• No results found

Genderneutrale voornaamwoorden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Genderneutrale voornaamwoorden"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Genderneutrale voornaamwoorden

Een onderzoek naar de taalkundige en maatschappelijke aspecten van genderneutrale pronomina.

Bachelorscriptie Nederlandse Taal en Cultuur 16 juni 2020

Naam: L. Heldoorn

Studentnummer: s3205525

Opleiding: Nederlandse Taal en Cultuur Rijksuniversiteit Groningen

Begeleider: prof. dr. J. Hoeksema Tweede lezer: dr. D.G. Gilbers

(2)

Voorwoord

Beste lezer,

Voor u ligt de scriptie ‘Genderneutrale voornaamwoorden’. Deze scriptie is geschreven als onderdeel van mijn bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Gedurende dit onderzoek heb ik me beziggehouden met de taalkundige en maatschappelijke toepassing van een genderneutraal voornaamwoord in de Nederlandse taal. Meer specifiek de vragen wat zou men vinden van een genderneutraal voornaamwoord, is er behoefte aan, zou men het woord gebruiken en op wat voor termijn dit zou gebeuren. Verder heb ik de maatschappelijke aspecten van seksistisch taalgebruik onderzocht. Van februari 2020 tot en met juni 2020 heb ik onderzoek gedaan en mijn bevindingen onder woorden gebracht.

Graag wil ik mijn scriptiebegeleider prof. dr. Jack Hoeksema bedanken voor de begeleiding en het corrigeren van deze scriptie. Ook wil ik mijn vrienden en familie bedanken die mij de afgelopen periode hebben gesteund.

Lea Heldoorn

(3)

Inhoudsopgave

VOORWOORD ___________________________________________________________ 2 1 INLEIDING __________________________________________________________ 4 3 THEORETISCH KADER _______________________________________________ 5 3.1 KERNBEGRIPPEN ____________________________________________________ 5 3.2 GRAMMATICAAL GENDER _____________________________________________ 5

3.3 GESCHIEDENIS VAN GENDERNEUTRALITEIT ________________________________ 7

3.4 STOREND TAALGEBRUIK ______________________________________________ 9

3.5 INVOERING VAN EEN GENDERNEUTRAAL VOORNAAMWOORD _________________ 11

3.6 EEN GENDERNEUTRAAL VOORNAAMWOORD IN NEDERLAND __________________ 12 3.6.1 Argumenten voor een genderneutraal voornaamwoord ___________________ 12 3.6.2 Argumenten tegen een genderneutraal voornaamwoord __________________ 14

4 ENQUÊTE-ONDERZOEK _____________________________________________ 15 4.1 PARTICIPANTEN EN MATERIALEN _______________________________________ 15 4.2 HYPOTHESE _______________________________________________________ 16 4.3 RESULTATEN ______________________________________________________ 16 4.4 MANNEN EN VROUWEN ______________________________________________ 18 4.5 OUDEREN EN JONGEREN ______________________________________________ 19 5 CONCLUSIES EN DISCUSSIE _________________________________________ 20 5.1 CONCLUSIES _______________________________________________________ 20 5.2 DISCUSSIE ________________________________________________________ 20 6 BIBLIOGRAFIE _____________________________________________________ 22 7 BIJLAGE 1: ENQUÊE ________________________________________________ 26

(4)

1 Inleiding

In 2014 werd in Zweden een genderneutraal voornaamwoord ingevoerd. Na jaren van debat was de knoop doorgehakt. Naast de persoonlijke voornaamwoorden han (hij) en hon (zij) is er een genderneutraal voornaamwoord toegevoegd, hen (OnzeTaal, 2014). Naar aanleiding hiervan heb ik besloten om een scriptie te schrijven over genderneutrale voornaamwoorden in de Nederlandse taal. Deze scriptie zal zich richten op de taalkundige en maatschappelijke aspecten van een officiële invoering van een genderneutraal voornaamwoord in de Nederlandse taal. Tot op heden is dit onderwerp nauwelijks wetenschappelijk onderzocht in Nederland.

Het Nederlands kent twee, binaire, persoonlijke voornaamwoorden in de derde persoon enkelvoud. Zij is de vrouwelijke vorm en hij is de mannelijke vorm. Al een aantal jaren is er het idee om hier een extra, non-binair, voornaamwoord aan toe te voegen. In 2016 hield het Transgender Netwerk Nederland een verkiezing over een genderneutraal voornaamwoord. Uit deze verkiezing bleek dat de stemmers behoefte hebben aan een sekseneutraal pronomen en dat hun voorkeur uitgaat naar hen. Op dit moment wordt er in de praktijk nauwelijks gebruik gemaakt van een genderneutraal voornaamwoord. Het doel van deze scriptie is het analyseren van mogelijke oplossingen voor een genderneutraal pronomen. De hoofdvraag van deze bachelorscriptie luidt als volgt:

Wat is een passende oplossing voor het probleem van de gender-exclusieve pronomina in de Nederlandse taal?

Om antwoord te geven op deze hoofdvraag, zal ik mij richten op de volgende deelvragen: Op wat voor manier wordt geslacht in taal aangegeven?

Welke argumenten spelen een rol in maatschappelijke debatten?

Wat vinden Nederlandstaligen van een genderneutraal voornaamwoord? Wat is de geschiedenis van genderneutraliteit?

Deze scriptie begint met het schetsen van een theoretisch kader. Ik heb de geschiedenis van seksistisch en storend taalgebruik, grammaticaal gender, de geschiedenis van genderneutraliteit en genderneutrale voornaamwoorden in andere talen onderzocht. Daarnaast heb ik een enquête afgenomen om te peilen wat Nederlandstaligen weten van een genderneutraal voornaamwoord en of ze behoefte hebben aan een genderneutraal voornaamwoord.

(5)

3 Theoretisch kader

3.1 Kernbegrippen

Omdat genderinclusiviteit en genderneutraliteit complexe begrippen zijn, zal ik ze eerst toelichten. Op de site van het Europees Parlement (2018) is te vinden dat ‘genderneutraal taalgebruik het overkoepelende begrip is voor alle vormen van niet-seksistisch, inclusief en gendergelijk taalgebruik. Genderneutraal taalgebruik beoogt het vermijden van woorden die als vooringenomen, discriminerend of denigrerend kunnen worden ervaren doordat zij impliceren dat een bepaald geslacht of gender de norm is. Gendergelijk en inclusief taalgebruik draagt ook bij aan de vermindering van genderstereotypering, brengt sociale verandering teweeg en zorgt voor meer gendergelijkheid.’ De begrippen genderneutraliteit en gendergelijkheid overlappen elkaar deels. In deze scriptie zal ik het begrip genderneutraliteit aanhouden om verwarring te voorkomen.

Naast genderneutraliteit speelt het verschil tussen gender en sekse ook een grote rol binnen dit onderzoek. Volgens West en Zimmerman (1987) en Butler (1990) is gender niet iets waar we mee geboren zijn of wat we hebben, maar iets wat we doen. Eckert en McConnel-Ginet (2003) stellen dat sekse een biologische categorie is die is gebaseerd op reproductief potentieel, terwijl gender de sociale uitwerking is van biologische sekse.

3.2 Grammaticaal gender

In elke taal wordt geslacht aangegeven. Stahlberg, Braun, Irmen en Sczesny (2007) onderscheiden drie soorten talen: grammatical gender languages, natural gender languages en

genderless languages. In grammatical gender languages is de indeling van zelfstandige

naamwoorden in geslachten deels arbitrair, en niet gebaseerd op biologisch geslacht. Er is dan ook geen limiet op het aantal mogelijke geslachten, zoals Bantoetalen als het Swahili en het Kirundi laten zien. Naamwoorden worden in deze talen ingedeeld in 15 klassen of meer (“WALS Online - Feature 30A: Number of Genders”, z.d.). Een ander voorbeeld is de pronominale verwijzing. Pronominale verwijzing maakt gebruik van de grammaticale kenmerken van het antecedent. In het Duits bijvoorbeeld kun je terugverwijzen naar das

Mädchen met es, omdat het grammaticale geslacht onzijdig is. Overigens is dat niet altijd

(6)

“Wird heute ein Pronomen auf Mädchen bezogen, steht gewöhnlich die neutrale Form des Pronomens, d. h., das grammatische Genus ist ausschlaggebend: Das Mädchen, das (nicht: die) ihm die Blumen überreichte, war völlig unbefangen. Was hatte das Mädchen von seinem (nicht: ihrem) Leben? Nur wenn das Pronomen weiter entfernt steht, kommt dem natürlichen Geschlecht entsprechend auch die feminine Form des Pronomens vor: Silke war ein aufgeschlossenes Mädchen, das guten Kontakt zu seinen Kameradinnen fand. Besonders bemühte sie sich auch um ihre Schwester.”

Maar zelfs in talen als het Duits, met een belangrijk grammaticaal component in het pronominale systeem, is er soms sprake van genderneutraliteit. Zo is het meervoud in het Duits en veel andere talen genderneutraal. Je kunt naar die Männer (mannelijk meervoud), die

Frauen (vrouwelijk meervoud), die Mädchen (onzijdig meervoud) terugverwijzen met sie.

In natural gender languages is er geen grammaticale markering van geslacht bij zelfstandige naamwoorden. De meeste zelfstandige naamwoorden en hun afhankelijke vormen kunnen daarom gebruikt worden voor zowel mannen als vrouwen. Een voorbeeld hiervan is

student, dit kan of een vrouw of een man zijn. Persoonlijke voornaamwoorden hebben echter

variabele vormen die terugslaan op het geslacht van mensen. Dit is terug te zien in het overzicht van WALS Online. Een voorbeeld van natural gender language is te zien in zin (1) en (2).

(1) A stranger knocked on my door. She asked for directions to the park. (2) A stranger knocked on my door. He asked for directions to the park.

In natural gender languages zijn het extra-linguïstische criteria, en niet grammaticale criteria, die ervoor zorgen welk pronomen wordt geselecteerd. Volgens Stahlberg et al. (2007) is Nederlands een natural gender language. Dit is overigens niet altijd zo geweest. Tot voor kort kon men ook pronominale verwijzing vinden die grotendeels gebaseerd was op grammaticaal geslacht. In zuidelijke varianten van het Nederlands (Brabants, Vlaams) is er nog steeds deels grammaticaal-gebaseerde verwijzing (De Vogelaer, 2006).

De laatste categorie die de onderzoekers noemen zijn zogenaamde genderless

languages, zoals het Perzisch en Fins. Deze talen hebben grammaticaal gender in het

nomensysteem noch sekse gedifferentieerde pronomina. Hierdoor kunnen de meeste nomina en alle pronomina en andere grammaticale vormen voor zowel vrouwen als mannen worden gebruikt.

(7)

In het Nederlands worden substantieven aangegeven met grammaticaal geslacht. Bij de meeste persoonlijke voornaamwoorden wordt geslacht natuurlijk aangegeven. Dit komt op twee manieren voor: lexicaal en grammaticaal. Lexicaal geslacht wordt gedefinieerd als de lexicale specificatie van nomina die de semantische eigenschap [vrouwelijk] of [mannelijk] dragen. Grammaticaal geslacht is de linguïstische toepassing van een mannelijke, vrouwelijke of onzijdige categorisering op nomina (Doleschal, 2015). Dit komt voor in Romaanse talen als Frans en Spaans.

In tegenstelling tot het Duits heeft het Engels geen grammaticaal geslacht. In de Engelse taal zijn verwijzingen met of naar geslacht semantische kwesties. Zo is er bijvoorbeeld een uitzondering voor schepen. Hiernaar wordt van oudsher met her en she naar verwezen in het Engels. Uitzonderingen daargelaten, is Engels een natural gender language.

De positie van het Nederlands tussen Duits enerzijds en Engels anderzijds wordt wel aangeduid met de Germaanse sandwich. Op tal van terreinen vormt het Nederlands een tussenstadium tussen het overwegend behoudende Duits en het meer innovatieve Engels. Zo heeft het Duits nog de oude Germaanse naamvallen die in het Engels zijn verdwenen. In het Nederlands komen ze nog voor in staande uitdrukkingen en enkele hardnekkige resten (bijvoorbeeld de archaïsche genitief meervoud met der: de boeken der kleine zielen, etc.). Zo zagen we al dat er in het Duits naar das Mädchen (het meisje) verwezen wordt met es (het), terwijl het Engels kiest voor she op basis van het biologische geslacht. In het Nederlands heeft zich een verandering voltrokken van grammaticale naar natuurlijke verwijzing (Van Haeringen, 1954).

3.3 Geschiedenis van genderneutraliteit

Vanaf de jaren 1970 protesteren vrouwen tegen de mannelijke dominantie in taalregulatie en -planning. Pauwels (2003) geeft het volgende voorbeeld van die mannelijke dominantie. Volgens Pauwels is de dominantie te zien in het proces dat komt kijken bij het maken van woordenboeken, normatieve grammatica’s, in taalacademies en andere voorschrijvende taalinstituties. Vrouwen probeerden de mannelijke norm aan te passen door zelf voorstellen en richtlijnen voor niet-seksistisch taalgebruik te schrijven. Mannelijke taalkundigen reageerden hier negatief op. Ze probeerden de activistes opzij te zetten door ze af te schilderen als niet bekwaam genoeg om dat soort onderzoek uit te voeren.

Het artikel Het onbehagen bij de vrouw (1967) van feminist en politicus Joke Kool-Smit, wordt gezien als het begin van de strijd tegen een minder gender biased Nederlandse taal

(8)

en het begin van de tweede feministische golf in Nederland. In het artikel, dat werd gepubliceerd in De Gids, schrijft Kool-Smit over de secundaire positie van de vrouw ten opzichte van de man. Joke Smit was een taalkundige, journalist en politicus. In Het onbehagen

bij de vrouw pleitte ze voor gelijkheid op de drie punten:

1. De gelijke verdeling tussen het huishouden en werkleven; 2. De herverdeling van macht tussen mannen en vrouwen;

3. De opheffing van de segmentatie tussen vrouwen- en mannenberoepen.

Het artikel had een grote impact op vrouwen in Nederland. Veel vrouwen sloten zich aan bij de standpunten van Kool-Smit. Er werd echter nauwelijks aandacht besteed aan de gender-bias in de taal. Pas in 1975 schreef Annie Romein-Verschoor, een historicus gespecialiseerd in het Nederlands, een artikel over de tweede feministische golf. Ze besteedde ook aandacht aan drie verschillende linguïstische problemen in de Nederlandse taal: de gender bias in het Nederlands, het refereren naar generische naamwoorden met masculiene voornaamwoorden en genderspecifieke termen voor beroepen. In haar artikel geeft ze geen suggesties voor oplossingen voor de problemen. Romein-Verschoor droeg haar problemen voor aan de

Vereniging voor Vrouwen met een Wetenschappelijke Opleiding (VVAO). Het bestuur van de

VVAO vond het onderwerp cruciaal en besloot een verzoek in het feministische tijdschrift

Opzij te plaatsen. Gerritsen (2002) schrijft dat op dat verzoek een aantal vrouwen, waaronder

zijzelf, reageerden. De groep kreeg de naam Onderzoeksgroep Taal en Seksisme. Deze onderzoeksgroep deed in de jaren na de oprichting veel sociolinguïstisch onderzoek naar taal en seksisme.

Zoals ik eerder in dit onderzoek al noemde, kunnen er drie soorten talen worden onderscheiden: gendertalen, natuurlijke gendertalen en genderloze talen. Uit onderzoek van Prewitt-Freilino, Caswell en Laakso (2011) blijkt dat er in landen waar een gendertaal wordt gesproken, minder sprake is van gendergelijkheid ten opzichte van landen met ander grammaticale gendersystemen. Ook vertonen landen waar natuurlijke gendertalen worden gesproken een grotere gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De onderzoekers schrijven dit toe aan het gemak van het creëren van gendersymmetrische herzieningen in het geval er sprake is van seksistische taal.

Nog steeds zijn er partijen die pleiten voor een verandering in de generische masculiene taal. Onderzoek van Stout en Dasgupta (2011) wijst uit dat vrouwen minder geneigd zijn om te solliciteren op een vacature waar de mannelijke functienaam wordt genoemd. Als de vrouwen besluiten te solliciteren, presteren zij minder goed dan vrouwen die solliciteren op een genderneutrale vacature. Ook wijst het onderzoek van Vainapel, Shamir, Tenenbaum en

(9)

Gilam (2015) uit dat door het gebruik van generische masculiene taal in enquêtes, de uitkomst van het onderzoek wordt vervormd. Dit komt volgens de onderzoekers doordat de mannelijke taal ‘may portray unreal differences between women and men, which would not appear in the gender-neutral form or in natural gender language versions of the same questionnaire’.

Genderinclusiviteit of genderneutraliteit zijn termen die de laatste jaren steeds meer in het nieuws komen. Zo besloot de HEMA in september 2017 niet langer onderscheid te maken tussen jongens- en meisjeskleding. Hierover ontstond veel ophef op sociale media. Ook de NS veranderde haar beleid, vanaf december 2017 worden de reizigers niet langer aangesproken met ‘beste dames en heren’ maar met ‘beste reizigers’. Voor veel Nederlanders was het niet duidelijk wat deze verandering zou opleveren.

De NOS nam in 2017 een enquête af bij 150 gemeentes over of zij een genderneutraal beleid zouden overwegen. Uit de vragenlijst bleek dat 38 van 150 gemeentes nadenkt over een genderneutrale aanspreekvorm in speeches en brieven. De gemeente Almelo had dit taalgebruik toen al ingevoerd. Ook werd onderzocht of gemeentes naar het geslacht vragen op hun formulieren. 45 gemeentes gaven aan erover na te denken of concrete plannen te hebben. 21 gemeentes geven aan niet meer naar geslacht te vragen. Gemeente Vijfheerenlanden hield in 2020 een enquête onder 415 van haar inwoners over genderneutraliteit. De gemeente had voor de enquête besloten om in haar communicatie de inwoners niet meer aan te spreken met ‘geachte meneer/mevrouw’, maar met ‘beste mensen’. 54% van de respondenten vond dit een (zeer) slecht idee, 21% van de inwoners gaf aan dit wel een goed idee te vinden.

3.4 Storend taalgebruik

Er kunnen twee soorten storend taalgebruik worden onderscheiden: opzettelijk en niet-opzettelijk. Veel onopzettelijk storend taalgebruik zijn ‘vastgeroeste’ gewoontes of conventies. Zo speelt de laatste jaren in het maatschappelijke debat de vraag of bij functienamen de vrouwelijke, mannelijke of onzijdige vorm moet worden gebruikt. Er zijn vijf mogelijkheden (Taaladvies, z.d.). Als eerste kan ervoor worden gekozen om als vrouw te kiezen uit de vrouwelijke vorm, bijvoorbeeld advocate in plaats van advocaat. Het zou ook het geval kunnen zijn dat de functienaam zowel een mannelijke als vrouwelijke vorm heeft. Waarbij de mannelijke vorm ook voor vrouwen gebruikt kan worden, maar de vrouwelijke slechts voor vrouwen. Bijvoorbeeld leraar voor mannen en vrouwen en lerares alleen voor vrouwen. De derde optie is een functienaam die in wezen mannelijk is, maar ook gebruikt wordt door vrouwen. Dit gebeurt omdat er of geen vrouwelijke vorm bestaat of omdat deze vorm niet meer

(10)

gebruikelijk is. Bijvoorbeeld dokter en burgermeester. Daarnaast kan het ook zo zijn dat de beroepsnaam een genderneutrale vorm heeft. Bijvoorbeeld leerkracht of politieagent. Tot slot zou het kunnen zijn dat de functie alleen een vrouwelijke vorm heeft, omdat deze van oudsher alleen door vrouwen werd vervuld. Wanneer dit gebeurt wordt er vaak een mannelijke vorm gecreëerd. Bijvoorbeeld in plaats van vroedvrouw, ouvreur.

Van Alphen (1983) heeft een positieve houding ten aanzien van het gebruik van vrouwelijke functienamen. Zij pleitte dan ook voor het gebruik van zowel mannelijke als vrouwelijke vormen. Ze schrijft dat het “in het kader van de gelijke behandeling van vrouwen en mannen aanbeveling verdient zowel de mannelijke als de vrouwelijke vorm van een beroepsbenaming te hanteren.” In haar artikel noemt ze dat het belangrijk is om het verschil aan te geven. Wanneer dit niet gebeurt, wordt “de indruk gewekt dat de betekenis van sekse met betrekking tot het bekleden van functies nu écht op de achtergrond aan het raken is.” Ze stelt dat het belangrijk is om het verschil tussen mannen en vrouwen expliciet te maken omdat dat een bruikbare strategie is die ons in de “goede richting” kan helpen.

Er is ook een aantal tegenargumenten te bedenken. Ten eerste het gebruiksgemak. Soms is het onduidelijk of men met een man, vrouw of ander geslacht te maken heeft. In die gevallen is het handig als men niet hoeft te kiezen tussen een mannelijke of vrouwelijke vorm. Ten tweede de emancipatie, in de huidige tijd is de algemene opvatting dat mannen en vrouwen gelijke kansen zouden moeten krijgen. Zoals ik eerder in deze inleiding al noemde, blijkt uit onderzoek van Stout en Dasgupta (2011) dat vrouwen minder geneigd zijn om te solliciteren op een vacature waar de mannelijke functienaam wordt genoemd. Daarom pleitten sommige feministen dat generische masculiene taal wordt vervangen met niet-seksistische alternatieven. Stahlberg (2001) stelt dat er twee strategieën zijn om dit te bereiken: neutralisatie en feminisatie. Neutralisatie heeft betrekking op linguïstische vormen die geen gender hebben. Dit zijn naamwoorden van neutraal gender, bijvoorbeeld het individu, niet-gedifferentieerde vormen, de medewerkers, vormen met een vast gender die zowel op mannen als vrouwen slaat,

de persoon, of collectieven als het personeel. Feminisatie daarentegen wordt gebruikt voor

uitdrukkingen die de inclusie van vrouwen expliciet maken. Dus houdt feminisatie in dat vrouwelijke en mannelijke woordparen worden gebruikt, bijvoorbeeld advocaten en advocates. Een ander voorbeeld van onopzettelijk storend taalgebruik is te zien in zin (3). In eerste opzicht lijkt er niet veel mis te zijn met deze zin. Wat opmerkelijk is, is dat deze zin kan slaan op zowel mannen als vrouwen. Alleen als er duidelijk is dat het over een vrouw gaat, zal ‘ie worden veranderd in ze.

(11)

(3) Hoe heet ‘ie?

Naast het onopzettelijk storend taalgebruik bestaat er ook opzettelijk storend taalgebruik. Dit houdt taalgebruik in dat bewust wordt gebruikt om iemand te schaden of te beledigen. Bij bewust storend taalgebruik kan bijvoorbeeld worden gedacht aan kleinerende taal. Animacy is een grammaticale en semantische feature die aangeeft of een zelfstandig naamwoord verwijst naar een levend wezen. Deze feature kan zowel positief als negatief gebruikt worden. Het is algemeen geaccepteerd dat men naar een kind kan verwijzen met het. Bij volwassenen ligt dit anders. Dit is goed te zien in zin (4), (5) en (6).

(4) De baby slaapt, het ligt in bed. (5) De vrouw slaapt, het ligt in bed. (6) En dat noemt zichzelf neerlandicus…

In zin (4) komt het natuurlijk over. Vooral als een kind pasgeboren is, is het normaal om hiernaar te verwijzen met het. Wanneer dit gebeurt bij een volwassen persoon komt dit beledigend en denigrerend over. Een ander voorbeeld van een storend geval van inanimacy is te lezen in zin (6). Ook hier wordt naar een volwassene verwezen met dat. Door het gebruik van dat wordt de minachting uitgedrukt. De uiting heeft een negatieve lading, de spreker gebruikt het woord dat om de negatieve lading extra kracht bij te zetten.

3.5 Invoering van een genderneutraal voornaamwoord

In 2012 werd in Zweden besloten een derde, genderneutraal voornaamwoord aan de taal toe te voegen. Het pronomen hen werd voorgesteld als toevoeging aan de voornaamwoorden zij (hon) en hij (han). Het Zweeds is oorspronkelijk een natural gender language. Hierover heb ik eerder in dit onderzoek meer over geschreven. Hen kan zowel generisch worden gebruikt, als het geslacht niet bekend of irrelevant is, of als een transgendervoornaamwoord voor mensen die zichzelf niet als man of vrouw beschouwen. Het Zweeds is de eerste taal waar een derde, genderneutraal pronomen, aan de binaire geslachtspronomina is toegevoegd. Toen in 2012 het genderneutrale voornaamwoord werd voorgesteld, reageerde de Zweedse bevolking in eerste instantie erg negatief. Uit onderzoek van Gustafsson Sendén, Bäck en Lindqvist (2015) bleek dat in 2015 de houding drastisch was veranderd. In hun artikel bespreken de onderzoekers meerdere gevolgen van de invoering. Zo blijkt dat drie jaar na de invoering de negatieve

(12)

houdingen drastisch is afgenomen. Waar in 2012 nog 56,5% van de deelnemers aan het onderzoek negatief tegenover het genderneutrale pronomen stond, was dat er in 2015 nog maar 9,6%. Het percentage positief gestemde onderzochten steeg sterk. Van 17,4% in 2012 naar 68,9% in 2015. Ook het gebruik van hen is logischerwijs significant gestegen. Waar in 2013 nog een meerderheid van de deelnemers aangaf het woord nog nooit te hebben gebruikt, was dit in gedaald naar 25%. Uit het onderzoek (Gustafsson Sendén, Bäck en Lindqvist, 2015) blijkt ook dat hoe meer deelnemers zichzelf identificeren met hun genderidentiteit, dat wil zeggen een man die zichzelf als man identificeert en een vrouw die zichzelf als vrouw identificeert, hoe negatiever zij tegenover het pronomen stonden en hoe minder zij het woord gebruikten. Vrouwen waren iets positiever en gebruikten het woord vaker dan mannen, maar genderidentiteit bleek een belangrijkere rol te spelen. Dit ondersteunt de stelling dat een genderneutraal voornaamwoord in strijd is met de traditie van een binair gendersysteem.

Blaubergs (1980) stelt dat het medium van een feministische boodschap van belang is in de attitude van de ontvanger. Uit haar onderzoek blijkt bijvoorbeeld het gebruik van een genderneutraal voornaamwoord meer impact op kijkers heeft wanneer een entertainmentmagazine alle persoonlijke voornaamwoorden in de derde persoon verandert in een genderneutraal voornaamwoord, dan wanneer een uitgesproken feministisch medium dit doet. Gustafsson Sendén, Bäck en Lindqvist (2015) bevestigen deze bevinding. Zij geven aan dat het gebruik van hen in reguliere kranten een positieve impact op het gebruik ervan kan hebben gehad. Ze verwachten dan ook een toename van het gebruik. In het geval van een genderneutraal voornaamwoord is het van belang dat niet alleen de uitgesproken feministische media genderneutraal taalgebruik hanteren, maar ook dat reguliere, traditionele media dit doen.

3.6 Een genderneutraal voornaamwoord in Nederland

In deze paragraaf besteed ik aandacht aan de argumenten voor en tegen het gebruik van een genderneutraal voornaamwoord in de Nederlandse taal.

3.6.1 Argumenten voor een genderneutraal voornaamwoord

Allereerst is er het inclusiviteitsargument. De Nederlandse samenleving gaat uit van egalitaire principe dat iedereen gelijk is en zichzelf mag zijn. Door het invoeren van een genderneutraal voornaamwoord wordt dat egalitaire beginsel ook in de taal zelf verankerd. Een voorbeeld van een groep die zich door de gangbare voornaamwoorden voelt buitengesloten, is die van mensen die zich identificeren als non-binair. Volgens het Transgender Infopunt houdt dit in dat een

(13)

“non-binair persoon iemand is die zich niet thuis voelt in de binaire gendercategorieën man of vrouw en zich beter voelt bij een andere, niet-binaire, genderidentiteit.” Deze categorie kan worden opgedeeld in verschillende genderidentiteiten. Zo zijn er bijvoorbeeld mensen die zich als genderqueer, gender non-conform, agender, genderfluïde of als bigender identificeren. Deze genderidentiteiten hebben met elkaar gemeen dat ze zich buiten de binaire gendernorm bevinden, maar ze verschillen soms subtiel onderling van elkaar (Transgender Infopunt België, z.d.). Bovenstaande genderidentiteiten worden standaard uitgesloten in de Nederlandse taal aangezien er geen genderneutraal persoonlijk voornaamwoord is. Hierdoor lijkt deze groep als het ware onzichtbaar en voelen zij zich niet begrepen en gehoord door de rest van de samenleving. Zij pleiten dan ook voor de invoering en het gebruik van een genderneutraal voornaamwoord. Op die manier hopen zij zichzelf beter zichtbaar te maken in de maatschappij.

Het inclusiviteitsargument gaat niet alleen op voor non-binairen, maar ook voor vrouwen. De Nederlandse taal is, net als vele andere talen, man made. Dit komt omdat vanuit historisch perspectief mannen de macht hebben gehad over de taal. Zij bepaalden wat belangrijk was, wat goed was en hoe men zou moeten praten. Een voorbeeld hiervan is het Engelse woord men, wat zowel slaat op mannen als op mensen. Hierdoor lijkt het alsof vrouwen geen mensen zijn. Verder staat de man centraal in de taal, hij is de norm. Er kan gesproken worden van een exclusieve taal, een taal waar mannen de norm bepalen en vrouwen daarvan afwijken. Met het gebruik van een genderneutraal voornaamwoord kan worden voorkomen dat vrouwen in de taal standaard worden uitgesloten en zo kan de taal inclusiever worden.

Genderinclusiviteit is te vergelijken met de zogenaamde color blindness, of kleurenblindheid die onder andere voorkomt in de Engels-Amerikaanse taal. Omdat de machthebbers overwegend wit waren, bepaalden zij de norm in de Engelse taal (Lakoff, 2001) Dit houdt in dat veel witte mensen de Amerikaanse samenleving als kleurenblind te zien, want voor hen is kleur niet zichtbaar. Witte mensen zijn vanuit historisch perspectief ongemarkeerd ofwel de norm, mensen van kleur wijken hiervan af. Pas in 1907 werd het woord racisme in het Amerikaans-Engelse woordenboek opgenomen. Hierdoor kon de bias expliciet worden gemaakt, geïdentificeerd en worden bekritiseerd. Wanneer dit impliciet is, is dit haast onmogelijk volgens Lakoff. Eigenlijk is dit hetzelfde met gender en taal. Zoals ik eerder al noemde, is de taal grotendeels bepaald door mannen. Hierdoor is het voor vrouwen moeilijker om zich hieraan aan te passen.

Naast het inclusiviteitsargument het tolerantie-argument ook een rol. Uit onderzoek van Tavitz en Perez (2019) naar de invoering van een genderneutraal pronomen in Zweden bleek dat het gebruik van een genderneutraal voornaamwoord zorgde voor meer gendergelijkheid en

(14)

een bredere tolerantie voor lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender (LGBT)gemeenschappen. Ook werd aangetoond dat het gebruik van een sekseneutraal voornaamwoord de mentale saillantie van mannen vermindert. Men was minder vooringenomen ten gunste van traditionele genderrollen en -categorieën en had een positievere houding ten opzichte van LGBT-personen in openbare gelegenheden.

Tot slot werd er het gemaksargument opgevoerd. In sommige gevallen is het onduidelijk of men met een man, vrouw of een andere genderidentiteit te maken heeft. Daarnaast is geslacht in veel gevallen niet-essentiële informatie, ook zonder dit gegeven kan een conversatie plaatsvinden. Het is op die momenten makkelijk en efficiënt om een genderneutraal voornaamwoord te hebben. Op die manier kan je niemand (onbewust) kwetsen of beledigen, of ongewild onjuiste informatie geven.

3.6.2 Argumenten tegen een genderneutraal voornaamwoord

Vergoossen, Bäck, Lindqvist en Sendén onderzochten in 2016 hedendaagse argumenten tegen genderneutrale taal. Ze deden dit naar aanleiding van het genderneutrale voornaamwoord hen in de Zweedse taal. Ze namen een enquête af bij 247 mensen en vroegen hen naar hun attitude naar hen. Het onderzoek werd gebaseerd op categorieën argumenten van Blaubergs (1980) en Parks en Roberton (1998). In die onderzoeken kwamen argumenten naar voren als ‘verandering is te moeilijk’ en ‘het maakt inbreuk op mijn recht van vrijheid van meningsuiting’. Vergoossen et al. voegden hier de volgende vier categorieën aan toe:

1. Binair seksisme is acceptabel

2. Er kunnen andere woorden worden gebruikt 3. Genderidentiteit is belangrijk

4. ‘Aandachtsdief’

Uit het onderzoek van Vergoossen et al. Blijkt dat 35% van de attitudes relateren aan al bestaande categorieën. Zo valt de categorie ‘binair seksisme is acceptabel’ samen met categorie ‘seksisme is acceptabel’. En de categorie ‘er kunnen andere woorden worden gebruikt’ met ‘verandering is te moeilijk’. Andere argumenten tegen het genderneutrale voornaamwoord waren ‘vijandelijkheid en ridicule naar voorstanders van verandering’, ‘taal is een triviale zaak’ en er werd een beroep op autoriteit gedaan.

(15)

4 Enquête-onderzoek

Voor het laatste deel van deze scriptie heb ik een korte enquête opgesteld. Met deze vragenlijst wilde ik de mening en kennis over een genderneutraal voornaamwoord van Nederlanders peilen. De enquête werd online afgenomen via Qualtrics en bestond uit drie algemene vragen (leeftijd, geslacht en opleiding), vier stellingen en drie onderwerpspecifieke vragen. De volledige vragenlijst is te vinden in de bijlage van dit onderzoek.

4.1 Participanten en materialen

Aan de enquête hebben 147 personen deelgenomen. 63% van de respondenten was vrouw. De meeste participanten waren 18 tot en met 24 jaar en de range liep tot en met 84 jaar. In grafiek 1 is een verdeling van de leeftijd van de participanten te zien.

Grafiek 1: leeftijdsverdeling van participanten

De meeste deelnemers hebben een universitaire opleiding gedaan (50%). Daarna het HBO (31%), MBO (10%), middelbaar onderwijs (7%) en postdoctoraal (1%). Alle participanten hadden Nederlands als moedertaal. De participanten werden geworven via sociale media, kennissen en vrienden. Deelnemers werden op geen enkele manier beloond. De enquête werd online afgenomen en bestond uit drie algemene vragen (leeftijd, geslacht en opleiding), vier stellingen en drie onderwerpspecifieke vragen. De volledige vragenlijst is te vinden in de bijlage van dit onderzoek. De gemiddelde duur van de vragenlijst was 172,4 seconden. 1% 58% 17% 1% 10% 8%2%3%

Leeftijd

Onder 18 18-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75-84

(16)

4.2 Hypothese

Voor dit deel van het onderzoek heb ik twee hypotheses opgesteld. Allereerst verwacht ik dat vrouwen positiever tegenover een genderneutraal voornaamwoord staan dan mannen. Ten tweede verwacht ik dat oudere mensen (vanaf de leeftijd van 35 jaar) negatiever tegenover een genderneutraal voornaamwoord staan dan mensen jonger dan 35 jaar.

4.3 Resultaten

Zoals te zien is in grafiek 2 gaf 22% van de deelnemers aan het eens te zijn met de stelling Ik

heb behoefte aan een genderneutraal voornaamwoord. 37% stond hier neutraal tegenover,

41% was het hier (sterk) mee oneens. 1 deelnemer gaf aan geen antwoord op de vraag te weten.

Grafiek 2: Ik heb behoefte aan een genderneutraal voornaamwoord

Wat opvallend is de grote groep deelnemers (37%) die een neutrale mening had. Dit geeft aan dat het onderwerp misschien nog niet duidelijk was of dat de deelnemers het eventuele belang van een genderneutraal pronomen nog niet inzagen.

Een groot deel van de deelnemers (69%) van het onderzoek gaf aan het sterk eens of eens te zijn met de stelling Ik begrijp waarom er behoefte aan een genderneutraal

voornaamwoord is. Dit is in onderstaande grafiek te zien (grafiek 3: Ik begrijp waarom er behoefte aan een genderneutraal voornaamwoord is). Ten opzichte van de vorige stelling was

hier een aanzienlijk kleinere groep neutraal over of wist het antwoord niet (16%). Dit kan betekenen dat er al veel bekendheid over het onderwerp is. 15% van de deelnemers is het oneens of sterk oneens met de stelling.

7% 15% 37% 28% 13% 0%

Ik heb behoefte aan een genderneutraal

voornaamwoord

(17)

Grafiek 3: Ik begrijp waarom er behoefte aan geen genderneutraal voornaamwoord is

Op de derde stelling Ik zou het prettig vinden als (overheids)instanties gebruik maken van

genderneutrale voornaamwoorden in hun communicatie reageerden opnieuw veel deelnemers

neutraal. 30% was het niet eens of oneens met de stelling. 38% was het (sterk) eens met de stelling, 31% gaf aan het (sterk) met de stelling oneens te zijn. Op de laatste stelling Ik begrijp

waarom er behoefte aan een genderneutraal voornaamwoord is reageerde maar liefst 69% met

(sterk) mee eens. 15% van de deelnemers was het hiermee oneens en 15% reageerde neutraal tegenover de stelling te staan.

Op de laatste stelling Ik zou een genderneutraal voornaamwoord gebruiken reageerde 40% van de deelnemers positief. 27% gaf aan neutraal te zijn of het niet te weten. 33% van de deelnemers gaf aan het (sterk) niet eens te zijn met de stelling.

Het grootste deel van de deelnemers (42%) verwachtte dat een genderneutraal voornaamwoord binnen 10 jaar op grote schaal wordt gebruikt. In grafiek 4 is te zien dat 24% denkt dat een genderneutraal voornaamwoord binnen 5 jaar op grote schaal wordt gebruikt. 17% van de deelnemers denkt dat dit binnen 25 jaar het geval is. 12% geeft aan te denken dat dit nooit zal gebeuren. 5% denkt dat een genderneutraal voornaamwoord binnen 50 jaar op grote schaal wordt gebruikt.

22%

47% 15%

11% 4% 1%

Ik begrijp waarom er behoefte aan een genderneutraal

voornaamwoord is

(18)

Grafiek 4: Wanneer denkt u dat een genderneutraal voornaamwoord op grote schaal wordt gebruikt?

Het laatste deel van de enquête bestond uit twee vragen over verschillende opties voor een genderneutraal voornaamwoord. De deelnemers kregen twee voorbeeldzinnen en konden aangeven of ze de genderneutrale voornaamwoorden in die zinnen geschikt zouden vinden. In het eerste voorbeeld konden de deelnemers hun mening geven over het genderneutrale voornaamwoord hen. In het tweede voorbeeld ging dit over die. Die werd positiever beoordeeld dan hen. 68% van de deelnemers gaf aan hen (zeer) ongeschikt te vinden, 18,4% vond hen wel geschikt als genderneutraal voornaamwoord. 65,3% van de deelnemers gaf aan die een gepaste optie te vinden. 12,9% van de deelnemers was neutraal en 21,8% van de deelnemers vond die (zeer) ongeschikt.

4.4 Mannen en vrouwen

Uit statistisch onderzoek bleek dat er bij meerdere stellingen een significant verschil in de meningen van mannen en vrouwen was. Ook bij stelling 1 Ik heb behoefte aan een

genderneutraal voornaamwoord was dit het geval. Het verschil tussen de mening van mannen

en vrouwen was significant YatesX2 = 10,4, p = 0,034 (df = 4).

Over stelling 2 Ik begrijp waarom er behoefte aan een genderneutraal voornaamwoord

is blijkt uit een Yates Chi-kwadraattoets op een kruistabel dat er een significant verschil tussen

de mening van vrouwen en mannen was YatesX2 = 14,05 p = 0,007 (df = 4).

Ook over stelling 4 Ik zou een genderneutraal voornaamwoord gebruiken verschillen de meningen van de mannen en de vrouwen. Uit een Yates Chi-kwadraattoets op een kruistabel

12%

24%

42% 17%

5%

Wanneer denkt u dat een genderneutraal

voornaamwoord op grote schaal wordt gebruikt?

(19)

blijkt dat er een significant verschil tussen de meningen van mannen en vrouwen over de stelling was YatesX2 = 12,3, p = 0,015 (df = 4).

4.5 Ouderen en jongeren

Voor dit onderzoek heb ik de hypothese dat jonge mensen (tot 35 jaar) positiever tegenover een genderneutraal voornaamwoord staan dan oude mensen (ouder dan 34 jaar). Uit de enquête bleek dat er een significant verschil is tussen het begrip van oude en jonge mensen. Uit een Yates Chi-kwadraattoets op een kruistabel blijkt dat er een significant verschil tussen de mening van oude en jonge mensen was YatesX2 = 9,6 p = 0,05 (df = 4).

Voorafgaand aan dit onderzoek was mijn hypothese dat jonge mensen over het algemeen een positievere houding tegenover een genderneutraal voornaamwoord hebben dan oude mensen hebben. Dit bleek alleen het geval te zijn in het begrip over de behoefte van een genderneutraal voornaamwoord. Ik verwacht dat dit verschil komt doordat genderneutraliteit een term is die pas de laatste jaren is ingeburgerd.

(20)

5 Conclusies en discussie

5.1 Conclusies

De hoofdvraag van deze scriptie luidde: “Wat is een passende oplossing voor het probleem van

de gender-exclusieve pronomina in de Nederlandse taal?” Om deze hoofdvraag te

beantwoorden heb ik de volgende vier deelvragen opgesteld. Op wat voor manier wordt geslacht in taal aangegeven? Welke argumenten spelen een rol in maatschappelijke debatten? Wat vinden Nederlandstaligen van een genderneutraal voornaamwoord? En wat is de geschiedenis van genderneutraliteit? In dit hoofdstuk zal ik elke deelvraag kort beantwoorden. Uit mijn literatuuronderzoek blijkt dat er op drie verschillende manieren geslacht aan wordt gegeven in taal. Stahlberg, Braun, Irmen en Sczesny (2007) onderscheiden drie soorten talen:

grammatical gender languages, natural gender languages en genderless languages. Het

Nederlands valt in de tweede categorie en is een natural gender language. Daarnaast blijkt dat genderneutraliteit sinds de jaren 1970 een rol speelt in maatschappelijke debatten in Nederland.

In het tweede deel van mijn literatuuronderzoek heb ik onderzocht welke argumenten een rol spelen in het maatschappelijk debat over genderneutrale voornaamwoorden. Hieruit bleek dat er drie argumenten waren voor een genderneutraal voornaamwoord in de Nederlandse taal. Het inclusiviteitsargument, het tolerantie-argument en het gemaksargument. ‘Binair seksisme is acceptabel’ en ‘genderidentiteit is belangrijk’ bleken de grootste bezwaren tegen een genderneutraal voornaamwoord te zijn.

Het laatste deel van mijn onderzoek bestond uit het afnemen van een enquête. In deze enquête vroeg ik Nederlandstaligen wat zij van een genderneutraal voornaamwoord vinden. Hieruit bleek dat vrouwen over het algemeen positiever tegenover een genderneutraal voornaamwoord staan dan mannen. Verder bleek uit de resultaten dat jongeren (tot 35 jaar) meer begrip hebben voor de behoefte aan een genderneutraal voornaamwoord.

Uit dit onderzoek blijkt dat een genderneutraal voornaamwoord een passende oplossing kan zijn voor de gender-exclusieve pronomina in de Nederlandse taal. Het is hiervoor wel van belang dat er een maatschappelijk debat wordt gevoerd in elke laag van de samenleving.

5.2 Discussie

In dit onderzoek is gekeken naar een oplossing voor de gender-exclusieve pronomina in de Nederlandse taal. Interessant voor vervolgonderzoek zou zijn om de opinies van een grotere en meer diverse groep Nederlandstaligen te peilen. Aan de enquête die deel uitmaakt van dit

(21)

onderzoek hebben 147 mensen deelgenomen. Een groot deel van de deelnemers (82,3%) was hoogopgeleid. Verder was 62,6% vrouw. Om een beter beeld van de algemene opinie te krijgen is het van belang dat de testgroep diverser is. Naast de diversiteit van de enquête zou de vragenlijst ook kunnen worden gedeeld nadat de participanten informatie over een genderneutraal voornaamwoord hebben gelezen. Gemiddeld gaf 25,75% van de deelnemers aan een neutrale mening te hebben over de stellingen. Mijn verwachting is dat dit aan de ontoereikende kennis van de deelnemers ligt. Wanneer de deelnemers van tevoren informatie krijgen over het onderwerp, zullen hoogstwaarschijnlijk meer deelnemers een positieve dan wel negatieve mening over de stellingen kunnen vormen. Dit zou het onderzoek ten goede komen.

Een interessant subject van vervolgonderzoek zou ook een systematische analyse van de argumenten die een rol spelen tegen het gebruik van een genderneutraal voornaamwoord. Er is weinig bekend over de tegenargumenten in de Nederlandse samenleving en in deze scriptie komen ze slechts kort aan bod. Het is belangrijk om beide kanten van de discussie in kaart te brengen om zo tot een passende oplossing te komen.

(22)

6 Bibliografie

Barrett, P., & Mittins, W. H. (1981). Man Made Language: two reviews. English in

Education, 15(3), 14–18. https://doi.org/10.1111/j.1754-8845.1981.tb01191.x

Blaubergs, M. S. (1980). An analysis of classic arguments against changing sexist language. Womens Stud. Int. Q. 3, 135–147. doi: 10.1016/s0148-0685(80)92071-0

Butler, J. (2018). Gender Trouble (Unabridged edition). Culemborg, Nederland: Van Duuren Media.

Doleschal, U. (2015). Word-Formation: An International Handbook of the Languages of

Europe (Vol. 2). Berlijn, Duitsland: De Gruyter.

Eisenberg, P. (2011). Duden - Richtiges und gutes Deutsch. Duitsland, Mannheim: Duden. Eckert, P., & McConnell-Ginet, S. (2003). Language and Gender. Cambridge, Verenigd Koninkrijk: Cambridge University Press.

Europees Parlement. (2018). GENDERNEUTRAAL TAALGEBRUIK in het Europees

Parlement. Geraadpleegd van

https://www.europarl.europa.eu/cmsdata/187106/GNL_Guidelines_NL-original.pdf.

Genderneutrale kinderlabel. (z.d.). Geraadpleegd op 3 april 2020, van https://www.hema.nl/nieuws/kinderlabel.

Gerritsen, M. (2002). Towards a more gender-fair usage in Netherlands Dutch. In M. Hellinger & H. Bussmann (Eds.), Gender across Languages. Amsterdam: Benjamins., 81-109.

Gustafsson Sendén, M., Bäck, E. A., & Lindqvist, A. (2015). Introducing a gender-neutral pronoun in a natural gender language: the influence of time on attitudes and

(23)

Van Haeringen, C.B. (1954). Genus en Geslacht. Het Voornaamwoordelijk Gebruik in de Gesproken Taal. Amsterdam.

Kool-Smit, J. E. (1967). Het onbehagen bij de vrouw. De Gids, 9/10, 267–281. Geraadpleegd van https://www.dbnl.org/tekst/kool007eris01_01/kool007eris01_01_0003.php

Lakoff, R. T. (2001). The Language War (1ste editie). Amsterdam, Nederland: Amsterdam University Press.

Nederlandse Spoorwegen. (2017, 27 juli). “Beste reizigers...” Geraadpleegd van

https://nieuws.ns.nl/beste-reizigers/.

NOS. (2017, 3 augustus). Tientallen gemeenten overwegen “genderneutraal beleid”. Geraadpleegd op 16 april 2020, van https://nos.nl/artikel/2186208-tientallen-gemeenten-overwegen-genderneutraal-beleid.html

Parks, J.B., & Roberton, M.A. (1998). Contemporary Arguments Against Nonsexist

Roles, 39 Sex

. Blaubergs (1980) Revisited

Language: (5/6), 445-461

Prewitt-Freilino, J. L., Caswell, T. A., & Laakso, E. K. (2011). The Gendering of Language: A Comparison of Gender Equality in Countries with Gendered, Natural Gender, and

Genderless Languages. Sex Roles, 66(3–4), 268–281. https://doi.org/10.1007/s11199-011-0083-5

Stahlberg, D., Sczesny, S., & Braun, F. (2001). Name Your Favorite Musician: Effects of Masculine Generics and of their Alternatives in German. Journal of Language and Social Psychology, 20(4), 464–469. https://doi.org/10.1177/0261927X01020004004

Stahlberg, D., Braun, F., Irmen, L., & Sczesny, S. (2007). Representation of the sexes in language. Social communication, 163-187.

Stout, J. G., & Dasgupta, N. (2011). When he doesn’t mean you: Gender-exclusive language as ostracism. Personality and Social Psychology Bulletin, 37(6), 757–

(24)

Tallsay.com. (z.d.). [Illustratie]. Geraadpleegd van

https://d2z3jx1tdlgbth.cloudfront.net/effdbf2293c548a60d17b77780719d62.jpg

Tavits, M., & Pérez, E. O. (2019). Language influences mass opinion toward gender and LGBT equality. Proceedings of the National Academy of Sciences, 116(34), 16781–16786. https://doi.org/10.1073/pnas.1908156116

Transgender Infopunt | non-binair |. (z.d.). Geraadpleegd op 22 mei 2020, van

https://transgenderinfo.be/m/identiteit/variaties/non-binair/

Vrouwelijke beroepsnamen. (z.d.). Geraadpleegd op 23 april 2020, van

https://taaladvies.net/taal/advies/vraag/886/vrouwelijke_beroepsnamen/

Uitkomst enquête TipVijfheerenlanden: weinig applaus voor “beste mensen”. (2020, 1 april).

Geraadpleegd op 23 april 2020, van

https://www.hetkontakt.nl/regio/vianen/225314/uitkomst-enqute-tipvijfheerenlanden-weinig-applaus-voor-beste-mensen-

Vainapel, S., Shamir, O. Y., Tenenbaum, Y., & Gilam, G. (2015). The dark side of gendered language: The masculine-generic form as a cause for self-report bias. Psychological

Assessment, 27(4), 1513–1519. https://doi.org/10.1037/pas0000156

Van Alphen, I. (1983). Een vrouw een vrouw, een woord een woord Over de gelijke

behandeling van vrouwen en mannen en de konsekwenties daarvan voor beroepsbenamingen in het Nederlands. Tijdschrift voor vrouwenstudies, 4(2), 307–315. Geraadpleegd van

https://www.uva.nl

Verschoor, R. (1975). Drielandenpunt (1ste editie). Amsterdam, Nederland: Uitgeverij de Arbeiderspers B.V.

Vergoossen, H., Bäck, E., Lindqvist, A., & Gustafsson Sendén, M. (2016). Contemporary Arguments Against Gender-Neutral Language. 28th Annual Convention of the Association

(25)

for Psychological Science (APS), 1–8. Geraadpleegd van

https://www.lunduniversity.lu.se/lup/publication/024c651c-5fd4-49b5-be6c-94cd68f81b24

De Vogelaer, G. (2006). Pronominal Genus bij ‘Zuid-Nederlandse’taalverwervers:

grammaticaal of semantisch systeem. In: M. Hüning, U. Vogl, Ton van der Wouden & Arie Verhagen (eds), Nederlands tussen Duits en Engels, 89-102.

WALS Online - Feature 30A: Number of Genders. (z.d.). Geraadpleegd op 16 april 2020, van https://wals.info/feature/30A#2/25.5/148.4

WALS Online - Feature 44A: Gender Distinctions in Independent Personal Pronouns. (z.d.).

Geraadpleegd op 16 april 2020, van https://wals.info/feature/44A#2/16.6/148.7

West, C., & Zimmerman, D. H. (1987). Doing Gender. Gender & Society, 1(2), 125–151.

(26)

7 Bijlage 1: enquêe

Welkom bij deze enquête. Deze enquête maakt deel uit van mijn bachelorscriptie Nederlandse Taal en Cultuur over genderneutrale pronomina (voornaamwoorden). Mocht u vragen/opmerkingen hebben over deze enquête, dan kunt u mij bereiken op l.heldoorn.1@student.rug.nl.

Deze peiling bestaat uit 6 vragen en 4 stellingen en duurt ongeveer 3 minuten om in te vullen.

Het Nederlands kent momenteel drie persoonlijke voornaamwoorden in de derde persoon enkelvoud: hij, zij en het. De laatste jaren is er een idee ontstaan om hier een nieuw, genderneutraal voornaamwoord aan toe te voegen. Met dit extra persoonlijke voornaamwoord zou een gelijkere taal kunnen worden gecreëerd. Ook zou er een bezittelijk voornaamwoord derde persoon enkelvoud kunnen worden toegevoegd. Het Nederlands twee bezittelijke voornaamwoorden in de derde persoon enkelvoud: zijn en haar. Een voorbeeld van het gebruik van een genderneutrale voornaamwoord is hieronder te zien. Niet genderneutraal:

We zoeken een nieuwe medewerker voor onze afdeling HR. Hij moet in het bezit zijn van een HBO-diploma HR.

Genderneutraal:

We zoeken een nieuwe medewerker voor onze afdeling HR. Hen moet in het bezit zijn van een HBO-diploma HR. Wat is uw leeftijd? 0 Onder 18 jaar 0 18 – 24 jaar 0 25 – 24 jaar 0 35 – 44 jaar 0 45 – 54 jaar 0 55 – 64 jaar 0 65 – 74 jaar

(27)

0 75 – 84 jaar 0 85 jaar of ouder Wat is uw geslacht? 0 Man 0 Vrouw 0 Anders

Wat is uw hoogst genoten opleiding? 0 Middelbaar onderwijs

0 MBO 0 HBO 0 WO

0 Post doctoraal

Wat vindt u van de volgende stellingen? Sterk mee

oneens

Oneens Neutraal Eens Sterk mee eens

Ik weet het niet Ik heb behoefte aan een

genderneutraal voornaamwoord

0

0

0 0 0 0

Ik begrijp waarom er behoefte is aan een genderneutraal voornaamwoord.

0

0

0 0 0 0

Ik zou het prettig vinden als (overheids)instanties gebruik maken van genderneutrale voornaamwoorden in hun communicatie.

0

0

0 0 0 0

Ik zou een genderneutraal

(28)

Wanneer denkt u dat een genderneutraal voornaamwoord op grote schaal wordt gebruikt? 0 Nooit 0 Binnen 5 jaar 0 Binnen 10 jaar 0 Binnen 25 jaar 0 Binnen 50 jaar

Wat vindt u van de volgende genderneutrale voornaamwoorden?

We zoeken een nieuwe medewerker voor onze afdeling HR. Hen moet in het bezit zijn van een HBO-diploma HR. 0 Zeer geschikt 0 Geschikt 0 Neutraal 0 Ongeschikt 0 Zeer ongeschikt

Wat vindt u van de volgende genderneutrale voornaamwoorden?

We zoeken een nieuwe medewerker voor onze afdeling HR. Die moet in het bezit zijn van een HBO-diploma HR. 0 Zeer geschikt 0 Geschikt 0 Neutraal 0 Ongeschikt 0 Zeer ongeschikt

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Natuurlijk was er altijd wel sprake van hechte (soms ook minder hechte) contacten met de VVD, maar altijd had de JOVD haar doelstelling helder voor ogen: niet het

[r]

De vraag krijgt een uitvoerig antwoord van Limperg die meent dat voor het verwaarlozen van de kosten bij de berekening niets te zeggen is al zou hij gaarne zijn

Wie echter denkt dat Polak een grappenmaker van professie was komt be­ drogen uit; de professor was vóór alles een man die de accountancy ernstig nam, getuige onder

In dit nummer vind ik een „Mededeeling waarvan plaatsing werd verzocht” waar­ van de eerste zin luidt: „Voor leden, assistent leden der Nederlandsche Organi­ satie van Accountants

Na herlezing en rekening hou­ dend met het feit dat er nog niet veel literatuur ter beschikking stond en dat de groten in het vak in woord en geschrift fiks en controversieel

[r]

Voor wat betreft de praktische output van NeuroSim voor grote schaal modellen zou bijvoor- beeld het ruimtelijk gedrag beter geanalyseerd kunnen worden door de delays in het netwerk