• No results found

HET MAB VOOR 50 JAAR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "HET MAB VOOR 50 JAAR"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

januari 1931

H ET MAB V O O R 50 JA A R door Prof. J. Nathans

Geschiedenis

Verleden jaar kon ik vertellen dat het verslag van de Commissie Bijleveld met betrekking tot de wettelijke regeling van het accountantswezen was versche­ nen. Dit verslag was in belangrijke mate geïnspireerd door hetgeen door de drie belangrijkste verenigingen van accountants die een vakopleiding tot hun taak rekenden, als noodzakelijke voorwaarden voor de ontwikkeling van het beroep werd gezien. De vereniging van academisch gevormde accountants kwam daartegen in het geweer en diende een rekest bij de minister in. Dat rekest vinden wij op verzoek geplaatst in het januarinumm er 1931. Het heeft weinig zin om deze oude geschiedenis op te halen maar ik kan er niet om heen omdat het MAB in 1931 als arena fungeerde waarin degenen die zich als kam­ pioenen voor „de drie” en voor de VAGA opwierpen elkaar in welhaast elk numm er te lijf gingen. De strijd spitste zich in het bijzonder toe op het bestaans­ recht van de verenigingsopleidingen versus de academische. Het was een strijd waarin al van het prille begin af een zekere emotionele verontwaardiging om de uitlatingen van de tegenpartij een naar mijn mening niet te verwaarlozen rol speelde.

Wat moet ik nu anno 1981 hierover nog opmerken? De kampioenen van toen zijn moegestreden en de tijd heeft geen van beide partijen geheel gelijk gege­ ven. Misschien is het enige dat nog gezegd kan worden, dat wij er goed aan doen om nooit uit het oog te verliezen dat pragmatische theorie en -oplossin­ gen tijdgebonden zijn en niet verdedigd behoren te worden als zouden zij tijd­ loze waarheid betreffen. Hiermede kom ik dan op de artikelenreeks van Abram Mey welke in het januarinummer een aanvang neem t onder de titel „Eenige critische beschouwingen over de leer der organische winstcalculatie”. Bij het herlezen van dat artikel moet mij van het hart dat Mey m éér verdiend heeft dan een liber amicorum en het voortleven in een aantal stereotypen. Als het waar is dat alleen barbaren hun geschiedenis niet kennen hoop ik maar dat er nog eens een dogmenhistorie van de bedrijfseconomie wordt geschre­ ven op een zodanige wijze dat alle door hun werkzaamheden en specialistische studie overbezette vakgenoten er kennis van kunnen nemen. De naam van Abram Mey zal aan zo’n uitgave stellig reliëf bijzetten.

Als laatste punt: Dijker recenseert een in 1930 te New York verschenen boek van R. W. Babson, getiteld „Investment Fundamentals”. Hij licht daar onder meer de navolgende passage uit: „Give little weight to an endorsement by ac­ countants unless they have a good reputation”. En dat dan ondanks de wet­ telijke regeling aldaar.

(2)

In dit nummer schreven

MR. DRS. H. BECKMAN, geboren 1944. Doctoraalexamens bedrijfseconomie (1966), fiscale economie (1968), Nederlands recht (1971) alsmede accountants­ examen (1972). Wetenschappelijk hoofdmedewerker bedrijfseconomie Juridi­ sche faculteit EUR 1971-1980, thans werkzaam bij Moret & Limperg, voorts onder meer voorzitter Commissie van Advies inzake Ondernemingsrecht van het NIVRA. Diverse publikaties.

H. L. F. VERBRAAK, geboren 1930. Legde in 1956 zijn slotexamen af bij de „Stichting Buitenuniversitair Onderwijs Actuariële Wetenschappen”. Sinds 1957 lid van de maatschap „Brans & Co, Actuarissen” te Amsterdam. PROF. DR. A. B. FRIELINK, R.A. Openbaar accountant te Amsterdam. Voor­ zitter van de maatschap Van Dien+Co, buitengewoon hoogleraar in de admi nistratieve organisatie en controleleer, alsmede de methodologie van de automatische informatieverwerking Universiteit van Amsterdam. Oud-voor- zitter NIvRA. Voorzitter Commissie van Advies inzake Jaarverslaggeving (CAJ) NIvRA. Lid-deskundige Centrale Commissie voor de Bejaardenoorden. Lid van de Centrale Commissie voor de Statistiek. Lid van de PTT-raad. Lid van de Bibliotheekraad. Publikaties o.a. De theoretische grondslagen van de admi nistratieve inrichtingsleer (MAB 1947). Auditing automatic data processing (1961). The adaptation of auditing to new techniques (1967). Over begrippen en termen (MAB 1971). De GBR verklaard (1974). Voorbereiding van compu­ tertoepassingen (2e dr. 1979).

PROF. DR. HUBERT OOGHE is hoogleraar aan de Faculteit van de Economi­ sche Wetenschappen en directeur van het Seminarie voor Bedrijfseconomie van de Rijksuniversiteit te Gent (België). Hij is tevens partner in Ratio-Plus, ad­ viesbureau voor financiële analyse en beleid.

SPEC. LIC. WILFRIED DE GROOTE is licentiaat in de Economische Weten­ schappen (1977 RUG) en licentiaat in de Accountancy en het Fiscaal Recht (1978 RUG). Hij is thans werkzaam als assistent bij het Seminarie voor Bedrijfs­ economie van de Rijksuniversiteit te Gent (België).

DRS. H. MARSEILLE, geboren 1931. Accountantsexamen aan de Economi­ sche Hoogeschool van Rotterdam, 1963. Sedert 1969 firmant van Van Dien+Co, Accountants.

PROF. J. NATHANS, geboren 1909. Accountantsdiploma NIvA 1942. Werk­ zaam in het openbaar accountantsberoep tot 1971 als lid van - in verband met fusies meerdere maatschappen. 1957 iector, 1964 buitengewoon en vanaf

1971 gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam in de Grond­ slagen van de Administratieve Organisatie. Vervulde diverse functies in de be­ roepsorganisatie en daarbuiten. Publicaties in artikelvorm. Sinds 1978 met emeritaat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘De roode lijn’ volgens Bakkenist is, ‘dat de door den accountant verrichte arbeid, welke aan de af te geven verklaring ten grondslag ligt, zoodanig behoort te zijn, dat door

Zelfs Schmalenbach is in 1946 volgens Limperg al van de dwalingen zijns weegs bekeerd: ‘Zo geviel het, dat bijvoorbeeld een leidende figuur als Schmalenbach met kracht opkwam

In deze bijdrage gaat het overigens niet om het kenobject van de bedrijfs­ huishoudkunde of over bedrijfshuishoudkunde als wetenschap (daarover zal, overigens mede naar

Het gaat de schrijver om enkele moeilijkheden welke zich vrijwel altijd voordoen doordat steeds gelijktijdig moet worden voldaan aan de volgende hoofddoeleinden van de

Enkele dezer regelingen, welke karakteristiek zijn voor de situatie van die tijd, zijn: - De detailhandel, gewend zijnde aan de calcula­ tie van de verkoopprijzen door middel

De schrij­ ver komt dan ook tot de conclusie ’dat onderne­ mers er wellicht de voorkeur aan zullen geven - voor zover zij daartoe om voor de hand liggende redenen

In het geval dat een bedrijf riskant wordt geacht maar de des­ betreffende bedrijfstak is dat niet, dan geldt de risicopremie voor het riskante bedrijf niet als deel van

Spinosa Cattela er op dat de accountant bij zijn controle en zijn beoordelingswerk een belangrijk steunpunt kan vinden bij de budget­ taire organisatie, mits deze