• No results found

Het MAB vóór 50 jaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het MAB vóór 50 jaar"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MAB

G e sc h ied en is

Het MAB vóór 50 jaar

A. F. Tem pelaar

maart 1942

De redactie meldt een wisseling van de wacht bij het Repertorium van tijdschriftliteratuur op het gebied van accountancy en bedrijfshuishoud- kunde. Drs. P. F. R. Stol legt zijn taak neer (wegens verandering van werkkring). Hij wordt opgevolgd door mevr. Dra H. Muller-van der Wiel. (Het opmerkelijke van deze mededeling is, dat dit nummer het laatste van dit maandblad is dat in de bezettingstijd is uitgekomen - AFT.).

Accountant J. Pinkhof behandelt ’De combinatie van verantwoording en voorlichting als admini­ stratief probleem’. Als sub-titel is eraan toege­ voegd: ’Enkele wenken voor de Inrichtingsleer’. Het gaat de schrijver om enkele moeilijkheden welke zich vrijwel altijd voordoen doordat steeds gelijktijdig moet worden voldaan aan de volgende hoofddoeleinden van de administratie, namelijk enerzijds verantwoording afleggen omtrent het verleden, anderzijds het geven van een richtsnoer voor de toekomst aan de bedrijfsleiding, waarbij begrotingen en ramingen respectievelijk veron­ derstellingen de actualiteit van de informatie moeten vergroten. Pinkhof heeft hierbij voor ogen het intra-comptabele systeem van verwerking van die begrotingen en veronderstellingen bij nog niet voltooide processen (cijfers ’ter voorlopige voltooiing van de onvoltooid tegenwoordige tijd’). De schrijver vat de belangrijkste problemen in drie groepen samen, te weten:

I De completering van nog niet (geheel) bekend geworden uitkomsten.

II Verdeling (toerekening) van kosten en op­ brengsten.

III Opstelling van standaardcijfers.

De grootste zorg van Pinkhof is dat de ’begroote gegevens’ in de administratie de ’reëele

gege-vens’ zullen overwoekeren. ’Op welke wijze rich­ ten wij de administratie in, dat, ondanks de plaats gevonden verdelingen en toerekeningen, de oor­ spronkelijke, op eerste waarneming berustende cijfers, zichtbaar blijven en wel zóó gegroepeerd, dat de comptabele verantwoording in staat blijft’, aldus de schrijver. Het verwerken van problemati­ sche gegevens dient te worden vermeden en voor zover dit niet mogelijk is dienen deze meer pro­ blematische gegevens niet te worden vermengd (dat wil zeggen onherkenbaar gecombineerd) met meer vaststaande gegevens. In het bijzonder moet het stapelen van fictie op fictie worden tegengegaan.

In enkele van zijn voorbeelden gaat Pinkhof uit van het systeem van wekelijkse resultatenreke­ ningen en -balansen. Hij beveelt het invoeren van tussenrekeningen aan, maar is zich wel bewust dat het rekeningschema niet te uitgebreid mag worden. Voorts bespreekt hij het gelijkmatig ver­ delen van seizoensinvloeden en zelfs van con­ junctuurschommelingen. Voor dit laatste onder­ werp is hij echter zeer voorzichtig. ’Wij schrijven ’eventueel’, omdat als regel - en misschien terecht - deze gewoonte niet bestaat’.

Dr. A. Mey bespreekt ’Het technisch-kwantitatief moment in de problemen van de toegepaste bedrijfseconomie’.

Bij een vergelijking van de huidige wetenschap­ pelijke behandeling van verschillende problemen van de toegepaste bedrijfseconomie met de opvattingen daaromtrent tien tot twintig jaar gele­ den constateert de schrijver dat het kwantitatieve moment meer op de voorgrond is getreden, zelfs

A. F. Tempelaar, registeraccountant, was lid van de maatschap Dijker & Doornbos (rechtsvoorganger van Coopers & Lybrand Dijker Van Dien) en vervulde vele functies in de beroepsorganisaties in binnen- en buitenland.

(2)

MAB

veelal het uitgangspunt is geworden van werkme­ thode en beschouwingswijze. Mey beoogt niet in zijn artikel iets nieuws te brengen. Hij wil alleen de ontwikkeling en ’het typisch overeenkomstige daarin’ voor het voetlicht brengen. Tevens wil hij laten zien ’hoe nauw de accountancy en de bedrijfseconomie van heden zich aansluiten bij de techniek van het bedrijfsleven, waarin zij toepas­ sing vinden.’

Er vallen veranderingen waar te nemen in kost­ prijsopvatting, in financierings- en afschrijvings- leer, in de administratie van goederenomloop en produktieproces en in de techniek van de con­ trole. Mey constateert daarbij ’dat een zelfde voortschrijding doorwerkt in het denken over alle onderdelen van onze wetenschap en in onze werktechniek’. Daarmee kan worden vastgesteld ’dat er eenheid van conceptie in deze voortschrij­ ding is’. Die vergroting van aandacht voor de hoe­ veelheden meent de schrijver te mogen aandui­ den als ’het kwantitatieve moment’. Om het woord kwantitatief nog te versterken breidt hij ’het adjectief uit tot technisch-kwantitatief, om daarmede tot uitdrukking te brengen, het verband met de techniek van het bedrijf en het element van het technisch-noodzakelijke, dat aan het kosten- begrip, in de moderne opvatting, inhaerent is’.

Achtereenvolgens bespreekt Mey het kostprijs­ begrip, de variabele budgetteering der kosten, de inrichting van de administratie en de samenstel­ ling van het plan der accountantscontrole. In elk dezer hoofdstukjes toont hij de invloed aan van het technisch-kwantitatief moment in de nieuwe ontwikkelingen.

Tot slot zij nog opgemerkt dat Mey in een voet­ noot bij het bespreken van de methode van de standaardkostprijs, ’ingepast in het geheel der bedrijfseconomische kostentheorie,’ stelt dat de aanduiding ’economische kostprijs’ een pleo­ nasme is ’omdat er geen andere kostprijs is’. Wanneer men wil spreken over een historische kostprijs dan heeft men het volgens Mey niet over een kostprijs, maar over ’een statistisch kencijfer van de rentabiliteit (uitgedrukt per eenheid pro­ duct)’.

Hierna volgen nog de artikelen ’Winstbelasting als bedrijfslast’ (door J. Verschoor) en ’Inkoop van eigen aandelen en Winstbelasting’ (door C. J. B. Otte).

Beide geschriften zijn sterk tijdgebonden, zodat thans volstaan wordt met het vermelden van de titels en de namen van de schrijvers.

Van de redactie

Sinds 1980 kent ons blad de rubriek ’Het MAB vóór 50 jaar’. De auteur was in eerste instantie Prof. J. Nathans, in 1986 opgevolgd door de heer A. F. Temprelaar.

Na maart 1942 is de verschijning van het MAB gestaakt tengevolge van oorlogsomstandighe­ den. Daarmee is ook de taak van de heer A. F. Tempelaar beëindigd. De redactie dankt hem, mede namens de lezers, voor de boeiende ge­ schiedschrijving.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘De prae-adviseurs (W.N.) de Blaey en (H.B..I.) Sanders leggen bij de ambtenaar-accountant de klemtoon op het ambtenaar zijn. Naar hun mening prevaleren de voorschriften

Adriani stelt onder de titel: ‘Liefdadigheid door een onderneming’, naar aanleiding van een arrest over de aftrekbaarheid van (afgedwongen) giften aan ‘Winterhulp' de

van de Woestijne trekt in zijn bijdrage: ‘De machtspositie van de monopolist’ ten strijde tegen de stelling (zoals onder meer verwoord door J. Tinbergen), ‘dat onder bepaalde

‘De roode lijn’ volgens Bakkenist is, ‘dat de door den accountant verrichte arbeid, welke aan de af te geven verklaring ten grondslag ligt, zoodanig behoort te zijn, dat door

Zelfs Schmalenbach is in 1946 volgens Limperg al van de dwalingen zijns weegs bekeerd: ‘Zo geviel het, dat bijvoorbeeld een leidende figuur als Schmalenbach met kracht opkwam

Wel verduidelijkt De Blaeij dat het hem in februa­ ri bij de titelbescherming (van Geregistreerd Publiek/Overheids Accountant) niet ging om het al of niet in dienstbetrekking

In deze bijdrage gaat het overigens niet om het kenobject van de bedrijfs­ huishoudkunde of over bedrijfshuishoudkunde als wetenschap (daarover zal, overigens mede naar

Enkele dezer regelingen, welke karakteristiek zijn voor de situatie van die tijd, zijn: - De detailhandel, gewend zijnde aan de calcula­ tie van de verkoopprijzen door middel