversiteit Groningen.

1. Publius Verailius Maro, Georaica, u, 490. 5. AristoteleS, Poetica, t, 5.

2. Verailius, Het boerenbedrijf vertaald door Jda G.M.Gerhardt, Amsterdam 1949, blz.49·

].Psalmen 1, 32,41, 112, 119en 128.

4· Aristoteles, Metaphysica, 98 2b.

6. 'Foiled aaain! We have learnt nothinB new about nature'. Ik heb deze uitspraak onthouden uit het afscheidscollege van prof. dr.] .H. Oortin 1970.

bi e,

Wa

we· me zell gro bes No

be~

bei I en do< ker ont

Lit'

die ho< dd nat hel

mil

W1

VO<

die ont get roe de1

Nu

be1

bel

he1

var

de

hei

ke1

nat

da1

het

(5)

)U-

>de

:re-

" de

er

de

, is de

ica:

de

lOg

en- der en,

Nas

·er- oe-

een

en,

rst,

u et ron

dat een nse Lijf- oor rig- nan else oor

erd ben :ver

1

de

;ge-

g .ak

an ,_.,. l

5&_021996

bied zijn, maar ook de oplossing van een probleem.

Wat het eerste betreft: wanneer de aankomende wetenschapsbeoefenaar voor het eerst kennis maakt met een probleemgebied waarvan hij tot dusverre zelfs het bestaan niet vermoedde, kan hem een groot geluksgevoel doorstromen. Dat er zoiets bestaat, dat je deze dingen kunt onderzoeken!

Novalis noemt de eerste kennismaking met de wijs- begeerte in één adem met de eerste kus: voor hem beide even emotionele ervaringen.7 Andere verha- len hoe hun nieuwe vergezichten werden geopend door de filosofie der geschiedenis: een haast dron- kenmakende ervaring. Een filoloog wiens naam mij ontschoten is, die in de vorige eeuw ontdekte dat in Litouwen een taal gesproken wordt die nog heel dicht staat bij het Sanskriet, geraakte daardoor in de hoogste staat van opwinding en beschrijft die ont- dekking met woorden waarin de emotie nog natrilt.

8

Velen van u zullen soortgelijke ervaringen hebben gehad, ook al waren deze misschien wat minder hevig.

Wat het

ontdekken van oplossinsen betrift.,

is het grote voorbeeld natuurlijk het Heureka van Archimedes, die in bad zittend de grondwet van de hydrostatica ontdekte en daarover zo gelukkig was dat hij, ver- getend zich eerst aan te kleden, het huis uit rende, roepende: ik heb het gevonden! ik heb het gevon- den!

9

Pythagoras, zo vertelt men, was zó gelukkig met de ontdekking van de naar hem genoemde stel- ling, dat hij de goden honderd ossen offerde.

10

Hij moet wel buiten zichzelf geweest zijn van vreugde.

Nu zijn de meesten van ons onderzoekers van bescheiden formaat, wie het niet gegeven is om belangrijke ontdekkingen te doen. Maar ook een her-ontdekking kan grote vreugde brengen. Wie van ons is het niet gebeurd dat hij - geholpen door de literatuur en leermeesters - opeens een waar- heid ontdekte die hij tot dan toe slechts formeel kende. Zó zit dat dus, roept men dan uit. Ja, natuurlijk, is de reactie van de omgeving: wist je dat dan niet 7 Het staat in alle handboeken. Zeker, maar het lééfde tot dusver niet; je had er wel kennis van

1· Nova/is, Fragmente, I, 6o.

8. Jean Mauclère, Essai d 'histaire du peuple lituanien, Paris 1930, blz. 1 1 7 -1 2 2.

9· Aldus verhaalt Marcus Vitruvius Pollio, De architectura ( 16-1 3 v. Chr.), IX, 3.

1 o. Diogenes Laertius, De vitis ph i/aso phorum, (ca. 22o n. Chr.), vm, 12.

1 1. J.H.Newman, An Essay in Aid

cif

genomen, maar het was geen geestelijk bezit ; nu pas wéét je het. Het is het enorme verschil tussen wat Newman noemde notional knowledge en real knowledge; en je moet het zelf ervaren hebben om te weten hoe groot het verschil is, en hoe geluk- kig het bereiken van persoonlijke kennis je kan maken.

I 1

Dan kan men met Pythagoras meevoelen, ook al offeren wij geen ossen meer.

I l l

De derde vreugde van de wetenschap is die van het

inzicht:

het begrijpen van de samenhangen in de werkelijkheid, of ook wel het scheppen van orde in de wereld der verschijnselen: zó moet je dat zien.

' 't Is toch mooi dat je alles zoo zeker weten kunt', zegt Nescio ironisch in zijn

Titaantjes.

Maar daar doelt hij op schijnwetenschap en gelijkhebberij.

Het is mooi om iets te weten, verbanden te zien in de op het eerste gezicht chaotische en in ieder geval overstelpende werkelijkheid. In een bespreking van twee nieuwe boeken op het gebied van de astrofysi- ca in de

Times Literary Supplement

trof mij dat het ene boek 'exciting' en het andere 'exhilarating' genoemd wordt. Twee verschillende recensenten geven aldus beiden aan dat de inzichten die zij uit deze boeken verkregen hadden spannend en opwin- dend zijn .

1 2

Het geeft niet dat de dingen waarover de weten- schapsman in opwinding raakt voor de buitenwacht vaak onbegrijpelijk zijn of triviaal lijken. De inwo- ners van Milete lachten Thales uit, die al peinzend in een put liep,

1 3

en die van Syracuse maakten zich vrolijk over de naakte Archimedes. Doch dezen merkten dat in hun blijdschap niet eens; hun vreug- de was blijvender, en wie het laatst lacht, lacht het best.

IV

De vierde vreugde van de wetenschap is van bescheiden aard, doch zij kan niettemin een diepe voldoening zijn. Het is de vreugde van het goed en competent beoefenen van het ambacht, dat de wetenschap óók is. Het is weinig wetenschapsbeoe- fenaars gegeven, grote ontdekkingen te doen of

a Grammar

cif

Assent, 1870.

1 2. The Times Literary Supplement, 29 juli 198 3. De bedoelde boeken zijn Wolf.

Ta kina the Q,Jantum Leap, en Allaby and Lovelock, The Great Extinction

1 3. Dioaenes Laertius, t.a.p., I, 34·

Ook bij Plmo, Theaetetus, 17 a-d.

(6)

baanbrekend werk te verrichten (ook al wordt van ons allen verwacht dat wij grensverleggend onder- zoek doen, zoals dat tegenwoordig heet). De mees - ten van ons zijn de waterdragers en houthakkers der wetenschap: onze prestaties zijn van bescheidener aard. Maar onderschat de vreugde niet, die het goed uitoefenen van het ambacht kan geven. Het kennen van de materialen en de bronnen, het goed gebruik van het instrumentarium, van naslagwerken en compendia, het weten waar te zoeken en wat te combineren, het gewetensvol natrekken van alle gegevens en verwijzingen, dat vak beheerst men niet zó maar, doch dat vraagt toewijding en ijver.

Er is nogal eens gelachen over de pedanterie van sommige geleerden. Lichtenberg noemt in zijn onlangs uitgegeven briefwisseling als hoogtepunt van geleerdheid een 'lijstje van errata in de lijst van errata'.

'4

Wij mogen rustig met hem meesmuilen.

Maar het gaat hier alleen maar om de overdrijving van op zich heel lovenswaardige en voldoening gevende nauwkeurigheid.

V

De vijfde vreugde van de wetenschap is die van het spel, dat vrijwel iedere menselijke bezigheid in meerdere of mindere mate kenmerkt, en dat ook de wetenschap niet vreemd is.

In

zijn

Homo ludens

betwijfelt Huizinga of er in de moderne wetenschap nog plaats is voor de spelhouding. 'Zeker vertoont zij minder ludieke trekken dan in de tijdperken van haar eerste oorsprong of van haar herleving sedert de Renaissance tot in de achttiende eeuw', stelt hij vast.

15

Maar als men ziet, wat hij als spelvormen in de wetenschap noemt - tot in het ridicule doorge- voerde classificatiesystematiek, of domme woord- verklaringen '

6

- dan denk ik dat hij enkele belang- rijke elementen van de moderne wetenschap over het hoofd ziet.

Daargelaten nu dat alle zuivere wetenschap, die zich niet behoeft te bekommeren om nut of toepas- sing doch haar doel uitsluitend in zichzelf vindt, altijd een sterk element van spel in zich bergt, kan er gewezen worden op het feit dat wetenschappe-

14. Ceoro Christoph Lichtenbera, Briifwechsel, hrsa. von Ulrich Joost und Albrecht Schó'ne, 1, München, 198 3.

15. j.Huizinaa. Homo Ludens, Proeve ener bepalin9 van het spel-element der cultuur, Haarlem 1951 3 ,blz. 209.

16. Huizinaa. t.a.p., blz. 2o8.

1 7. 'The most incomprehensible thin9 about the world is that it is comprehensible'.

Citaat ontleend aan Philip Frank,

lijk onderzoek dikwijls verwantschap vertoont met het oplossen van een puzzle, en dezelfde spanning bij het zoeken en voldoening bij het vinden geeft.

Ook denke men aan het speelse dat ligt in de goed geslaagde wiskundige formule, in de raak getroffen verbale formulering. De geweldige ontdekking van Kepler en Galilei, dat de wiskunde een sleutel is tot het verstaan van de natuur, is reeds dikwijls beschreven. Maar niemand heeft dit inzicht zo treffend geformuleeerd als Albert Einstein, toen hij zei: 'Het eeuwige onbegrijpelijke van de wereld is haar begrijpelijkheid'.

'7

Zo'n speelse formulering is een kleine kostbaarheid, die vreugde geeft. Onze landgenoot Jacob Moleschott is in de vorige eeuw ook eens zo'n formulering gelukt: zijn beroemde 'Ohne Phosphor kein Gedanke', een vondst die hij vergeefs heeft trachten te herhalen. '

8

Mag ik u, wat het speelse element in de weten- schap betreft, tenslotte de oude Chinese vergelij- king in herinnering roepen, die het leven van de geleerde indeelt in de fase van de kameel, die van de leeuw en die van het kind . Men begint met als een kameel vrachten kennis te verzamelen en met zich mee te torsen; daarna gaat men de problemen grommend als een leeuw te lijf; ten slotte is men ze meester geworden, en speelt ermede als een kind.

'9

'One should wear one's learning lightly', zeggen de Engelsen, die ook als wetenschapsbeoe- fenaars gaarne amateurs blijven. Ze hebben groot gelijk. Tenslotte betekent scholè, waarvan ons woord school is afgeleid, in oorsprong: vrije tijd.

En daarin speelt men.

VI

De zesde vreugde van de wetenschap is die van het uitleggen van de gewonnen inzichten aan anderen.

Zij vormt het complement van het begrijpen, want goed

uitleasen

is niet de simpele overdracht van kennis, maar het

laten

begrijpen. Trefzekere, helde- re formuleringen zijn daarvoor nodig, en een goed opgebouwd betoog waaraan al het vakmanschap te pas komt dat men zich verworven heeft. Maar dan zó dat de leerling zelf gaat zien waarom het gaat,

Relativity, Boston, 1950, blz. 133.

Zie ook Maurice Merleau-Ponty, Siones, Paris 196o, eh. vm: Einstein et la cri,!e de la raison, blz. 242-249.

1 8. jacob Moleschott, Die Lehre der Nahrunosmittel, Erlangen 185o, blz. 1 16.

19. Deze vergelijking is o.m. uitge werkt door Nietzsche in een hoofdstuk van zijn A lso sprach Zarathustra ('V on den drei Verwandlunoen).

zon

Dal

vro de

wel

het

De het gen het van een hel: goe hel:

of2 me hij

ree

sch

De uid het gr der,

naa

aan

urn

ten aan lijk

beo

te

1 VO<

reu var

zei

eer

20. uite goe niet leer

2 I.

Eve

(7)

-

net t ing eft.

)ed fen van tot rijls zo . hij dis ing nze uw 1de hij

en-

!llj- de

1

de

een

:i eh 1en

1

ze een ly', oe- oot ons ijd.

het en.

ant van de-

>ed

1

te lan tat,

s &..o 2 •996

zonder de leermeester eenvoudig na te praten.

20

Daarom vergeleek Socrates, zoon van een vroed - vrouw ,2

1

zijn onderwijs met hààr kunst: hij hielp bij de geboorte van inzicht. En evenals bij het ter wereld komen van een kind, is er dan vreugde in het huis.

VIl

De zevende vreugde van de wetenschap is eveneens het complement van een eerder genoemd genoe- gen, dat van het ontdekken. Het is de vreugde van het

wesen wijzen,

het laten ontdekken door anderen van de rijkdommen der wetenschap. Dàt zou je eens moeten lezen, of: zoek eens in die richting:

heb je daaraan gedacht? Weet je dat daar een heel goed boek over is? Of: trek dit hulplijntje eens. Of:

heb je het al eens met dit instrument geprobeerd?

Vaak weet de ervaren onderzoeker zelf ook niet of zijn suggesties iets zullen opleveren, maar hij ziet meer kanten aan het probleem dan de beginner en hij helpt hem die ontdekken. Hij heeft het voor- recht wegen te mogen wijzen in de tuin der weten- schap.

VliJ

De achtste vreugde van de wetenschap is het deel uitmaken van een

serneenschap

van onderzoekers, het opgenomen zijn in een communauteit waarin de grootsten hun plaats hebben naast de meer beschei- den talenten. Wij werken in een 'univer iteit'; die naam is een verkorting van de fraaie middeleeuwse aanduiding 'universitas magistrorum et scholari- um', een gemeenschap van leermeesters en studen- ten. Wij werken samen, beginners eng vorderden, aan een taak die groter is dan elk van ons afzonder- lijk aan kan.

Maar de gemeenschap waarin de wetenschaps- beoefenaars werken, strekt zich vcrder uit in ruim- te en in tijd . Indien wij verder zien dan wie ons voorgingen, is dat omdat wij op de schouders van reuzen staan, zei John van Salisbury, die bisschop van Chartres was in de twaalfde eeuw.

22

Newton zei het hem na, en ook wij kunnen dat doen. Wie een wetenschap beoefent, neemt deel aan een

gesprek met de grote mannen en vrouwen van alle tijden.

Vele denkers hebben gewezen op het grote voorrecht dat dit betekent. De lectuur van goede boeken, zegt Dcscartes, is als een gesprek met de grootste geesten van vroeger eeuwen want in hun boeken tonen zij zich van hun beste kant.

23

Niemand heeft deze ervaring beter onder woor- den gebracht dan Machiavelli. Ik citeer een stukje uit de beroemde brief die hij in december r

51 3

van- uit zijn ballingsoord aan zijn vriend Vettori schrijft.

Hij schildert zijn dagindeling. En dan zegt hij:

's Avonds ga ik mijn studeervertrek binnen. Bij de deur ontdoe ik mij van mijn daagse kleren die vol modder zitten, en ik trek mijn diplomatengewaad aan. En als ik dan aldus passend ben aangekleed, treed ik binnen in de gemeenschap van de grote schrijvers uit de Oudheid, door wie ik liefdevol ontvangen word en bij wie ik het voedsel tot mij neem dat het enige is waarvoor ik op de wereld ben gekomen. Ik schaam mij dan niet om met hen te spreken en hen naar het motief van hun daden te vragen. En in hun welwillendheid geven zij mij ant- woord. En vier uur lang voel ik geen enkel verdriet, vergeet ik al mijn zorgen, heb ik geen ·angst voor de armoede en word ik niet verontrust door de drei- ging van de dood; met hart en ziel geef ik me aan hen over'.

24

IX

De negende vreugde van de wetenschap is de

bewon- derins

voor grootse prestaties van het menselijk ver- nuft en voor hun scheppers. Wij kunnen als weten- schapsbeoefenaars de prestaties van de reuzen niet evenaren, maar onze training stelt ons wel in staat ze beter op waarde te schatten, en er dus meer van te genieten, dan buitenstaanders gegeven is.

En het vermogen tot bewondering maakt de mens gelukkig. In zijn

Traité des passions

herleidt Descartes alle edele bewegingen van het menselijk gemoed tot deze ene: l'admiration. Het doet wat kunstma- tig aan, deze verenging van heel het gevoelsleven tot één grondpassie (dat deed men overigens in die tijd wel meer). Maar hij had slechter kunnen kiezen.

2o. In zijn De maaistro zet Auaustinus uiteen dat de oorspronkelijkheid van de goede leermeester hierin bestaat, dat hij niet hinderlijk tussen de leerling n en de leerstof gaat staan.

21. Dloeenes Laerc.ius, t.a.p., 11, 18.

Eveneens Plato, Theaetetus, 148e-I51 d.

2 2. john van Salisbury, Metaloaicus 111, rv (Migne, P.L. 199, 9ooC). Hij schrijft dit gezegde toe aan Bernarel van Chartres, leider van de School van Chartres in het begin van de twaalfde eeuw (Ik dank deze verwijzing aan prof.

dr.Th. van Velthoven).

2 3. Discours de la méthode, l.

24. Niceoio Machiavelli, Lettere (Opere, v 1. A cura di Francesco Gaeta). Milano 1961, blz. 304 (brief van 1 o december 1513)·

71

(8)

72

x

De tiende vreugde van de wetenschap bestaat uit het

onbaatzuchtia

bezig zijn. Grote geleerden wijden zich met geheel hun hart aan hun werk, daarbij zichzelf vergetend. De verstrooidheid die vele geleerden kenmerkt is eigenlijk in het geheel geen verstrooiing, maar een teken van hun uiterste con- centratie op één onderwerp, waardoor al het overi- ge onbelangrijk wordt. Toen Luis de Léon, de beroemde Spaanse humanist, na vijf jaren in de ker- kers van de Inquisitie te hebben verbleven, zijn onderwijs aan de universiteit van Salamanca weer mocht hervatten, begon hij zijn eerste college met de woorden: 'Gisteren waren wij gebleven bij .. .'.

Zijn eigen lot was oninteressant, alleen de weten- schap was de moeite waard.

25

Deze onbaatzuchtigheid kent nog een andere, schone verschijningsvorm: wanneer de meester zich erover verheugt dat de leerling hem voorbij- streeft.

26

XI

De elfde vreugde van de wetenschap is die van het bezig zijn met iets dat, althans in zijn beste voort- brengselen,

tijdloos

is, ontstegen aan de wisselvallig- heden van het aardse bestaan en van het persoonlijk lot. 'Wat verdwijne, wat verschijne, 't hangt niet aan een los geval' dichtte Bilderdijk.

27

Wij zoeken naar iets blijvends, ook al beseft iedere onderzoeker dat zijn resultaten iets voorlopigs hebben en steeds onder kritiek dienen te worden geplaatst. Het gebouw der wetenschap groeit langzaam doch gestaag, en daaraan werken vele mensen mee.

Wij geloven in onze tijd niet meer zo grif in de aanstaande voltooiing van dit gebouw, zoals in de vorige eeuw nog door vele wetenschapsbeoefenaars werd aangenomen. Evenmin voelen wij de behoef- te aan het tot stand brengen van een allesomvatten- de Summa of Encyclopedie, zoals Aristoteles, Thomas, Hegel en zelfs nog Comte en Spencer dit beproefden, een werk waarin de tijd als het ware wordt stilgezet omdat alles begrepen is. Het ideaal van de philosophia perennis van Leibniz is ver-

bleekt. Wij weten dat er nog veel te doen is, en dat de wetenschap waarschijnlijk nimmer haar voltooi- ing zal bereiken. Maar toch tilt het zoeken naar het vaste, het blijvende in de werkelijkheid (al was het maar de regelmaat in de verandering) ons boven het wisselvallige van het leven uit.

'Wir wollen durch Erfahrung nicht sowohl klug (für ein andermal) als weise (fur immer) werden', zegt Jacob Burckhardt op onnavolgbare wijze in zijn

Weltaeschichtliche Betrachtunaen. 28

En even verder lezen wij: 'Onze wetenschap is niet slechts een recht en een plicht, maar tevens een diepe behoef- te; zij is onze vrijheid temidden van het bewustzijn van de algemene gebondenheid aan de stroom der noodzakelijkheid'.

29

Misschien is het daarom dat Sertillanges durft te beweren dat de ware intellec- tueel tot aan het einde van zijn leven jong blijft: hij kan niet verzuren of verbitteren, want hij heeft deel aan de eeuwige jeugd der waarheid.

Jo

XII

De zojuist aangehaalde woorden van Burckhardt preluderen op hetgeen de twaalfde en hoogste vreugde van de wetenschap genoemd mag worden:

de aanschouwins van de werkelijkheid.

Wij overschrij- den daarmee de grenzen van de eigenlijke weten- schap. Want zij vormt er weliswaar de onmisbare voorbereiding toe, doch zij kan deze aanschouwing niet zelf geven. Het is de

theoria,

de hoogste wijze van kennen volgens de Grieken, waarbij de mens door een goddelijke vonk wordt aangeraakt.l' Zij wordt slechts aan enkele uitverkorenen vergund, zegt Aristoteles, en dan nog slechts voor korte ogenblikken.

J 2

Maar zij vormt de bekroning van het wetenschappelijk bezig zijn en tevens zijn hoog- ste beloning: in haar vinden wij het volmaakte geluk. Wij vinden deze gedachte van Aristoteles terug in de Middeleeuwen, bij Thomas van Aquino, die de contemplatie de hoogste menselijke activiteit noemt. 'De hoogste vreugde van de mens bestaat in het uitoefenen van zijn hoogste vermogen, namelijk het verdiepen van zijn geest in de onvergelijkelijke

2 5. De anecdote betreffende Luis de Léon vond ik in Gerald Brenan,

27. W.Bilderdijk. Afscheid (1811). Parijs 1950 4,blz. 279·

The Literature '![ the Spanish People ( 19 51 ), New York I 957, blz. 157.

2 6. Zie over de onbaatzuchtigheid der wetenschap ookA.G.M. van Me/sen, Theoria en praxis, Amsterdam 1 964, blz. 5-7.

In: Gedichten. Bibliotheek der Nederlandse Letteren, Amsterdam 194J, blz. 161.

2 8. jacob Burckhardt,

Weltaeschichtliche Betrachwnaen, 1, 1 . 29. Burckhardt, ibidem.

JO. A.D.Ser!illanaes, La vie intellecwelle.

Son esprit, ses conditions, ses méthodes.

J I. Hannelore Rausch, Theoria. V on ihrer sakra/en Zur pbilosophischen Bedeu!ina.

München 1982.

J 2. Aristoteles, Metaphysica, I 02 5b ; Ethica Nicomachea, I I na, I I 78b.

waal het' Ie

rUl

Het ge ra doel kor die

1

hem filos wac.

ind(

Ex l

duw

'

gew

geld

vree

geef

(9)

at

11-

et et et

lg ,

I>

jn er

~n

:f- jn er .at

c-

uj

~el

dt , te

n:

ij-

11-

re ng ze ns

~ij

cl,

·te an g- : te .es

o, eit in ijk ke

s &..o 2 1996

waarheid'

.33

Zo ziet het ook Spinoza: de kennis van het wezen der dingen geeft de hoogst mogelijke zie- lerust.34

Het is de oude droom om tot een wetenschap te geraken die de wereld niet slechts kan verklaren, doch tevens ons bewustzijn in harmonie met de kosmos brengt. De Grieken beseften dat de mens die niet uit eigen krachten kan volbrengen; het kan hem slechts geschonken worden. De christelijke filosofen wisten dat hun dit geluk in het hiernamaals wachtte. Wij vinden de ontroerende uiting daarvan in de woorden die Ncwman als zijn grafschrift koos:

Ex umbris et imaginibus in veritatem, uit de scha- duwen en beelden in de waarheid.35

Voor de hedendaagse mens is het moeilijk geworden daarin te geloven. Maar ook voor hem geldt dat de tot wijsheid gerijpte wetenschap hem vrede kan brengen. Ik keer terug naar Vergilius, en geef nu ook de verzen die op de in de aanvang geci-

33. Thomas van Aquino, Opusc. X, de Causis, /eet. 1. Zie ook zijn Summa Theoloaiae, 11 11ae, q. 3, art. 8 ; en Opusc.

xm, Compendium theoloaiae, 1 04.

34·

Ethica, v, stelling XXVII

teerde regel volgen, in de mooie vertaling van Ida Gerhardt:

Gelukkig wie der dingen oorzaak mocht doorgronden,

die alle angsten en het onverbiddelijk noodlot dwong aan zijn voeten.

Geen bijlenbundels van het volk, geen koningspurper

raakt hem: geen tweedracht, broeders tot verraad ontrustend.

Hem kwelt niet de haat tegen wie heeft.

Vreemd blijft hem het ijzeren recht, het bezeten forum en

de staatsgebouwen.3

6

Dit zijn de vreugden van de wetenschap. Daaraan mogen wij deelhebben. Verheugen wij ons daar- over: gaudeamus igitur

!

35·

Wi!Jrid Word, The L!fe '![John Henry Cardinal Newman, London 19 1 2, 11, blz.

537·

36. Verailius, Georaica, 11, 490-502.

Gerhardt, t.a.p., blz.49·

73

(10)

74

De Nederlandse overlegecono- mie ligt onder vuur. Veel van onze sociaal-economische pro- blemen wordt geweten aan het corporatisme, het stelsel dat als alternatief bedoeld is voor de jungle van de vrije markt of de

vcrsta~ring

van centrale plan- ning. Het corporatisme is een organisatie van de economie via organisaties van beroepsstanden, waarbij de maatschappijordening voornamelijk wordt bepaald door maatschappelijke elites in plaats van democratische verte- genwoordiging. Het corporatis- me wordt wel eens beschouwd als een erfgenaam van het gilden- stelsel. Het was populair onder katholieke denkers eerder deze eeuw, en werd gesteund door het fascisme. Dat is op zichzelf geen reden om corporatisme te verwerpen: Mussolini wilde ook dat de treinen op tijd zouden rij- den (wat ze overigens ook bij hem niet deden) een nog immer actuele en nobele doelstelling.

Nederland kent een aantal typisch corporatistische institu- ties, zoals de Raad van de Arbeid, de PBO's (Publiekrechterlijke Bedrijfsorganisaties) en de sE

R

(Sociaal Economische Raad).

1

Ook is de sociale zekerheid in belangrijke mate op corporatisti- sche leest geschoeid.

2

Tot medio jaren zeventig bestond er vrij brede steun voor onze economi- sche instituties (al waren er vroe- ge critici, zoals Pieter Hennip- man). Maar toen de Nederlandse economie slecht bestand bleek te zijn tegen externe schokken kwamen deze instellingen onder vuur te liggen. De overleg-eco- nomie had moeite zich aan nieu- we omstandigheden aan te pas- sen. Dit leidde tot ontwrichte openbare financiën en tot enor-

- - - -- - - - I"» 1

DEUGDEN EN ONDEUGDEN VAN EEN OVERLEGECONOMIE

Corpora- tisme in ontbinding?

HUGO KEUZENKAMP

Universitair Docent economie aan de

KuB

en redacteur van

s &..o

me problemen op de arbeids- markt, met een spectaculair ge- stegen geregistreerde en verbor- gen werkloosheid die structureel van aard bleek te zijn.3

Uitsluitins

Er zijn twee belangrijke bezwa- ren tegen de corporatistische overlegeconomie. Het eerste is dat niet iedereen aan het overleg mag deelnemen. Er zijn insiders, zij die zich vertegenwoordigd weten

in

de sE

R,

en

outsiders,

bijvoorbeeld ongeorganiseerde werknemers, werknemers die bij een 'verkeerde' bond zijn aange- sloten, werklozen of kleine zelf- standigen die geen vertegen- woordigers

in

het overlegcircuit hebben. Het profiel van de insider die

in

het overleg vertegenwoor- digd is, is een voltijds werkende man die een langdurig vast arbeidsverband heeft. Het is dan ook niet erg verbazingwekkend dat onze arbeidsmarktinstituties geneigd zijn een d rgelijk profiel verder te bevorderen.

4

Als de

insiders

afspraken ma- ken die ten koste van de buiten- staander gaan, dan dient de poli- tiek deze afspraken te corrige- ren. In de praktijk blijkt dat bui- tengewoon moeilijk te zijn. De discussie over het algemeen ver- bindend verklaren (A vv-en, in jargon) van collectieve arbeids- overeenkomsten illustreert dit probleem.

Insiders

hebben veelal belang bij CAo's met hoge loon- schalen. Voor zittende werkne- mers is dat evident, maar ook werkgevers hebben er baat bij als een drempel voor de markt wordt gelegd die potentiële toe- treders (starters van nieuwe be- drijfjes) doet terugdeinzen. Als voorbeeld: . Neckerman Reizen en Holland International kunnen op deze manier concurrentie van

-

kleir moe is ee heb I:

bere te Of vrijh dat<

gen ders huid paar ban ruirr

ders

I van • aat, arbe zeke

Een 1 corp wor1 part1 is ol worl geve dan een naan over woo dep bij e werl Ned graa

I. ES

beva gelo~

de PI

2. Zi1 Staat, 3· Zi en Ri econt Robe (red.

Bed re Ams1 dam,

'Kos1

nr. 3

(11)

s- e-

r-

el

a- le

is eg

rs,

Yd ,

rs,

Je )ij

e-

lf-

n-

lit Ier

de

tst

an nd .es iel

•a-

n-

li-

~e­

li- )e

!T-

in l.s- :l.it lal

IC-

ok als

·kt

)C- )C-

\ls :en .en

·an

kleine reisbureautjes voor en door allochtonen ont- moedigen. De discussie over de winkelsluitingswet is een andere illustratie: huidige belanghebbenden hebben voordeel bij beperkte openingstijden. Wie bereid is om op minder plezierige tijden een winkel te openen wordt dat verboden. In Londen, waar de vrijheid voor de detailhandel veel groter is, zie je dat de kleine middenstand in sterke mate vcrdron- gen is door allochtonen.5 De huidige middenstan- ders willen liever ('voor het eigen bestwil van de huidige outsiders') de drempel handhaven. Ook het paarse kabinet (en juist de PvdA) heeft moeite deze ban te doorbreken, al zijn de marges flink ver- ruimd. Er zijn legio andere voorbeelden waar insi- ders hun zaakjes goed voor elkaar-hebben, variërend van de boekhandels en de taxiwereld tot het notari- aat, de medische specialisten, de landbouw, de arbeidsbemiddeling en de beheerders van de sociale zekerheid.

Verantwoordelijkheid

Een tweede bezwaar tegen het 'reëel existerende corporatisme' is dat er vel-antwoordelijkheden worden afgeschoven naar de elites die de sociale partners vertegenwoordigen, zonder dat duidelijk is of die verantwoordelijkheid ook waar gemaakt wordt. Er bestaat geen beter voorbeeld van de gevolgen van het ontbreken van checks and balances dan de w A o.

6

Een noodzakelijke voorwaarde voor een goed functionerend corporatisme is dat zoge- naamde 'externe effecten' van het gedrag door de overlegpartners worden geïnternaliseerd. In ge- woon Nederlands: het algemeen belang moet door de partners worden gediend. Dit kan het geval zijn bij een zeer hoge organisatiegraad van (potentiële) werknemers en (potentiële) werkgevers.

7

In Nederland is daar geen sprake van: de organisatie- graad van de vakbeweging is laag (rond 25 pro-

cent), terwijl potentiële werkgevers (in tegenstel- ling tot g nestelden) zich uiteraard al helemaal niet laten organiseren. Het gevolg is dat insiders afwen- telen op outsiders.

De wAoillustreert dit mechanisme. Tot voor kort bestond er een zeer goed vangnet voor arbeidson- geschikten, met betere uitkeringsvoorwaarden dan in geval van werkloosheid. Werkgevers en werkne- mers beheerden de toegang tot dit vangnet met

'kleine commissies' die individuele w A a-aanvra- gen moesten beoordelen. Deze commissies ope- reerden op lokaal niveau. De consequenties van hun beslissingen werden echter niet aan datzelfde niveau toegerekend maar landelijk omgeslagen.

Het afkeuren van een gezonde maar overtollige werknemer zonder arbeidsmarktperspectief was daardoor voor individuele werkgevers en werkne- mers aantrekkelijk: de w A o werd een sociale manier om werknemers te lozen. De rekening bleef onzichtbaar, maar doordat vele werkgevers hetzelf- de gedrag vertoonden en de kleine commissies niet geprikkeld werden restrictief op te treden steeg het aantal WAO-ers tot een miljoen, en de WAo-pre- mie navenant. Corporatisme dat als èen 'niet co- operatief spel' wordt gespeeld leidt tot een priso- ners' dilemma: uiteindelijk is iedereen slechter af.

Een grote groep werknemers is eerst uitgestoten en vervolgens uitgesloten, want de sociale instituties zijn niet gericht op re-integratie. Exit is een beleids- mechanisme dat ook in het corporatisme niet ont- breekt.

Alleen met een sterke coördinatie en een goede regeling van verantwoordelijkheid en aansprake- lijkheid kan het corporatisme naar behoren functio- neren. Overigens, ook een geheel liberale markt- structuur is in veel gevallen sub-optimaal. Typische

1. ESB (•995), nummers 4021 en 4028, bevatten een door Arnold Heertje uit- gelokte discussie over de toekomst van de PBO.

Enige relativerende woorden zijn te vinden in Jul es Theeuwes ( 1994), ESBnr. 3974, pp. 76o-763.

Amsterdam, pp. 1 oS-1 2 1.

7. De inmiddels klassieke studie op dit gebied is die van Lars Calmfors en John Driffill ( 1988), 'Bargaining structure, corporatism and macroeconomie per- formance', in Economie Policy. Zij sugge- reren op grond van internationaal verge- lijkend onderzoek dat 'vakbonds-lan- den' met sterk centrale loononderhan- delingen en 'liberale' landen met sterk decentrale onderhandelingen econo- misch beter scoren dan landen met verbrokkelde vakbondsmacht en onder- handelingen op een tussenliggend niveau.

2. Zie AbramdeSwaan (1989), Zore en Staat, Bert Bakker, Amsterdam.

J. Zie onder meer Hugo Keuzenkamp en Riek van der Ploeg, 'De politieke economie van de verzorgingsstaat', in:

Robert Kloosterman en Ruud Knaack (red.), Het Nederlandse Model, Kansen en Bedreinineen van de Verzorainosstaat, Amsterdam University Press, Amster- dam, pp. 21·]6;Jan Groot(1994), 'Kosten van de overlegeconomie', ESB nr. 3974, pp. 7 56-759.

4· Zie ook de bijdrage van Esping- Andersen in dit nummer.

Het verzet van Heertje tegen het corporatisme komt niet alleen tot uiting in zijn kritiek op de PBO (zie boven), maar ook in zijn pleidooi voor de 24-uurs economie die gedwarsboomd wordt door gevestigde belangen. Zie zijn bijdrage elders in dit nummer.

6. Zie Hugo Keuzenkamp, 'Even Apeldoorn bellen', in Jet Bussemaker e.a. ( 1 994), Verzorainosstaat Tussen Individualisme en Solidariteit, wos,

75

(12)

\~.,

s &..o

2

•996

voorbeelden zijn marktimp erfecties bij verzekerin - gen voor arbeidsongeschiktheid en werkloosheid als gevolg van a-symmetrische informatie omtrent de risico's (moreel risico, averechtse selectie) en risico-correlatie. Ook ee n liberaal model kan niet zonder ordening, anders is wederom iedereen slechter af door het ontbreken van bijvoorbeeld bepaal?e gewenste verzekeringsmarkten.

Juist de voorwaarden voor een werkzaam corpora- tisme zijn in de loop van de tijd zwakker geworden.

De vakbeweging is sinds de jaren tachtig bewust steeds meer gedecentraliseerd. cAo's worden in toenemende mate volgens het

ccifetaria-systeem

be- paald, zodat individuele bedrijven niet in een knel - lend keurslijf worden gedwongen. Er is sprake van een verschuiving van collectieve verantwoordelijk- heden naar het individuele belang, het internalise- ren van extern e effecten wordt daardoor steeds moeilijker. Vaak is het eigenbelang statisch (behoud van een machtspositie), hetgeen in een dynamische omgeving niet de beste leidraad voor politiek is.

Het staat echter niet zonder meer vast dat bij- voorbeeld de vakbeweging zich maatschappelijk 'onverantwoordelijk' gedraagt door hoge lonen af te dwingen.

8

Van Praag en Hop vinden empirische steun voor de stelling dat de invloed van de vakbe- weging op de loonvorming nivellerend en loonma - tigend is. Wie loonmatiging en een gelijke inko - mensverdeling wenselijk vindt mag concluderen dat ons 'Rijnlandse' model hiervoor tamelijk effectief is. Critici van het corporatisme (zoals Eduard Bomhoff en Sweder van Wijnbergen) menen echter dat loonmatiging slechts bijdraagt aan nationale verarming, terwijl deze vorm van nivelle- ring de verstarring van de economie versterkt.

Fjficiency

Tegenstanders van het corporatisme kunnen met r echt het uit de hand lopen van de

w

AO, of de lang- durige uitsluiting van een onderklasse van de arbeidsmarkt, aanvoeren als argumenten tegen het corporatisme. Maar er zijn ook pluspunten. Een

eerste is dat een overlegcultuur glijmiddel voor aanpassingen kan zijn. In zijn bijdrage aan dit num - mer bespreekt Hemcrijek verschillende gedrags- modellen, ontleend aan het werk van Albert Hirschman:

exit

ofwel weglopen, stemverheffing (protest) en loyaliteit. De eerste optie hoort bij een liberaal scenario, terwijl stemverheffing en loyali - teit, aldus Hemerijck, goed bij de sociaal-democra- tie passen. D e kernvraag is natuurlijk of eenieder een gelijke stem heeft om te verheffen, en ofloyali- teit niet ee nzijdig van een onderklasse wordt ver- langd. Hierboven suggereerde ik al dat

exit

niet alleen een liberale optie is: h et corporatisme sluit sommigen zelfs definitief buiten. In een liberale wereld staan in zo'n geval vele andere ingangen open (de vraag is uiteraard of die alternatieve opties aantrekkelijker zijn dan de koesterende uitsluiting van het corporatisme).

Teulings gaat in zijn bijdrage aan dit nummer nader in op de doelmatigheid van corporatistische loon - vorming. Hij wijst op belangrijke voordelen. In het bijzonder vermijdt deze manier van loononderhan- delen beloningsverschillen die zouden ontstaan door monopolistisch e machtsposities. Uiteraard gaat dit niet op voor onze notarissen en medisch specialisten, maar blijkbaar wel voor het gros van de 'gewone' werknemers. 9 Teulings suggereert dat onderhandelen over arbeidsvoorwaarden een apar- te vaardigheid is. In navolging van Adam Smith kan dan worden gesteld dat specialisatie tot grotere welvaart leidt: besteedt de onderhandelingen dus uit aan organisaties van werkgevers en werknemers die daar goed in zijn, daarmee reduceer je de trans- actiekosten op de arbeidsmarkt. 10 Bovendien blijkt dat de onderhandelingsresultaten voldoende ruimte voor flexibiliteit bieden om specifieke problemen in individuele bedrijven op te lossen. Ook Hemerijck, die zich beroept op het werk van Katzenstein, oor- deelt dat machtsmisbruik en protectionisme bij de corporatistische loonvorming ni et veel voorkomt:

juist kleine open corporatistische econom1een onderwerpen zich gemakkelijk aan de wer eld-

8. Zie, naa t het artikel van Teulings in dit nummer, Bernard van Praag en Peter Hop (

1995),

ESB

403

2, pp.

996-999,

en de discussie in ESB (

1996),

nr.

4040.

9· Het zou interessant zijn om na te gaan of dezelfde conclusie overeind blijft

indien ook secundaire arbeidsvoorwaar- den in beschouwing worden genomen.

Er zijn voorbeelden die op het tegendeel

wijzen (zoals het recente conflict bij de politie aangeeft). Ook zijn de arbeids- voorwaarden bij sommige van de corpo- ratistische instellingen zelf een school- voorbeeld van misbruik van machtsposi- ties (denk aan het GAK).

omzeilen) verklaren. Op eenzelfde wijze kunnen transactiekosten het bestaan van instituties rechtvaardigen;

de 'nieuw institutionele economie' is hierop gebaseerd. Zie Coase (

1 93

7), 'The nature of the firm', Economica 4, pp. 3 86-4o 5.

1 o. Ronald Coase suggereerde dat trans- actiekosten het bestaan van onder- nemingen (die intern juist de markt

mark het d hand«

zettel is sin<

linge1 VI pro bi funct mentJ de er·

koste reder Den onde1 Het

G

werd schiel vers' het cL stelse het is waan

n

De h het , gebr<

ders e.

mie

1

gehru

Wat

manc

enkel

vallel

di ge

on de

van

l

vorm

Ange

deelli

win si

ven, 1

on de

(13)

) r

1-

s- rt lg

:n i- a-

~r

i-

r-

et

tit

le

:n

es

er

rl-

et

rl-

m

rd :h

m

at

r- m

re

US

rs s- kt te in k,

r-

1 e

tt:

~n

d-

s &..o 2 1996

markt. Maar geldt deze conclusie echter ook voor het deel van de economie dat niet aan de wereld- handel bloot staat? De tijd dat de industrie als loon - zetter voor de rest van de economie functioneerde is sinds het decentraliseren van de loononderhande- lingen namelijk voorbij.

Waar Teulings geen aandacht aan besteedt is het probleem van kunstmatig hoge loonschalen en functie-eisen onderin de arbeidsmarkt. Juist dit ele- ment van corporatistische loonvorming wordt door de critici genoemd als groot nadeel, omdat het ten koste van de uitgeslotenen gaat. Maar er is geen reden waarom hier geen mouw aan te passen valt.

De minister van Sociale Zaken kan weigeren om onderdelen van een

CAO

verbindend te verklaren.

Het dreigement om dit machtsmiddel te gebruiken werd onlangs na lang dralen 'uitgesproken (en schielijk ingetrokken). De organisaties van werkge- vers en werknemers suggereren dat uitvoering van het dreigement tot een volledige herziening van het stelsel van loononderhandelingen zal leiden, maar het is sterk de vraag of dit tegen-dreigement geloof- waardig is .

De deelnemerseconomie

De leider van Labour, Tony Blair, heeft recent in het Verenigd Koninkrijk een discussie op gang gebracht over de 'deelnemerseconomie' (stakehol- ders economy) in plaats van de aandeelhoudersecono- mie (stockholders economy). Het begrip is al eerder gehanteerd, bijvoorbeeld door Michel Albert.

1 1

Wat precies een deelnemerseconomie is weet nie- mand, maar het Nederlandse corporatisme bevat enkele elementen die onder deze noemer kunnen vallen. Dat deze 'deelnemerseconomie' een waar- dige opvolger kan zijn van het corporatisme komt onder meer tot uiting in een opvallend onderzoek van H.W. de Jong, waarin het succes van deze vorm van kapitalisme wordt gesignaleerd.

1 2

Angelsaksisch georiënteerde bedrijven, die het aan- deelhouderskapitalisme vertegenwoordigen, zijn winstgevender dan Continentaal-Europese bedrij- ven, die vaker beschermingsconstructies hebben en onder de invloed van banken en werknemers moe-

11. Michel Albert(1992), Kapitalisme Contra Kapitalisme, Contact, Amsterdam, p. 106.

12. H. W. de Jong (1995), European capitalism: between freedom and social justice, Review

of

lndusuial Oraanization

I 0, pp. 399-419.

1 3. Zie bijvoorbeeld Pim Fortuyn

ten opereren. De dreiging van vijandige overname lijkt het management wakker te houden en aan de winstgevendheid bij te dragen. Echter, onder de grootste Europese ondernemingen blijken de Britse relatief klein te zijn in termen van werknemers, omzet, toege voegde waarde en arbeidsproduktivi- teit. Sterker, de Britse ondernemingen groeien minder hard dan continentale ondernemingen. De Jong suggereert dat beschermingsconstructies, invloed van banken en van werknemers een belang- rijke bijdrage kunnen leveren aan de prestati es van bedrijven.

De deelnemerseconomie is een alternatief voor de contracteconomie van Pim Fortuyn.

1 3

Volgens Fortuyn leidt de vervlechting en liberalisering van de wereldeconomie, samen met de technologische revolutie, onafwendbaar tot een nieuwe organisatie van de economie. Het wordt steeds makkelijker om werk in hapjes uit te besteden aan contractpartijen, waarbij de goedkoopste partij waar ook ter wereld onder handbereik is. Of het nu om tekenwerk voor grote aannemers, de administratie van de

KLM

of vertalingen voor v

N

u gaat, Internet brengt de marktpartijen tot elkaar. Er kleeft echtèr een groot nadeel aan een economie die gebaseerd is op kortlo- pende contracten. Bij een vast dienstverband loont het voor een bedrijf om te investeren in de werkne- mer. De werknemer heeft omgekeerd voordeel bij loyaal gedrag om daarmee op lange termijn de car- rière te verbeteren. Met dficiency waaes (lonen die boven het normale marktpeil liggen) wordt extra inzet uitgelokt, waardoor de arbeidsproduktiviteit hoog is. Langdurige en vaste contacten met han- delspartners bevorderen vertrouwen waardoor meer riskante transacties mogelijk worden, wat innovaties mogelijk maakt. Een geheel flexibele markt ontbeert vertrouwen en kent hoge transac- tiekosten, doordat ondernemers en werknemers steeds achterdochtig zullen zijn. Niet voor niets kent de Amerikaanse economie een bloeiende bedrijfstak van juridische dienstverlening; Francis Fukuyama spreekt in dit verband van een low trust society.

14

( 1992), Aan her Volk van Nederland, De Contractmaatschappij: een Politiek- Economische Zedenschets, Contact, Amsterdam.

14. Zie zijn boek Trust: The Social Virwes and the Creation oJProsperity, Hamish Hamilton, London 1995.

77

(14)

Besluit

Onderzoek zoals dat van Teulings en De Jong geeft aan dat het een mythe is dat de toenemende ver- vlechting van de wereldeconomie ons dwingt om afstand te nemen van onze huidige institutionele vormgeving van de economie of dat we converge- ren naar één welomschreven liberaal model. Er is ook geen reden om alle instituties die uit het corpo- ratismé ontsproten zijn bij voorbaat af te danken . Niet alleen de sociale rechtvaardigheid kan daar onder leiden, maar ook de doelmatigheid van de economie.

Het corporatisme is naar mijn mening inderdaad in ontbinding. Ik geef toe dat ik dat met genoegen gade sla. Maar dat betekent niet dat we opmarche- ren naar een Angelsaksisch-liberale economie, of dat zulks gewenst is. Net zo min als Singapore onze arbeidsverhoudingen dicteert bepalen de v s onze toekomstige vormgeving van de samenleving. De vaag gedefinieerde deelnemerseconomie lijkt eer- der ons voorland te zijn. Waar echter voor gewaakt moet worden is dat zo'n deelnemerseconomie ver- starrend. werkt, ondernemerschap ontmoedigt, vertrouwen beschaamt en tot uitsluiting leidt. Let's make things better, inderdaad.

Corp~

vakbo nisatit in de Zalm , Centn van

~

in zijl verge1 zijn

SI

de co achtel van

VI

een <

ge beu op e plicht af scha

o.

tisme uiteer en se Serlij een

r.

voor de e<

die I geweo de pl.

riek nie u"

twee<

onze~

oude waari

tries (

Hoe staan<

invasi kerhe aan he heidso ten fl, ons s ome•

te h V ere•

tot r

bekk<

teren

bovet

(15)

ln :n

~e

~e

Ie r-

~t

r- t,

's

Corporatistische organisaties als vakbonden en werkgeversorga- nisaties zitten de afgelopen jaren in de beklaagdenbank. Gerrit Zalm als directeur van het Centraal Planbureau, Swcdcr van Wijnbergen, Ad Geelhoed in zijn Es B -artikelen en niet te vergeten Eduard Bomhoff in zijn smakelijke en smaakmaken- de columns in de N RC, zij allen achten het corporatisme de bron van veel kwaad in Nederland. In een dergelijk klimaat kan het gebeuren dat de Tweede Kamer op een achternamiddag de ver- plichte adviesaanvrage bij des ER afschaft.

De aversie tegen het corpora- tism is een culminatiepunt voor uiteenlopende ideeën, analyses en sentimenten. De val van de Berlijnse muur heeft geleid tot een

revival

van de belangstelling voor het marktmechanisme. In de economische wetenschap is die belangstelling nooit weg geweest, maar de ondergang van de planeconomie heeft de reto- riek van de onzichtbare hand nieuwe kracht gegeven. Een tweede factor is het gevoel van onzekerheid over de rol van het oude Europa in een tijdsgewricht waarin

New lndustrialized Coun- tries

(Nrc's) hun plaats opeisen.

Hoe moet de oude dame zich staande houden tegenover de invasie uit het Oosten? Die onze- kerheid wordt gevoed door de aanhoudend hoge werkloos- heidscijfers in Europa. We moe- ten flexibeler worden en kunn n ons steeds minder veroorloven om er onze eigen instituties op na te houden. En hoewel de Verenigde Staten in vcrgelijking tot het opkomende Aziatische bekken niet duidelijk beter pres- teren dan Europa I, verschaft bovenstaand mengsel van onze-

s&..o2I996

DEUGDEN EN ONDEUGDEN VAN EEN OVERLEGECONOMIE

Corpora- tisme in de loon- vorming Paradoxale

conclusies

COEN TEULINGS

Econoom; horj"d Directie Alaemeen-, Sociaal- Economische Aanaeleaenheden

(AsE

A) van het

Ministerie van Sociale Zaken en Werkaeleaenheid

kerheid en analyse een motief om de Amerikaanse instituties zo veel mogelijk te kopiëren. In een dergelijk programma is geen plaats voor corporatistische organisaties. Ten derde bepaalt de ontsporing van de

w

A o het beeld. De rol van de 'kleine commrss1es', waarin werkge- vers en werknemers met weder- zijdse instemming de w A o gebruikte als een grootschalige afvloeiingsregeling is uitgebreid gedocumenteerd. Voor iedere Nederlander geldt: 'we stonden erbij, en keken ernaar'. Toch wordt de corporatistische orga- nisaties hier niet ten onrechte een speciale verantwoordelijk- heid toegedicht.

Last but, notleast

is er de cultu- rele factor. De laatste verkie- zingsuitslag markeert het defini- tieve einde van de verzuilde samenleving. De kiezer is geheel op drift geraakt. De corporatisti- sche organisaties worden bij uit- stek geassocieerd met de verzui- ling. Tegelijkertijd is de burger hoger opgeleid en (dus?) mondi- ger geworden. De opkomst van de calculerende burger en een vleugje individualisering com- pleteren het beeld. De burger wil zelfbepalen hoe zijn arbeid - voorwaarden eruit zien en heeft geen behoefte aan corporatisti- sche betutteling. Deze analyse is vermoedelijk niet toevallig voor- al in intellectuele kring populair .2 Voeg deze elementen bij elkaar in één, allesomvattend, liefst monocausale analyse3 en men krijgt een explosief mengsel: de moloch van de modernisering die onverstoorbaar voortschrijdt en de restanten van het corpora- tisme bijna achteloos terzijde schuift. De analyse staat vast, de rest is vooral een kwestie van de politieke rug recht houden.

79

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De redactie van Philosophia Reformata heeft een belangrijk project opgezet. Aan de schrijvers van het boek van de Open Universiteit waaraan vertegenwoordigers van

deze tijd niet in de eerste plaats van economische, doch van moreele aard zijn en slechts door toepassing der Christelijke beçi' -n kunner worden opgelost, streeft naar em p-

The procedures before the Labour Relations Committees were origi- nally seen as an informal procedure that could lead to a decision in a short time. In practice, the procedure

Telfort is echter van mening dat het niet zo kan zijn dat er geen ruimte voor partijen geboden wordt om te colloceren terwijl KPN wel virtuele collocatie in haar ‘eigen’ ruimte

Onder commerciële waarde zou echter ook kunnen worden verstaan de waarde van het pensioen zoals de uitvoerder van het pensioen in eigen beheer dit in de jaarrekening moet opnemen

We noemen deze sociale herschikkingen ‘triggers’ voor de ontwikkeling van ‘plural policing’ tendensen, waarbij interactieve arrangementen tot stand komen tussen zowel private

Dataverzameling voor het vragenlijstonderzoek Ook voor deze editie van de eHealth-monitor zijn vragenlijsten afgenomen onder zorggebruikers, mensen met een chronische

Een nieuw lied van een meisje, welke drie jaren als jager onder de Fransche legers heeft gediend, en in de slag voor Austerlitz is gewond geworden... Een nieuw lied' van een