• No results found

Vraag nr. 188 van 5 juni 1996 van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 188 van 5 juni 1996 van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 188 van 5 juni 1996

van mevrouw SONJA BECQ

Reorganisatie consultatiebureaus Kind en Gezin – Ver-pleegkundigen

In het nieuwe strategische plan inzake preventieve kin-derzorg, met daarin de herstructurering van de consul-tatiebureaus van Kind en Gezin, werden een aantal specifieke regels vastgelegd – bijvoorbeeld het aantal huisbezoeken en consultaties per kind – met de daar-aan gekoppelde opdrachten van de verpleegkundigen. 1. Welke criteria werden er gehanteerd om het aantal

verpleegkundigen per regio/provincie (standplaats) vast te leggen ?

2. Over hoeveel contractuelen, respectievelijk ambte-naren, gaat het (per provincie uitgesplitst) ?

3. Indien niet alle plaatsen in een bepaalde regio/pro-vincie ingevuld zijn, hoe werden de prioriteiten in die taakomschrijving van de verpleegkundigen dan vastgelegd ?

4. Verschilt het aantal tewerk te stellen verpleegkun-digen per provincie met het aantal vóór de herstruc-turering van de consultatiebureaus ? Wat gebeurde er met het eventuele "teveel" aan verpleegkundigen ? Antwoord

1. Welke criteria werden er gehanteerd om het aantal verpleegkundigen per regio/provincie (standplaats) vast te leggen ?

Verklaring bij het berekeningsmodel "Aantal ver-pleegkundigen" in het kader van de Strategische Planning Preventieve Zorg

Normen uit het strategisch plan Alle gezinnen

Huisbezoeken (HB) :

eerstgeborenen 4 HB, meergeborenen 3 HB Doelbereik : 100 % – totale populatie willen bereiken

Brussel : 20 % Consult : 10 consulten

75 % bij kinderen van 0-1 j. 75 % bij kinderen van 1-2 j. 50 % bij kinderen van 2-3 j. (gemiddelde voor Vlaanderen) Specifieke doelgroepen

Kansarmen : 2,7 % van de populatie Huisbezoeken : basiszorgaanbod + 23 HB

Consulten : 10 (basisaanbod) + 6 extra consulten

Streefdoelbereik : 100 % voor consult

Gehandicapten : 1,03 % van de populatie Huisbezoeken : basiszorgaanbod + 14 HB

Consulten : 10 (basisaanbod) + 6 extra consulten

Streefdoelbereik : 50 % voor consult Gediagnosticeerde kindermishandeling : 0,5 % v/d gezinnen en 0,75 % v/d kinderen

Huisbezoeken : basiszorgaanbod + 8 HB (eerste jaar na diagnose) Consulten : 10 consulten (basisaanbod) + 2 extra consulten

Streefdoelbereik : 50 % voor consult, 100 % voor huisbezoek

Individuele risico-indicatoren : 5 % v/d populatie Huisbezoeken : basiszorgaanbod

+ 14 HB

Consulten : 10 (basisaanbod) + 6 extra consulten

Streefdoelbereik : 50 % voor consult, 100 % voor huisbezoek

Particulier opvanggezin & kleine particuliere op-vanginstelling (met attest van toezicht) :

Huisbezoeken : 4 per jaar, volgens opvangsituatie

Berekening preventieve kinderzorg Aantal geboortes

Er werd gerekend met de geboortes in 1994, 1993 en 1992 – NIS-publikatie (Nationaal Instituut voor de Statistiek), " Loop van de bevolking".

Voor Vlaams Gewest : 100 %, voor Brussels Hoofd-stedelijk Gewest : 20 % (cf. Dossier Brussel). Verdeling 1ste ten opzichte volgende kinderen Verdeling : 45 % 1ste kinderen, 55 % volgende kin-deren.

Gegevens : jaarverslag Studiecentrum Perinatale Epidemiologie (SPE) 1994.

Correctie voor meerlingen

62.637 bevallingen gaven 63.851 kinderen, dus cor-rectie voor meerlingen = 1,9 %.

Gegevens : jaarverslag SPE 1994.

Berekening aantal kansarme gezinnen met jonge kin -deren

De basisregistratie door de SV’s (sociaal-verpleeg-kundige) gebeurt op "kind-niveau" ; een omreke-ning naar aantal betrokken gezinnen kan gebeuren op basis van de sociale kaart : aantal gezinnen in kansarmoede met kinderen 0-3 jaar = 73,7 % van het aantal geboortes in kansarmoede op 3 jaar. Berekening : 73,7 % van het aantal kinderen gebo-ren in 1992 + 1993 + 1994 in kansarmoede.

Voor het Brussels Gewest ontbreekt de basisregis-tratie, er wordt daarom gerekend met 11 % van de geboortes als een kansarme geboorte (cf. Dossier Brussel). De overgang van kinderen naar gezinnen gebeurt analoog met het Vlaams Gewest.

(2)

Berekening gezinnen met individuele risicosituaties Overgang van kinderen naar gezinnen gebeurt ana-loog met berekening kansarme gezinnen ; een opsplitsing naar geboortejaar wordt gemaakt om de toewijzing van respectievelijk 5,5 en 4 extra huisbe-zoeken te kunnen realiseren.

Aantal preventievezorgcentra (principieel goedge -keurd)

7 in het Vlaams Gewest, namelijk Gent (2), Ant-werpen (3), Ronse (1),

2 in het Brussels Gewest.

Groepswerking in preventieve-zorgcentra (PZC) 98 deelnemers aan groepswerking per PZC, waarbij elke deelnemer een reeks van 5 bijeenkomsten kan volgen in groepjes van 10 deelnemers. Elke bijeen-komst duurt 3,5 uur.

Bij een concept van een bijeenkomst om de drie weken (ongeveer 15 vergaderingen voor 1 groepje per jaar) zal 1 PZC 3,2 groepen "op kruissnelheid" in werking hebben.

Permanentie

Aantal dagen : de permanentiedagen worden ver-deeld als 4 dagen per week preventieve kinderzorg en 1 dag per week pre- en perinatale zorg (365 dagen/jaar – 104 weekenddagen – 14 feestdagen = 247 dagen permanentie waarvan 50 voor pre- en perinatale zorg en 197 voor preventieve kinder-zorg).

Duur per permanentie : 3.30 u., wat de tijd is van de eigenlijke permanentie. De permanentiehouder is wel 4 uur aanwezig, maar daarvan is 30 minuten briefing (wordt onder briefing gerekend).

Aantal leerling-SV’s, aantal IB’s, aantal nieuwe SV’s Bij gebrek aan nieuwe concrete cijfers, werden de gegevens uit de vorige berekeningen overgenomen voor de stagiair-SV’s (200) en de nieuw in te scho-len SV’s (30) voor Vlaams en Brussels Gewest samen. De verdeling over de regio’s gebeurde even-redig.

Voor het aantal interculturele bemiddelaars (IB's) werd een beroep gedaan op de berekeningen die rekening houden met het aantal Turkse en Marok-kaanse kinderen. Voor het Vlaams Gewest : 16,8 f u l l -time equivalenten (FTE), voor het Brussels Gewest : 2,79 FTE. De verdeling over de regio’s gebeurt hier afhankelijk van de aanwezigheid van de doelgroep.

Vorming en overleg

Vorming : 8 dagen vormingsverlof (cf. Beleidsnota Vorming) per full-time SV.

Briefing : dagelijks als de SV aanwezig is (365 dagen – 14 feestdagen – 104 weekenddagen – 35 dagen jaarverlof = 212 dagen) voor een full-time SV. Wie niet full-time werkt, zal dan ook niet aan alle briefings moeten deelnemen.

Regioteamoverleg : wekelijks als de SV aanwezig is (212 dagen / 5 dagen per week = 42,4 weken). Individueel gesprek met teamverantwoordelijke : 4 uur per jaar.

Berekening pre- en perinatale zorg Info-cyclussen

Worden georganiseerd in elke kraamkliniek. In de regio’s zonder kraamkliniek wordt 1 info per regio georganiseerd.

82 materniteiten in Vlaams Gewest + 2 maternitei-ten in Brussels Gewest waar Kind & Gezin werk-zaam is + 9 regio’s zonder kraamkliniek (waarvan 3 in de grootstad Antwerpen en 1 in Gent) = 93 info’s.

Bezoeken aan bed in de kraamkliniek

Ten opzichte van het aantal geboorten in materni-teit, wordt een correctie doorgevoerd van 1,9 % voor meerlingen en 1,9 % voor poliklinische beval-lingen.

Opmerking : op regionaal niveau zal worden gere-kend met de effectieve geboorten/bevallingen per kraamkliniek, omdat de kraambezoeken een belas-ting betekenen voor de regio waarin de kraamkli-niek ligt en niet voor de regio waarin de woonplaats van het kind ligt.

Huisbezoeken aan zwangeren

Doelbereik is 10 % van de zwangeren, gerekend wordt met 10 % van de bevallingen in het laatst gekende jaar. Bepalend is hier de woonplaats van het kind.

Prenatale consultaties in PZC's

9 PZC’s met 6 reeksen van telkens 3 bijeenkomsten. Duur van 1 bijeenkomst inclusief voorbereidingen : 5 u.

Permanentie pre- en perinatale kinderzorg

Cf. permanentie preventieve kinderzorg ; 1 dag per week wordt permanentie gehouden door een SV die in de pre- en perinatale kinderzorg werkt.

Vorming en overleg

Vorming : cf. preventieve kinderzorg (8 dagen/ jaar).

Briefing : 1 keer/week.

Regioteamoverleg : wekelijks als de SV aanwezig is. Individueel gesprek met teamverantwoordelijke : 4 keer 1 uur per jaar.

Als bijlage vindt de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger een tabel met overzicht van alle gehanteerde parameters.

2. Over hoeveel contractuelen, respectievelijk ambte-naren, gaat het (per provincie uitgesplitst) ?

Zie tabel "Berekende waarde personeel strategisch plan - Toestand 01.11.95 - 01.07.96" als bijlage. 3. Indien niet alle plaatsen in een bepaalde regio /

pro-vincie ingevuld zijn, hoe werden dan de prioriteiten in die taakomschrijving van de verpleegkundigen vastgelegd ?

Op provincieniveau bekeken hadden op 1 januari 1996 enkel Vlaams-Brabant en Brussel een tekort aan prestaties in vergelijking met de berekening van het strategisch plan. Door een ongelijke spreiding of door omstandigheden (ziekteverlof) kunnen ook onvoldoende prestaties aanwezig zijn in bepaalde

(3)

regio’s in de andere provincies. Als eerste prioriteit geldt : zo snel mogelijk afbouwen van activiteiten die niet meer opgenomen zijn in het strategisch plan.

De (voorlopig) erkende zittingen zijn de facto prio-ritair, daar er verplichtingen zijn aan derden (orga-niserende besturen) en afspraken met cliënten. Voor huisbezoeken wordt voorrang gegeven aan de specifieke doelgroepen en bij tijdsgebrek wordt zo mogelijk het aantal huisbezoeken verminderd bij "normale" gezinnen (bij 1ste kind 3 in plaats van 4 huisbezoeken en bij volgende 1 of 2 in plaats van 3). De hoofd-sociaal-verpleegkundigen en de ankerper-sonen worden ook gestimuleerd om in elke regio alle activiteiten die meer tijd vereisen dan gepland samen met de regioverpleegkundigen kritisch te bekijken.

Op 1 januari 1996 werden zeer pragmatisch en hoofdzakelijk een aantal vrijwillige mutaties door-gevoerd, daar een afvloeiingsmaatregel voor regio-verpleegkundigen van 55+ werd voorbereid. Op 1 januari 1996 kon niet ingeschat worden wie waar zou afvloeien.

Op basis van deze personeelsgegevens en met de meest actuele parameters (geboorten ‘95, reële aan-tal zittingen per regio, ...) wordt een nieuwe bereke-ning voorbereid voor 1 januari 1997, waarna zo nodig personeelsverschuivingen zullen worden doorgevoerd.

4. Verschilt het aantal tewerk te stellen verpleegkun-digen per provincie met het aantal vóór de herstruc-turering van de consultatiebureaus ? Wat gebeurde er met het eventuele "teveel" aan verpleegkundi-gen ?

Het berekend aantal verpleegkundigen (585 of 535 statutairen + 50 contractuelen ter vervanging van de deeltijds presterende statutairen) was inderdaad veel kleiner dan het beschikbare personeelsbestand. Daarom werden reeds in 1994 stappen ondernomen om een specifieke afvloeiingsmaatregel voor regio-verpleegkundigen van 55+ te realiseren. Deze maat-regel werd goedgekeurd door de verschillende over-heden en is nu reeds in uitvoering. Van de 68 moge-lijke kandidaten zullen er 42 progressief uitstappen tussen 1 juli 1996 en 1 december 1996. Bij de niet-uitstappers zijn er reeds 10 die een pensioenaan-vraag hebben ingediend.

(De bovenvermelde bijlagen liggen ter inzage bij het secretariaat van het Vlaams Parlement - red.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

– (vraag 2) opgeleide personen en de werkzoekende personen met een handicap doorwezen worden naar de VDAB die in Vlaanderen bevoegd is voor de arbeidsbemiddeling ; – (vraag 3)

Kind en Gezin poogt aldus een hogere kwaliteit aan preventieve kinderzorg te bereiken door programmatische pre- ventie, die een goede wetenschappelijke onderbouw en

De administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cul- tuur heeft een rondvraag gedaan aan de bevoegde administraties

Uit het evalu- atierapport van het departement Coördinatie van de Vlaamse Gemeenschap van 28 augustus 1995 blijkt dat inzake welzijnsinfrastructuur in 1994 voor 886

De administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cul- tuur heeft een rondvraag gedaan bij het CGSO-tref- punt SRG, de

De 16 opgeleide bemiddelaars zijn allen tewerkgesteld in een centrum voor gezins- en relationeel ambulant welzijnswerk (nu meestal deel uitmakend van een ambulant

De praktijk toont aan dat ter zake verschillen bestaan tussen diensten : sommige diensten zitten boven hun contingent (en passen zelf bij), terwijl andere diensten hun

Voor een antwoord op de eerste twee vragen moet de Vlaamse volksvertegenwoordiger zich wenden tot de opdrachthoudster voor Emancipatiezaken die onder de Vlaamse minister bevoegd