• No results found

Het spoor uit het verleden volgen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het spoor uit het verleden volgen"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stageonderzoek naar de

vertrekkende transporten vanuit

Judendurchgangslager

Westerbork naar de concentratie-

en vernietigingskampen in het

oosten van Europa,

juli 1942 – januari 1945

Het spoor uit

het verleden

volgen

Rijksuniversiteit van Groningen

Master Geschiedenis Vandaag

Stagiaire | A.N. Jongste

Stagebegeleider HcKW | B. Kortholt Stagedocent RUG | dr. S. van der Poel

Datum | 11 augustus 2017

96 treinen

107.000 gedeporteerden

slechts 5.000 keerden terug

(2)

Voorwoord

‘Mannen en vrouwen worden, oud en jong, ziek of niet, dooreen samen met kinderen, met baby’s, in een-en-dezelfde wagen gestouwd. Gezonde mannen en vrouwen tussen mannen en vrouwen met ouderdomskwalen, die voortdurende verpleging behoeven, mannen en vrouwen, die de controle over bepaalde primaire lichaamsfuncties hebben verloren, lammen, doven, blinden, maaglijders, imbecielen, dementen. Alles op de naakte grond, tússen en óp de bagage, dicht op elkaar geklit. Een ton, één tonnetje voor al deze mensen, in de hoek van de wagen, waar zij devant tout le monde hun behoeften kunnen doen; één tonnetje, dat te klein is voor zoveel mensen. Een zak zand ernaast, waaruit ieder een handje kan grijpen tot het bedekken van het vunsje. In een andere hoek een bidon water met kraantje voor hen, die hun dorst willen lessen.’1

Philip Mechanicus, dinsdag 1 juni 1943

Bovenstaand citaat is afkomstig van Philip Mechanicus (1889-1944) die in kamp Westerbork het dagelijkse leven uitvoerig beschreef in zijn dagboeken, die na de oorlog in boekvorm zijn verschenen, getiteld In depot. Dagboek uit Westerbork. Het citaat gaat over het transport dat op dinsdag 1 juni 1943 naar het vernietigingskamp Sobibor vertrok. Onder de 3006 inzittenden was ook de 22-jarige Jules Schelvis (1921-2016) aanwezig. Hij zou als enige het veertiende transport naar Sobibor overleven. Na tweeënzeventig uur kwam de trein aan op de bestemming. Jules zag zijn vrouw, zwager, schoonzus en schoonouders daar voor het laatst. Zij werden een paar uur later vergast. Jules werd doorgestuurd naar een ander kamp en overleefde de oorlog. Hij overleed in 2016 op 95-jarige leeftijd als laatste Nederlandse Sobibor-overlevende.2

Herinnering, herdenking en bezinning zijn drie centrale kernbegrippen voor het Herinneringscentrum Kamp Westerbork.3 Het centrum is een onmisbare schakel in de

herinneringscultuur in Nederland, omdat het voormalig kampterrein een historische plek is waar vandaan bijna 107.000 Joden, 245 Sinti en Roma en enkele tientallen verzetsstrijders zijn gedeporteerd naar het Oosten.4 Herinneren en herdenken is niet

1 Philip Mechanicus, In depot. Dagboek uit Westerbork (Laren/Hooghalen: Uitgeverij Verbum en Herinneringscentrum Kamp Westerbork, 2008), 38.

2 Vrij Nederland, ‘Jules Schelvis: ‘Ik heb vertrouwen in de mensheid gehouden’’ (4 april 2016), www.vn.nl (geraadpleegd 7 augustus 2017).

3 Herinneringscentrum Kamp Westerbork (HcKW). Westerbork, Geschiedenis, Afbraak en herinrichting, ‘Herinrichting’, www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 4 augustus 2017).

4

Herinneringscentrum Kamp Westerbork (HcKW). Westerbork, Geschiedenis, Durchgangslager, ‘Transporten’, www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 4 augustus 2017).

(3)

mogelijk als er geen historisch onderzoek wordt gedaan, omdat alleen dan de gebeurtenissen en de verhalen uit het verleden tot hun recht komen.

De persoonlijke verhalen van zowel overlevenden als van hen die niet meer terugkeerden zijn het levende bewijs van kamp Westerbork als een deportatiemachinerie. Een schijnwereld waarin de kampbewoners van dag tot dag leefden en geen zekerheid hadden of zij de week erna op transport moesten. Het symbool voor deze beladen plek is de trein. Vanaf 15 juli 1942 vertrok twee keer per week een trein naar Auschwitz. Vanaf maart 1943 werd dinsdag de dag van transport en leefden de kampbewoners van ‘dinsdag tot dinsdag’. De grote transporten gingen door tot en met 13 september 1944. Op 3 januari 1945 vertrok nog één klein transport van 36 personen naar het werkkamp Liebenau in Duitsland.

Het te behalen aantal gedeporteerden werd bepaald in Berlijn. De commandant van kamp Westerbork was verantwoordelijk voor het selecteren van kampbewoners die op transport moesten, maar in de praktijk liet hij dit graag over aan Joodse medewerkers van de kampadministratie. Het Westerborkse systeem werd draaiende gehouden door Joodse kampbewoners. De paar SS-ers in het kamp hoefden weinig te doen. Het systeem,

zoals kampcommandant Albert Konrad Gemmeker het had opgezet, werkte voortreffelijk. Telkens vertrok een volle trein naar het Oosten om weer leeg terug te komen.

Van de 5000 gedeporteerden die de oorlog overleefden, hebben talloze hun ervaringen op papier gezet of in een interview verteld. Het verzamelen, lezen, bestuderen en documenteren van deze getuigenissen is essentieel om meer te weten over de 96 transporten die tussen 15 juli 1942 en 3 januari 1945 vanaf de Drentse hei vertrokken. Daarnaast zijn er ook dagboeken, briefjes en objecten bewaard gebleven van hen die nooit meer terugkeerden. Hun laatste woorden of bezittingen zijn sprekende en tegelijk schrijnende bewijzen van de gevolgen van de Jodenvervolging in Nederland en de rest van Europa. Zoals de woorden op het plakkaat bij de ingang van het herinneringscentrum het volgende zeggen:

‘Kamp Westerbork is het verhaal van de moord op 102.000 keer één mens:

Een moeder, een vader, een opa, een grootmoeder, een oom, een tante, een broer, een zuster, een zoon, een dochter, een neef, een nicht, een vriend, een vriendin, een buurman, een klasgenootje…

(4)

Dit stageverslag is een klein steentje dat bijdraagt aan de herinnering aan 107.000 gedeporteerden vanuit kamp Westerbork. Hun persoonlijke verhalen worden niet vergeten, maar worden beetje bij beetje, als puzzelstukjes, bij elkaar gezocht om samen een beter beeld te schetsen van de transporten.

(5)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 5

Stagegevende organisatie: Herinneringscentrum Kamp Westerbork ... 9

1939-1971: kamp Westerbork in vogelvlucht ... 9

Vanaf 1983: Herinneringscentrum Kamp Westerbork ... 11

Beschrijving van de stage... 13

Literatuuronderzoek ... 13

Bronnenonderzoek ... 16

Interviews ... 17

Evaluatie ... 19

Leerdoelen tijdens de stage ... 19

Zelfstandig historisch onderzoek doen ... 19

Archiefonderzoek in diverse archiefinstellingen in Nederland ... 21

Resultaten van het onderzoek gestructureerd ordenen ... 22

Nieuwe kennis en vaardigheden ... 24

Begeleiding gedurende de stage ... 27

Perspectief op een carrière ... 28

Nawoord ... 30

Bibliografie ... 32

Bijlagen ... 37

BIJLAGE 1Overzicht van de onderzochte transporten + data ... 38

BIJLAGE 2Overzicht van gelezen publicaties m.b.t. de transporten ... 43

BIJLAGE 3Overzicht van archiefstukken van HCIS ... 45

BIJLAGE 4Nieuwsbrief-item Vriendendagen 15 & 16 juli 2017 ... 50

BIJLAGE 5Eindpresentatie: hand-out + illustraties ... 51

(6)

Inleiding

Dit stageverslag geeft een beeld van mijn stage bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork (HcKW). Het was een leerzame en interessante stageperiode, maar ook een hele intensieve. Het onderzoek naar de historie en aard van de vertrekkende transporten vanuit kamp Westerbork gaat over een zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis van de vervolging op de Joden.

Het Judendurchgangslager Westerbork was het verzamelkamp voor alle Joden die tijdens de oorlog in Nederland woonden of verbleven. Het is ook de plek van waaruit 107.000 Joden naar ‘het Oosten’ werden gedeporteerd. Het kamp is dus voor velen een ‘tussenstation’ geweest op de weg naar het einde. Slechts 5000 personen keerden na de oorlog terug. Voor de overige gedeporteerden was het transport een enkele reis.

In dit transportenonderzoek staan de gedeporteerden centraal. Tussen 15 juli 1942 en 3 januari 1945 vertrokken vanuit kamp Westerbork 96 transporten naar het Oosten.5 De

meeste transporten gingen naar de vernietigingskampen Auschwitz (65 treinen) en naar Sobibor (19 treinen). De resterende treinen reden naar de concentratiekampen Bergen-Belsen, Theresienstadt, Buchenwald, Ravensbrück of naar andere, kleinere (werk)kampen. In bijlage 1 staat een overzicht van alle bestudeerde transportdata, het aantal gedeporteerden en de bestemming(en).

Tussen het herinneringscentrum en het voormalig kampterrein loopt een pad. Via deze weg kunnen bezoekers zich per pendelbus, per fiets of wandelend naar het kampterrein begeven dat drie kilometer verderop ligt. Langs dit pad zijn bielzen geplaatst. Elke biels is een markering voor een transport dat naar het oosten vertrok tussen juli 1942 en september 1944. Op de bielzen zijn de eindbestemming van de trein en het aantal gedeporteerden van het betreffende transport vermeld.6

Dit gebied tussen het herinneringscentrum en het kampterrein is een deel van het voormalige spoortracé. Op 2 november 1942 werd de ‘Boulevard des Misères’ in gebruik

5 In de historiografie over de transporten vertrokken uit kamp Westerbork worden verschillende aantallen genoemd. In oudere publicaties wordt veelal het bekende aantal van 93 vertrekkende transporten genoemd. Bron: Harm van der Veen, Westerbork 1939-1945 (Hooghalen: Herinneringscentrum Kamp Westerbork, 2003); Het genoemde aantal van 97 transporten op de website van het HcKW wordt genoemd voor de periode van 15 juli 1942 tot en met 3 januari 1945, de zogenaamde ‘grote’ transporten. Vier transporten werden halverwege de reis gesplitst en hadden daarom meerdere eindbestemmingen. Bron: Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Westerbork, Jodenvervolging, De deportaties, www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 25 juli 2017); Volgens een medewerker van HcKW (die zich momenteel bezighoudt met de transportlijsten) staat het aantal vertrekkende transporten uit kamp Westerbork nu op 105 (alle transporten tussen 15 juli 1942 en april 1945). In 1945 zijn er nog kleinschalige deportaties geweest, soms met maar één persoon. In dit onderzoek worden alleen de 96 transporten tot en met 3 januari 1945 onderzocht.

6

HcKW. Westerbork, Museum, Arrangementen, Omgeving, Het Spoortracé, www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 3 augustus 2017).

(7)

genomen, het voormalige perron dat middenin het kamp lag. De 32 transporten van 15 juli 1942 tot november 1942 vertrokken vanaf het treinstation te Hooghalen. De gedeporteerden legden ruim vijf kilometer af om hier te komen. Vanaf 2 november 1942 vertrokken de transporten vanuit het kamp zelf.7

Het museum wil in de toekomst het voormalig spoortracé uitbreiden met meer informatie over de aard van de transporten. Voordat dit in de praktijk kan worden uitgevoerd, dient eerst uitvoerig onderzoek naar de transporten worden gedaan. Met dit stageonderzoek heb ik een begin gemaakt met het grootschalige transportenonderzoek. Onderzoek doen naar de transporten is ook het zoeken naar patronen in de verschillende transporten. Was er sprake van een goed en strak georganiseerd systeem waarin de transporten werden samengesteld of was er sprake van willekeur? Het transportenonderzoek is van belang om huidige veronderstellingen en aannames te bevestigen, te weerleggen of te corrigeren. Veelal wordt bij deportaties naar het Oosten aangenomen dat de gedeporteerden altijd in goederenwagons werden vervoerd. Uit onderzoek is gebleken dat dit bij 40% van de transporten het geval was. De overige 60% van de treinen bestond uit personenwagons.8

De nadruk in dit onderzoek ligt op de bestudering van persoonlijke getuigenissen van betrokkenen, omdat zij gedetailleerd beschreven hoe het eraan toe ging voorafgaand en tijdens een transport. De resultaten van het onderzoek zullen in de toekomst gebruikt worden in het museum en langs het voormalig spoortracé, zodat het publiek meer kennis krijgt over de vertrekkende transporten vanuit kamp tussen 1942 en 1945.9

Gesteld mag worden dat ik deze stage heb te danken aan de eerder opgedane kennis en ervaring tijdens de bachelor Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Groningen (RUG). Van september 2014 tot halverwege 2015 was ik stagiair en daarna vrijwilliger bij Stichting Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG).10 Gedurende deze stage deed

ik onder andere archiefonderzoek naar regionale oorlogsgebeurtenissen en personen tijdens de Tweede wereldoorlog in stad en provincie Groningen. Publieksgeschiedenis stond centraal in deze stage.

7 Harm van der Veen, Westerbork 1939-1945. Het verhaal van vluchtelingenkamp en Durchgangslager Westerbork (Hooghalen: Herinneringscentrum Kamp Westerbork, 2003), 79; Het Nederlandse Rode Kruis,

Archief, Inventaris 1, p. 10.

8 RTV Drenthe. Nieuws, ‘Personentrein van jodentransport Tweede Wereldoorlog aangekomen in Nederland’ (2 september 2015), www.rtvdrenthe.nl (geraadpleegd 7 augustus 2017).

9 Het eerste transport vertrok op 15 juli 1942 (1132 personen) met als eindbestemming Auschwitz. Het laatste transport was op 3 januari 1945 (36 personen) met als eindbestemming het Duitse werkkamp Liebenau. 10

Stichting Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG) is een kleine, dynamische erfgoedinstelling voor informatie en documentatie over de Tweede Wereldoorlog in stad en provincie Groningen en houdt de herinnering aan deze tijd levend door het organiseren van educatieve projecten, het maken van publicaties en documentaires, voorlichting en beheer van collecties. Bron: Stichting Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen, www.ovcg.nl (geraadpleegd: 25 juli 2017).

(8)

Op de vraag hoe ik aan een stageplek bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork terecht ben gekomen, moet ik even terug naar het begin van mijn master Geschiedenis

Vandaag aan de RUG. In januari 2016 was ik aanwezig bij een eindpresentatie van

masterstudenten van het methodevak History Online, gegeven door historici dr. Susan Aasman en dr. Erwin H. Karel. In kleine projectgroepen ontwierpen de studenten een digitaal historisch project en dit werd beoordeeld door een vakkundige jury tijdens een slotsymposium. Een van de juryleden was drs. Dirk Mulder, directeur van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Na afloop van het symposium heb ik gevraagd aan Mulder of ik mocht stagelopen bij het HcKW. Na een inspirerend gesprek kreeg ik zijn visitekaartje mee met de mededeling dat ik hem kon e-mailen zodra ik wist in welke periode ik stage wilde lopen.

Om een lang verhaal kort te houden: eind 2016 reisde ik af naar het Drentse Hooghalen voor een eerste kennismaking met twee onderzoekers van het herinneringscentrum: Bas Kortholt (historisch onderzoeker) en Christel Tijenk (hoofd Educatie). Deze kennismaking was in feite ook het beginpunt van mijn stage: ik werd direct aangenomen. Wellicht heeft de goede referentie van mijn toenmalige stagebegeleider van OVCG, historica Bettie Jongejan, ook hieraan bijgedragen, want ik had mijn stage bij OVCG met een negen afgesloten en het OVCG en het HcKW zijn geen onbekenden van elkaar. De onderzoeksopdracht lag ook al klaar: ik kreeg een aantal boeken en een dik dossier mee naar huis met daarin alle transporten, voorzien van datum, bestemming en het aantal gedeporteerden.

Op 4 april 2017 was mijn eerste stagedag een feit. Tot en met halverwege juli liep ik drie dagen per week stage. Op donderdag en vrijdag werkte ik in het herinneringscentrum op een van de flexplekken in de kantoorruimte waar ook de afdelingen Collectie en Educatie zijn gevestigd. Dinsdag werd mijn ‘thuiswerkdag’. Ik werkte op die dagen in de bibliotheek van de Faculteit Letteren aan het stageonderzoek. Dit was mogelijk, omdat ik veel boeken moest lezen en daarvoor hoefde ik niet persé fysiek aanwezig te zijn op kantoor. Ik werkte vanaf mijn eigen laptop en een externe harddisc zodat ik in feite op elke plek aan de slag kon.

Dan rest mij te benadrukken dat ik met mijn stage van ruim drie maanden slechts een begin heb gemaakt met het transportenonderzoek. In dit stageverslag staan de (voorlopige) onderzoeksresultaten vermeld. De basis van het onderzoek is de historie en aard van de vertrekkende transporten vanuit kamp Westerbork waarbij de focus op de persoonlijke ervaringen van betrokkenen ligt. Op welke wijze werden de transportlijsten samengesteld? En op welke manieren kon je uitstel van transport krijgen? Als men eenmaal op transport werd gezet: hoe verliep de treinreis en hoe ervoer men de

(9)

aankomst op de eindbestemming? Deze laatste vragen zijn helaas door weinig ooggetuigen te beantwoorden, omdat zovelen het niet meer kunnen navertellen.

Door middel van literatuur- en archievenonderzoek heb ik bestudeerd wat er zoal geschreven is over de transporten door ooggetuigen. De focus lag op het persoonlijke verhaal en de persoonlijke ervaringen van kampbewoners die op transport gingen of die op een andere wijze betrokken zijn geweest bij de transporten. De gevonden informatie heb ik in een database geplaatst, zodat deze gegevens in de toekomst kunnen worden toegepast in het museum of bij herdenkingen kunnen worden gebruikt.

Dit onderzoek is net als het barakkenonderzoek – waar mijn stagebegeleider Bas Kortholt al enkele jaren mee bezig is – een meerjarenproject. Tijdens mijn stage groeide mijn gedrevenheid voor het transportenonderzoek dusdanig dat ik besloot om na afloop van mijn stage als vrijwilliger aan het herinneringscentrum verbonden te blijven. Ik zit op dezelfde flexplek als tijdens mijn stageperiode en ook mijn taak is hetzelfde: het transportenonderzoek. Het is van belang dat het onderzoek naar de transporten wordt voortgezet, zodat het publiek ook in de komende jaren beter kan worden geïnformeerd over de deportatie van 107.000 Joden, Sinti en Roma vanuit kamp Westerbork.

In dit stageverslag wordt in het kort zowel de geschiedenis van kamp Westerbork als de functies van het huidige herinneringscentrum uiteengezet. Door middel van een omschrijving van mijn stagetaken en het evalueren ervan schets ik een beeld van een waardevolle periode als stagiair bij het herinneringscentrum.

(10)

Stagegevende organisatie:

Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Het Herinneringscentrum Kamp Westerbork (HcKW) is een museum en herinneringscentrum in de nabijheid van het dorpje Hooghalen in de provincie Drenthe. Met 165.000 bezoekers in het jaar 2016 behoort het HcKW tot één van de best bezochte musea van Noord-Nederland.11

Het herinneringscentrum bestaat uit een museum met zowel een vaste als een wisselende tentoonstelling. Er zijn meerdere (educatieve) ruimtes voor evenementen, lezingen en congressen en een museumwinkel. Drie kilometer verderop ligt het voormalig kampterrein. Alleen de commandantwoning uit 1939 is nooit afgebroken en is nog vrijwel in oorspronkelijke – doch slecht onderhouden – staat. Sinds 2007 is deze woning in het bezit van het HcKW en staat nu onder een glazen overkapping om verval van de woning verder tegen te gaan.12

Het werkveld van het centrum is breder dan alleen de geschiedenis van het kamp en haar bewoners, want onlangs werd de tentoonstelling ‘Srebrenica Genocide – the Failure of the International Community’ in het voormalige hoofdkwartier van Dutch Battalion UNPROFOR (1994-1995) geopend. Deze tentoonstelling werd gerealiseerd door het HcKW in samenwerking met onder andere vredesorganisatie PAX. De tentoonstelling is bijzonder omdat de narratieven van zowel overlevenden en nabestaanden van de genocide als ook van de Dutchtbat-militairen naast elkaar worden verteld.13 Net zoals dat

ook gebeurt in het museum van het HcKW: zowel het narratief van de vervolgden als van de daders wordt in beeld gebracht.

1939-1971: kamp Westerbork in vogelvlucht

Het kamp had tussen 1939 en 1971 verschillende functies en bewonersgroepen. Van 9 oktober 1939 tot halverwege 1942 werden in het vluchtelingenkamp Westerbork Duits-Joodse vluchtelingen opgenomen. Vanaf 1 juli 1942 werd het kamp overgenomen door de Duitse bezetter en werd het kamp aangewezen als Polizeiliches Judendurchgangslager Westerbork. Het werd een doorgangskamp om de ongeveer 140.000 Joodse

11 HcKW. Museum, Nieuws, ‘165.000 bezoekers voor museum Kamp Westerbork’ (10 januari 2017), www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 25 juli 2017).

12 HcKW. Museum, Nieuws, ‘Overkapping commandantwoning ‘Westerbork’ onthuld’ (2 februari 2015), www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 4 augustus 2017).

13

HcKW. Museum, Nieuws. ‘Tentoonstelling ‘Srebrenica Genocide’’ (9 februari 2017), www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 2 augustus 2017).

(11)

Nederlanders naar het Oosten te deporteren. Lager Westerbork heeft drie kampcommandanten gehad, waarvan Albert Konrad Gemmeker de langstzittende commandant was (van 12 oktober 1942 tot april 1945). Vanaf 1 juli 1942 had Erich Deppner twee maanden de leiding over het kamp en onder zijn bewind vertrokken de eerste transporten. Zijn opvolger Josef Hugo Dischner bleef slechts zes weken voordat hij als Lagercommandant werd afgezet, omdat hij zeer gewelddadig was. Gemmeker gedroeg zich allesbehalve gewelddadig en zorgde voor orde en rust in kamp Westerbork zodat de transporten ‘in alle rust’ konden vertrekken.14

Op 26 juni 1942 werd een begin gemaakt aan 'ein Polizeilicher Arbeitsansatz': de Joodse Raad kreeg van SS-Hauptsturmführer Ferdinand Aus der Fünten de mededeling dat

mannen, vrouwen en gezinnen zouden worden overgebracht naar werkkampen in Duitsland.15 Lager Westerbork fungeerde daarom tegelijkertijd als tussenstation en als

vertrekpunt voor ruim honderdduizend Joden, Sinti en Roma die het bezette Nederland moesten inruilen voor de kampen in het Oosten: Auschwitz, Sobibor, Theresienstadt, Bergen-Belsen, Buchenwald en verschillende (werk)kampen.16 Niet iedereen werd na

aankomst in kamp Westerbork direct doorgestuurd naar het Oosten, maar verbleven langere tijd in het kamp op de Drentse vlakte. Door middel van een Sperre kon men ‘gesperrt’ zijn: (voorlopig) uitstel van transport. Het verkrijgen van een Z-stempel (van

Zuruckstellung) op de kampkaart kon op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een

functie of baan in het kamp of door op een ‘gesperrte-lijst’ te komen.17

Een medewerker van de Joodse Raad in kamp Westerbork, Siegfried van den Bergh, schreef het volgende over de vertrekkende transporten:

‘Het vreselijke van Westerbork was de doodsangst voor de eenmaal of

tweemaal per week vertrekkende transporten (…) Om de transporten te

14

Het Nederlandse Rode Kruis, Archief, Inventaris 1, p. 9-10. 15

Het Nederlandse Rode Kruis, Archief, Inventaris 1, p. 17.

16 Het overgrote deel van de gedeporteerden waren Joden. Een klein deel bestond uit 245 Sinti en Roma. Ook waren er enkele tientallen andere personen vanuit kamp Westerbork gedeporteerd, zoals strafgevallen (personen die in het verzet zaten of Joden hadden geholpen). Bron: Harm van der Veen, Westerbork 1939-1945. Het

verhaal van vluchtelingenkamp en Durchgangslager Westerbork (Hooghalen: Herinneringscentrum Kamp

Westerbork, 2003), 83.

17 In kamp Westerbork kon men een stempel op de kampkaart krijgen: de Z-stempel was aanvankelijk blauw of groen; later rood. Blauwe ‘Z’: leden van de Joodse Raad, de Barneveldgroep, de gedoopte en de buitenlandse joden. Groene ‘Z’: ‘werkstempel’, Joden die in het arbeidsproces van kamp Westerbork waren opgenomen en een belangrijke functie vervulden, zoals het verplegend personeel van het kampziekenhuis. Rode ‘Z’: oude kampingezetenen (Alte Kampinsassen), personen die vóór 15 juli 1942 in het kamp woonden. Later kwamen ze op de Stammliste te staan. Op 7 juli 1943 had het kampbevel van Gemmeker invloed op de vrijgestelden: alle ingezetenen, met uitzondering van degenen met een blauwe ‘Z’, werden ‘ontsperd’. Gevolg was dat houders van de groene ‘Z’ niet meer veilig waren. Nieuwe ‘stamgroep’: 1623 mannen en vrouwen tussen 14 en 65 jaar, volledig inzetbaar in het arbeidsproces in het kamp. Deze groep kreeg een rode ‘Z’. Van de 117 OD’ers

(Ordedienst) mochten slechts 80 een vrijstelling ontvangen. Bron: Frank van Riet, De bewakers van Westerbork (Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2016), 173-176.

(12)

ontlopen deed men alles, gaf men zijn laatste ondergedoken geld, zijn

juwelen, zijn kleren, zijn levensmiddelen, gaven jonge meisjes haar

lichaam aan een Dienstleiter.’

18

Op 12 april 1945 werd Westerbork bevrijd. Na de oorlog verbleven verschillende bevolkingsgroepen in het kamp: politieke delinquenten (NSB’ers en collaborateurs tussen 1945 en 1948), Nederlandse militairen die betrokken waren bij Nederlands-Indië (1948-1949), repatrianten uit Indonesië (1950-1951) en Molukkers (1951-1971). Vanaf 1951 tot de sluiting van het kamp kreeg kamp Westerbork een andere benaming: woonoord De Schattenberg. Na vertrek van de laatste bewoners werden alle barakken gesloopt en dat verklaart waarom er op het huidige kampterrein weinig hiervan terug te vinden is.

Vanaf 1983: Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Na de opening van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork in 1983 werd een begin gemaakt aan de herinrichting van het kamp en opengesteld voor het publiek. Er worden sindsdien herdenkingen en diverse evenementen georganiseerd en de afdeling Educatie en vrijwilligers verzorgen op dagelijkse basis rondleidingen over het terrein. Daarnaast is het HcKW ook een onderzoeks- en documentatiecentrum en beschikt over een collectie van archiefstukken. Dagelijks wordt door vaste medewerkers en tientallen vrijwilligers onderzoek gedaan naar het voormalige kamp en haar bewoners. Ook publiceert het herinneringscentrum regelmatig boeken en werkt mee aan documentaires.

Op het terrein zijn meerdere monumenten aanwezig om de Joodse vervolgingsslachtoffers te herdenken. Op 4 mei 1970 werd het Nationaal Monument Westerbork onthuld dat voor velen in Nederland bekend is: een stuk spoorrails dat aan het einde omhoog krult, alsof de rails naar de hemel gaan.19 Nog altijd wordt op 4 mei bij

het Nationaal Monument Westerbork een herdenking gehouden waarvoor veel belangstelling is. ‘De 102.000 Stenen’ is een monument op de voormalige appelplaats, waarbij elke steen symbool staat voor één gedeporteerde persoon die nooit meer terugkeerde.20 Vanaf 12 april 2015 is het monument ‘De Gesproken Namen’ toegevoegd.

Op die dag werd herdacht dat kamp Westerbork 70 jaar geleden werd bevrijd. Vanuit de

18 Siegfried van den Bergh, Deportaties: Westerbork, Theresienstadt, Auschwitz, Gleiwitz (Bussum: Uitg. Mij. C.A.J. Van Dishoeck c.v., z.j.), 13.

19 HcKW. Westerbork, Museum, Kampterrein, Monumenten, Nationaal Monument Westerbork, www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 25 juli 2017).

20

HcKW. Westerbork, Museum, Kampterrein, Monumenten, De 102.000 Stenen, www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 25 juli 2017).

(13)

gerestaureerde treinwagons zijn 365 dagen per jaar de 107.000 namen van de gedeporteerde Joden, Sinti en Roma te horen.21

Het HcKW is momenteel bezig met een herinrichting van het kampterrein. Een gedeelte van een originele barak is recent teruggeplaatst, evenals twee originele veewagons uit de tijd van de deportaties van het Joodse bevolkingsgedeelte van Nederland. Verschillende informatiepanelen geven meer informatie over de geschiedenis en kampbewoners van het kamp.

Net zoals het verleden niet een vaststaand en compleet geheel is, zo is ook de manier van herdenken en uitbeelden van het verleden veranderlijk en ‘incompleet’. Op de website van het HcKW staat het volgende geschreven over de herinrichting van het kampterrein: ‘Erfgoed van de oorlog, in het bijzonder plaatsen van herinnering, wordt anders gewaardeerd dan enkele decennia terug. De symbolische herinrichting voldoet niet meer en heeft onvoldoende zeggingskracht, zeker voor jonge generaties.’22

Het centrum probeert mee te gaan met de tijd door de herinnering aan het oorlogsverleden op een steeds veranderende, maar toch overtuigende manier levend te houden. Zeker nu de laatste getuigen op leeftijd zijn en over enkele jaren niet meer in leven zullen zijn: op welke wijze kan een museum het oorlogsverleden naar buiten brengen als de getuigen er niet meer zijn? Het HcKW staat voor de uitdaging nieuwe manieren van ‘publieksgeschiedenis’ te vinden om het verhaal van de kampbewoners aan de huidige en toekomstige generaties te vertellen.

Dit transportenonderzoek past daarom in de huidige ontwikkelingen van de herinrichting van het kampterrein. Behalve dat het herinneringscentrum in de nabije toekomst verbouwd en groter wordt, zal ook het voormalig spoortracé worden uitgebreid met informatie over de transporten.

21 Dagblad van het Noorden, ‘Sprekend monument Kamp Westerbork onthuld’ (12 april 2015), www.dvhn.nl. (geraadpleegd 25 juli 2017).

22

HcKW. Westerbork, Geschiedenis, Afbraak en herinrichting, Historische plek, www.kampwesterbork.nl (geraadpleegd 3 augustus 2017).

(14)

Beschrijving van de stage

Mijn stage bestond uit één onderzoeksopdracht, namelijk het transportenonderzoek. Het was mijn taak om aan de hand van relevante publicaties, online onderzoek en archiefonderzoek een begin te maken met het grootschalige onderzoek naar de 96 transporten, die in de periode van 15 juli 1942 tot en met 3 januari 1945 naar het Oosten zijn vertrokken. Daarnaast diende ik een transportoverlevende te interviewen, waarbij de focus op diens transportreis moest liggen. Halverwege de stage kwam er een taak bij: een presentatie geven over het tweede transport dat op 16 juli 1942 uit kamp Westerbork vertrok met als eindpunt Auschwitz. Deze presentatie gaf ik samen met mijn stagebegeleider Bas Kortholt op de dag dat het precies 75 jaar geleden was dat dit tweede transport vertrok, 16 juli 2017. De lezing was onderdeel van de Vriendendagen die op 15 en 16 juli 2017 plaatsvonden in het HcKW. Tijdens dit weekend stonden de eerste transporten naar Auschwitz centraal.23

Literatuuronderzoek

Een groot deel van het onderzoek bestond uit een literatuurstudie. Ik heb tientallen boeken van kampoverlevenden gelezen, die na de oorlog ofwel hun verhaal zelf in boekvorm publiceerden ofwel hun verhaal lieten optekenen door een auteur. Ook publicaties over kampgevangenen die de oorlog niet hadden overleefd, maar wiens verhaal of egodocumenten na de oorlog werden gepubliceerd, behoorden tot de gelezen literatuur. In bijlage 2 staan de gelezen boeken vermeld.

Het was mijn taak de boeken te lezen en de relevante informatie omtrent vertrekkende transporten te noteren. Per boek heb ik een apart word-document gemaakt, waarbij ik elk citaat of elke samenvatting voorzag van een juiste verwijzing naar de betreffende bladzijdenummer van het boek. In het document noteerde ik ook persoonlijke archivalia, data van aankomst en vertrek in/uit het kamp, eventuele functies in kamp Westerbork en andere bijzonderheden. Om een beeld te geven op welke wijze ik de gelezen publicaties heb gedocumenteerd, zie de volgende screenshots van de documentatie van het bekende boek van de Joodse journalist Philip Mechanicus, In

depot. Dagboek uit Westerbork (2008). In de rechter afbeelding is de door mij

toegevoegde tekst rood gekleurd.

(15)

De volgende stap was het koppelen van een persoon aan een transport. Net als elk gelezen boek heeft ook elk transport een apart word-document. Was persoon X met transport Y gegaan, dan noteerde ik dit in beide documenten. De vervolgstap is het overzetten van bruikbare citaten of samenvattingen in het betreffende transportdocument. Uiteindelijk kun je per transport zien van welke inzittenden getuigenissen bekend zijn en wat zij over dit transport vertelden. Zo wordt de kennis van één specifiek transport samengevoegd in één document. Uiteindelijk is het mogelijk bepaalde ‘kenmerken’, patronen of bijzonderheden van een specifiek transport te achterhalen.

Ik heb ook veel documentatie gedaan naar de gang van zaken rondom de samenstelling van de transporten. Wie bepaalde in kamp Westerbork welke namen op de transportlijst kwamen? En was dit altijd het geval of waren er ook uitzonderingen? Op welke wijze is het gevangenen gelukt om van de lijst af te komen? Meerdere getuigen schreven uitgebreid over het systeem van de Sperre-lijsten (waardoor je voorlopig uitstel van transport had) en dat dit de kans op overleven groter maakte. Het leverde schrijnende gevallen op waarbij er tussen de Joodse ‘Westerborkers’ onderling ook conflict was vanwege een bepaalde functie of rang in het kamp.

Kampoverlevende Coenraad (Coen) Rood (1917-2011) zat van 3 oktober 1942 een kleine maand in kamp Westerbork gevangen en werd daarna naar Auschwitz gedeporteerd. Hij schreef in Onze dagen. Herinneringen aan de Jodenvervolging (2011) over de ‘baantjesgasten’ in kamp Westerbork, die in de ogen van Coen door ‘flikflooien en hielen likken’ en door ‘wreed te zijn en te stelen’ een (voorlopige) vrijstelling kregen om niet op transport te hoeven. Daarboven had je barakleiders, administratieleiders en aanhang en leiders van diverse werkzaamheden. Coen vervolgt:

(16)

‘Hierboven stonden de grootheden van Westerbork, meest Duitse joden,

die te vertellen hadden wie wel en niet op transport gingen. Zij waren de

machtigen in het kamp, met daarboven als koning: Schlesinger. Deze moet

toch iedere nacht gedroomd hebben dat hij door God zelf geroepen was

tot koning over al die tienduizenden joden die als het ware door zijn

handen gingen en waarbij hij te beschikken had over hun wel en wee, met

in het bijzonder over hun wee. Zijn handen werden bestuurd door goden in

civiel en uniform. (…) Was er niet genoeg, dan begonnen de goden te

donderen. Maar dit was meestal niet nodig, want het gehele

bestuursapparaat van de Maatschappij Westerbork stond klaar om aan te

vullen uit het hulpeloze materiaal.’

24

Coen werd naar Auschwitz gedeporteerd (met achttien personen in een coupé van een personenwagon gestopt) en tijdens de reis was hij in de veronderstelling dat hij in het oosten moest gaan werken. Want anders hadden de Duitsers hen in Westerbork toch al kunnen afmaken als ze hadden gewild?25 Coen kwam niet in Auschwitz zelf terecht, maar

in een kamp vlakbij. Hij en een groep mannen werden in Kosel (Polen) de trein uitgezet, terwijl de vrouwen in de treinen bleven om daarna naar Auschwitz te gaan. Coen beschrijft het volgende over de aankomst in Kosel:

‘De meeste mannen zijn volkomen de kluts kwijt. Gelukkig sta ik in het

midden van de troep, terwijl degenen die aan de kanten staan steeds

worden geslagen door de bewakers, die brullend en schreeuwen eromheen

lopen. Daartussendoor horen wij het kermen van de vrouwen die dit hele

vreselijke schouwspel duidelijk kunnen zien. Terwijl de laatste mannen uit

de trein worden geslagen, trekt de trein alweer op onder het voortdurend

geschreeuw van de vrouwen die hun mannen moeten achterlaten.’

26

De schijnwereld die kamp Westerbork was, heeft velen moeiteloos de trein in geholpen. Families wilden bij elkaar blijven. Er zou gewerkt worden in het Oosten, dachten velen. En ook niet alle gedeporteerden belandden dezelfde eindbestemming. Sommigen werden in Auschwitz afgezet om vervolgens per vrachtwagen, per trein of lopend naar subkampen te gaan. Coen Rood kwam via Annaberg (doorgangskamp vlakbij Auschwitz) in een dwangarbeiderskamp terecht, Gleiwitz. Dit soort details is van belang, omdat inzittenden van de transporten in detail vertellen over de sfeer, de reis, het weer, het wel of niet uitdelen van water of eten, de aanwezigheid van de Grüne Polizei (de bewakers van de trein), enzovoort. Al dit soort informatie is in de toekomst te gebruiken in het museum van het herinneringscentrum.

24 Coen Rood, Onze dagen. Herinneringen aan de Jodenvervolging (Amsterdam: Boom, 2011), 23-24. 25

Rood, Onze dagen, 48-50. 26 Rood, Onze dagen, 53-55.

(17)

Bronnenonderzoek

Archiefonderzoek in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Het ‘Herinneringscentrum Informatiesysteem’ (HCIS) is een systeem waarin onder andere alle relaties, de collectie en andere relevante gegevens worden geadministreerd. Voor het transportenonderzoek heb ik een begin gemaakt met het doorzoeken van de collectie in de database van HCIS. De collectie bestaat uit diverse primaire bronnen, zoals objecten, (beeld)materiaal, tekstuele bronnen, enzovoort. Omdat ik als stagiair geen toegang had tot HCIS, heb ik maar een paar keer in de database kunnen zoeken door met een wachtwoord van een afwezige collega in te loggen. Om een concreet voorbeeld te geven van een archiefstuk gevonden in HCIS: er is een artikel over Coen Rood, ‘Former prisoner rehashes plight’, een lezing van hem over zijn overlevingstocht door elf kampen.27

De gevonden archieven in HCIS heb ik geordend in een tabel in een Word-bestand. Van elk archiefstuk heb ik de collectie, het inventarisnummer, de omschrijving van het archief, eventueel een vermelding van een afbeelding en de standplaats genoteerd. Dit document genaamd ‘Overzicht van archiefstukken uit HCIS’ is toegevoegd in bijlage 3.

Bij de eindpresentatie gebruikten Bas en ik een bijzonder object uit de collectie van het HcKW, namelijk een donker gekleurde overjas van Izaäk de Vries, een Joodse man uit het Groningse Winsum, over wie ik een presentatie gaf. Zijn overjas was namelijk in bewaring gegeven aan kennissen voordat het gezin werd gedeporteerd en vermoord in 1942. De jas is na de oorlog aan het herinneringscentrum geschonken en is nu te zien in de basisexpositie in het museum van het HcKW in de gereconstrueerde barak, hangend aan het stapelbed.

Archiefonderzoek in het NIOD Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies

Eind juni bracht ik een dag in Amsterdam door om onderzoek te doen in de studiezaal van het NIOD. Het NIOD verzamelt, bewaart, ontsluit en stelt archieven en collecties over de Tweede Wereldoorlog beschikbaar. Het instituut verricht wetenschappelijk onderzoek en publiceert hierover. De collectie van het NIOD is inzichtelijk voor instanties en particulieren (in bepaalde gevallen zijn archieven beperkt openbaar).28

Via de website www.archieven.nl heb ik gezocht op de achternamen van twee Duis-Joodse overlevenden die met het tweede transport dat op 16 juli 1942 naar Auschwitz

27 HcKW (Hooghalen), collectie 13072, inv. nr. 8756-09, artikel over Coenraad Rood: ‘Former prisoner rehashes plight’.

(18)

waren gedeporteerd: David Lewenhof en Leo Schnog. Het NIOD beschikt over twee getuigenverslagen van de twee overlevenden, maar deze zijn beperkt openbaar.29 Ik

diende daarom toestemming te vragen om de archiefstukken in te mogen zien. Ik moest een archiefverklaring ondertekenen, waardoor ik verplicht ben om de privacy van mogelijk nog levende personen te waarborgen.

Lewenhof en Schnog waren twee ‘hoofdpersonen’ in mijn eindpresentatie op 16 juli jl.. Tijdens deze lezing citeerde ik enkele passages uit hun getuigenverslagen die over hun deportatie en de aankomst in het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz gingen. Zij waren de enige twee overlevenden van het transport van 16 juli 1942. In bijlage 5 is een hand-out van mijn presentatie toegevoegd, inclusief de gebruikte illustraties uit de PowerPoint.

Het Nederlandse Rode Kruis

Het Nederlandse Rode Kruis is in het bezit van een uitgebreide collectie van primaire bronnen over het Lager Westerbork en de transporten. Ik kreeg van Bas een dik dossier met alle archieftoegangen van het Rode Kruis, maar helaas was het op dat moment nog niet mogelijk om toegang te krijgen tot de archieven. Ik heb daarom geen gebruik gemaakt van deze collectie. Zodra toegang mogelijk is, kan ik in de toekomst hopelijk wél deze omvangrijke collectie inzien.

Interviews

Medewerkers van het HcKW hebben in de afgelopen jaren tientallen kampoverlevenden geïnterviewd met betrekking tot hun oorlogservaringen. Ik heb enkele interviews bestudeerd en nuttige passages betreffende de deportaties naar het Oosten gedocumenteerd.

Eva Ritz-Weyl, ooggetuige en gastspreker bij het Landelijk Steunpunt Gastsprekers

WOII-heden werd in 2010 door Guido Abuys, conservator bij het HcKW, geïnterviewd.

Eva’s vader werkte onder andere bij de Registratur in kamp Westerbork. Ze vertelde in het interview dat haar vaders baan hen wellicht heeft bespaard van deportatie:

‘Omdat mijn vader Duits en Nederlands goed sprak, is hij later bij de

administratie gaan werken. Dus die heeft daar gezeten en de mensen die

binnenkwamen moesten dus geregistreerd en daarna moesten dus lijsten

29 NIOD, Amsterdam. Toegang 250d, Kampen en gevangenissen, 90-1219 Verklaringen van voormalig

gevangenen over hun wedervaren, 12 december 1945 - 6 oktober 1947, inv. nr. 669, Lewenhoff, D., inv. nr. 830, Schnog, L.

(19)

gemaakt worden voor de deportaties. (…) Ja, dat heeft gedeeltelijk ons

leven ook gered. Absoluut.’

30

Het lezen van deze transcripten is interessant, omdat de geïnterviewde vanuit een persoonlijk eigen perspectief de herinneringen aan de oorlog terughaalt naar het heden. De willekeur van de samenstelling van de transporten wordt duidelijk in het volgende citaat van Zvi Eyal (geboren als Harry Klafter in 1925), die vanaf februari 1942 in kamp Westerbork gevangen zat. Hij stond op de lijst voor het eerste transport dat op 15 juli 1942 naar Auschwitz ging.

‘Ik stond op de lijst. (…) En ik wilde meegaan, want al mijn vrienden

gingen daar mee. En toen kwamen, zaten daar Deppner geloof ik, die

zaten op zo een hoge, die stonden boven, de mensen kregen zo het licht in

de ogen, en toen kwam mijn moeder: “Nee, ik wil niet dat hij meegaat. Ik

wil dat hij hier blijft tot zijn vader komt uit de gevangenis en dan gaat de

hele familie samen.” Heeft meneer Deppner: “Oké.” Ben ik gebleven.

Geloof je dat? Ik geloof het tot nu toe nog niet als ik het vertel. Maar zo

zat de boel in elkaar.’

31

Later in de oorlog redde hij zijn broer door hem een injectie te laten geven door een dokter, zodat hij niet op transport hoefde. ‘Ja, met veertig graden kun je iemand toch niet naar Auschwitz sturen? Dus hij is eruit gehaald.’32

Tevens heb ik ook een kampoverlevende geïnterviewd. Op 30 juni interviewde ik Ernst Verduin (1927) die op 14 september 1943 vanuit kamp Westerbork naar Auschwitz werd gedeporteerd. Hij verloor zowel zijn vader als zijn zus in de oorlog. Net als Eva Ritz-Weyl is Verduin gastspreker bij het Landelijk Steunpunt Gastsprekers en spreekt op scholen over zijn oorlogsverleden. Voorafgaand het interview verzamelde ik zoveel mogelijk informatie over zijn leven en wat er met hem gebeurd was in de oorlog. In de database HCIS is een dossier over Verduin met onder andere een biografie en verwijzingen naar publicaties, websites, enzovoort. In 2015 verscheen een boek over het leven van Verduin, Over Leven. Vught, Auschwitz, Buchenwald, die ik van tevoren heb gelezen. Het interview ging over de oorlogservaringen van Ernst, waarbij de focus op zijn deportatie van kamp Westerbork naar Auschwitz lag. In het volgende hoofdstuk evalueer ik dit interview, omdat het moeilijker was dan ik van tevoren had gedacht.

30 Eva Ritz-Weyl, geïnterviewd door Guido Abuys, 10 november 2010, Amsterdam Buitenveldert, transcript. 31

Zvi Eyal, geïnterviewd door Guido Abuys, 7 mei 2015, transcript. 32 Ibidem.

(20)

Evaluatie

Terugkijkend op mijn stage wil ik in dit hoofdstuk mijn stage evalueren. Zelfreflectie is belangrijk om in te zien wat ik in de toekomst wellicht anders zou willen doen. Gedurende de stage hield ik een logboek bij waarin ik mijn taken en werkzaamheden heb bijgehouden. Dit logboek blijf ik ook als vrijwilliger bij het HcKW gebruiken.

Voor dit transportenonderzoek is kennis over de Tweede Wereldoorlog, de Jodenvervolging en de Duitse nazistructuur essentieel. Ervaring in wetenschappelijk onderzoek betreffende egodocumenten, beeldmateriaal en andere primaire bronnen is ook een pré, omdat het stageonderzoek veel zelfstandigheid vereist. Dankzij mijn bachelorstage bij het OVCG en een aantal bachelor- en mastervakken had ik al enige voorkennis over kamp Westerbork, de vervolging van de Joden in Nederland en de kampen in het Oosten. Ook heb ik de afgelopen jaren ervaring opgedaan met archiefonderzoek, oral history (het afnemen van interviews) en de bestudering van bibliografieën en egodocumenten. Alles bij elkaar opgeteld kon ik deze vaardigheden goed gebruiken in het transportenonderzoek wat bestond uit literatuur-, archief-, bronnen- en interviewonderzoek.

Leerdoelen tijdens de stage

In het stagecontract/plan had ik drie leerdoelen opgesteld die ik gedurende de stage wilde bereiken: 1) zelfstandig historisch onderzoek doen, 2) archiefonderzoek in diverse archiefinstellingen in Nederland en 3) de resultaten van het onderzoek gestructureerd ordenen. In de volgende paragrafen tracht ik uit een te zetten in hoeverre ik deze leerdoelen heb gehaald.

Zelfstandig historisch onderzoek doen

Ik heb voor deze stage in grote mate zelfstandig historisch onderzoek kunnen doen. Hoewel ik aan het begin van mijn stage een literatuur- en archieflijst van mijn begeleider kreeg, bepaalde ik zelf welke boeken of bronnen voorrang kregen en op welke wijze ik de gevonden informatie over de transporten wilde archiveren. De literatuurlijst die voor mij was samengesteld telde ruim 250 publicaties. Inmiddels staat de teller hoger, omdat ik een aantal extra boeken heb gevonden die ik aan de lijst heb toegevoegd.

In een database, speciaal ontwikkeld voor het project Een Naam en een Gezicht, zijn de namen van alle slachtoffers opgenomen. Het doel van Een Naam en een Gezicht is om

(21)

de slachtoffers en overlevenden uit de anonimiteit te halen en de namen van de slachtoffers dag en nacht te projecteren op een speciale Namenwand in het museum. In de database worden gegevens uit diverse archieven gekoppeld om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het lot van de slachtoffers. Als stagiaire had ik helaas geen toegang tot deze database. Mijn begeleider had wel toegang en daarom zocht hij voor mij de persoonlijke archivalia op. Het is jammer dat ik geen recht had op toegang, want dan had ik kunnen leren hoe de werking van deze database was.

Via een collega heb ik een namenlijst van het kleine transport op 3 januari 1945 ontvangen. Op die dag werden 36 Joden met een Amerikaans paspoort naar het werkkamp Liebenau gedeporteerd.33 De betreffende collega vertelde mij dat drie

personen van dit transport nog vermist zijn. In bijlage 6 is deze namenlijst toegevoegd. Binnenkort ga ik onderzoek doen naar missende gegevens van deze personen, zoals geboortedata en –plaatsen.

Ik heb bij de gegevens over de transporten, data en andere aantallen goed opgelet op de intersubjectiviteit. Door gegevens uit verschillende bronnen naast elkaar te leggen, kwam ik erachter dat deze nogal eens van elkaar verschilden. Door de feitelijke gegevens te verifiëren, kon ik ze corrigeren. In andere gevallen heb ik beide gegevens genoteerd, omdat ik niet alle bronnen of middelen tot mijn beschikking had om het te verifiëren.34

In bijlage 1 heb ik alle bestudeerde transporten in een tabel geplaatst. Het Rode Kruis noemt nog een tweetal transporten die niet in de lijst van het HcKW staan vermeld: 31 augustus 1942 (Auschwitz, 560 gedeporteerden) en 27 april 1943 (Theresienstadt, 295 gedeporteerden). Ik heb deze transporten niet in de tabel opgenomen en ook niet onderzocht. Het kan zijn dat de lijst van het Rode Kruis verouderd is, maar dat heb ik (nog) niet kunnen onderzoeken. Toch geeft de tabel een indicatie van de gevolgen van de transporten die met grote regelmaat naar het Oosten vertrokken. Van meerdere transporten waren er geen overlevenden. Voor deze transporten is het lastig na te gaan hoe de treinreis zelf verliep en hoe de selectie op de plaats van bestemming er precies aan toe ging – de selectie betekende voor de meesten de gaskamers en voor de anderen dwangarbeid.

33 Guido Abuys en Dirk Mulder, Westerbork Cahiers 11. Genezen verklaard voor… een ziekenhuis in kamp Westerbork, 1939-1945 (Hooghalen/Assen: Herinneringscentrum Kamp Westerbork – Koninklijke Van Gorcum

B.V., 2006), 78.

34 Het Nederlandse Rode Kruis en het HcKW hanteren verschillende cijfers voor het aantal gedeporteerden per transport. In bijlage 1 is een overzicht van de transporten te vinden en ik heb zowel de cijfers van het HcKW als die van het Rode Kruis (RK) genoemd.

(22)

Archiefonderzoek in diverse archiefinstellingen in Nederland

Mijn verwachting was dat ik meer archiefonderzoek had kunnen doen, maar ik heb het literatuuronderzoek prioriteit gegeven. Ten eerste kost archiefonderzoek relatief meer tijd en levert het minder snel ‘vondsten’ op. De boeken las ik zowel op mijn ‘kantoordagen’ in het HcKW en in de bibliotheek op mijn ‘thuiswerkdag’ als ook in mijn vrije tijd. Ten tweede had ik niet gemakkelijk toegang tot HCIS en het Rode Kruis. Archieftoegang tot HCIS was alleen mogelijk op vrijdagen als ik kon inloggen met een wachtwoord van een afwezige collega. Daarentegen had ik de opdracht gekregen om in HCIS niet met zoektermen te werken, maar vanaf het begin van de collectie naar beneden te scrollen op de hoop dat er een archiefstuk voorbijkwam die wellicht iets met de transporten te maken had. Het was te vergelijken met het zoeken van een speld in een hooiberg. Uiteindelijk heb ik een begin gemaakt (zie bijlage 3), maar ik heb ze niet ‘in het echt’ kunnen bekijken. In de toekomst kan ik (of collega’s van het HcKW) alsnog de gevonden archiefstukken uit het depot gaan bekijken en dan beoordelen of het bruikbaar is voor het museum.

Aan het eind van mijn stageperiode heb ik voorrang gegeven om de eindpresentatie goed voor te bereiden. Ik ben tevreden over het archiefonderzoek in het NIOD te Amsterdam. De twee getuigenverslagen van de Duits-Joodse vluchtelingen David Lewenhoff en Leo Schnog waren een goede aanvulling voor mijn eindpresentatie. Ik had eerder van Bas nog een derde naam doorgekregen die het transport van 16 juli 1942 zou hebben overleefd. Deze Duitse jood, Heinrich Dallmann, had ook een getuigenverslag bij het NIOD liggen. Maar na het lezen van dit verslag en enig online onderzoek kwam ik erachter dat er twee mannen met dezelfde naam en geboortedatum waren. Een daarvan zou inderdaad vanuit kamp Westerbork naar Auschwitz zijn gedeporteerd op 16 juli 1942.35 De ander was op 28 juni 1942 vanuit Frankrijk naar Auschwitz gedeporteerd.36 Het

getuigenverslag van Dallmann dat ik in het NIOD bestudeerde, ging over de Dallmann die vanuit Frankrijk naar Auschwitz werd gedeporteerd. Zijn memoires waren dus niet meer bruikbaar voor mijn onderzoek, omdat mijn eindpresentatie specifiek over het tweede transport van 16 juli 1942 ging.

35

United States Holocaust Memorial Museum (USHMM), Remember Survivors and Victims, The Holocaust Survivors and Victims Resource Center, Holocaust Survivors and Victims Database, Dutch Survivor Lists, https://www.ushmm.org/online/hsv/person_view.php?PersonId=5638331 (geraadpleegd 8 juni 2017). 36

USHMM, https://www.ushmm.org/online/hsv/person_view.php?PersonId=5317713 (geraadpleegd 8 juni 2017).

(23)

Resultaten van het onderzoek gestructureerd ordenen

Het structureren van de gevonden informatie is mijns inzien van groot belang voor zowel de onderzoeker als de raadpleger. Ik kreeg op de eerste dag van mijn stage een externe harddisc met daarin voor elk vertrokken transport een specifieke map en een word-document, wat ik voor de gemakkelijkheid een ‘transportdocument’ noem. In het verleden hebben onderzoekers van het HcKW al een klein begin gemaakt met het transportenonderzoek. In een aantal word-documenten waren puntsgewijs citaten van getuigen met betrekking tot transporten genoteerd. Mijn eerste taak bestond uit het verplaatsen van deze citaten en passages naar het betreffende transportdocument. Een document met citaten zag er als volgt uit:

Het spreekt voor zich dat een document met deze lay-out onoverzichtelijk wordt als er tientallen bronnen, citaten en andere gegevens aan worden toegevoegd. Ik heb daarom een begin gemaakt om de lay-out en indeling logischer te maken. Ook de annotatie was onvolledig en niet goed te controleren, dus dat heb ik ook – voor zover mogelijk – aangepast. De nieuwe structuur is te zien op de volgende afbeeldingen.

(24)

Gezien de meer dan honderd aanwezige transportdocumenten ben ik op het moment van schrijven nog niet toegekomen om alle documenten te wijzigen qua indeling en lay-out, maar dit wil ik afmaken op de dagen dat ik als vrijwilliger in het HcKW aan het werk ben.

Aan het eind van mijn stage had ik een gesprek met een collega die voor het project

Een Naam & een Gezicht de duizenden namen op transportlijsten controleert op de

juistheid.37 Zij werkt in Excel om de gegevens overzichtelijk te kunnen presenteren en

met elkaar te kunnen vergelijken. Hoe effectief zou het zijn als ook de onderzoeksgegevens van het transportenonderzoek in Excel worden weergegeven? Om het iets concreter te maken: om bijna transporten met elkaar te vergelijken en de verschillen duidelijk te maken, kan hiervoor Excel in worden gezet. Hiervoor is het nodig om verschillende ‘kenmerken’ van een transport te onderscheiden. Om een concreet en eenvoudig voorbeeld te geven: welk transport bestond uit veewagons en welk transport bestond uit personenwagons? Dit soort kenmerken zijn te coderen zodat ze in Excel kunnen worden geplaatst.

De desbetreffende collega heeft mij aangeboden om mij wegwijs te maken in Excel, omdat dit programma meer mogelijkheden heeft een analyse te maken van de onderzoeksgegevens van het transportenonderzoek. Ik ga binnenkort nadenken over welke ‘kenmerken’ van de transporten te onderscheiden zijn. Ik ben ervan overtuigd dat Excel een effectief programma is om de deportatie van 107.000 personen op een

37 Namen van slachtoffers en overlevenden zijn in verschillende databases veelal niet op dezelfde manier gespeld. Duizenden namen zijn niet goed geschreven en sommige data klopten niet. Sommige mensen bleken nog te leven en anderen waren juist niet doodverklaard. Het HcKW komt in 2018 met een nieuw boek met namen van uit Nederland gedeporteerde Joden, Sinti en Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bron: NOS. Artikel, ‘Nieuw boek met namen gedeporteerden Westerbork’ (13 juli 2017), www.nos.nl (geraadpleegd 11 augustus 2017).

(25)

gestructureerde wijze te onderzoeken. Het opzetten van zo’n systeem in Excel vergt goed vooronderzoek, maar uiteindelijk zal het tijdbesparend zijn. Wellicht kan ik hier iets betekenen voor het HcKW door mee te denken hoe je een effectieve database van de transporten kunt maken.

Nieuwe kennis en vaardigheden

Door deze stage heb ik ervaren hoe het is om aan een grootschalig onderzoek van een educatief en documentatiecentrum mee te werken. Op de vraag of ik nieuwe kennis en vaardigheden heb opgedaan, kan ik antwoorden dat ik zeker nieuwe kennis heb opgedaan, want de gelezen publicaties gaven mij een beeld van het dagelijkse leven in kamp Westerbork, de omstandigheden waarin transportlijsten werden opgesteld en tevens tig keer werden aangepast, de transporten zelf en de aankomst op de eindbestemming. Dit alles vanuit een persoonlijk perspectief, omdat de meeste gelezen boeken door kampbewoners en ooggetuigen zijn geschreven. Uiteraard heb ik ook enkele publicaties gelezen van historici, zoals het boek van Frank van Riet, De bewakers

van Westerbork, en verschillende Westerbork-cahiers die door het HcKW zijn

uitgegeven. Ik heb nu meer inzicht in het functioneren van het Lager Westerbork en hoe de deportatiemachine in zijn werk ging in de praktijk.

Het was confronterend om de vervolging op de Joden vanuit het standpunt van de ooggetuigen en betrokkenen te bekijken. Door ‘willekeur’ en ‘geluk’ ontsprongen enkele kampgevangenen de dans door uitstel van transport te krijgen. Vele anderen hadden dit geluk niet en werden op de lijst gezet. Ook al had je een baan als arts of verpleger in het kampziekenhuis in het Lager Westerbork, zelfs dát was na verloop van tijd nog geen garantie om niet op transport te moeten. Op 8 februari 1944 vertrok het ‘ziekentransport’ van 1015 kampgevangenen naar Auschwitz. Philip Mechanicus schreef in zijn dagboek dat dit het ergste transport tot dan toe was.

‘De amputatie is weer geschied: de schurftige slang is vanmorgen weer

weg geschuifeld met zijn volle pens. Tweehonderdzevenenzeventig zieken

met hun familieleden. (…) Ofschoon het parool was uitgegeven: alleen

stervenden zijn untransportfähig, zijn er toch verscheidene ernstig zieken

in geslaagd, van de lijst af te springen. Deze hebben geboft. (…) Het

transport van de zieken van de ziekenbarakken naar de trein gisteren tart

elke beschrijving. (…) Kinderen met roodvonk en difterie zijn huilend naar

de slang gedragen. Ouderloze kinderen uit het Weeshuis. Misschien wel

het beestachtigste transport van alle transporten, die er zijn gegaan. Men

raakt door de veelheid, de grofheid, de beestachtigheid het zicht erop

kwijt, maar dit transport spande toch wel de kroon wat betreft gebrek aan

consideratie voor de zieken. Nog voor het transport vertrokken was, was

(26)

er reeds een zieke overleden. Een lege wagen gaat met de trein mee,

gereserveerd voor hen, die onderweg sneuvelen.’

38

Ik moet toegeven dat het lezen van de publicaties mij niet in de koude kleren ging zitten. Als historicus dien je een wetenschappelijke afstand te houden van het onderwerp, maar bij het lezen van zulke ingrijpende, persoonlijke verhalen is het lastig om het verhaal met een objectieve, afstandelijke blik te bekijken. Een treffend voorbeeld hiervan is het boek

Het verhaal van mijn leven (2011) van Levie de Lange (1904-1972). Levie had een gezin

van vijftien kinderen en was getrouwd met Henriëtte (Jetje) Turfreijer. Levie, zijn vrouw en alle kinderen, op de oudste na, werden op 12 oktober 1942 gedeporteerd naar Auschwitz. Zij werden vervoerd met personenwagons en werden met het hele gezin in een achtpersoonscoupé gestopt.39 Zijn oudste zoon werd later gedeporteerd. Levie

keerde als enige overlevende terug naar Nederland. Na de oorlog zette hij in feitelijke en koele stijl zijn verhaal op papier. Over de transportreis schreef hij het volgende:

‘De ruwe onverschillige manier waarop al deze ongelukkige mensen in de

lange trein gegooid werden, verduidelijkte al zonder meer dat de vijand

ons reeds al verledentijd beschouwde. Het was een trein, die de gaskamers

tot eindstation had.’

40

Levie was slechts één van de velen die zoveel geliefden verloor in de oorlog – alleen maar vanwege het feit dat ze Joods waren. Een ander schrijnend voorbeeld is het verhaal van Leny (Lena) Velleman (1922-2012). Zij verloor in de oorlog 185 familieleden. Naast Leny overleefden slechts twee andere nichtjes de oorlog.41

Wil je een paar uur achter elkaar dit soort verhalen lezen, dan heeft dat zijn weerslag op je eigen gemoedstoestand. Daarom zorgde ik ervoor dat ik het literatuuronderzoek afwisselde met andere, kleinere taken. De pauzes bracht ik buiten door. Lopend over de parkeerplaats van het herinneringscentrum, omringd door bomen en struikgewas, lukte het om de verschrikkingen van de Jodenvervolging te laten bezinken.

Interviewvaardigheden

Tijdens mijn opleiding kwam in eerdere interviews met een voormalige verzetsvrouw (Geessien (Gé) van Til) en een zoon van een Groningse verzetsman (Fokko Jansen, zoon van Thies Jan Jansen) de Tweede Wereldoorlog uitgebreid aan bod, maar niet specifiek een transportreis. Het interview met Auschwitz-overlevende Ernst Verduin was leerzaam,

38

Mechanicus, In depot, 328, 331.

39 Levie de Lange, Het verhaal van mijn leven (Amsterdam: Uitgeverij Van Oorschot, 2011), 67-68. 40 De Lange, Het verhaal van mijn leven, 68.

41

Leny Boeken-Velleman, Breekbaar, maar niet gebroken. Het verhaal van een Auschwitz-overlevende (Laren: Uitgeverij Verbum, 2008).

(27)

omdat ik heb ervaren hoe lastig het is om een geroutineerd spreker juist níet zijn of haar ‘standaardverhaal’ te laten vertellen.

Ik heb getracht Verduin zoveel mogelijk te laten uitpraten en op specifieke punten door te vragen. Ik had een vragenlijst opgesteld, maar die heb ik tijdens het interview niet veel gebruikt, de vragen in mijn hoofd zaten. Ik merkte dat hij een geroutineerd verteller is, omdat hij gastspreker is. Het was de kunst om juist door zijn ‘vastomlijnde verhaal’ heen te prikken, zodat ik nieuwe informatie zou horen – die niet in diens boek

Over Leven stond vermeld. Dit was lastiger dan ik dacht.

Alhoewel ik van tevoren had aangegeven dat ik specifiek wilde weten hoe hij de transportreis van kamp Westerbork naar Auschwitz had ervaren, zei Verduin tijdens het interview dat hij niet meer wist hoe de transportreis was verlopen. Ook toen ik gedetailleerde ‘sfeervragen’ stelde (‘wat had u aan?’ en ‘wat voor bagage had u mee?’ en ‘was u bang?’), bleef hij stellig herhalen dat hij zich daar niet veel van herinnerde – of hij wilde het niet vertellen. In zijn boek had hij al beschreven dat hij zijn herinneringen aan de treinreis van kamp Vught (waar hij ziek was geworden) via kamp Westerbork naar Auschwitz had geblokkeerd. Hij weet het aan zijn zwakke, lichamelijke gesteldheid en vanwege het feit dat hij wist wat hem en zijn zusje in Auschwitz te wachten stond: de dood. Wel wist hij nog dat jonge mensen in de trein seks met elkaar hadden gehad. Hij had dit ook beschreven in zijn boek. Toen een oudere man protesteerde, hadden anderen gezegd: ‘Over twee dagen zijn we toch dood dus laten we nog even genieten’.42

De aankomst in Auschwitz wist Verduin nog wel gedetailleerd te vertellen, omdat hij brutaal in de rij voor dwangarbeiders was gaan staan en daardoor hoop kreeg om het te overleven. Een pijnlijk punt – waar hij overigens snel overheen sprak – was het afscheid van zijn zus Wanda. Op het perron vlakbij Auschwitz zag Verduin zijn zus voor het laatst, want Wanda werd later vermoord in Auschwitz. Ik durfde hier niet goed over door te vragen, omdat zo’n verschrikkelijke gebeurtenis uit iemands leven veel emoties kan oproepen. Ik voelde op dat moment aan dat ik niet moest doorvragen, maar wellicht zou ik bij een volgende keer wel durven door te vragen.

Daarom zie ik dit interview als een leerzaam moment, omdat het durf vereist om juíst de emotionele, moeilijke momenten uit iemands leven te ondervragen. Hiervoor moet je ervaring opbouwen. Ervaring die ik op dit moment (nog) niet heb. In de toekomst zou ik graag vaker interviews willen afnemen, zodat ik ervaring en kennis kan opdoen om mijn interviewvaardigheden te vergroten.

(28)

Presentatievaardigheden

Een onverwacht leermoment zat in de eindpresentatie. Ik heb door middel van primair bronnenonderzoek in het NIOD en literatuuronderzoek een presentatie voorbereid voor een breed publiek. Het diende geschikt te zijn voor zowel nabestaanden en kampoverlevenden als voor het grote publiek (geïnteresseerden, leken, gezinnen met kinderen, toeristen enzovoort). Het startpunt was de door Bas gegeven drie namen van gedeporteerden van het transport op 16 juli 1942: David Lewenhoff, Leo Schnog en Izaäk de Vries. Vanaf toen mocht ik zelf bepalen hoe ik mijn deel van de presentatie zou invullen. Ik heb bewust gekozen om zowel in te zoomen op het individu als uit te zoomen op de bredere, historische context waarin deze drie mannen leefden. Ook schetste ik een beeld van de politieke standpunten van de Nederlandse regering betreffende de vluchtelingenproblematiek gedurende de jaren dertig. Dit was tevens een link naar de vluchtelingenproblematiek vandaag de dag. Het zorgde ook voor een interessante interactie met het publiek naderhand. Ik heb geprobeerd hen aan het denken te zetten over zowel het verleden als het hier en nu. Deze eindpresentatie was ook een leerzame ervaring vanwege het spreken voor publiek (in plaats van medestudenten en een docent). Ik was vanwege die reden ook wel nerveus, maar ook dát hoort bij het leerproces. Een publiek toespreken is iets wat je vaker moet doen. Daarom was dit een waardevolle toevoeging aan mijn stage.

Begeleiding gedurende de stage

Mijn begeleider Bas Kortholt was het eerste aanspreekpunt tijdens stage. Op mijn eerste stagedag kreeg ik een rondleiding op het kantoor van het HcKW om alle collega’s en aanwezige vrijwilligers te ontmoeten. Ik werd overal hartelijk ontvangen en ik voelde mij meteen al ‘thuis’. Daarna gaf Bas mij een rondleiding op het voormalige kampterrein om relevante informatie te geven omtrent het transportenonderzoek. Ook heb ik de eerste dag een lezing van een gastspreker van het Landelijk Steunpunt Gastsprekers mogen bezoeken. Eva Ritz-Weyl had als jong meisje in kamp Westerbork gevangen gezeten en vertelde haar verhaal aan Duitse scholieren.

Ik kreeg een flexplek toegewezen en een externe hard disc waarop verschillende mappen stonden die het begin van de database vormden. Naast deze ‘database’ kreeg ik ook een literatuurlijst, een lijst van interviews van kampoverlevenden en een archievenlijst, die de basis vormden voor het transportenonderzoek. Boeken die ik wilde lezen, kon ik gemakkelijk via Bas bij de bibliotheek van het HcKW lenen. Later ben ik ook boeken bij de Universiteitsbibliotheek gaan lenen, omdat ik de boeken ook in

(29)

Groningen nodig had op mijn ‘thuiswerkdagen’. Qua voorbereiding was het een goed begin van de stage en ik wist wat mij te doen stond. Ik ben niet een persoon die om elk wissewasje een vraag stelt, maar als ik vragen had, dan kon ik zowel bij mijn begeleider als bij andere collega’s terecht.

Ik kreeg als stagiaire veel vrijheid om het onderzoek op mijn manier uit te voeren. Dat vond ik enerzijds fijn, omdat je dan zelf bepaalt hoe je je onderzoek vorm geeft en welke bronnen of publicaties prioriteit krijgen. Anderzijds is veel vrijheid ook een valkuil, omdat ik me soms kan verliezen in de details en daardoor het overzicht van het onderzoek kwijt raak. Ik heb in mijn ogen soms te uitgebreid en te gedetailleerd gedocumenteerd. Vooral de informatie over hoe men ‘uitstel van transport’ kon krijgen in kamp Westerbork was heel verschillend per persoon. Ook het gegeven dat Bas in het begin van de stage adviseerde om juist ook op de details te letten. Van de ‘inrichting’ van de personen- of goederenwagons – voor zover deze aanwezig was – tot wat de gedeporteerden bij zich hadden aan bagage, voedsel en drinken. Dus in die zin heb ik gedaan wat er gevraagd werd.

Perspectief op een carrière

Ik had de afgelopen jaren twijfels of ik geschikt zou zijn voor een baan in de onderzoekswereld. Nu ik in de afgelopen tijd intensief aan het transportenonderzoek heb gewerkt, heb ik al meer kennis over hoe je op een overzichtelijke, ordelijke manier een groot onderzoek kunt doen. Ik ben van mening dat ik nog steeds veel moet leren op onderzoeksgebied, maar ik weet nu wel dat ik het interessant en uitdagend blijf vinden.

Door deze stage heb ik minder twijfels over een eventuele toekomst in de onderzoekswereld. Dankzij deze stage heb ik bijzondere ontmoetingen gehad met diverse personen uit het werkveld. Van historici en onderzoekers tot ooggetuigen en van Dutchbatveteranen tot medewerkers van een vredesorganisatie.

Eerder schreef ik al over de intensieve samenwerking tussen het HcKW en de vredesorganisatie PAX om na ruim twintig jaar een museum over de val van de Srebenica-enclave in te richten. Er is onlangs een documentaire gemaakt over de totstandkoming van de tentoonstelling: 'De strijd om het Srebrenica Museum'.43 Deze

documentaire ging intern in première op 29 juni jl. Ik had de eer om daarna uitgenodigd te worden om samen met de betrokkenen van PAX en het HcKW en Dutchbatveteranen uit eten te gaan. Die avond zal ik niet snel vergeten, omdat de documentaire en de

43

2Doc. Documentaires, Series, 2Doc, 2017, Juli, ‘2Doc: De strijd om het Srebrenica Museum’ (10 juli 2017) www.2doc.nl (geraadpleegd 9 augustus 2017).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de zomer van 1925, een halfjaar nadat Hitler op vrije voeten gesteld was, ontruimden de Fransen het Ruhrgebied; in oktober aanvaardde Duitsland bij het Verdrag van Locamo de

Maar Rauter had nog meer noten op zijn zang: niet een door Hitler al goedge- keurd voorstel van de Reiehsführer-SS, maar een wens van deze laatste: de wens namelijk dat de

Er moesten dus naamlijsten opgesteld worden; begin juli was overigens verlof verleend tot ruimere criteria: niet alleen diegenen die bij de Joodse Raad in dienst waren, zouden

Duitsland wenste dat de in mei '40 in Neder- lands-Indië geïnterneerde Duitsers vrijgelaten, althans minstens volgens de internationaal aanvaarde regels behandeld zouden worden,

heeft ons dat veel kwaad ge- daan." Toen namelijk in opdracht van de Ältestenrat (die op zijn beurt bevelen van de Lagerleemmandant kreeg) van eind september '44 af vele

1 Er deden zich gevallen van desertie voor en bij een van die schepen moest men toen een derde machinist aanstellen die, aldus Bezerner, 'zijn technische kennis op- gedaan (had)

2 Toen Gerbrandy in die tijd eens onderweg was naar Maidenhead voor een bespreking met de koningin, ontplofte een V-l niet ver van zijn auto die door de luchtdruk opzij werd gezet;

2 Niet ten gunste van de Volksbeweging maar wel tegen de voortgezette verzuiling schreef het weekblad Het Parool dat aanvankelijk onder hoofdredactie stond van Gerard Knuvelder