• No results found

Onderhoudsbaggerwerken op de Zeeschelde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderhoudsbaggerwerken op de Zeeschelde"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ADVIES VAN HET INSTITUUT VOOR NATUUR- EN BOSONDERZOEK INBO.A.2009.255

Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid

Kliniekstraat 25, 1070 Brussel

www.inbo.be

BETREFT: Onderhoudsbaggerwerken op de Zeeschelde

Nummer:

INBO.A.2009.255

Datum:

27/10/2009

Contactpersoon:

Erika Van den Bergh – 02 558 18 20 –

Erika.VandenBergh@inbo.be

Auteur(s)

Erika Van den Bergh en Alexander Van Braekel

Kenmerk aanvraag:

e-mail

Datum aanvraag:

27/10/2009

Geadresseerde:

Agentschap voor Natuur en Bos

Ir. Lieven Nachtergaele

Gebroeders Van Eyckstraat, 4-6

9000 Gent

cc.

ANB - Centrale Diensten

(2)

Situering

W&Z Afdeling Zeeschelde startte op 12 oktober jongstleden met baggerwerken op de Zeeschelde. Meer bepaald aan de Plaat van de Onbekende langs de rechteroever van de Zeeschelde, direct stroomopwaarts Temse-brug. De baggerwerken worden uitgevoerd met een grijpkraan van op een boot.

Naar aanleiding hiervan ontving ANB een toelichtingennota van afdeling Zeeschelde over onderhoudsbaggerwerken op de Zeeschelde in het algemeen en over de werken die op korte termijn gepland zijn in het bijzonder.

ANB stelde aan INBO de volgende vraag: “kan u ons uw inschatting overmaken of u op basis van de door W&Z aangevoerde argumentatie oordeelt of het hier gaat om ‘normaal onderhoud’ of niet, en of het gaat om werken met een mogelijk significant negatieve impact op de Schelde of niet?”

Wij trachten in de mate dat onze expertise ter zake dit toelaat hieronder een onderbouwd oordeel te geven en dit op basis van al de ons beschikbare gegevens en de rapporten die over de

betreffende gebieden in het verleden werden opgemaakt door het INBO. Het tweede deel van de vraag wordt door ons verstaan als ‘negatieve impact op de ecologische structuren en functies van het estuarium en het habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent”.

Algemene opmerkingen

INBO kan vanuit haar expertise geen oordeel geven over de scheepvaartfunctie van de Zeeschelde en de noodzaak tot vaargeulonderhoud. Ze kan al evenmin inschatten of het hier een ‘normaal onderhoud’ is of niet; Hiervoor moeten scheepvaartkundig en hydromorfologisch bevoegde instanties geconsulteerd worden. Op basis van de ons door ANB ter beschikking gestelde nota vanwege W&Z, stelt het INBO wel vast dat de noodzaak van de besproken baggerwerken in zeer algemene termen en bewoordingen wordt weergegeven. Er wordt geen concrete informatie meegegeven over op de concreet voorgestelde onderhoudslocaties en in de vaargeul vastgelopen schepen, resultaten van peilingen, weergave van geleverde baggerinspanningen in de voorbije jaren of een reconstructie van de evolutie van de plaatligging ter plaatse op basis van de peilgegevens. Bovendien wordt ook niet weergegeven welke ‘geschikte’ baggertechnieken zullen gebruikt worden ter vervanging van het slipslepen of agitatiebaggeren.

We beperken ons verder dan ook tot een beoordeling van de evolutie van de platen en de vaargeul ter plaatse zoals die kan gereconstrueerd worden op basis van de bij het INBO ter beschikking staande data. Deze data werden verzameld en geïntegreerd naar aanleiding van verschillende onderzoeksopdrachten op eigen initiatief of voor verschillende geledingen van de Vlaamse overheid, waaronder ook W&Z. Daarnaast worden enkele algemene inzichten m.b.t. duurzaamheid van slikken en schorren in het estuarium weergeven, die resultaat waren van datzelfde spectrum aan onderzoeksopdrachten.

De geplande baggerwerken

Concreet zijn vier locaties vooropgesteld waar in een volgende fase onderhoudsbaggerwerken moeten worden uitgevoerd:

- de plaat van de Onbekende, net stroomopwaarts van de brug van Temse (locatie 1) - de plaat van het Buitenland (locatie 2) of plaat voor de Ballooi

- de plaat van Groenendijk (locatie 3) of plaat voor oostelijk deel van de Notelaer - het afwaartse deel van de Schelde tussen Melle en Gentbrugge (locatie 4)

W&Z stelt dat er wordt gebaggerd met de volgende randvoorwaarden: - er wordt enkel gebaggerd onder de laagwaterlijn, dus onder de 0 m TAW

(3)

- er wordt gebaggerd tot een diepte van -5m TAW (de diepte is een vooropgestelde diepte, we [W&Z] weten immers niet tot welke diepte er zand zal aanwezig zijn…) voor de eerste 3 locaties en -3,5m TAW voor locatie 4.

Door een geschikte baggertechniek en fasering van de werken kan er volgens W&Z zonder schade worden gebaggerd met het oog op het behoud van de vaargeul.

De gebruikte baggertechnieken

‘Er wordt voorgesteld om met verschillende technieken te werken, afhankelijk van de locaties waar er gebaggerd wordt en de omvang van het baggerwerk’.

De gebruikte baggertechnieken worden niet beschreven in de nota, waardoor het dus ook niet te beoordelen is of en op welke manier er voorzorgen genomen worden om de habitats niet te schaden. Momenteel wordt er met een kraan van op een ponton gewerkt aan de plaat van de onbekende. Het grote verschil van de nu geplande baggerwerken met het slipslepen blijft, ongeacht de toegepaste methode, dat er zand onttrokken wordt aan het systeem.

De gevolgen van de overstap van slibslepen naar zandwinning met graafmachine op ponton omdat die eerste, eerder gebruikte methode, niet duurzaam zou zijn, worden best nader onderzocht op hun impact op ecotopen en estuariene functies. Er zal immers een nieuw profiel gecreëerd worden en het is onzeker hoe het systeem hierop zal reageren.

Dit weghalen van sediment uit het systeem ten behoeve van dijkbouw zal zonder twijfel de sedimentbalans en het sedimentatie-/erosiepatroon van het estuarium beïnvloeden. We weten niet in welke zin of waar dit impact zal hebben, hiervoor zijn modelleringsstudies nodig. Uit analyse van historische getijdata weten we wel dat na de 1e verdieping van de Westerschelde (1970) waarbij massaal sediment uit het estuarium werd onttrokken het GLW een plotse daling vertoonde, en dit over het volledige estuarium. Na de 2e verdieping (1997-‘98) waarbij de gebaggerde specie teruggestort werd was dit veel minder het geval (Figuur 1, Van Braeckel et al. 2006).

Figuur 1: evolutie van de GLW de voorbije eeuw (Van Braeckel et al, 2006); de knik rond 1970 is komt overeen met een moment vlak na de eerste verdieping van de Westerschelde.

(4)

verdere daling van GLW dan weer meer onderhoudsbaggerwerk zal vergen om de gewenste tijongebonden diepte te behouden.

De gestelde randvoorwaarden

1. ‘Er wordt enkel gebaggerd onder de laagwaterlijn, dus onder de 0 m TAW’.

Deze randvoorwaarde houdt vermoedelijk rekening met de definitie van de habitat ‘slikken’. De volgende kanttekeningen zijn hierbij belangrijk:

- Tot aan de Durmemonding is ook het subtidale gebied aangeduid als habitatrichtlijngebied, meer bepaald voor bijlage 1 soorten rivierprik en bittervoorn (BVR 15/6/2007). Daarnaast werden in het kader van de habitatrichtlijn ook instandhoudingsdoelstellingen voor de fint opgesteld, en werden in totaal 33 vissoorten waargenomen in dit gedeelte van de Zeeschelde. Nog geen 15 jaar geleden waren dat er niet meer dan 3 (Breine, 2009).

- Ondiepwatergebieden zijn een essentiële habitat voor vissen, daarnaast is de overgang van ondiepwater naar slik bij laagtij belangrijke habitat voor garnalen en krabben, een essentiële schakel in het voedselweb die zich de laatste jaren zeer goed herstelt (Van den Neucker et al, in prep).

De gestelde randvoorwaarden verzekeren met andere woorden niet dat het volgens de habitatrichtlijn beschermde gebied geen negatieve gevolgen zal ondervinden.

2. ‘Er wordt een helling van 20/4 aangehouden’

Ook deze randvoorwaarde beoogt ongetwijfeld de duurzaamheid van de achterliggende slikken en schorren. Hierbij kunnen de volgende bedenkingen gemaakt worden:

- Analyse van de evolutie van slikken en schorren, historisch zowel als in nieuw ingerichte gebieden toont aan dat deze helling ver de kritische duurzaamheidshelling voor estuariene habitats van 5% overschrijdt (Adriaensen et al, 2005; Brys et al, 2006; Van den Neucker et al, 2007).

- Piesschaert et al (2008) wijzen er in hun historische analyse op dat de opvallendste en meest constante wijziging m.b.t. estuariene habitats in de Zeeschelde zonder meer het verkleinen of verdwijnen van de ondiepere zones aan de binnenbocht van de rivier is. De geobserveerde achteruitgang van de platen wordt gekoppeld aan de afname van het aandeel ondiep en matig diep water. Als voorbeelden worden de evoluties voor de Plaat van de Onbekende en de Plaat van het Buitenland gedocumenteerd.

- Van Braeckel et al (2006) en Piesschaert et al (2008) tonen eveneens aan dat destabilisatie van voorliggende ondiepwaterzones de duurzaamheid van achterliggende slikken en vervolgens achterliggende schorren aantast. De enige zones in de Zeeschelde waar momenteel nog een volledige successie van laag slik naar hoog schor kan worden waargenomen zijn daar waar er voldoende voorliggend ondiepwatergebied met flauwe helling is.

3. ‘er wordt gebaggerd tot een diepte van -5m TAW’

De vraag rijst waarop deze vooropgestelde diepte gebaseerd is en waarom deze diepte buiten de boeienlijn moet gerealiseerd worden.

(5)

Inschatting van de evolutie en de situatie op de geselecteerde locaties

De inschattingen van de toestand en de evolutie zijn gebaseerd op de ons beschikbare data. De lange termijn evolutie van het subtidaal wordt beoordeeld op basis van de bathymetrieën van 1930, 1960 (bron:MOW, Maritieme toegang) en 2001 (bron W&Z afdeling Zeeschelde) meer recente data over het subtidaal zijn niet ter beschikking.

Om de korte termijn evolutie van het intertidaal weer te geven kunnen we gebruik maken van de recente digitale terreinmodellen en LIDAR data (2004 (Aquaterra in opdracht van W&Z afdeling Zeeschelde), 2007 (Aerodata in opdracht van MOW, Maritieme toegang)) in combinatie met de singlebeam metingen van 2001. Nadeel is wel dat niet alle LIDAR metingen zijn gevlogen bij laag water (vb. april 2004) en dat de dichtheid van de singlebeam data zeer beperkt is. De data van 2007 hebben de hoogste resolutie en zijn bij het laagste tij gevlogen, deze geven dus de meest volledig informatie over het intergetijdengebied.

Voor de bespreking van de plaat van het Buitenland en de plaat van Groenendijk verwijzen we naar INBO.A.190 (Van den Bergh & Van Braeckel, 2009). Voor de bespreking van de plaat van de onbekende wordt in bijlage een hoofdstuk van de rapportage van de historische analyse toegevoegd.

Besluiten

Betreft het normaal onderhoud?

Om in te schatten of het over ‘normaal onderhoudsbaggerwerk’ gaat moeten de vaargeulvereisten voor klasse Va getoetst worden aan de huidige geometrie van het estuarium, rekening houdend met de waargenomen veranderingen in de laatste decennia en kennis over in die periode uitgevoerde onderhoudsbaggerwerken. Het INBO heeft niet de nodige gegevens om daarover uitspraak te doen m.b.t. locaties 1, 2 en 3.

Gelet op de argumentatie die gegeven wordt voor “normaal onderhoud”, die vooral gestoeld is op het geschikt houden van de waterweg voor de scheepvaart, zien wij niet in hoe deze argumentatie gebruikt kan worden voor locatie 4, die gelegen is langs een deel van de Zeeschelde waar momenteel geen scheepvaart plaatsvindt.

Ecologische consequenties

Rekening houdend met de geschetste evolutie van locaties 1, 2 en 3 en met de inzichten met betrekking tot de evolutie van estuariene habitats in diverse onderzoeksopdrachten kan gesteld worden dat de geplande werken mogelijk een significant negatieve impact zullen hebben op de estuariene habitats en de IHD van de Zeeschelde.

(6)

Referenties

Adriaensen F., Van Damme S., Van den Bergh E., Brys R., Cox T., Jacobs S., Konings P., Maes J., Maris T., Mertens W., Nachtergaele L., Struyf E., Van Braeckel A., Van Hove D., & Meire P. (2005). Instandhoudingsdoelstellingen Schelde-estuarium. Rapportnummer: ECOBE 05-R82.

Breine, J. (2009). Fish assemblages as ecological indicator in estuaries: the Zeeschelde (Belgium). PhD thesis KULeuven.

Brys R., Ysebaert T., Escaravage V., Van Damme S., Van Braeckel A., Vandevoorde B., & Van den Bergh E. (2005). Afstemmen van referentiecondities en evaluatiesystemen in functie van de KRW: afleiden en beschrijven van typespecifieke referentieomstandigheden en/of MEP in elk Vlaams overgangswatertype vanuit de – overeenkomstig de KRW – ontwikkelde beoordelingssystemen voor biologische kwaliteitselementen. Eindrapport. VMM.AMO.KRW.REFCOND OW IN.O.2005.7, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Piesschaert F., Dillen J., Van Braeckel A., Piesschaert F., & Van den Bergh E. (2008). Inventarisatie en historische analyse Zeeschelde habitats (vervolgstudie): resultaten van het eerste jaar INBO.IR.2008.29, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Van Braeckel A., Piesschaert F., & Van den Bergh E. (2006). Historische analyse van de Zeeschelde en haar getijgebonden zijrivieren. 19e eeuw tot heden. INBO.R.2006.29, Instituut voor

Natuur- en Bosonderzoek, Brussel, 178pp.

Van den Bergh E., Van Braeckel A., (2009). Baggerwerken aan Notelaer en Ballooi INBO.A.2009.190, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Van den Neucker T., Verbessem I., Vandevoorde B., Van Braeckel A., Stevens M., Spanoghe G., Gyselings R., Soors J., De Regge N., De Belder W., & Van den Bergh E. (2007). Evaluatie van natuurontwikkelingsprojecten in het Schelde-estuarium. INBO.R.2007.54, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

(7)

BIJLAGE bij INBO. A.2009.255

(8)

Historische evolutie van het slik

De plaat van Temse

De plaat van Temse is een typische uitgestrekte slikplaat aan een binnenbocht van de Schelde op de grens tussen de oligohaliene en zoete zone.

De huidige slikplaat is voornamelijk opgebouwd uit middelhoog slik (tussen 25-75%

overspoelingsduur) en gaat geleidelijk over in laag slik aan de geulzijde. De zone hoog slik is zeer beperkt en aan bovenstroomse zijde met breuksteen bestort (het stroomopwaartse deel van de bocht (Figuur 0-2).

Figuur 0-1 Slikprofiel van de plaat van Temse met aanduiding van de slikfysiotoopgrenzen

De plaat bestond in 2001 net als in 2009 vooral uit vrij horizontale plaat van middelhoog slik. Het laag slik bevindt zich vooral aan de stroomafwaartse punt . Een vloedgeul snijdt het middelhoog slik in. In de ondiep voorliggende subtidale plaat zijn een westelijke vloedgeul en oostelijke ebgeul zichtbaar.

Figuur 0-2 Fysiotopen van de plaat van Temse

Lange termijn evolutie

(9)

bij vloed vooral over deze westelijke zandplaat heen lopen terwijl de ebstromingspatronen slechts over het oostelijk deel van de zandplaat lopen ter hoogte van de brug.

a b

Figuur 0-3 De plaat van Temse in a)1875 en b)1912 nabij de bank Onbekende

a b

(10)
(11)

1998

Niet bij laag water, enkel middelhoog en hoog slik, zandige en mesoribbel-structuren treden meer stroomop-waarts op dan in 1986 2003: Westelijke zandplaat met megaribbel-structuur Oostelijke zandplaat is verdwenen en tot slibrijk slik omgevormd

Figuur 0-5 Evolutie van de plaat van Temse 1954-2003

De algemene evolutie van de plaat van Temse wijst op een toenemende invloed van de

vloedstroom. Dit is merkbaar aan het verschijnen van megaribbels die daarbij nog verschuiven in stroomopwaartse richting (1969 =>1986). Ook de zandige vlakke zone of voormalige punt van het slikgebied schuift op in stroomopwaartse richting van 1969 – 1998 en verdwijnt nagenoeg volledig rond 2000.

Het oostelijk slikgebied dat dichter bij de ebgeul ligt, is van een volwaardige zandplaat via een fase van megaribbels overgegaan tot het huidige steil slikgebied.

a -10 -8 -6 -4 -2 0 2 4 6 8 10 9 0 0 3 9 0 0 4 9 0 0 5 9 0 0 6 9 0 0 7 9 0 0 8 9 0 0 9 9 0 1 0 9 0 1 1 9 0 1 2 9 0 1 3 9 0 1 4 9 0 1 5 9 0 1 6 9 0 1 7 9 0 1 8 9 0 1 9 9 0 2 0 9 0 2 1 9 0 2 2 9 0 2 3 9 0 2 4 9 0 2 5 9 0 2 6 9 0 2 7 9 0 2 8 9 0 2 9 9 0 3 0 9 0 3 1 9 0 3 2 9 0 3 3 9 0 3 4 9 0 3 5 9 0 3 6 9 0 3 7 9 0 3 8 9 0 3 9 9 0 4 0 9 0 4 1 9 0 4 2 9 0 4 3 9 0 4 4 9 0 4 5 9 0 4 6 9 0 4 7 9 0 4 8 9 0 4 9 9 0 5 0 9 0 5 1 9 0 5 2 - (m T A W ) Height transect point b -8 -6 -4 -2 0 2 4 6 8 8 9 0 3 8 9 0 4 8 9 0 5 8 9 0 6 8 9 0 7 8 9 0 8 8 9 0 9 8 9 1 0 8 9 1 1 8 9 1 2 8 9 1 3 8 9 1 4 8 9 1 5 8 9 1 6 8 9 1 7 8 9 1 8 8 9 1 9 8 9 2 0 8 9 2 1 8 9 2 2 8 9 2 3 8 9 2 4 8 9 2 5 8 9 2 6 8 9 2 7 8 9 2 8 8 9 2 9 8 9 3 0 8 9 3 1 8 9 3 2 8 9 3 3 8 9 3 4 8 9 3 5 8 9 3 6 8 9 3 7 8 9 3 8 8 9 3 9 8 9 4 0 8 9 4 1 8 9 4 2 8 9 4 3 8 9 4 4 8 9 4 5 8 9 4 6 8 9 4 7 8 9 4 8 8 9 4 9 8 9 5 0 8 9 5 1 8 9 5 2 - (m T A W ) Profiel 30 Profiel 60 Profiel 2001 Height transect point year

Figuur 0-6 Evolutie van de subtidale en intertidale hoogteprofiel in 1930-1960 en 2001 in a het westelijk deel en b) het oostelijk deel van Temse

Korte termijn evolutie

(12)

noordoostelijke richting stroomt, treedt sterke sedimentatie op. In het westelijk deel van de slikplaat zien we uitsluitend erosie of een stagnatie.

2 0 0 7  2 0 0 4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ons leven van elke dag ter harte nemen zoals gewone mensen dat doen, en openstaan voor het buitengewone dat God ook aan ons kan verrichten: dat is leven zoals Maria het ons leert.

Niet benutte gemeenschapsgelden die dus niet gebruikt zijn waar ze voor bestemd zijn:.. ondersteuning

[r]

ln dit rapport wordt een risicoanalyse gemaakt van de effecten van baggeractiviteiten in de Beneden-Zeeschelde op de biologie van de rivierprik.. Concreet wordt

2: De Joseph Denayerstraat, tussen het kruispunt met het Gemeenteplein en het kruispunt met de Josse Biesmansstraat, wordt afgesloten voor.. doorgaand verkeer uitgezonderd

Art 1: Op zondag 27 augustus van 9 uur tot 19 uur wordt de Brusselsesteenweg verkeersvrij in het deel tussen de Jan Lindtstraat en huisnummer 143, uitgezonderd voor verkeer

Gelet op het ministerieel besluit van 7 mei 1999 betreffende de verkeersbelemmeringen en werken op de openbare weg;.. Gelet de aanvraag van bouwbedrijf

Jesse van ’t Land van aannemer Jos Scholman en golfbaanarchitect Alan Rijks: ‘We hebben Barenbrug-grasmengsels gekozen omdat iedereen in het team goede ervaringen en goede