Vraag nr. 56 van 24 januari 2003
van de heer FILIP DEWINTER
Sociaal huurbesluit – Eigendomsvoorwaarde Artikel 4, § 1 van het sociaal huurbesluit van de Vlaamse regering bepaalt : "Een kandidaat-h u u r-der kan enkel tot een voor verhuring beschikbare woning van een verhuurder worden toegelaten v o o r z o v e r : 3° hij en de leden van het gezin op het ogenblik van de toewijzing géén woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik heb-ben in binnen- of buitenland. Voor de toepassing van deze voorwaarde wordt geen rekening gehou-den met een in het Vlaamse Gewest gevestigd cam-pingverblijf".
Artikel 24, § 1 bepaalt : "Gedurende de hele duur-tijd moeten de huurder en de leden van het gezin, blijven voldoen aan de patrimoniale voorwaarde zoals bepaald in artikel 4, § 1, 3°".
1. Op welke wijze wordt gecontroleerd of een kan-d i kan-d a a t-sociale huurkan-der woningen heeft in het buitenland ?
2. Werden op basis van artikel 4, § 1 sinds de in-werkingtreding van het sociaal huurbesluit reeds eigenaars van woningen in het buitenland geweigerd als sociale huurder ?
Beschikt de minister hieromtrent over cijfers ? 3. Werden op basis van artikel 24, § 1 sinds de
in-werkingtreding van het sociaal huurbesluit reeds huurders die eigenaar zijn van een woning in het buitenland opgezegd ?
Beschikt de minister hieromtrent over cijfers ?
Antwoord
1. Bij de toewijzing van een sociale woning gaat een socialehuisvestingsmaatschappij na of de kandidaat geen woning in volle eigendom of in volledig vruchtgebruik bezit in binnen- of bui-tenland.
Voor de controle van onroerend bezit in het buitenland zijn de maatschappijen in de praktijk vaak aangewezen op verklaringen van de am-bassade of het consulaat van het betrokken land ( b v. het land van herkomst van buitenlanders) ; in sommige landen kunnen er evenwel ook in-lichtingen verkregen worden bij de plaatselijke
equivalenten van de Belgische diensten van het kadaster of van de registratie.
Indien de betrokken kandidaat echter een poli-tieke vluchteling is, geniet hij volgens het inter-nationaal verdrag betreffende de status van v l u c h t e l i n g e n , een bescherming die belet dat contact wordt opgenomen met zijn ambassade en/of een dienst in zijn land van herkomst. I n deze gevallen wordt aan de kandidaat een ver-klaring op eer gevraagd. Overigens kan gerede-lijk worden aangenomen dat indien betrokkene toch nog onroerende goederen zou bezitten in zijn land van herkomst, hij hierop geen rechten meer kan laten gelden en er geen inkomsten kan van genieten.
De praktijk wijst uit dat het niet zo evident is om een officieel stuk (zoals de attesten die in België worden afgeleverd door de diensten van het kadaster of registratie), waaruit moet blij-ken dat de kandidaat geen eigendom in zijn land van herkomst heeft, te bemachtigen. In de gevallen waar geen officieel stavingsstuk kan worden voorgelegd moet de socialehuisvestings-maatschappij een verklaring van de ambassade of consulaat aanvaarden of een verklaring op eer van de kandidaat.
2. Er zijn omtrent dit bijzonder gegeven geen cij-fers beschikbaar.