• No results found

lur. IN DIMOCRATII

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "lur. IN DIMOCRATII "

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

lt @ ~

ft , SOCIIIIII

lur. IN DIMOCRATII

I 12

)UD IDEE getoetst aan

MACHT lige in

.ium ter bestaan van

EKTE EN

IJ ken als

vil de ested en I

appelijke

d van 0'66 socialisme en

democratie, nummer 12, december 1980

Foto van de maand 551 Dolf Toussaint

Democratisch-socialisme 552 Gerard Heyne den Bak

De Nederlandse Antillen en de Movementu Antyias Nobo (MAN) Na Suriname (SenO, nr, 9 1980) besteden we nu aandacht aan de Antillen, in het bijzonder aan Curaçao en de MAN, de partij van minister-president Don Martina. Verder enige aandacht voor de culturele, economische en staatkundige en politieke achtergron- den.

Essay

559 Johanna Fortuin

562

Taboe -boe - boehh!!!!

Aan taboes geen gebrek in Nederland. Maar we binden de strijd er tegen aan. Nederland is niet de plaats, de twinstigste eeuw niet de tijd voor taboes, Die pasten in Polynesië, in het verleden. Of toch niet?

Communisme Ger Verrips

Internationalisme - de CPN tussen de brokken

De Nederlandse communisten voeren een 'nieuwe politiek'. Zeg- gen ze. Hun houding jegens de Sowjet-communisten echter lijkt tamelijk traditioneel. Soms mopperen ze in de marge, maar op hoofdlijnen lopen ze in de pas, waarbij Soeslowen Ponomarjow de maat slaan.

Staat en burger 572 Eddy van den Brink

Overheid, particulier initiatief en ontwikkelingssamenwerking De overheid is overbelast. Althans dat menen steeds meer men- sen. Het particulier initiatief zou meer ruimte moeten krijgen. Maar zo opgewekt gaat het daarbij nu ook weer niet toe. Een onderzoek over de positie van de overheid, het particulier initiatief en de ont- wikkelingssamenwerking.

Document

583 W, Kok, J. Pronk, J. Tinbergen, J. M. den Uyl Werkgelegenheid voor de wereld

Een Nederlandse Bende van Vier heeft toegeslagen. De voorzitter van de Europese socialisten, de voorzitter van de Europese vak- beweging, een Nobelprijswinnaar en een UNCTAD-opperhoofd stellen de algemeen-secretaris van de Verenigde Naties voor een wereld-werkgelegenheidsplan op te stellen. Een stoutmoedig initia- tief.

Signalementen

594 Een straat vernoemd naar Sam de Wolff

595 New Outlook, Goldmann en een Palestijnse staat

(2)

Inhoud Boeken

socialisme en democratie, nummer 12,

597 Marnix Krop - Op zoek naar het weerbare Afrika

601 M. van der Goes van Naters - Je moet er niet bij geweest zijn 603 Paul Friese - Actieve en re-actieve industriepolitiek in Nederland

Pen op papier

607 De geschiedenis van het democratisch-socialisme 608 De historische scriptie

610 Zuidelijk Afrika 613 Micro en Macro

december 1980 'Hogere produktiviteit, meer winst en minder arbeiders'

(3)
(4)

democratIsch- socialIsme

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

552

Gerard Heyne den Bak

De Nederlandse Antillen en de

Movementu Antyias Nobo (MAN)

Gedurende de zomermaanden van dit jaar bracht ik een werkbezoek aan de Nederlandse Antillen, om precies te zijn aan Curaçao. Doel van dit ver- blijf was onze jonge zusterpartij ter plekke, de MAN, met raad en daad ter- zijde te staan bij het proberen gestalte te geven aan een zo goed mogelijk functionerende partijorganisatie. Van mijn bezigheden in de tropen, die een gevolg waren van een daartoe strekkend verzoek van de MAN aan het be- stuur van de PvdA, bracht ik na terugkeer verslag uit. Dit artikel is een uit- gebreide bewerking van dat verslag.

De opzet is daarbij als volgt. In de eerste plaats wordt aangeduid binnen welke maatschappelijke en politieke constellatie de MAN moet opereren en welke positie zij daarbij inneemt. Vervolgens wordt geschetst hoe de partij politiek, organisatorisch en qua werkwijze in elkaar steekt, waarbij de na- druk valt op de niet eenvoudige problemen die zich daarbij voordoen. Ten slotte wordt aandacht geschonken aan de vraag waarom het van belang is de contacten tussen de MAN en de PvdA te verstevigen.

Het navolgende doet wellicht hier en daar wat schools en maatschappijleer- achtig aan. Dat vloeit niet voort uit geringschatting jegens de lezers van dit maandschrift, maar uit de ervaring dat het kennisniveau met betrekking tot de situatie op de Antillen in het algemeen moeilijk onderschat kan worden.

Zelfs gegevens als het aantal inwoners (250 000 waarvan 160 000 op Cu- raçao en 60 000 op Aruba) en de ligging (inderdaad, bovenwinds en bene- denwinds) behoren wellicht niet tot het geestelijk eigendom van elke SenD- lezer. Vandaar.

De sociaal-culturele situatie

Het letterlijk meest zichtbare kenmerk van de Antilliaanse samenleving is de zeer gemengde bevolkingssamenstelling. Meer dan vijftig nationaliteiten in een bonte verscheidenheid van uiterlijke kenmerken wonen op de zes eilanden samen. Op Curaçao bestaat overigens 85

à

negentig procent van de bevolking uit mensen met een donkere huidskleur, de zgn. Afro-

Curaçaoënaars. Openlijke discriminatie komt niet voor. Wel is er sprake van zeer duidelijke maatschappelijke en culturele scheidslijnen tussen ver- schillende bevolkingsgroepen, met de mede daaruit voortvloeiende vooroor- delen jegens elkaar.

De grote volksopstand van mei 1969 heeft onder andere aangetoond dat de openlijke harmonie meer schijn is dan werkelijkheid. Zo schrijft Verton over de gebeurtenissen van toen - begonnen als een uit de hand gelopen arbeidsconflict - : 'Het leek alsof de achterhoede van A1ro-Curaçaoënaars stond tegenover alle inwoners van Curaçao die gebaat waren bij bestendi- ging van de bestaande politieke, sociale en economische situatie'. (Peter Verton, 'Curaçao: de orde en rust in de jaren zeventig', in de Internationale Spectator, juni 1978, p. 352.) De leuzen die men destijds hanteerde waren in dat opzicht volstrekt duidelijk: 'Pan y rekonosimiento' (Brood en erken-

d

(5)

n

n

s

lr- it t

!-

n

n

)r-

n

· s

; -

Ie n

democratisch- socialIsme

socialisme en democratie.

nummer 12.

december 1980

553

ning) en 'Nos 10 sinja nan respeta nos' (We zullen ze leren ons te respecte- ren).

Ruim tien jaar later spreken verschillende van mijn gesprekspartners van een situatie die in dit opzicht eerder verslechterd dan verbeterd is en ach- ten zij een herhaling van 'mei '69' niet ondenkbaar.

Godsdienst

De overgrote meerderheid van de bevolking is rooms-katholiek. De invloed van de Kerk op het maatschappelijk leven (onderwijs, charitas, e.d.) is dan ook niet gering. Aangezien het hier veelal niet gaat om de verlicht-roomse variant die wij ins ons land kennen, stemmen de gevolgen hiervan ten aan- zien van zaken als emancipatie en moraal niet tot grote vrolijkheid. Zo was er tijdens mijn verblijf ter plaatse sprake van een demonstratieverbod voor een pas opgerichte groep homoseksuelen en werd de emancipatie van de vrouw in de discussie meermalen als een 'luxe-probleem' terzijde gescho- ven. Het spreekt overigens vanzelf dat in dit opzicht ook de in Midden- en Latijns-Amerika overheersende machismo-houding een grote rol speelt.

Onderwijs

De invloed van Nederland, de Nederlanders en de Nederlandse taal is in belangrijke sectoren van de samenleving, met name bij de overheidsdien- sten en in het onderwijs, nog steeds buitengewoon groot. Het gehele on- derwijssysteem is een getrouwe kopie van het Nederlandse. Enigerlei aan- sluiting bij de gewone spreek- en schrijftaal - Papiamentu op Curaçao, Aruba en Bonaire, Engels op de andere eilanden - heeft tot nu toe niet plaatsgevonden. Met name hierdoor is er een soort gespletenheid tussen het 'gewone' en het 'officiële' leven op de Antillen merkbaar. En ook een zekere mate van isolement ten opzichte van de Caraïbische en Latijnsame- rikaanse omgeving.

Culturele identiteit

Van een eigen culturele identiteit van de Antillen is in wezen geen sprake.

Dat geldt hooguit voor enkele van de eilanden afzonderlijk. In een recente nota van het ministerie van onderwijs en cultuur wordt in dit opzicht gespro- ken van 'een samensmelting van culturen die door gebrek aan een natio- naal bewustzijn niet in staat is geweest de tegenstellingen op te lossen, waardoor een diepere synthese kon worden bereikt'. Los zand dus.

Trouwens ook in het recente rapport van de Koninkrijkswerkgroep (Naar nieuwe vormen van samenwerking, augustus 1980) worden er geen doek- jes om gewonden: 'De eilanden van de Nederlandse Antillen vormen één

verband, omdat zij door de Republiek der Verenigde Nederlanden zijn bijeengebracht' (p. 42).

En even verder wordt gesproken van 'een juridische constructie die veel weg heeft van een fictie', omdat de Nederlandse Antillen zich 'niet tot één levensgemeenschap hebben kunnen ontwikkelen' (p. 44).

De economische situatie

Om te beginnen een paar cijfers. De (officiële) werkloosheid op de Antillen bedraagt meer dan twintig procent. Ook de inflatie is hoog, eveneens meer dan twintig procent.

In feite is er de laatste vijfentwintig jaar sprake van een continue verslech- tering van de economische situatie, met name veroorzaakt door een spec- taculaire teruggang van het aantal arbeidsplaatsen bij de twee grote olieraf- finaderijen op Curaçao en Aruba (van ruim 20 000 in 1952 tot

±

6000 nu).

Het inkomen per hoofd van de bevolking daalde in de periode 1960-'70 met

(6)

democratisch- 1,5 procent per jaar en bedroeg toen

±

f 4000. Een cijfer dat de laatste socialisme tien jaar niet is gestegen, eerder nog verder gedaald (hoewel betrouwbare

gegevens hierover ontbreken).

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

De welvaart - voor zover daarvan gesproken kan worden - is zeer onge- lijk verdeeld. Grote groepen van de bevolking, met name de zwarten, zijn arm tot zeer arm. Ook Curaçao kent zijn troosteloze krottenwijken.

De geringe omvang en de grote openheid van de economie maken de An- tilliaanse economie zeer afhankelijk van het buitenland (olie, toerisme en handel). Het zijn van internationaal handelscentrum klinkt aardiger dan het is: het kapitaal vliegt onmiddellijk het land weer uit, de bevolking merkt er bitter weinig van. De landbouw is van oudsher zeer onderontwikkeld, al worden er de laatste jaren pogingen ondernomen om hierin, met behulp van moderne bevloeiingstechnieken, verandering te brengen. Het blijft ech- ter, voorlopig, letterlijk een druppel op een gloeiende plaat.

De consumptiezijde van de economische medaille vertoont - mede door een volstrekt op commerciële basis geschoeide radio en

tv -

een vrijwel geheel veramerikaniseerd beeld. Groot, duur en veel is het motto, althans voor degenen die het kunnen betalen. Fijn is anders.

Staatkundig en politiek

De Antillen kennen een parlementair-democratisch systeem. Het parlement (de Staten) heeft 22 zetels, waarvan twaalf voor Curaçao, acht voor Aruba, één voor Bonaire en één voor de bovenwindse eilanden. De eilanden ken- nen elk een eilandraad, die op Curaçao uit 21 zetels bestaat.

Wie kijkt naar de bevoegdheden van de onderscheiden organen, moet tot de conclusie komen dat er sprake is van een tamelijk zwak centraal gezag (regering en Staten) tegenover de organen op eilandniveau (gedeputeerden en raad). Verwonderlijk is dat niet. Het rapport van de Koninkrijkswerkgroep spreekt in dit verband van een federale inslag van de huidige staatsrechte- lijke structuur en voegt daaraan de observatie toe dat, aangezien de poli- tiek op de Antillen eilandelijk is bepaald en georganiseerd (zie hieronder), het Antilliaanse belang in feite niet meer is dan 'de optelsom van de belan- gen der eilanden' (p. 44).

Politieke partijen

De politieke partijen op de Antillen zijn eiland-gebonden. D.w.z. de MAN bestaat alleen op Curaçao, de MEP alleen op Aruba, enz.

Het karakter van de bestaande partijen (met uitzondering van de MAN) is het beste aan te duiden als niet-ideologisch, sterk personalistisch en geba- seerd op een uitgebreid systeem van patronage (overheidsbaantjes, huis- vesting, sociale uitkering, enz.). De Antilliaan is dan ook sterk geneigd een politieke partij te zien als een vehikel voor persoonlijk gewin en als niets anders (zie ook Verton, o.c. p. 349). Door het ontbreken van een duidelijk herkenbare en uitgedragen ideologie komt de nadruk ook vaak sterk te lig- gen op groepsvorming en persoonlijke tegenstellingen.

Onafhankelijkheid

Over de kwestie van de onafhankelijkheid wordt op de Antillen, zoals be- kend, zeer verschillend gedacht. De kleine eilanden voelen er niets voor.

De onafhankelijkheid die Aruba nastreeft is veel meer een 'los van Cu- raçao' dan een 'los van Nederland.' Op Curaçao zelf zijn er geen politieke en andere groeperingen die ook maar enigszins aandringen op het spoedig bereiken van onafhankelijkheid, hetzij zelfstandig, hetzij samen met (alle?) andere eilanden. Onzekerheid en onduidelijkheid zijn troef. Typerend in dit

d

(7)

I,

g

- - - - - - - - - - -

democratlsch- verband is de grote aandacht waarmee de ontwikkelingen in Suriname wor- socialisme den gevolgd. Vaak met als ondertoon: je ziet wat er gebeurt als je te snel

en eigenlijk tegen je zin onafhankelijk wordt. Er bestaat in dit opzicht ook een duidelijk wantrouwen jegens de PvdA. Was het niet het voormalige PvdA-kamerlid Huub Franssen die ooit opmerkte dat Nederland, indien de Antillen geen onafhankelijkheid wenste, deze dan maar per post moest overmaken.

socialisme en democratie.

nummer 12.

december 1980

De MAN

De MAN is opgericht in 1971. Een van de oprichters was Don Martina.

Vanwege sterk verwante opvattingen ging de partij in 1974 op in de Frente Obrero van 'papa' Goddet, die was opgericht na de gebeurtenissen van mei 1969.

In de tweede helft van de jaren zeventig was Don Martina gedeputeerde voor de Frente (zeg maar wethouder) van Curaçao. In die periode bouwde hij een reputatie op van bekwaam, rustig en vooral eerlijk bestuurder.

Intussen echter was de Frente Obrero als twee druppels water gaan lijken op de bestaande Curaçaose partijen, zoals hiervoor aangeduid. Dit leidde tot toenemende tegenstellingen tussen de oorspronkelijke MAN-aanhang en de leiders van de Frente. In het voorjaar van 1979 - vlak voor de ei- land raadsverkiezingen - kwam het tot een definitieve breuk en werd de MAN heropgericht. Don Martina werd de politieke leider.

Bij de eilandraadsverkiezingen van april 1979 boekte de MAN een onver- wacht groot succes: zes van de 21 raadszetels en daarmee in één klap de grootste partij (de Frente behaalde slechts één zetel). Enkele maanden la- ter Uuli '79) volgden de verkiezingen voor de Staten. Het succes van de MAN (nu met Martina als lijsttrekker) was nog groter. De partij behaalde zeven van de twaalf Curaçaose zetels in het parlement.

Op Curaçao zelf nam de MAN uiteindelijk niet aan het bestuurscollege deel, Zij werd als grootste partij buiten het college gehouden (waar heb ik dat meer gehoord?). Medio augustus '80 is het bestuurscollege echter uit elkaar gevallen. Onderhandelingen tussen de MAN en de Democratische Partij (DP) om tot de vorming van een nieuw college te komen, hebben in- middels tot resultaat geleid.

Op landelijk niveau slaagde de MAN er in - samen met de Arubaanse MEP en de partij van Bonaire - een regering te vormen. Don Martina werd minister-president en de MAN kreeg tevens de portefeuilles van financiën, sociale zaken en onderwijs en cultuur.

De verklaring voor het onverwacht grote succes van de MAN moet onge- twijfeld gezocht worden in de persoon van Don Martina, vanwege 's mans eigenschappen, zoals hierboven aangeduid. Eigenschappen die in de Curaçaose politiek erg schaars voorradig zijn. De belangrijkste issue bij de verkiezingen was de belofte van de MAN een eind te maken aan het sys- teem van patronage en de bezem te halen door de slecht functionerende overheidsdiensten.

Rients de Boer (die enkele jaren op Curaçao verbleef en PvdA-lid is) heeft het in een interview in Vrij Nederland van november 1979 als volgt gezegd:

'Ik heb de indruk dat veel Curaçaoënaars Don Martina als hun laatste kans zien. In de jaren zestig heeft een economische en maatschappelijke neer- gang ingezet, die nog steeds aanhoudt. De uitslag van de verkiezingen weerspiegelt niet zozeer een Curaçaose voorkeur voor links. Don Martina is de enige vent die respect afdwingt, die fatsoenlijk is gebleven, die doet wat hij belooft. Van dat laatste zijn vriend en vijand overtuigd'.

Ik deel die opvatting, maar de vraag is dan natuurlijk nog wel hoe het nu met die partij zit. Daarover hieronder meer.

(8)

democratisch- De formele organisatie

socialisme De formele kant van de zaak is snel geschetst. Het algemeen bestuur van de MAN bestaat uit negen leden (wordt elf) waaronder q.q. de voorzitters van de eilandsraad- en de Statenfractie en de politiek leider. Te zamen met de ministers en de leden van de beide fracties vormt het algemeen bestuur de zgn. politieke raad, een informeel college dat bedoeld is om een soort coördinerende rol te vervullen. Daarnaast bestaat het instituut van de zgn.

wijkleiders. De wijkleider vormt in wezen de schakel tussen de hierboven aangeduide organen en de mensen in de wijk, die als aanhanger van de MAN kunnen worden beschouwd. Deze schakelfunctie bestaat van oudsher op Curaçao en wordt als zeer essentieel beschouwd. De wijkleider (de MAN heeft er ongeveer twintig) moet het beleid van de partij verdedigen en uitdragen en zorgt er anderzijds voor dat de inzichten en verlangens van

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

de mensen in de wijk naar boven worden doorgegeven. Afdelingen of iets dergelijks kent de MAN nog niet.

De wijkleiders vormen samen met de hierboven genoemde personen en met nog enkele anderen de partijraad. De partijraad vergadert in principe maandelijks en is te beschouwen als het een na hoogste orgaan van de partij. Het hoogste orgaan, het congres, zal in het voorjaar van '81 voor het eerst bijeenkomen, en daarna jaarlijks. Tenslotte dient nog melding ge- maakt te worden van enkele door het partijbestuur ingestelde commissies, waarvan er overigens maar één, de commissie publiciteit, min of meer re- delijk functioneert.

De praktijk: tussen droom en daad

In politicologentaal zou men kunnen stellen dat wat de MAN voor ogen staat niet meer of minder is dan het bewerkstelligen van een radicale door- braak in de politieke cultuur en structuur van Curaçao. Meer concreet ge- zegd: de MAN wil een partij zijn met een duidelijke voor de mensen her- kenbare ideologie en met een organisatie die aan de eisen van democra- tisch functioneren voldoet. In het licht van Curaçaose omstandigheden en gewoonten heeft de partij zich hiermee in wezen een zeer ambitieuze taak gesteld, waarvan de volledige realisering - indien al mogelijk - jaren zal vergen. Enkele van de problemen waarmee men in dit opzicht te maken heeft, komen thans aan de orde.

Ideologie, program en koers

In artikel 2 van de statuten van de MAN wordt het doel van de partij om- schreven als: 'de verwezenlijking van een democratisch-socialistische maatschappij'. Verder niets. Want een nadere invulling van dit nobele prin- cipe in een beginsel program of -verklaring heeft tot nu toe niet plaatsge- vonden (al wordt er wel aan gewerkt ter voorbereiding van het eerste partij- congres in voorjaar '81).

Ten aanzien van de concrete programmapunten waarmee de MAN de ver- kiezingen van '79 is ingegaan, is al gewezen op het centrale punt van het doorbreken van het patronagesysteem en het reorganiseren van de slecht functionerende overheidsdiensten. Het is stellig niet overdreven in dit ver- band te spreken van een in meer dan een opzicht buitengewoon weerbar- stige materie. Het Economisch manifest voor het eiland gebied Curaçao van de MAN laat voor het overige zien dat men uit is op .onder meer de realisering van de volgende sociaal-economische doelstellingen:

• het scheppen van arbeidsplaatsen, in het bijzonder in de produktieve sector;

• een sterke bevordering van landbouw, veeteelt en visserij;

• inkomensverdeling ten gunste van de economisch zwakkeren;

de

(9)

~t

r

n

j-

democratisch- socialIsme

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

557

• stimulering van de 'Antillianisering' van een steeds groter aantal onder- nemingen.

Het is nu - anderhalf jaar na de verkiezingen - nog moeilijk te zeggen of en in hoeverre deze doelstellingen ook verwerkelijkt zullen worden. Het staat intussen wel vast dat, gelet op het karakter van de Curaçaose en An- tilliaanse samenleving, van een radicaal socialistische aanpak de eerste ja- ren geen sprake kan zijn. De maatschappelijke en politieke voorwaarden daartoe zijn bij lange na niet vervuld. Electorale zelfmoord zou het gevolg zijn. Een 'redelijk-linkse' middenkoers lijkt de aangewezen weg.

Interne situatie

Intern heeft de MAN als jonge, onervaren partij te kampen met een baaierd van problemen. Ik noem er enkele:

• Het aantal leden bedraagt slechts ongeveer tweehonderd (op een stem- mental van ruim 27000 bij de laatstgehouden verkiezingen), waarvan er pakweg zestig actief zijn (inclusief ministers, statenleden en eilandraadsle- den). De financiële situatie is verre van rooskleurig: in feite is de MAN straatarm. Men beschikt niet over een ook maar enigszins adequate huis- vesting voor vergaderingen en administratieve bezigheden.

• Er is, zoals uit het voorgaande valt op te maken, een schromelijk gebrek aan kader en bestuurservaring. Dat is uiteraard verklaarbaar; wie had er immers op zo'n onstuimige politieke ontwikkeling gerekend. (Men stelle zich voor dat 0'66 destijds in één klap in ons land de grootste partij was gewor- den en meteen ook de minister-president en de meeste ministers had moe- ten leveren, zonder dat daar op dat moment ook maar een zweem van een organisatie achter stond.)

• De partij beschikt nog niet over een huishoudelijk reglement. (Het con- gres van voorjaar '81 zal in die leemte moeten voorzien.) In feite betekent dit dat de organisatie nog geen ruggegraat heeft. Rechten en plichten van personen en groeperingen (bestuur, fracties, wijkleiders) met betrekking tot zichzelf en jegens anderen liggen nergens schriftelijk vast. Evenmin bestaat er een overeengekomen en uitgekristalliseerde wijze van werken en een vast stramien van besluitvorming.

• De MAN heeft zich, grotendeels als gevolg van het bovenstaande, nog niet kunnen ontworstelen aan het 'personalisme', dat zo kenmerkend is voor de Antilliaanse politieke cultuur. Op twee manieren is dat merkbaar. In de eerste plaats zijn de rol en positie van de politieke leider (Don Martina) zeer overheersend. De partij wordt volstrekt met hem geïdentificeerd en ook intern zijn aller ogen op hem gericht (vaak tegen wil en dank van de betrokkene). In de tweede plaats draagt het ontbreken van een uitgewerkte ideologie en van een hecht doortimmerde organisatie sterk bij aan een - althans in mijn ogen - opvallend gebrek aan discipline en aan het gemak- kelijk de kop opsteken van niet politiek bepaalde persoonlijke tegenstellin- gen.

Geen geringe problemen, al met al, waarmee deze onverhoeds in het cen- trum van de politieke macht belande partij te stellen heeft. Relativerend voeg ik daar overigens aan toe dat, in welke situatie dan ook, het opbou- wen van een politieke partij nu eenmaal een moeizaam en langdurig pro- ces is, dat met vallen en opstaan van de betrokkenen gepaard gaat. Voor- beelden daarvan zijn in ons eigen land uit voorraad leverbaar.

MAN - PvdA

Het is dunkt mij van betekenis dat de relatie tussen PvdA en MAN besten-

(10)

democratlsch- digd en verstevigd wordt. Tijdens mijn verblijf ter plekke ben ik zowel over- socialisme tuigd geraakt van het oprechte streven dat in elk geval een aantal MAN-le- den bezielt, om van die partij een echte democratisch-socialistische vereni- ging te maken, als van de buitengewoon grote obstakels die daarbij, zowel intern als extern, nog moeten worden opgeruimd. Maar men hoeft tenslotte de uitkomst van het streven niet te kennen om toch de pogingen van harte te ondersteunen.

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

Nog afgezien daarvan, heeft de relatie MAN-PvdA mijns inziens ook een wijdere politieke betekenis. Het is waarschijnlijk niet overdreven om te stel- len dat Don Martina en zijn partij inderdaad een 'laatste kans' (Rients de Boer) bieden voor een politieke en maatschappelijke ontwikkeling van de Antillen, zoals wij die ons voorstellen, althans zouden moeten voorstellen.

In het artikel van Bram Peper over Suriname (SenD, september 1980) ben ik nogal wat dingen tegen gekomen, die griezelig veel lijken op de situatie, zoals ik die op Curaçao heb ervaren. De PvdA zou niet opnieuw tot de conclusie moeten worden gedwongen dat gebrek aan aandacht voor een begrip van de situatie in verre, vreemde streken ons mede debet maakt aan een ontwikkeling die wij vervolgens achteraf alleen nog maar kunnen betreuren.

Overigens ben ik 'gematigd pessimistisch' over de kans die de MAN heeft om uit te groeien tot een voldragen democratisch-socialistische partij met een opgewekt verenigingsleven. Voor dat gematigd pessimisme zijn in het voorgaande nogal wat bouwstenen aangedragen. Anderzijds hoop ik dat men met mij doordrongen is van de noodzaak ons ook als PvdA in te span- nen voor een ontwikkeling op Curaçao en de Antillen in democratische en reformistische zin. De MAN biedt daartoe op dit moment hoe dan ook het beste, en trouwens enige, vehikel.

Gerard Heyne den Bak is politicoloog, was tot mei 1979 secretaris van de PvdA en is lid van het partijbestuur.

(11)

'-

i-

~I

: e e

1-

n

.n-

essay Johanna Fortuin

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

559

Taboe - boe - boehhh!!!

'Bolivia taboe voor Fokker' (VolkskranfKop op 5/9/'80). Hoe klinkt dat?

Klinkt dat niet van: 'Goed zo dat onze regering die kapitalisten van Fokker verboden heeft om vliegtuigen te verkopen aan dat perfide militaire regime?' Of verbeeld ik me dat nou maar? Is dat helemaal niet zo?

Met regelmaat kom je in moderne Nederlandse kranten, weekbladen en boekwerken het woord 'taboe' tegen. Ik heb er eens eventjes op gelet. Een paar koppelingen zijn gangbaar, zoals aan sex, aan abortus, aan homofilie, aan zelfmoord, een zelfdoding en aan euthanasie. Daarnaast krijgt een onoverzichtelijke wirwar van fenomenen van deze of gene bij gelegenheid het predikaat 'taboe'. P. M. Reinders over Gerard Reve's boek Moeder en Zoon (NRG/Handelsblad, 19/9/'80): 'Een boek met verklaringen moet het dus worden, verklaringen voor zichzelf en anderen. In het begin lijkt het nogal eenvoudig. Thuis beschouwen ze kerstmis als een feest voor de

"heersende klasse" en een kerstboom was taboe'

Nou zeg, wat een kleingelovige trutten die ouders hè, zo'n onschuldig kin- dervermaak veJbieden. Belachelijk! Of niet soms?

Dr. N. Beets over de laatste oorlogsdagen in Japan (NRG/Handelsblad, 2/

81'80):

'De Amerikaanse luchtmacht, onder generaal LeMay, bleef de woonsteden met de grond gelijkmaken. De luchtafweer boven Tokio was reeds tot zwij- gen gebracht, twee miljoen Japanse gebouwen waren vernietigd en dertien miljoen mensen waren dakloos. Op 12 mei werd het taboe om over vredes- onderhandelingen te spreken eindelijk door de minister voor de marine, ad- miraal Yonxai, in een vergadering van de Hoogste Oorlogsraad, de Grote Zes, doorbroken'.

Eindelijk! Zoveel mensen te laten omkomen en zoveel vernietiging te laten gebeuren vanwege een ouderwetse militaire erecode. Misdadig! Onmense- lijk! Of niet soms?

Battus mokt in 'Waar is Pietje Bell gebleven?' verongelijkt (NRG/Handels- blad 2/8/'80): 'Zelfs in de Nederlandse literatuur, waar jongens toch altijd de heldenrol mochten spelen van Woutertje en Jaapje, via Kees, naar Wer- ther, is de jongen ineens taboe' en dat terwijl ' .... de jongens zijn de ware gediscrimineerde, weggestopte, vernederde bevolkingsgroep in Nederland. '

Voorwaar, gij chroniquers, wat verzaakt gij uw plicht. Foei! Foei! Of niet soms?

Ben de Graaf is in de Volkskrant van 7/10/'80 heel boos:

'Praat of schrijf niet over dopinggebruik door voetballers, er rust een taboe op zo groot als de gaten in de huidige Ajax-verdediging'. Hij had namelijk wel de moed gehad om dat te doen, maar: 'De Raad voor de Journalistiek

vond van die bespiegelingen dat zij "zeer dicht bij het gebied van de onge- fundeerde verdachtmaking kwam".' Over een taboe gesproken. Wat een in- de-doofpot-stoppers? Schandelijk! Of niet soms?

Zijn collega Harry van Seumeren had een paar pagina's eerder een geheel ander probleem: 'Hoe lang nog zijn werkenden bereid belastingen en socia- le premies, die hun koopkracht aantasten, te betalen ten behoeve van een

(12)

essay

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

inkomen voor miljoenen mannen en vrouwen, ouderen en schoolverlaters, werklozen en zieken? Deze vraag behoort tot de taboes van progressieven in een welvaartsstaat waarin de geldstromen opdrogen'.

0, 0 wat een kortzichtigheid bij onze progressieve kameraden partijgeno-

ten. Gevaarlijk! Of niet soms?

'Taboe' is soms een expliciet en duidelijk verbod (geen vliegtuigen voor dic- taturen), soms wekt het de suggestie bewust ontwijken en verzwijgen te betekenen (capitulatie; dopinggebruik) en andere keren lijkt het te gaan om een probleem dat nog niet onderkent is (grenzen aan de solidariteit). Zon- der uitzondering is een taboe iets van anderen dan de schrijver zelf. Die anderen zijn een kleiner of groter categorie: communisten, Japanse hoge militairen, directeuren van kapitalistische ondernemingen, de voetbalmaffia, de progressieven of zoiets vaags als 'men' of 'het publiek'. Doorbroken wordt een taboe door één of enkele moedige kruisridders van de waarheid.

'Taboe' heeft te maken met 'foei' en doorbreken van taboes met 'bravo'.

Foei vliegtuigen voor Bolivia! Foei niet praten over sex! Foei geen capitula- tie-aanbod! Foei geen openheid over abortus! Foei - stilte over zelfmoord!

Regelmatig heet zelfmoord taboe. Toch verschijnen er in Nederland reek- sen boeken over zelfmoord, staan er steeds vaker overlijdens-advertenties in de Volkskrant waaruit een zelf opgeroepen levenseinde blijkt en bracht die krant ook nog een paar berichten. Op 7 augustus '80: 'Ex-kampbeul be- rooft zich van leven'. Op 6 oktober: 'Ex-kampbeul Wagner pleegt zelf- moord'. Op 8 oktober: 'Oud-Nazi-Ieider ontwijkt proces door zelfmoord'. De NRG bracht het bericht over Wagner op 4 oktober zelfs op de voorpagina:

'SS-chef Treblinka pleegt zelfmoord'. Waar zit dan het taboe?

lets dergelijks is er met euthanasie aan de hand. In De Tijd van 8/8/'80 stond een artikel over zelfdoding en euthanasie met als kop: 'Een taboe dat nooit wordt opgeruimd' (opgeruimd; dat doe je met iets dat slecht is). In het artikel komt het woord taboe nog eens drie keer voor. Ook in andere publi- katies tref je die koppeling euthanasie-taboe aan. En dat terwijl je haast geen krant meer kan openslaan zonder een bericht over dat fenomeen te- gen te komen bijna compleet met doe-het-zelf-recept. Waar zit dan nog het taboe?

Juist die problemen, waarover in de media het hardste wordt gediscus- sieerd, worden het vaakst een 'taboe' genoemd. Voor zover ik mij herinne- ren kan, kwam je in de aanzet tot deze discussies, bij de eerste probleem- stellende boeken en artikelen, het woord taboe nooit tegen. Niemand die zei: 'Dames en heren wilt u even opletten, dan ga ik nu met een fraaie knal het abortus-taboe doorbreken'. Nee, een paar mensen zeiden: 'Wilt u alle- maal eens luisteren, want er bestaat een probleem waarover niet wordt ge- praat en waardoor elk jaar in Nederland een paar vrouwen sterven en ve- len een ellendige ervaring moeten doormaken'. Daar reageerde ook nie- mand op met: 'Hoor haar, ze doorbreekt een taboe'. Dat werd pas vijftien jaar later gezegd. Wanneer je 'taboe' opvat als 'verzwegen; niet onderkend' dan is strikt genomen een zogenaamd taboe geen taboe meer als er een- maal over bericht is. Dan is het zwijgen verbroken en het probleem aange- raakt en gesteld. Dan kan verhit of verward of redelijk of hoe dan ook het debat beginnen. Pas als het gevecht goed op gang gekomen is en de één van de ander vindt dat die zich onbegrijpelijk hardnekkig niet laat bekeren, dan pas hoor je over 'taboes' reppen. Als anderen zich door naar jou ge- voel sluitende argumenten niet laten overtuigen, tja dan moeten ze wel een rare taaie ongrijpbare factor X in zich hebben, taboe genaamd.

Als we de anderen niet meer begrijpen dan jouwen we ze uit met een:

(13)

In

ic- m

a, d.

a-

I

s

Ie I:

::lat

let

li-

let

3-

n- lal

I

nd'

I-

e- t In n, en

essay

socialisme en democratie.

nummer 12.

december 1980

boeh-boe, jullie hebben taboe-boe-boehsl Taboe, een woord als wapen.

Het veroordeelt anderen, in heden of verleden. Die associatie van rare on- begrijpelijkheid heeft het woord vanaf zijn ontdekking, een paar eeuwen ge- leden, altijd gehouden.

Een paar eeuwen geleden kwamen Westerse ontdekkingsreizigers in Poly- nesië aan, waar de inboorlingen allerlei dingen niet deden met het argu- ment dat het 'taboe' was. De vruchten van sommige bomen aten ze niet en ze spraken bepaalde woorden in verschillende omstandigheden niet uit en meer van dat soort malle bijgelovige dingen. Die primitieve lui dachten bo- vendien dat als je een taboe overtrad, zelfs als dat onbewust en per onge- luk gebeurde, je automatisch bovennatuurlijk met ziekte of dood werd be- straft. Voor Westerlingen een achterlijke magische gedachte. En zo kwam in het westen het woord 'taboe' in zwang voor allerlei stilzwijgende rare vermijdingen. Gênante dingen. Voor die Polynesiërs zelf waren het ge- dragsregels die voortvloeiden uit een overtuiging over hoe de wereld in el- kaar zat. Taboes bezweren wilde machten en krachten en bieden veilig- heid. Het overtreden ervan is levensgevaarlijk. Verantwoordelijke mensen respecteren ze nauwgezet. En zijn daar trots op. Wat voor de één zinvol is, is voor de ander zinloos. Wat voor de één heilig is, is voor de ander ver- achtelijk. Ethische uitgangspunten die zich aan bewijsvoering onttrekken.

Wat de één een overtuiging noemt, betitelt de ander schamper als taboe.

Het curieuze is dat die dingen die regelmatig en luidop als 'taboe' gemar- keerd worden in wezen niet meer zo interessant zijn. Die problemen zijn re- delijk in kaart gebracht, daarover loopt het debat en aan oplossingen wordt gesleuteld. Echt gevaarlijk zijn die dingen waarover het debat nog niet of niet meer loopt. Dingen die vanuit een geloofskeuze besloten werden (a"e mensen zijn gelijk en moeten dus ook gelijke kansen hebben bijvoorbeeld) maar die niet meer nauwlettend worden gecontroleerd op hun werking in de werkelijkheid. Bijvoorbeeld: iedereen is gelijk dus krijgen gastarbeiders en Surinamers even eerlijk een huis en werk als alle anderen. En als heel veel van die anderen daarvan puur racistisch worden? Officieel loopt Ne- derland over van de interculturele tolerantie en van het begrip voor alle minderheden. Maar de buren van die minderheden hoe staat het daar mee? Ander voorbeeld: mannen en vrouwen moeten geheel gelijke kansen krijgen. Zowel de Rooie Vrouwen als de Emancipatiecommissie hebben be- dacht dat daarvoor voor iedereen een vijfurige werkdag moet komen. Debat gesloten. Wat moet iemand die zo graag meer of minder wil werken? Of iemand die graag drie lange dagen wil werken en dan weer even helemaal niet? Mond houden en aanpassen? En als nu eens blijkt dat jonge kinderen wel degelijk ongelukkig worden van al dat leuke werken van hun moeders?

Die mogelijkheid mag je niet eens meer opperen, dus onderzoeksgelden worden voor zo'n ouderwets probleem ook niet gegeven. En vrouwen die zich lekker voelen thuis als moeder moeten die straks gaan werken, omdat hun mannen maximaal zeventig procent verdienen van wat zij nu krijgen?

Moet iedereen wel zo gelijk worden of is het menselijker met ongelijkheid rekening te houden? Zijn mensen misschien juist heel ongelijk?

Heel, heel moeilijk is het de gevolgen van onze mooie, stille, heilige over- tuigingen te onderkennen. Daarvoor is een ononderbroken en genadeloze terugkoppeling op de vraag 'wat was het ook alweer waarnaar we streef- den?' nodig. Luisteren naar andersdenkenden kan daarbij goed helpen.

Want als zij beginnen te lachen over onze taboes, misschien hebben ze dan wel gelijk en moeten we die plekken eens even tegen het licht houden.

(14)

communisme Ger Verrips

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

Internationalisme - de CPN tussen

de brokken

Hoe scherp socialisten en communisten telkens weer tegenover elkaar ko- men te staan, één opvatting houden ze gemeen: volwassenen behoren zich te bekommeren op de wijze waarop de maatschappij wordt ingericht en de loop van het gebeuren niet over te laten aan al dan niet vergoddelijk- te, bovenmenselijke instanties noch aan de willekeur van wie in de be- staande orde te veel macht is toegevallen. Beiden willen de mensen ver- enigen om het samen leven op deze aarde humaan en verstandig, met ge- lijke rechten voor een ieder, te regelen. Dit gemeenschappelijk uitgangs- punt zou niet uit het oog mogen worden verloren nu het beeld van de Westeuropese samenleving van de nabije toekomst meer en meer doet denken aan de door Pirenne beschreven late Middeleeuwen, waarin het politieke gebeuren grotendeels werd bepaald door massa's ontheemde ver- pauperden die binnen het oude, feodale produktiestelsel overtolligen waren geworden en door het zich baanbrekende kapitalistische stelsel nog geen bestaan werd geboden. Er staat te veel op het spel; de noodzaak van een betere maatschappelijke ordening dringt zich op - al was het alleen al in het belang van de vele jongeren die zich tegenwoordig weinig mogelijkhe- den voor een maatschappelijk produktief bestaan zien geboden.

Er zou in dit deel van de wereld zonder twijfel meer ten goede kunnen wor- den gekeerd en er zouden meer duurzame verbeteringen tot stand kunnen worden gebracht, wanneer de socialisten hun bondgenoten minder vaak zouden moeten zoeken bij traditionele groeperingen van zeer op rust en or- de gestelde mensen, die het er als vanouds op houden dat confessionele partijen wel eerder een wit voetje bij Onze Lieve Heer behalen dan de ru- moerigen ter linkerzijde die zeker niets klaar zullen kunnen krijgen om zon en regen op de gewenste tijden boven het gewas te doen verschijnen. En er zou heel wat minder energie worden verspild wanneer de communisten in de praktijk van alledag niet zo vaak in de pishoeken van het politieke le- ven belandden waar verzuurde sectariërs hun geheelonthouding rechtvaar- digen en zo veel adem zinneloos verbruikt wordt.

De meeste CPN-gezinde mensen in ons land behoren zonder meer tot het vooruitstrevende deel van de bevolking en de inzet en volharding waartoe zij zich menigmaal bereid toonden, is zeer welkom; de vraag is echter wat er van hun streven in de komende tijd in partijverband nog valt te verwach- ten.

Vastgeroest. ..

Communisten onderscheiden zich van oudsher van democratisch-socialis- ten door hun sterkere internationale verbondenheid. Het internationalisme waar zij prat op gaan, is inmiddels echter allerminst zo historisch noodza- kelijk en zeker niet zo historisch wetmatig gebleken als door de hogepries- ters in het marxisme-leninisme in de Communistische Partij van de Sowjet- Unie, Soes/ow en ponomarjow, vanaf hun heilige stoelen in het Kremlin nog steeds wordt verkondigd; het wordt in elk geval niet gehanteerd als het verheven, revolutionaire beginsel dat velen er zich vroeger van hebben

(15)

n

)-

jk-

e-

~r­

m

I

n

n

)

1

t r-

~t

tt h-

,-

lt- tet

I

communisme

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

563

voorgesteld en dat vaak groot elan heeft kunnen wekken.

Alleen wie aan het soort vervreemding van de werkelijkheid lijdt, dat het gevolg moet zijn van een leven op informatiediensten die in de Sowjet-Unie worden verstrekt, kan nog geloven dat het internationalisme van de com- munisten is, wat het is geweest en ook zal blijven, wat het behoorde te zijn.

leder ander weet dat de communistische partijen van dag tot dag verdeel- der blijken over wat hun internationalisme in de praktijk dient te betekenen en de wegen steeds verder uiteengaan. Ook de meest gedweeën en ge- trouwen blijken het moe te worden telkens weer internationale bijeenkom- sten af te lopen, waar zelfs onder het strenge toezicht van de secretarissen van de internationale afdeling van de CPSU nog maar nauwelijks een Po- temkindorp van proletarisch internationalisme overeind kan worden gehou- den; en dat terwijl er in eigen land zo veel nuttiger werk ligt te wachten. Op het eerste gezicht wisselt de houding van de CPN-leiding in deze situatie nu eens met de snelheid van een vastgeroeste, dan weer met die van een dolgedraaide windvaan; bij nader bezien blijkt er toch wel lijn in te ontdek- ken.

De eerste openlijke breuk in de internationale communistische beweging ontstond toen de Joegoslavische communisten zich niet naar de wensen van Moskou schikten - omstreeks 1949 vonden zij alle communistische partijen ter wereld in één front met de CPSU tegenover zich; onder aan- voering van Tito wisten zij dat te overleven door bondgenoten buiten de communistische beweging te zoeken en dankzij het feit dat Stalin de risi- co's van militair ingrijpen te groot achtte. Voor het eerst werd de autonomie van een communistische partij, een hard, niet te miskennen feit. De nieuwe leiders van de CPSU wisten de kloof in 1955 tijdens een bezoek van Chroesjtsjowaan Belgrado te overbruggen; gedicht is zij nooit meer.

Door de CPN werden de Joegoslavische communisten indertijd evenzeer verketterd als door de andere zusterpartijen. Bij de normalisering nader- hand, kwam de CPN, dertig jaar na dato, als een van de allerlaatsten in Belgrado aan.

Diepe scheuren in de voorgevel van het internationalistische bouwwerk van de communistische beweging werden zichtbaar toen Chroesjtsjow in 1956 de terroristische alleenheerschappij van Stalin toegaf, maar de absolutisti- sche inrichting van de Sowjet-éénpartijstaat onverlet liet. De bij sommigen hooggestemde verwachtingen over de déstalinisatie werden de bodem in- geslagen toen bleek dat de hervormingen beperkt bleven tot het beveiligen van het topkader van de partij tegen mogelijke nieuwe terroristische neigin- gen jegens elkaar - de bevolking bleef onderworpen aan de willekeur van staat en partij.

Het kwam meteen al tot publieke botsinÇlen daarover tussen de CPSU en de Communistische Partij van Italië, waar Togliatti de vraag ontwierp of men het maatschappelijk stelsel in de Sowjet-Unie als zodanig niet ter dis- cussie behoorde te stellen; deze suggestie werd door de machthebbers in Moskou krachtig van de hand gewezen. Tot een formele breuk tussen de CPSU en de CP van Italië is het nooit gekomen; beide partijen kwamen echter wel steeds duidelijker tegenover elkaar te staan. De Italiaanse com- munisten voerden, vooral na de Russische inval in Tsjechoslowakije in 1968, theoretische vernieuwingen en wijzigingen in hun politieke stellingna- me met betrekking tot zowel de Europese als de binnenlandse politiek door, die op de nog steeds nevelige noemer van het eurocommunisme worden bijeengebracht.

De onder Chroesjtsjow in het vooruitzicht gestelde democratisering is in de Sowjet-Unie uitgelopen op de nieuwe grondwet van Breznjew, waarin de feitelijke macht in de maatschappij zo mogelijk nog grondiger dan onder

(16)

communisme Stalin wordt geconcentreerd bij het politiek bureau van de CPSU. Vanuit datzelfde politiek bureau wordt de communisten in West-Europa met her- nieuwde nadruk voorgehouden dat zij de democratie die wij hier kennen dienen te beschouwen als een randverschijnsel, als het uitgediende verle- den11angs de door Soeslow en Ponomarjow uitgestippelde heirbaan der historie. De Italiaanse communisten stellen daar als kernidee van hun euro- communisme tegenover dat de democratische vrijheden die in West-Euro- pa gemeengoed zijn, moeten worden gezien als niet te verzaken histori- sche verworvenheden die in elk socialistisch land behoren te worden gega- randeerd.2

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

De CPN heeft zich in 1956 onmiddellijk scherp tegen de Italiaanse commu- nisten gekeerd en hen verweten hun internationalistische plichten te heb- ben verzaakt door in de jaren pal na de Tweede Wereldoorlog, toen zij deel uitmaakten van de regering in Rome, niet meer macht te hebben gegrepen om de druk van de Westelijke geallieerden op de Sowjet-Unie wat te ver- lichten; aan het antwoord van de Italiaanse communisten op deze avontu- ristische ideeën heeft de CPN tot op de dag van vandaag nooit serieuze aandacht besteed, zelfs niet aan de overweging dat Italië na de oorlog eni- ge jaren een door de geallieerden verslagen en bezette bondgenoot van Hitler-Duitsland was. De vraag naar het socialistisch karakter van de Sow- jet-Unie is in de CPN taboe gebleven, de nieuwe grondwet van Breznjew wordt er onverkort als een socialistische aangeprezen en van sympathie met de ideeën van de Italiaanse eurocommunisten heeft de partijleiding al- leen iets laten blijken toen men stemmen voor een zetel in het Europese parlement wilde winnen .

... of dolgedraaid?

Vanaf 1960 ontvlamden de conflicten tussen de Sowjet-Unie en China. Zij brachten een grote scheuring in de internationale communistische bewe- ging teweeg - de meeste communistische partijen in Azië maakten de banden met Moskou losser.

Aanvankelijk eisten de Chinese communisten van de Sowjet-Unie een brandschone dictatuur van het proletariaat (krachtig optreden tegen de op- standen in Polen en Hongarije in 1956) en een graatzuiver internationalis- me (meedogenloze bestrijding van het Joegoslavische revisionisme).

Maar later, toen de open breuk tussen Peking en Moskou een feit was, wierpen zij zich op als bondgenoten van alle partijen die zich tegen de CPSU verzetten - in de eerste plaats van die op de als vanouds verdeelde en betwiste Balkan (Albanië, Roemenië, Joegoslavië). Inmiddels zijn, kort- geleden, ook de betrekkingen tussen de CP van China en de CP van Italië genormaliseerd.

Broederlijke solidariteit

De relaties tussen de CPSU en de CPN zijn sinds 1956 bijna twintig jaar lang uiterst koel gebleven. In de jaren 1956-1959, toen zich in de leiding van de CPN een scheuring voltrok, koos Moskou, en daarmee toen nog de gehele internationale communistische beweging, pas laat en bovendien aarzelend, partij voor de nieuwe leiding De Groot-Hoekstra, tegen Wage- naar-Gortzak. Daarna verzette de CPN zich tegen de pogingen van de CPSU om via internationale conferenties de CP van China in de ban te doen; maar tot normale betrekkingen tussen de CPN en de CP van China is het nooit gekomen.

Gedurende de jaren zestig hekelde de CPN publiekelijk het verdonkerema- nen en vervalsen van standpunten van zusterpartijen en andere inmen- gingspraktijken van met name de CPSU en de Socialistische Eenheidspartij

Cl

(17)

lro-

)-

~a-

lU-

lee I en J-

ni- N-

V al-

lp- s-

~Ide rt- llië

.r

I

de

na na-

communisme

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

van de DDR; zij veroordeelde het toelaten van antisemitisme in de Sowjet- Unie, de morele steun aan het Indonesische generaalsbewind, het isoleren van Israël en andere elementen in de buitenlandse politiek van de Sowjet- Unie en nam in een met algemene stemmen aangenomen verklaring van het partijbestuur stelling tegen het militaire ingrijpen in Tsjechoslowakije in augustus 1968 door de Sowjet-Unie, Polen, de DDR en Hongarije.

Vijf jaar voordien was deze koers op een partijbestuurszitting in juli 1963 uitgezet; de toenmalige partijvoorzitter De Groot hield een inleiding die vol- ledig in De Waarheid werd afgedrukt voorzien van de mededeling: 'Met al- gemene stemmen keurde het partijbestuur de redevoering goed als richtlijn voor het werk van de partij '.3 In deze redevoering werd 'een steeds groter afstand' geconstateerd 'tussen de communistische partijen die de staats- macht uitoefenen en de andere'. 'Deze partijen met staatsmacht beschik- ken over enorme middelen om hun wil door te zetten, hun enorme staats- apparaat om hun propaganda te voeren in binnen-en buitenland. Zij bepa- len hun houding uitgaande van hun staatsbelangen. Wij kunnen hun dat recht niet ontzeggen. Zij zijn verantwoordelijk voor hun volken. Wij zijn ver- antwoordelijk tegenover de werkende bevolking van Nederland. Wij kunnen slechts onze taak als partij in dienst van deze bevolking vervullen wanneer wij onze politiek uitsluitend bepalen uitgaande van de concrete toestanden en mogelijkheden in ons eigen land. Dat is onze primaire taak. Onze partij zal nooit het vertrouwen van de meerderheid der werkers winnen, en dat is toch ons doel, als zij niet volkomen en ondubbelzinnig duidelijk kan maken dat ons uitgangspunt Nederland is. ' De Groot veroordeelde 'een polemiek met zijdelingse toespelingen, wat wel een van de meest ongewenste me- thoden is omdat een niet-ingewijde er niets van kan begrijpen en de dis- cussie in feite aan de beoordeling van de massa onttrokken wordt' en be- pleitte in het dagblad De Waarheid het stilzwijgen te verbreken. 'Wij behoe- ven de meningenstrijd niet te vrezen, zij zal ons sterker maken en onze po- sitie in de massa versterken. De CPSU moet thans ook openbare kritiek kunnen verdragen.' Hij hekelde dat door communistische partijen die aan de macht zijn cocktailparties op ambassades, persoonlijke contacten met CPN-leden en vakanties in Oosteuropese landen worden 'misbruikt om de standpunten van leden van het partijbestuur te beïnvloeden'. Het partijbe- stuur besloot, 'althans zolang de eenheid niet is hersteld dat de contacten van onze partij met andere partijen uitsluitend door middel van door het partijbestuur gekozen delegaties onderhouden worden en elk individueel contact wordt stopgezet'. Daar was dan misschien hier en daar nog wel een woordje Frans, maar in elk geval geen woord Russisch meer bij.

Deze stap had in de jaren die volgden politiek en materieel verstrekkende consequenties voor de CPN en leidde onder meer tot gevoelige verminde- ringen 'van partij-inkomsten, ontslagen op de redactie van De Waarheid en andere bezuinigingen. Desondanks herstelde de partij haar invloed onder de kiezers en beschikte zij tien jaar na deze koerswending opnieuw over de zeven Kamerzetels waarvan er tijdens de scheuring in 1958 vier verlo- ren waren gegaan. Toen echter wendde de CPN opnieuw de steven, dit- maal naar de CPSU toe. Sprak de CPN-leiding in 1973 nog van 'diverse openlijke pogingen tot inmenging' van de kant van 'zekere andere partijen', van internationale 'vertoningen van schijneenheid' en stelde zij dat interna- tionale conferenties 'openbaar moeten zijn' en 'de deelnemende partijen zich moeten verplichten een volledig verslag van de conferentie in hun land te publiceren'4, en beoordeelde het partijbestuur de situatie een jaar nadien eenstemmig nog zo dat er geen enkele reden is om de houding te wijzi- gerf', kort nadien veranderde men deze nadrukkelijk autonome houding toch. Zonder dat er in ons eigen land één reden voor werd gegeven, zon-

(18)

communisme

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

der volkomen en ondubbelzinnig duidelijk te maken dat haar uitgangspunt Nederland was, laat staan een volledig verslag in een ander land te verlan- gen, keerde de CPN terug naar het stilzwijgen, terug naar het ontbreken van openbare kritiek op de CPSU, terug naar het vrezen van de meningen- strijd die haar sterker zou maken en haar positie in de massa versterken.

In 1975 waren de eerste voorbereidingen van de draai van de partijleiding richting CPSU al te bespeuren, in 1976 nam partijvoorzitter Hoekstra deel aan de grote bijeenkomst van communistische partijleiders in Berlijn zonder dat aan de voorwaarden die de CPN voor haar deelname sinds jaar en dag stelde ook maar één woord werd vuil gemaakt. Wellicht verlokt door de ver- wachting dat men in de Tweede Kamer op de wip zou komen te zitten als de vorming van een tweede kabinet-Den Uyl aan de orde zou komen, ho- pend op mogelijkheden om dan na toepassing van de leuze Van Agt eruit, de CPN erin goede sier te kunnen maken met werkloosheidsbestrijding door middel van Sowjet-orders voor de Nederlandse scheepsbouw, trokken Hoekstra en De Groot in het voorjaar van 1977 naar Moskou voor bespre- kingen met de kameraden Soeslow en Ponomarjow, de twee secretarissen van de CPSU die onder Stalin al belast werden met de internationale be- trekkingen. Toen de CPN ko.rt daarop evenwel van haar zeven zetels in de Tweede Kamer er maar twee bleek te hebben kunnen overhouden en het tot bonje kwam tussen De Groot en de anderen in de partijleiding trok Hoekstra nog eens naar Moskou om ook dat aan Soeslow uit te leggen en de rituele wederzijdse communiquézegening dunnetjes over te doen.

De gemeenschappelijke verklaring van de CPSU en de CPN in 1977 geeft van de kant van de CPN 'grote waardering voor de buitenlandse politiek van de Sowjet-Unie' weer en van de kant van de CPSU 'broederlijke soli- dariteit met de activiteit van de CPN'; de CPN nam bovendien 'stelling te- gen de anticommunistische hetzecampagne die door de burgerlijke propa- gandaorganen wordt gevoerd en veroordeelt pogingen van reactionaire kringen tot inmenging in de binnenlandse zaken van de socialistische lan- den'.6

De Waarheid had al enige tijd haar minieme maar doorgaans koele, zakelij- ke berichtgeving over de conflicten rond de dissidenten in de Oosteuropese landen, en haar kritiek tussen de regels door op de daarbij betrokken staatsorganen, gestaakt; na de besprekingen met Soeslow en Ponormarjow ging het echter van dik hout zaagt men planken: 'Dissidentenrel mislukt - Den Uyl roomser dan de paus'. 'De vanuit de Amerikaanse anticommunisti- sche propaganda opgezette rel over dissidenten in de Sowjet-Unie en Tsje- choslowakije ontmaskerd. Amalrik, Sacharow, Plioetsj en hoe al deze lie- den ook heten, werden door de Amerikaanse hetzepropaganda als strijders voor mensenrechten, liberale denkbeelden e.d. voorgesteld. Den Uyl en Van der Stoel c.s. hebben ruim gebruik willen maken van deze huurlingen van de koude oorlogsdrijvers ... Verkiezingen of niet, zowel de CDA-stunlja- gers als die van de PvdA zullen voor hun misleiding ter verantwoording ge- roepen moeten worden. En hun slachtoffers zullen inzien dat De Waarheid hen tijdig, eerlijk en objectief heeft voorgelicht'.7 Pas veel later en alleen onder druk van de publieke opinie en afkeer voor deze houding in de eigen partij, stond de CPN-leiding toe dat men in De Waarheid nu en dan de kant van de vervolgden en niet die van de vervolgers in de Sowjet-Unie koos;

maar in officiêle 'partijpublikaties houdt men zich tot op de dag van vandaag broederlijk solidiar aan de Soeslow-Ponomarjow-benaèlering.

Desondanks stelt Hoekstra de partijgenoten en aanhangers in eigen land nu al geruime tijd nieuwe wegen in het vooruitzicht en reist hij de halve we- reld rond om contacten met andere communistische partijen te leggen; zijn nieuwe wegen leidden tot dusver echter tot niets anders dan zijn eigen idee

c

(19)

,nt lan-

1

7en- n.

ng lel lder

dag ver- ils

0-

uit, ken re- 3en 3-

de et

en left

(

li- )a-

n-

:elij- lese

rjow listi-

·sje-

~-

iers en Itja-

ge- eid gen

<ant aag d

we-

!ijn dee

communisme een kennisbank op te richten die in de internationale communistische be- weging tevens als een centrum voor het bestrijden van crises in de onder- linge betrekkingen zou moeten dienen8 - een verrukkelijke gedachte voor Soeslow en Ponomarjow die zij zelf al enige tijd niet meer in het openbaar durven uit te spreken.

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

Waarom zou de politieke ervaring en kennis van Nederlandse communisten in de kluizen van een buitenlandse bank moeten worden opgeslagen of aan de loketten van een buitenlandse partijambtenarij moeten worden be- trokken? Waarom zou ze niet hier, op straat, in de bedrijven en universitei- ten, onder de mensen, bij de progressieve bondgenoten, desnoods alleen onder de eigen partijleden, te berde kunnen worden gebracht? Hoe denkt men tegenover de werkende bevolking van Nederland te kunnen verant- woorden dat men en hoe men politieke kennis met buitenlandse instellin- gen deelt en zefs in niet nader aangeduide internationale crises wil optre- den?

Nieuwe stijl, oude stijl

Ook wie alleen op de formaliteiten let, op de uitwisseling van delegaties, op de communiqué's en begroetingen en het diplomatenjargon dat daarbij wordt gebezigd en op de mate van publiciteit die er wederzijds aan wordt gegeven, kan vaststellen dat de betrekkingen van de CPN met de Commu- nistische Partij van de Sowjet-Unie en de nauwst met haar verbonden par- tijen van de DDR, Tsjechoslowakije, Portugal e.d., heel wat hartelijker zijn dan bijvoorbeeld die met partijen die afstand van de CPSU nemen.

Tekenend voor de situatie is de houding die de CPN innam toen begin dit jaar in Parijs een conferentie van communistische partijen van Europa werd bijeengeroepen. De bijeenkomst, waarop de Italiaanse, Spaanse, Britse, Zweedse en andere communistische partijen ontbraken, verliep zoals was te voorzien; zoals het altijd gaat als de CPSU haar zin krijgt. Er werd een Oproep aan de volkeren van Europa aangenomen om actie te voeren voor het intrekken van de NAVO-besluiten inzake de modernisering van de kern- bewapening, zonder de problematiek van het militair evenwicht tussen West- en Oost-Europa zelfs maar te noemen. Deze zoveelste Oproep aan de volkeren - die alleen betekenis heeft voor wie in de Prawda voortgaan de volkeren van de Sowjet-Unie te misleiden met berichten over de een- heid van de internationale communistische beweging, die van overwinning naar overwinning gaat - werd overal gepubliceerd namens de communis- ten uit alle landen van Europa. Ponomarjow had het in Parijs zo geïn- strueerd: 'Deze oproep weerspiegelt de aspiraties en stellingnames van alle communistische partijen met inbegrip van die wier afgevaardigden om deze of gene reden niet aanwezig zijn op deze bijeenkomst.9

Tot deze en gene redenen behoorden de weigeringen van een aantal niet- vertegenwoordigde partijen - van wie de Italiaanse CP de belangrijkste was - in verband met de Russische SS-20-raketten, de Russische inval in Afghanistan, het bruskeren van democratisch-socialisten en christen-demo- craten in West-Europa die zich ook tegen de NAVO-besluiten keerden, de Russische regie van de bijeenkomst, enz. En als er dus op deze Parijse bijeenkomst iets duidelijk is geworden, dan wel dat de opvattingen en prak- tijken van de CPSU met betrekking tot de autonomie van andere partijen niet zijn veranderd.

De CPN-leiding kon onder de gegeven omstandigheden onmogelijk aan de Parijse schertsvertoning deelnemen zonder alle nog resterende geloofwaar- digheid te verliezen in de rijen van de nieuwe, jonge aanhang, tegenover wie zij de schone schijn van een internationalisme nieuwe stijl probeert hoog te houden. Tekenend voor haar afwijzing van de uitnodiging is niet al-

(20)

communisme

socialisme en democratie, nummer 12, december 1980

leen dat er slechts a-politieke, formalistische gronden voor werden aange- voerd, maar vooral dat ze gepaard ging met een stoot onder de gordel te- gen, nota bene, de Communistische Partij van Italië, die zich tegen het bijeenroepen van de conferentie verzette. Door enkele woordvoerderslo van de Italiaanse CP te hekelen, opereerde men volmaakt in de stijl van het stoken binnen andere partijen van Soeslow en Ponomarjow, die men in de jaren zestig zelf zo grondig verafschuwde en publiekelijk heeft veroordeeld.

De nestor in de CPN-leiding, Joop Wolff, die al sedert 1948 deel uitmaakt van het Dagelijks Bestuur, belast met de acties voor vrede en veiligheid, bracht zijn vakanties weer door in Tsjecho-Slowakije; uit een communiqué dat in de partijorganen Rudé Pravo en De Waarheid verscheen, blijkt dat hij daar schouderklopjes in ontvangst nam voor de successen van de ac- ties tegen de neutronenbom in Nederland van Bi/ak, de sterke man in de huidige leiding van de CP van Tsjecho-Slowakije, de Brutus in de Dubcek-Ieiding tijdens de inval van de Warschaupactlanden in augustus 1968 - een misselijker verdachtmaking van de communistische deelname aan deze acties had deze nieuwe heer van het Hrjadsjin in Praag nauwe- lijks.kunnen bedenken. Pas toen deze zelfde Bilak kortgeleden schaamtelo- zer dan ooit opriep tot krachtig ingrijpen tegen de Poolse arbeidersklasse en haar onafhankelijke vakbonden hoorde men op de redactie van De

Waarheid in Amsterdam eindelijk weer eens schrille klanken uit Praag. 11

Op het jongste congres van de CPN presenteerde Wolft de resolutie met betrekking tot de internationale kwesties; alleen met een politieke electro- nenmicroscoop zijn er verschillen te ontdekken tussen de rede van Pono- marjow in Parijs en deze stellingname van de CPN. Wolft vond het zelfs gewenst enige waarderende woorden te wijten aan de finlandisering van West-Europa. Alle publiciteit over de weifelingen en afwijzingen door een aantal leden van de CPN van de SS-20 raketten in Oost-Europa en van de Sowjet-inval in Afghanistan - voornamelijk buiten de persorganen van de CPN te vinden - baarden uiteindelijk slechts een piepklein muisje waarvan in de praktische activiteit na het congres zelfs geen staartje meer was te bekennen.

Inmiddels hebben het Samenwerkingsverband Stop de Neutronenbom - Stop de Kernwapenwedloop en het Vredescomité van de Sowjet-Unie een- uitwisseling van delegaties tussen Amsterdam en Moskou ingezet; uit een gemeenschappelijk communiqué dat eind oktober jl. werd gepubliceerd, blijkt dat beiden het eens zijn over de noodzaak van verdere strijd op natio- naal en internationaal niveau - over de doeleinden van die strijd blijkt ook verregaande eensgezindheid; Sowjet-delegatieleider Matwejew: 'De natio- nale bewegingen tegen de atoombewapening hebben elk hun eigen karak- ter. Zij blijken doeltreffend te kunnen optreden indien de algemene proble- men worden verbonden met de situatie in eigen land. Dat is het voorbeeld dat Nederland heeft gegeven. '

Hij zag: 'de kansen geschapen worden voor bredere samenwerking tussen de vredeskrachten in Europa'.12 En de Vereniging Nederland-USSR, die meer dan vijftien jaar lang niet in de kolommen van De Waarheid kon voor- komen, zag weer een grote advertentie geplaatst voor een van haar feest- avonden.

AI bij al wordt het internationalisme nieuwe stijl van de CPN-leiding geken- merkt door een soort zakdoekje leggen, niemand zeggen. Wie van de CPN-leiding meer openheid, meer verantwoording en het deblokkeren van de meningsvorming over haar internationale oriëntatie verlangen, worden met de ene kluit clichés na de andere het riet van blind vertrouwen inge- stuurd, zo de leiding er al niet domweg het zwijgen toe doet.

Terwijl de CPN dit jaar op haar congres ook formeel nog steeds het door

c

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarom onderwijs gebaseerd op geloof in GOD en Zijn liefde.. VERKEER (veiliger

Uitgebreide informatie over bepalingen, afnamecondities en referentiewaarden is te vinden op de UMC-SCOOP-pagina's van de Divisie Laboratoria

1 Plaatsen per kring en regio versie 17 verenigingen.doc | Afdeling 8 GOU. Plaatsen per kring

Afbeelding 9: Weergave van de statuswijzigingen van de luchthaven Schiphol (boven) en verstedelij- kingsprocessen van de regio (onder). Op het niveau van de luchthaven zijn vier

In de perikoop is weliswaar van het domein cultus sprake, maar in het gedeelte van de perikoop waarin het woord ם ֶל ֶצ gebruikt wordt, komt het niet expliciet naar voren en kan

D e Schadeloosstelling aan de kleine zelfstandigen in de wijken, waar grote veranderingen op handen zijn - met name en vooreerst in de Weesper- straat - is nog

Een nieuw lied van een meisje, welke drie jaren als jager onder de Fransche legers heeft gediend, en in de slag voor Austerlitz is gewond geworden... Een nieuw lied' van een

De opleiding moet plaatsvinden in een centrum voor vol- wassenenonderwijs (CVO) en leiden naar een beroep in de sociale sector.. Je vindt alle opleidingen en de contactgegevens van de