Vraag nr. 114 van 14 februari 2003
van mevrouw MARLEEN VAN DEN EYNDE Kwartier Schawijk Wommelgem – Bodemonder-zoeken
Na de stopzetting van de militaire activiteiten in het kwartier Schawijk in Wommelgem werden er reeds heel wat veranderingen op dit terrein door-gevoerd.
Vooreerst werden er een aantal ingrepen uitge-voerd die nodig waren voor de vestiging van een a s i e l z o e k e r s c e n t r u m . Vervolgens wenste de ge-meente Wommelgem het militair domein aan te k o p e n , en diende hiervoor een bodemattest afgele-verd te worden. Ondertussen is bekend geraakt dat er op deze gronden een bodemverontreiniging rust. 1. Kan de minister een chronologisch overzicht geven van de bodemonderzoeken die op het mi-litair domein werden uitgevoerd en van de be-vindingen ?
2. Is de verontreiniger bekend of gaat het hier om een historische verontreiniging ?
3. Wie draait op voor de saneringskosten ?
Antwoord
1. Op het terrein van het kwartier Schawijk in Wommelgem werden reeds twee oriënterende bodemonderzoeken uitgevoerd.
Het verslag van het eerste oriënterend bode-monderzoek dateert van 30.08.1999 en werd uit-gevoerd in opdracht van de Krijgsmacht 4 KDR door Tauw NV. Uit de resultaten van dit onder-zoek blijkt dat er een minerale olieverontreini-ging in de bodem aanwezig is ter hoogte van de ondergrondse stookolietank van 5000 l en van de inkuiping van de voormalige olieopslag. Aangezien de activiteiten op het terrein zowel vóór als na het in gebruik treden van het bo-demsaneringsdecreet werden uitgevoerd, kan er gesteld worden dat de verontreiniging gemengd van aard is. Op basis van deze resultaten is de OVAM van oordeel dat er een beschrijvend bo-demonderzoek dient uitgevoerd te worden. Het tweede oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd op 13.09.02 door ERM N V in op-dracht van de OVAM (in het kader van
onteige-n i onteige-n g ) . Ionteige-n dit oonteige-nderzoek werd eeonteige-n bijkomeonteige-nde verontreiniging met benzo(a)pyreen in de bodem vastgesteld. De erkend bodemsanerings-deskundige besluit dan ook dat er ernstige aan-wijzingen zijn dat er een gemengde bodemver-ontreiniging is die de bodemsaneringsnormen overschrijdt of dreigt te overschrijden. Een be-schrijvend bodemonderzoek dient uitgevoerd te worden.
2. De verontreiniging is vermoedelijk ontstaan ten tijde van het gebruik van het terrein door het Ministerie van Landsverdediging van 1950 tot 1999.
De risico-activiteiten betroffen stookolietanks, opslag afvalolie en een onderhoudswerkplaats met inspectieput.
3. Na onteigening is de onteigenende overheid de saneringsplichtige.