• No results found

+ d + 5. ä 4-6» a = E

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "+ d + 5. ä 4-6» a = E"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De groote beteekenis van het onderzoek naar den kalktoestand voor de cultuur op de

humushoudende zandgronden.*

(Ervaringen in Noordelijk Gelderland in 1924.) Inleiding.

In De- Veldbode van November en December 1923 hebben wij medcdeeling gedaan van onze ervaringen in 1923 met het onder- zoek naar den kalktoestand < der lunnnshonder.de zandgronden. In aansluiting hiermede volgen hieronder onze bevindingen tot 1 Sept.

1924, omvattende ongeveer 600 monsters van ruim 2Ü0 bedrijven.

Wanneer wij allereerst vragen hoe de practiik oordeelt over de op grond van het onderzoek uegeven adviezen, dan kunnen wij na- mens de inzenders onvoorwaardelijk verklaren, dat deze daarover zeer tevreden zijn. Vele landbouwers hebben zich in de laatste paar jaren „leeren" afvragen, of verschillende moeilijkheden, waar.

mede zij in de practijk te kampen hebben en die zij niet vermochten te overwinnen, misschien aan onvoldoende of te veel kalk en aan verkeerd gebruik der overige meststoffen toegeschreven konden worden. Zij hebben grcndinonsters ingezonden en zijn vrijwel zon- der uitzondering met waardevolle adviezen geholpen. Velen hadden groot kalkgebrek en in het bijzonder in 1924 zijn hieronder meer- dere geweest, die met de goedkoope zwavelzure ammoniak hun gewas volslagen kapot gemaakt hebben. Anderen hadden veel te veel gekalkt, zonder het te weten. Weer anderen meenden reeds te veel gekalkt te hebben, terwijl bleek, dat het juist het kalkgebrek was, dat hun nog steeds parten speelde. Zij hadden bij hun ver- onderstelling geen rekening gehouden met de omstandigheid, -dat een humiisrijke grond veel meer kalk verdraagt dan een humus, arme. Ook onder deze waren er, die zeer tot hun schade zure meststoffen hadden gebruikt.

Onder de inzenders waren er echter ook, die geheel ten onrechte hun moeilijkheden met de weliswaar zeer belangrijke, maar niet alles bt-heerscherde kalkkwestie in verband hadden gebracht. Zi) werden: uit de moeilijkheden geholpen door onderzoek, zoo noodig ter plaatse in andere richting. Onder deze waren talrijke gevallen van „ontginningsziekte", welke bij de toegepaste methode van onderzoek worden herkend; anderen sukkelden met de gevolgen van overmatige bladbemesting, of met die van een verdieping ('er bouwvoor op gronden met een daarvoor ongeschikten onder- grond. Zij hadden- deze op zijn plaats moeten laten en alleen met den ondergroudsploeg moeten losbreken. De beste behandeling van deze gronden met ontginningsziekte, slechte bladhumus, bovenge- ploegden ondergrond, is te verkrijgen met stadscoinpoxt, waarvan 'ii-ji g>;i.>.:!k in deze streken vrijwel ou'u^kci.U wu.->. iiei gebruik neemt nu echter snel toe en met de beste resultaten. Onder deze inzenders waren meerdere, die hun heil hadden gezocht in het ge- bruik van kalk, terwijl juist de proeven uitwijzen, dat deze de kwaal verergert. Zij zijn van hun dwaling, die hun in meerdere gevallen reeds veel geld had gekost, teruggebracht en anderen zijn van hun voornemen weerhouden.

'l'eu slotte wijzen wij op de oude verwarring, die in de practijk bestaat tusschen kalkgebrek en wateroverlast, speciaal bij broek- gronden. Den betrokkenen werd, dikwijls zeer tot hun verbazing, met cijfers aangetoond, dat de broekgronden kalkrijk. doch juist hun oude, hooge bouwlanden kalkarm zijn en waar de cijfers beter spre- ken dan beweringen, hebben meerderen onder hen nu eindelijk eens willen aannemen, dat zij hun biezen uit laag weiland moeten ver- driiven met droogleggen en niet met kalk.

Kr waren onder de landbouwers echter ook een niet onbelangrijk aantal, die volstrekt geen klachten luidden, doch alleen uit zucht om alles te weten omtrent hun grond een monster inzonden. In liet algemeen bleek dan ook, dat de kalktoestand gunstig was.

Soms bleek echter, dat nog zeer wel verbetering mogelijk w'as, vooral in de keuze der meststoffen.

Wij zullen al deze gevallen in de volgende hoofdstukken nadei niet feitenmateriaal staven.

* • *

Wanneer wij deze opsomming overzien, blijkt, dat het onderzoek zoowel direct, als indirect tot een zeer waardevolle voorlichting der practijk kan leiden. Het komt ons echter voor, dat hiervoor noodig is ten innige samenwerking tusschen het proefstation en de consulenten, belast met den voorlichtingsdienst. Ter plaatse kan men alle inlichtingen verkrijgen, den grond naar zijn natuurlijke liggino- henordeelen fn den landbouwer overtuigen van het nut var

V(

On vo

._ . . . I I I S I 1 J I \ * - p U l i l , 1-^ u w . •

onmisbare basis geworden voor het geven van adviezen, den bouw- grond betreffende. De deskundige, die over hoogstens vage indruk- ken omtrent liutnnsgchalte en kalktoestand beschikt, kan geen bemes-

* Overdruk uit n. 1139, 1140, 1141, 1142 en 1143 van „De Veld- bode" (Maastricht, 1924).

O "> 'i V tingsadvics leclijk vergis

en t-sec. m, i-st tuut i

tingsadvics geven, waarin-nie,t tye't groote gevaar schuilt, dat hij zich rist, evenals1 ervViren\pT»cnfei »öat« meermalen overkomt.

Naar onze meeninjf jbeschikt/ii^i^wioit over te veel om een zoo ingewikkeld 'ofîleTr^nf'T^Hrmrw'grond te be

sel gegevens jeoordeelen.

Het stemt ons tot gioote voldoening, dat ons herhaaldelijk onver- holen blijkt, dat de practici in Gelderland, en daaronder vooral de beste, reeds groot vertrouwen in het onderzoek naar den kalktoe- stand hebben leeren stellen en daarvoor in hun omgeving spontaan als warme propagandisten optreden. Het gevolg is, dat meer dan de helft van alle monsters uit deze provincie afkomstig zijn.

« In andere zandstreken van ons land is de toestand van den bouw- grond en zijn bemesting in het algemeen niet anders dan in Gelder, land, zooals duidelijk uit de uit die streken ingekomen monsters blijkt. Het is alleen maar noodig de practijk op het groote belang van liet vraagstuk te wijzen en haar aan te sporen van de gelegen- heid tot grondonderzoek een ruim gebruik te maken.

Intusschen heeft echter het grondonderzoek zijn bestaansrecht bewezen en wij vertrouwen dan ook, dat het in de practijk verder zijn weg wel zal vinden en een groote toekomst tegemoet gaan, zij het -dan ook, dat de ontwikkeling wordt geremd door de be.

strijding, die nu eenmaal elke nieuwe vinding blijkbaar moet onder- vinden, een bestrijding die, helaas, ook remmend moet werken op de regeenng, welke de middelen heeft te verschaffen voor een vlot onderzoek der ingezonden monsters. Tot heden is het proefstation onvoldoende toegerust om den stroom van monsters tijdig te ver- werken, wat weer verlammend werkt op het inzenden van nieuwe monsters. Een nieuwe rem is thans aangelegd door verhooging van het tarief van het onderzoek. Velen, die gunstige ervaringen heb- ben opgedaan, zullen er ook nu gaarne een rijksdaalder voor over hebben, aangezien dit bedrag in geen verhouding staat tot het totaal der onkosten, die men bij de bebouwing van een perceel in de waagschaal stelt. Daartegenover staat echter voorloopig een veel grooter getal van hen, die deze ervaring nog moeten opdoen en hiertoe eerder zullen overgaan, indien de kosten f 1 bedragen, dan het twee en een halfvoudige. Hun deelneming zal nu aanmer- kelijk worden vertraagd.

Dit geldt in bijzondere mate voor de velen, die zeer versnipperde gronden hebben, waaronder perceelen van dikwijls slechts enkele aren oppervlakte. Wij vertrouwen echter, dat het gezond verstand de practijk zal doen inzien, dat het resultaat de kosten zeker waard is. Misschien vinden verschillende landbouwvereenigingen, waaronder mi ook reeds meerdere, die de zaak helpen bevorderen door steun aan proefvelden, het salarieeren van monsternemers, het zorgen voor verpakken en verzenden der monsters en het voor hun rekening nemen der vracht, nog aanleiding o-m hen. die

!.. cuis wilien proneeren, >üocli nog voor de kosten bezwijken, eet.

duwtje er bij te geven door hen voor den eersten keer iets tegemoet te komen. De ervaring leert, dat zij den tweeden keer vanzelf wei terugkomen.

HOOFDSTUK I.

De kalktoestand op de bedrijven.

Na deze inleidende beschouwing gaan wij thans over tot de feiten van het laatste jaar en onderzoeken in de eerste plaats:

a. De kalktoestand op uitnemend beheerde bedrijven.

Wij hebben daartoe de gegevens verzameld van bedrijven, dit in ruimen omtrek bijzonder goed bekend staan en waarvan drie en meer perceelen zijn onderzocht. Wij vonden in totaal 7. De ge- vonden humusgehalten en bijbehoorende kalktoe:tanden zijn:

Bedrijf 1. Humusgeh.: 3.57 4.46 4.60 5.03 Kalktoest.: —10 —12.1 —12.9 —12.9

Bedrijf 2. Humusgeli.: 7.9 8.5 5.— 7.5 7.2 7.4 Kalktoest.: —15.7 —14.3 —10.3 —14.3 —15 —14.3 Bedrijf 3. Humusgeli.: 3.9 5.4 5.6

Kalktoest.: —9.3 —13.6 —4.3 Bedrijf 4. Humusgeh. 6.21 4.82 2.09 6.68

Kalktoest.: —3.6 —7.1 —7.9—12.1

Bedrijf 5. Humusgeli.: 6.4 6.8 5.7 5.8 6.5 6.8 5.4 Kalktoest.: —5 —5 —2.9 —5 —5 —3.6 —6.4

5.2 5.2 8.5 8.6

—5.7 —5 —3.6 —10.7

Bedrijf 6: Humusgeli.: 4.76 5.31 2.27 2.93 5.34 5.4 4.83 Kalktoest: —10 —15.7 —10.7 —19.3 —7.5 —14.3 —13.6

5.11 4.78 4.03

—17.5 —7.5 —4.3 Bedrijf 7: Humusgeh.: 2.8 3.6 3.7

Kalktoest.: —6.4 —5 - 4.3

en een bijgekocht perceel met geheel afwijkerden toestand, nl. 4.5

—20.7 Wanneer wij deze 41 perceelen rangschikken naar humusgehalte en kalktoestand. krijgen wij het volgende meer overzichtelijk beeld:

Wij hebben duidelijkshalve in deze en de volgende tabellen de kalktoestand --5 tot —10 door vetgedrukte cijfers als gemiddeld de meest gunstige voor alle gewassen aangegeven en de beide klassen aan weerszijden door cursief gedrukte, als eveneens goed bruikbare, daar binnen deze grenzen door juiste keuze van mest- stoffen met de meeste gewassen goede opbrengsten zijn te ver- krijgen. Voor uitvoeriger bijzonderheden verwijzen wij naar onze

1

(2)

Tabel 1.

Uitmuntende bedrijven.

0 - 2%

w S 2— 4%

g « 4— 6°,o

= g, 6 - 8%

-1- 8 - 1 0 % Totaal

In %

0

+ 5

tot 0 tot

—5

2 5 5 / 73 30

Ka - 5 - 1 0 tot

3 6 1 10 25

lktoestandcn.

— /O

— 75 tot

2 6 4 2 74 35

- 1 5 tot - 2 0

1 2 1 4 10

CS O

8 19 10 4 41 100 mededeelhig van 1923. Het is thans alleen onze bedoeling de hoofd- zaken te belichten.

Uit bovenstaande tabel blijkt nu, dat de bedrijfsleiders der beste bedrijven tastenderwijs zoeken naar kalktoestanden, die lissen tiissehen 0 en —15. Slechts 10% list tusschen —15 en —20 en meer dan de helft tusschen 0 en —10, en Va tusschen 0 en —5.

Om den indruk te vermijden, dat men hier tui over alle moeilijk- heden heen zou zijn en dus seen voorlichting met grondonderzoek zou behoeven, vermelden wij van:

bedrijf 2, id;it de leider steeds vrij veel mergel heeft scbruikt en nu overtuisd was, dat hij aan den overkalkten kant zou zijn geraakt, zoodat hij veel zure meststoffen sins aanwenden, echter met on- sunstis resultaat op verschillende gewassen. De verklaring hiervan is, dat hij geen rekenins gehouden heeft met het voor deze streken vrij hooge huniusgelialte. Dergelijke gronden verdragen meer kalk.

dan hij vermoedde, zure meststoffen zijn hier dan ook nog niet op il un plaats. Zijn bedrijf ligt nog aan den kalkarmen kant;

bedrijf 3, -dat hier op een niet onderzocht perceel reeds veen.

koloniaalzieke tarwe optrad, door te veel gebruik van kalk, gepaard met alcalische bemesting. Was het perceel tijdig onderzocht, dan was de fout zeker voorkomen door zure bemesting en zoo noodig maugaansulfaat;

bedrijf 4, dat op 3 van de 4 perceelen hinderlijk schurftige aard- appelen groeien. Men zal deze in elk seval zuur moeten bemesten;

bedrijf 5, dat dit bedrijf in hooge mate ontsinuinssziek blijkt te zijn, zoodat teelt van granen en peulvruchten, welke er in de eerste ontginningsiaren uitstekend hebben gegroeid, nu niet meer mogelijk is. De landbouwer, die veel van kalken hield, heeft zijn moeilijk- heden, die hun oorzaak in de ontginningszickte vonden, steeds trachten te overwinnen met kalksebruik eu tot den laatsten das 'was lr;j overtuigd, dat hij mm -veel meer moest .kalken om weer

granen en erwten te kunnen verbouwen. Het -onderzoek l e e r t ' d a t hij voor ontginuingszieke gronden reeds veel te ver is gegaan. Hij is nu begonnen met compost en gevoelt zich als iemand, die gered is.

Stellen wij daartegen over:

b. Den kalktoestand on verwaarloosde bedrijven.

Wij hebben hiervoor verzameld de gegevens van enkele totaal verwaarloosde bedrijven, waar alleen kruiprogge en evene wilden groeien en die overgingen in handen van jonge pachters, die zich door grondonderzoek lieten voorlichten. Het is duidelijk, dat hier meer valt op te knappen dan de kalktoestand, doch bemergeling is wel een van de meest belangrijke zaken en het is juist iets, waar- aan de doorsnede-practicus in deze streken tot heden het aller- laatst denkt. Wij vonden dan:

Bedrijf 1. Humusgeh.: 4.7 3.75 3.15 4.4 Kalktoest.: - 4 3 —35.7 —35.fi —35.7 Bedrijf 2. Humnsgeh.: 3 85 3.84 3.94 4.15

Kalktoest.: —27.8 —25.7 —29.3 —28.6 Bedrijf 3. Humusgeh.: 7.3 7.3 10.2 10.4

Kalktoest.: —20.7 —18.6 —30 —38 Bedrijf 4: Humusgeh.: 11.2 8.17 11.4 11.6

Kalktoest.: —20.7 —24.3 —25 —32.1 Tabel 3a."

200 bedrijven 555 monsters.

3.61 -30.7

Bedrijf 5. Humusgeh.: 4.2 Kalktoest.: —28.6

4.9

—15.7 Bedrijf 6: Humusgeh.: 4.05 Kalktoest.: —27.9 Bedrijf 7. Humusgeh.: 3.1

Kalktoest.: —30.7 4.1

—12.9 6.9

—11.4 3.33

—23.6 2.9

—34.3 Brengen wij ook deze gegevens Wij het volgende overzicht:

Tabel 2.

5.1

—12.9

2.10

—16.4 2.95

—33.6 - 3.7

—10

3.7 -33.9 overzichtelijk Kalktoest

4.5

—17.1

3.3 -31.1 -

samen, anden.

4.5 5.2

—19.3 —28

3.75 4.1 -35.7 —31.5

dan krijgen

bedrijven.

E 0 - 20/0

£ 2 - 4 „

ä 4 -

6

»

S 6 - 8 „ 5 8 - 1 0 , , J 1 0 - 1 2 , ,

Totaal In "o

0 tot

+5

0

—5 tot

—5

— 10 tot

i

-10 -15 tot

1 3 1

—15 - 2 0 tot

1 2 1 1 5 ! 4 14 11

- 2 0 - 2 5 tot

1 1 1 2 5 14

- 2 5 - 3 0 tot

3 4

1 8 22

- 3 0 tot

- 3 5 - 3 5 -40 tot

7

1 8 22

3 1

1 5 14

—40 tot

« - 4 5 | H -2

1

1 3

17 10 3 1 5 36 100 Wij zien dus, dat de knoeiers zich ophouden in het kalkarme ge- bied. Met hun beste perceelen (die blijken inderdaad vergelijkendcr.

wijs ook de beste te zijn) komen zij nog juist zóóver in de goede richting, als de beste boeren met hun slechtste perceelen.

Uit deze gegevens blijkt, dat minstens 80 % van de gronden op deze slechte bedrijven te kalkarm is, terwijl zeker 60 % tot dt>

zeer kalkarme gronden behoort. Men moet zich hier beperken toi de teelt van schrale rogge, bij voorkeur kruiprogge, zwarte have»

en nog liever evene en aardappelen. Zonder grondonderzoek is het nu buitengesloten om ook slechts ten naaste bij te schatten, hoeveel kalk dergelijke perceelen noodig hebben om weer in goeden toe- stand te komen. Een perceel met bijv. een luunusgehalte van 4 % en een kalktoestand —20 is per H.A. en 20 c.M. bouwvoor tot een kalktoestand —10 op te voeren met ongeveer 900 K.G. handels- mergel met een gehalte van 80% en 7 5 % fijnheid. Daarentegen moet op een grond met 12 % humus en een kalktoestand —Ai.) onge- veer 11000 K.G. kalkmergel in eeltige achtereenvolgende jaren wor.

den gegeven om eenzclfden toestand te verkrijgen, dat is dus ruim twaalfntaal zooveel. Ken gift van een paar duizend K.G. mergel helpt op zoo'n grond niets, althans niet, zoodra deze goed gemengd is. Omgekeerd zou 11(100 K.G. mergel op den grond met A% luitnus den grond voor vele jaren voor elke cultuur ongeschikt maken.

Het'is en blijft ons dan ook een raadsel, dat ervaren deskundigen kunnen voortgaan voor allerlei gronden met verwaarloozing zelfs van het hiuriusgehalte een vaste dosis kalk voor te schrijven in hun adviezen, bijv. 1500 K.G. kluitkalk per H.A. of ongeveer 3000 K.G. mergel. Wii komen daarop nog nader terug.

c. De kalktoestand OD de bedrijven wemiddeld.

Na het beeld van de uitersten onder de bedrijven moge thans een overzicht volsen van den gemiddelden toestand, zooals die wordt weergegeven door de 555 monsters, die in Noord-Gelderland op 1 September 1924 waren onderzocht.

Ons vorig overzicht betrof 183 monsters. Door het groote aantal kunnen wij de indceling der kalktoestanden wat uitgebreider maken.

Daar de uiterste gevallen: nl. zeer htumisarm en humusrijk en zeer kalkarm en sterk overkalkt, uit den aard der zaak weinig voorkomen, is de omtrek van dit overzicht wat „gerafeld". Voor den deskundigen lezer is dat geen bezwaar. Voor hen, die niet ge- wend zijn dergelijke tabellen te ontwarren, wordt het beeld er echter door vervaagd. Om het beeld wat te versterken, geven wij dezelfde tabel daarom nog eens in iets meer samengedrongen vorm.

Kalktoestanden.

+

50 tot 300 0 - 2 % 2 - 4 „

~ 6 - 8 .= 8—10

a 10-12

= 1 2 - 1 4 E 1 4 - 1 6

£ 16—18 1 8 - 2 0 2 0 - 2 2 2 2 - 2 4 Totaal in %.

(O

20 tot 50

+

10 tot 20

(1)

(1)

+

5 tot 10

+

d tot

5 'O tot

—5 5 tot 10

10 tot 75 2

9 8 7 2 1 1

4 23 43 17 4 1 1

2 27 82 27 9 3 2

V)

15 tot 20 1 18 50 28 14 1 2

20 tot 25

25 tót 30

30 tot 35

35 tot 40

40 tot 45 15

33 19 8 3 1

5 1

2 10 2

30 5

93 17

75?

28 114

21 79 14

13 16 7 2

38 7

7 5 5 3 1

21 4

2 2

1

5 1

45 tot 50 ( -o

in %.

11 124 246 111 42 10 8 1 1 1

2 22 44 20 8 2 2

555 100

(3)

De conclusies, die wij er nit trekken, worden dan voor ieder wat beter „zichtbaar" en aan de waarheid wordt niets te kort gedaan.

De tussclien haakjes geplaatste monsters laten wij geheel verval- len, omdat zij inderdaad abnormale gevallen betreffen. Die met 2 % humus is begraven onder schuimaarde, die niet 12% is afkomstig van een akker, waarop kalk was opgeslagen, terwijl die met 22 % betreft een slikaclitigen veengrond aan de Zuiderzee, waai in de natuur veel kalk heeft afgezet, terwijl die met 18 % ook een veeu- achtig terrcintje is.

bel 3b 200 .1 rijven nonsters )— 4%

l - 6 „ 't— 8 „ 3-10 „ ) - 1 4 „ otaal

11 °/o

+ + +

+ 10!+ 5 0 tot tot tot +2 0 ; +1 0

3

3 1 1

2

+5

5 4 1

10 2

0 tot

—5 / /

8 7 2 2 30 5

K ._ i _

—5 —/O tot tot - 1 0 - / 5

27 43 17 4 2 93 17

29 82 27 9 5 152

28

dktoestan

— 15 tot

—20 19 50 28 14 3 114 21

den.

__ I _ - 2 0 . - 2 5

tot tot - 2 5 - 3 0

1 33

IQ 8 4 70 14

13 16 7 2

38 7

— - 3 0 tot - 3 5 7 5 5 5

22 4

1 —

- 3 5 tot

—40 2 2

4 1

- 4 0 S tot o - 5 0 H

2 2

4 134 246 UI

44 16

i n

%

24 45 20 8 3 551 1

100 Uit den vorm der tabel (men trekke in gedachten 5 rechte lijnen om de 5 rijen tabelcijfers, zoodat deze lijnen samen een onregel- matigen vijfhoek vormen), zijn voor de practijk zeer belangrijke conclusie» te trekken, waarover straks nader.

Wij zien nu in de eerste plaats, dat 50 % der gronden in de beste drie klassen van kalktoestanden vallen en daarvan slechts 17%

in de middelste en gunstigste klasse.

In tabel 1 zagen wij, dat bij de beste bedrijven 90 % der gronden in deze drie klassen vallen en 25 % in de middenklasse, dat is dus heel wat gunstiger.

Van de slechte bedrijven in tabel 2 vallen slechts 14 % der gron- den in deze klassen en deze zijn toevallig alle van hel niet bij- zonder kalkarme bedrijf n. 5. Van al de andere siechte bedlijven komt geen enkel perceel zoover. En ook van bedrijf n. 5 valt geen enkel perceel in de beste klasse.

Wanneer wij dus alle gronden overzien, kunnen wij zeggen, dat 50 % een redelijken kalktoestand hebben voor gemiddelde eischen en 50 % beslist te weinig (47 %) of beslist te veel (3 %) kalk bevatten.

Stellen wij onze eischen wat honger en letten wij m het bijzon- der op de eischen van bieten, bnoucn, erwten e;i klaver, dan blijkt, dat hoogstens 22% (5 + 17) der gronden voldoende kalkrijk is en dus 7 5 % te kalkarm en 3 % te kalkrijk, een coiklusio. die wij ook reeds een jaar geleden trokken en die nu door driemaal zooveel gegevens bevestigd wordt en duidelijker spi-jekt nil de cijfers.

Wij concludeeren dus uit het voorgaande:

Alleen op enkele uitmuntende bedrijven vast men thms over de gehcele lijn een doelmatige kalkbemisting to:'. Iwho ulens ook hier de vele fouten. Op alle andere bedrijven worden monte lonten op dit gebied gemaald met alle nadeelen daarvan.

Door liet grondonderzoek zün zoowel de in dit opzicht uitmun- tende, als slecht beheerde bedrijven aan te wijzen en evenzoo in het algemeen de goede en slechte perceelen, terwijl dit onderzoek tevens op practiseh volkomen nauwkeurige wijze kan aangeven hoe de gemaakte fouten, hersteld kunnen worden.

Uit tabel 3a en Sb is echter nog een zeer belangrijke conclusie te trekken, die het best onder woorden is te brengen, wanneer wij even de getallen in elke humusklasse omrekenen in procenten van liet toaal in die klasse, hetgeen in tabel Sc is geschied (men trekke ook hier weer in gedachten op overeenkomstige wijze als in tabel 3b vier lijnen, die samen een trapezium vormen met de basis aan den bovenkant):

abel 3c 200 bedrijven

>1 monsters 0— 4%

i 4 - 6 „ 6 - 8 „

; 8 - 1 0 „

; 1 0 - 1 4 , ,

+

10

tot 20

+

5 tot 10 3

+

0 tot

+5

4 2

1

0 tot

— 3

8 3 6 5 12

~b tot - 1 0

20 18 15 9 13

Kalktoestanden.

—10 tot -15 22 33 25 20 31

— - 1 5

tot - 2 0 14 20 25 32 19

— - 2 0

tot

—25 11 13 17 18 25

— - 2 5

tot - 3 0 10

7 6 5

_ _ - 3 0

tof

—35 5 2 5 11

- 3 5 tof

—40 2 2

- 4 0 tot

—50 1

« o H 100%

100,, 100 „ 100,, ioo„

Hij beschouwing der figuur valt het ons nu terstond op, dat deze een vrij regelmatigen en merkwaardigen vorm heeft. Merkwaardig zijn ni. de twee scherpe punten links en rechts boven.

Wij zien, dat de overkalkte gronden procentisch liet sterkst zijn vertegenwoordigd onder de humiisarme gronden en wel hoe humus- armer de grond hoe grooter percentage overkalkt. Heneden 4 % humus zijn 7 % der gronden overküflkt, bij een gehalte van 4-6 %

de hoogere huniusgehalten komt een overkalking niet voor.

Heschouwen wij de rechter punt, dan zien wij precies hetzelfde bij de kalkarmste gronden: alleen liggen in deze punt een grooter aantal monsters, doordat de practijk meer fouten maakt door te weinig kalkgehruik dan door te veel. Ook hier komen dus onder de meest huiuusarme gronden de uitersten voor en htm percentage neemt af met toenemend hunuisgehalte. Dat de cijfers in de humus- rijkere klassen nog eeuige onregelmatigheid vertoonen, is slechts een gevolg van het in deze klassen veel geringere aantal monsters (zie tabel 3). Naarmate wij over meer analyses beschikken, zal deze onregelmatigheid verdwijnen. Heschouwen wij nu de figuur nog ten opzichte van de beste kalktoestanden, die iu de met vette en cursieve cijfers gedrukte klassen zijn aangegeven, dan treft ons nog, dat het rechter deel veel breeder is dan het linker, «f m. a. w.

er zijn veel meer gronden in alle humusklassen met een belangrijk kalktekort dan een kalkoverschot. Onder de hnmiisrijke gronden, dat zijn in (ielderland die met meer dan 6% humus, komen vele kalkarme voor. Hun percentage is zelfs ongeveer even groot als dat onder de humiisanne gronden, zooals ten overvloede nog dui- delijker kan blijken uit tabel 3d, die is ontstaan door in tabel 3e in horizontale richting de percentages samen te voegen ten opzichte van de meest gunstige (cursief en vet gedrukte) kalktoestanden.

Tabel 3d.

200 bedrijven.

. . 0— 4%

£ ~ 4 - 6 „

| J = 6 - 8 „ E & 8 - 1 0 , ,

1 0 - 1 4 , ,

Over- kalkt.

7 2 1

Kalktoestanden.

O tot - 1 5

5 0 54 46 34 56

— 15 en grooter

kalk- gebrek.

43 44 53 66 44

Totaal

100%

100,, 100,, U)0„

100,,

n wel zoo is overbodige Wij zien dus de merkwaardige tegenstelling, dat overkalking al- leen voorkomt bij de lmmusarmere gronden en onvoldoend kalkge- hruik, zoowel bij de humusrijkere als humusarmere. Naar onze meeniiig zit de verklaring hiervan uitsluitend in de bij de practijk en vele deskundigen nog steeds bestaande foutieve meening, dat een kalkbeinesting van zoo'n paarduizeud K.(i. mergel uu en dan voor allerlei zandgronden wel voldoende is. Men komt dan wel ongeveer waar men zijn moet en grondonderzoek

weelde.

De cijfers en ook de practijk stellen deze dwaling in het daglicht.

Andere cijfers waren ook niet te verwachten voor hem, die over- tuigd is, dal de kalkbehoefte onzer zandgronden bepaald wordt in de eerste plaats door het kalkgebrek van bijv. 111(10 K.O. van die humus (kalktoestand) en iu de tweede plaats door het aantal dui- zenden K.O. van de humus, die in een bepaalde bouw voor aanwe- zig zijn (humusgehalte). Men dient dus den kalktoestand en hel Immusgehalte van den grond te kennen, alvorens men een oordeel over de kalkbehoeite kan vellen en daarvoor is grondonderzoek noodzakelijk.

Men heeft echter tot dusverre op allerlei gronden of nooit ge- kalkt, of een min of meer vaste gebruikelijke hoeveelheid gegeven.

Het gevolg is, dat wij in onze tabellen de nooit gekalkte gronden terugvinden onder alle humusklassen.

Van de wel gekalkte gronden zijn de hmnusarine ten deele over- kalkt geworden, omdat „de gebruikelijke hoeveelheid" voor deze te groot was en zijn onder de hmmisrijkc gronden een groot deel, niettegenstaande die hekalking, veel te kalkarm

„de gebruikelijke hoeveelheid" voor hun onvoldoende is.

Om nog eens duidelijk te laten ui van de hoeveelheid humus en den

gebleven, omdat behoefte ten eenenmale komen, hoe groot de invloed van ue uoeveenieiu niimus en oen kalktoestand daarvan op de kalkbemesting is, laten wij hier verkort een mergeltabel volgen, di aan het Rijkslandbouwprocfstation 2e Afd. te (ironin

middelde van 10(10 monsters is berekend. Wi cijfers de hoeveelheden kalkmergel

ie

igen uit het ge- ij vermelden in ronde -.., - - >w ~.„w van HO % gehalte en 7 5 % fijn- heid, die noodig zijn om een bouwvoor van I H.A. oppervlakte en 20 c.M. dikte te ontzuren tot een kalktoestand —10.

Tabel 4.

Mergel- tabel.

2%

2j <ü 4 „ EÎ3 6»

= •5 8 „ 3- M 10 „

12,,

K.O. humus per U.A. en

20 c.M.

bouwvoor.

54000 100800 140400 180800 208000 235200

Kalktoestand.

—20 —30 —40

K.O. nieriïel tot k a l k t o e s t a n d

—Hl p. H.A. en 2l) c.M. b o u w v o o r

860 1600 2200 2900 3300 3800

1700 3200 4500 5800 7000 7500

2600 4800 6700 8600 10000 11300 De kalkbehoefte neemt niet

van de droge bouwvoor daalt, heid lichte Humus

komen.

regelmatig toe, omdat liet naarmate er een grootere en dus minder minerale bestanddeelen

gewicht hoeveel- in voor-

(4)

Wij willen deze beschouwingen besluiten met de korte conclusie, dat voor het beheer van het moderne zandbedriif grondonderzoek noodzakelijk is.

HOOFDSTUK 11.

c. De kalktoestand van enkele typen van gronden.

Behalve van bepaalde bedrijven en van deze in het algemeen, hebben wij ook overzichten samengesteld van bepaalde typen van gronden, die uit een oogpunt van bemesting karakteristieke ver- schillen vertoonen, welke door het onderzoek aan het licht en onder cijfers worden gebracht:

/. De kalktoestand der oude eschgronden.

Tabel 5 Oude eschgronden.

Ô 0 - 2 °

"a 2 4 „

•5 4 - 6 „ 2 6 - 8 „ S 8 - 1 0 „ 3 1 0 - 1 2 „ E 1 2 - 1 4 „

Totaal in °/o.

+

0

tot +5

Kalktocstanden.

— tot 0

—5

— - 5 tot - 1 0

2 1

2 3

—10 tot

—15

7 11

7 1 20 25

- 1 5 tot - 2 0

10 14 13 1 38 36

—20 tot

—25

10 8 6 4 28 27

- 2 5 tot - 3 0

3 1 2 1 7 7

- 3 0 tot - 3 5

2 1

3 3

—30 tot - 4 0

1 1

rt f-O

34 36 28 7 1 106

in o/0

32 34 27 7

100 Wij hebben uit ons materiaal 106 typische oude eschgronden ver- zameld en deze wederom naar kalktoestand en humiisgehaltc ge- rangschikt. In de eerste plaats valt dan op, dat het humiisgehaltc, dat voor alle zandgronden (tabel 3a) schommelt tusschen 1 % en

14 % met een gemiddelde van 4-5 %. hier ligt tusschen 4 % en 14 % met een gemiddelde van 7 à 8 %. Zeer humusarme gronden komen onder de zwarte eschgronden niet voor en gemiddeld bevatten zij 3 % humus meer dan alle zandgronden in totaal. Dit is dus het re- sultaat van de eeuwenlange bebouwing en de daarmee gepaard gaande vermeerdering van den humusvoorraad door aanvoer van plaggen, stalmest en wortelresten. Tevens kan hieruit eenigszins blijken hoe moeilijk en tijdroovend het is om liet humiisgehaltc van een grond door de cultuur te verhoogen.

Ten aanzien van den kalktoestand blijkt nu, dat in tegenstelling met de algcmeene opvatting der practici juist deze hooge gronden gemiddeld aan tamelijk en dikwijls zeer groot kalkgebrek lijden.

Overkalking komt hier blijkbaar in het geheel niet of zelden voor.

Dit staat mede in verband met het hoogere humusgelialte, waar- door naar verhouding zwaardere kalkbemestingen noodig zijn om een günstigen toestand te bereiken dan op andere gronden.

Slechts 2 % dezer eschgronden, dus vrijwel geen enkele ver- keert in den günstigen kalktoestand —5 tot —11), 25 % der gron- den komt dezen toestand in de volgende klasse nabij en al de overige behooren tot de bepaald kalkarmere en zeer kalkarme gronden. Een zelfde beeld van kalkgebrek levert ons

2. de kalktoestand der hoogere graslanden.

Wij hebben hiertoe verzameld alle monsters, waarvan ons met zekerheid bekend is, dat zij betrekking hebben op vrij oud en oud grasland, aangelegd meestal op oud hooj; bouwland. De analyses hiervan zijn:

Hiinuisgehalte:

Kalktoestand:

In tabelvorm

3.67 4.9

—22.8 —23.6 6.6 5

—13.6 —15 7.3 5.33

—18.6 —20 5.76 7.36

—13.6 —17.1 gerangschikt

5.7 5.4

—18 —12 - 5.5 5.25

—16.4 —17.1 7.3 7.5

—7.9 —23.6 - (nooit bemest) zien wij het volg

5.7 4.8 -10.7 —10

4.47 (driest)

—23

3.8 (gekalkt) -15.7

ende:

6.3

—28 6.9

—15 6.48 -18.6

Tabel 6.

Hooge gras- landen.

A « 0 - 2

P 4-6

E ä 6 - 8 Totaal,

in %.

Kalktoestanden.

+

0

+5

tot 0 tot - 5

- 5 tot - 1 0

1 1 4

—10 tot

—15

4 1 5 24

—15 tot - 2 0

1 4 4 9 45

- 2 0 tot

—25 1 3 1 5 24

—25 tot

—30

1 1 4

"ê3 rt

O

2 11 8 21 100 Ook hier weer bijna geen enkel perceel, dat de klasse —5 tot

—10 bereikt. Het gemiddelde ligt ook hier in de klasse —15 tot

—20. En juist,het grasland .verdraagt, vooral met het oog op een goede ontwikkeling der klavers, een kalkrijken toestand. Terwijl men gemiddeld kan volstaan met het bouwland op te voeren tot de klasse —5 tot —10, dient het grasland zoo mogelijk tot den neu- tralen toestand te worden gebracht. Het bestaande kalkgebrek is

voor de hoogere graslanden dan ook nog ernstiger dan voor de hooge bouwgronden, die bovendien meestal rogge en aardappelen dragen, twee gewassen, die betrekkelijk nog liet best op kalk- armere bodems voortwillen.

Een treffende tegenstelling vinden wij nu in:

3. den kalktoestand der lagere grashinden (meestal broekgronden).

De analyses van 22 typische broekgronc gangstypen naar lage heide zijn

Humiisgehaltc:

Kalktoestand:

In tabelvorm 2.7

—8.6 - 7.5:

—4.3 - 18.6

— 12 10.5

—4.3 zien wij:

4.9 -7.5 15.4 -7.1 -

3.3

—20

3.3 4.95

— 10 —1.8 13.5 12.7 -2.9 —10.7

4.4 8.7

—15 —14.3 en en

4.97

—7.9 3.6

—9 4.45 + 1.4

enkele 7

—6.4 9.4

—5.7 4.46

—11.4 over-

4.2

—10 2.9

—5.7 5.4

—2.9

Tabel 7

Broek- gronden.

0 - 2%

• 2 - 4 „ 2 4 - 6 „

« 6 - 8 „ S 8 - 1 0 „ f 1 0 - 1 2 „ 1 12-14 „

£ 1 4 - 1 6 „

•^ 16—18 „ 18—20 „ Totaal

in %.

+

0 tot

+5

1

1 5

O tot

—5

2 1 1 1

5 23

Kalktoestand.

— 5—

tot - 1 0 4 3 1 1 1

10 45

—10 tot

—15

2 1 1

1 5 23

— 15 tot - 2 0

1

1 4

_.

«

O

H 5 8 3 2 1 2 1 22 100 Hier dus een verschuiving van minstens twee klassen naar den kalkrijkeren en beteren toestand. Meer dan 70 % der broekgronden hebben een kalktoestand van 0 tot —10 en 96 % dezer gronden blijven zelfs binnen de grens van —15. Bepaald kalkarme gronden komen hieronder zoo goed als niet voor en kalkgebrek is dan ook niet hun hoofdgebrek. De fout schuilt hier in liet algemeen in on- voldoende ontwatering met als gevolg zuurstofgebrek, hetgeen de practijk ten onrechte aanziet voor zuurheid. Het is een oude in- geroeste foutieve meening, die niettegenstaande jarenlange bemes- tingsproeven op deze gronden nog in geenen deele is uitgeroeid.

Broekgronden zijn niet zuur, zij behooren tot de meest kalkriike gronden, die in onze zandstreken voorkomen. De zure d. w. z. kalk- arme gronden vindt men suist onder de hoogere gras- en bouwlanden.

In dezen gunstigen kalktoestand der meeste broekgronden zien wij ook de voornaamste oorzaak van de omstandigheid, dat deze na ontwatering en aanvulling zoo noodig van het te kort aan kali en fosforzuur zoo uitstekende graslanden met ruim voldoende kla- vers leveren. Laten wij naar dit voorbeeld onze hoogere graslan- den verbeteren, dan is althans een der voornaamste gebreken weg- genomen en zal een goed grasbestand zich blijvend beter hand- haven. Naast den kalktoestand spelen andere factoren, zooals de watervoorziening in verband met de hoogteligging en ook de ver- vuiling van oude ingezaaide bouwlanden met onkruid een rol.

Wij vestigen er ten slotte de aandacht op, dat het beeld van den kalktoestand der broekgronden srroote overeenkomst vertoont met dat der beste bedrijven. Hierin ligt tevens een belangrijke prac- tischc vingerwijzing. De kalktoestand der hooge graslanden en ook die der eschgronden vormt een bedenkelijken overgang naar die der verwaarloosde bedrijven.

Wij wenschen ten slotte nog gegevens te verstrekken omtrent 4. den kalktoestand van ontginningszieke en daarmee door hun

gedrag overeenkomende gronden.

Voor meer uitvoerige bijzonderheden over de eigenlijke ontgin- ningsziekte verwijzen wij naar de desbetreffende publicaties van de 2e Afdeeling van het Kijkslandbouwproefstation te Groningen, waar men brochures over dit onderwerp kan aanvragen. Wij bren- gen alleen in herinnering, dat het hier gronden betreft, die in de bouwvoor een eigenaardige zwarte smeerachtige humus bevatten, in sommige streken „gliede" genoemd, die eigenaardige ziektever- schijnselen in verschillende gewassen te voorschijn roept, welke worden samengevat onder den naam „ontginningsziekte". Het ge- voeligst is witte haver, doch ook zwarte haver, rogge, grassen, klaver en erwten en boonen kunnen op deze gronden meer of min- der mislukken. Kenmerkend is in 't algemeen het ongevuld blijven der zaden. Granen geven ledige pakjes, ook bij grassen zagen wij dit en erwten geven ledige peulen. Bij granen en grassen treden omstreeks Mei typische witte bladpunten op, alsof het vorstschade is, terwijl later ook de kafjes totaal wit kunnen worden. Het stroo is dikwijls groezelig van kleur en zeer taai, terwijl de stoppel licht weer uitloopt en nog weer miniatuur-halmpjes levert. Vele planten

(5)

gaan te gronde en de overige brengen te weinig of geen zaad voort.

De praeti.ik meent nu ook dikwijls, dat „zuurheid" de oorzaak van het gebrek is en wil dit dus genezen met bekalking. Opzette- lijk daartoe genomen proeven, die ten deele nog niet zijn gepubli- ceerd, wijzen nu echter duidelijk uit, dat bekalking hier in vele ge- vullen bepaald nadeelig werkt cn de ziekte nog kan verergeren.

Met eenige tot heden bekende afdoende werkende geneesmiddel is sladscompost. Eerst wanneer de ontginningsziekte door stads- compost is genezen, dient overwogen te worden, of de grond door bekalking, of ook soms door ontkalking nog te verbeteren is. Merk- waardig is ook, dat zoodra de ontginiiingszickte in een gewas dui- delijk optreedt, men van Hooghalensche of veenkoloniale haver- ziekte tengevolge van fouten in de kalkbemesting niets of weinig bemerkt. Deze worden als liet ware gemaskeerd. Zoodra echter door compost de ontginiiingszickte is verdwenen, kunnen de andere kwalen te voorschijn komen en dienen zij door passende maatre- gelen inzake kalk- en andere bemesting te worden genezen.

-Met spreekt vanzelf, dat ook hier voorkomen steeds beter is dan genezen. Men dient daartoe bij de ontginning deze schadelijke stof- fen zorgvuldig uit de bouwvoor te houden, hetzij door ze te ver- wijderen en te verbranden, hetzij door ze diep te begraven.

Vele andere gronden nu vertoonen in hunne gewassen verschijn- selen, die naast verschillen vele punten van overeenkomst ver- toonen met de echte ontginningsziekte. Zoolang wij niet nauwkeu- riger op de hoogte zijn van het diepere wezen dezer kwalen, dat waarschijnlijk alleen door onze microbiologen kan worden ver- klaard, meenen wij liet best al deze verschijnselen onder een en dezelfde groep te kunnen indeelen. De hier bedoelde verschijnselen vinden wij nu in het algemeen op:

1. gronden, bedekt met een groote hoeveelheid slechte bosch- huinus, hetzij, dat deze er door ouderwetsehe boeren op is ge- bracht, hetzij, dat deze er nog ligt afkomstig van een geveld bosch, dikwijls van beuken en eiken;

2. oude bouwgronden, waarvan de bouwvoor plotseling is ver- diept; dikwijls bestaat de nu boven gebrachte ondergrond uit oude plaggcnresten, die misschien nog niet voldoende zijn verteerd en die in elk geval de teelt van witte haver en zelfs van Petkuser rogge vrijwel onmogelijk maken;

3. oude grijze bouwgronden, d. z. die, welke bij opdrogen een kleur krijgen als bleekzand, of loodzand; dikwijls is ook hier het vroeger gebruik van loodzandhoudende plaggen de oorzaak.

Voor zoover wij tot heden hebben kunnen nagaan, worden op deze gronden de haver en rogge, maar vooral de eerste in het voorjaar rood. De plantjes staken plotseling den groei.- krijgen roode bladpunten en staan met een stijf niter ink te kwijnen. Vele verdwijnen ongemerkt, de overblijvende leveren kort stroo, dat vuil van kleur is, terwijl de korrelzetting meermalen zeer veel te wenschen overlaat. De verschijnselen zijn dus ten deele iets anders dan bij „echte ontginiiingszickte", waarbij de bladpunten in Mei niet rood maar geheel ontkleurd (wit) worden. Toch krijgt men den indruk, dat aan al deze verschijnselen dezelfde oorzaak of oorzaken ten grondslag liggen. Zeker is, dat compost ook op al deze gronden resultaten geeft, die met geen andere bemesting en vooral niet met kalk, zijn te bereiken.

Wij hadden daarvan, behalve op onze proefvelden, ook in de practijk zeer sprekende voorbeelden. Op een perceel oud bouw- land bij Hengelo was bijv. de bouwvoor verdiept en mislukte witte haver in 1923 volkomen. Daarentegen stond deze uitstekend op den er om heen liggenden voormaligen houtwal, waar de ondergrond uit schier zand bestond, dat geen schadelijke werking had. Op dit perceel is nu compost gegeven en in 1924 rogge verbouwd, welke cultuur uitstekend is geslaagd precies zoover als de compost is gegeven. Op een vrijgelaten strook, die alleen ruimschoots kunst- mest kreeg en dus over voldoende voedsel kon beschikken, is de rogge eerst rood geworden, daarna zeer dun, terwijl de overblij- vende halmen kort en schraal zijn gebleven. De korrelzetting was vrij goed.

Dat in de kalkbemesting de verbetering niet is te zoeken leeren ons ook de uitkomsten der analyses. Wij geven daartoe de vol- gende cijfers omtrent:

/. den kalktoesland van ontginningszieke gronden.

Humusgehalte: 5 5.7 Kalktoestand:: —14.3 —12.9

3.10 3.4

— 19.3 —12.1 10.5 4.8

—27 —4 9.06 8.2

—25 —15 8.6 13.1

—32 —25 en van één sterk bekalkt b

5.4 5.2

—6.4 - 5 . 7 4.7

—17.1 5.14

—27.1 6.5

—12.1 4.5

—9.3 5.7

—20 2drijf:

5.2

—5 4.8

—25 7.6

—32.1 7.73

—15.7 5.5

—25 5.5

—15 6.4

—5 5 + 13.2

4.36

—24.2 6.2

—12.9 7.1

—39 5.8

—32

6.8

—5 3.95

—5.7 2.3

—15 5.1

—20.7 6.6

—34

5.7

—2.9 4.26

—12.1 7.3

—25 5.4

—22.1 5

—12

5.8

—5

2. den kalktoestand van gronden met slechte boschhumus.

Hnniusguhalte: 11.4 10.2 8.2 9 3.7 en 2.7 Kalktoestand: —25 —17 --15 -19.3 - 1 8 . 6 +30O

(in den oorlog bemest met 5000 K.O. zeemest per H.A.).

3. den kalktoestand van gronden met bovengebruchten slechten ondergrond.

Humusgehalte: 9.7 6.1 4.9 7.7 11.2 Kalktoestand: —18.6 —8.5 —15.7 —25 —25

In tabelvorm komen wij nu tot het volgende overzicht:

Tabel 8.

Ontginnings- zieke gronden.

2 - 4%

w 4 P »>

f

1

« °~~

8

»

S-g 8 - 1 0 „ X So 10—12 „

12—14 „ Totaal

in %

+

5 tot 300 1 1

-f 0 tot

+5

2 1 3

0 tot - 5

1 4 1

6 12

Kalktoestand.

5 tot 10 4 2

10 tot 15 1 3 2

6 1 6 12 12

15 tot 20 3 4 1 4 1 13 26

20 tot 25 5 1 1 1 8 16

25 tot 30

T

1 1 2 1 5 10

30 tot 35 1 2 1

4 8

35 tot 40

1

« o H 6 23 11 6 4 1 1 1 51 1 100 Wij zien hieruit, dat ontginuingszieke gronden bij alle kalktoc- standen en alle hiimiisgehaltcn voorkomen, ofschoon ook deze gronden meestal kalkarm zijn. Duidelijk komt hier in afwijking met alle voorgaande tabellen aan het licht, dat de verdeeling der mon- sters over de kalkklassen veel gelijkmatiger is. Keu duidelijke curve treedt hier niet te voorschijn.

Het is zeer te hopen, dat de bodembacteriologen en plantenphy- siologen spoedig hun krachten aan het onderzoek van deze gron- den gaan besteden. Misschien kan dan meer licht omtrent deze merkwaardige verschijnselen worden ontstoken.

Het onderzoek is zeker de moeite waard, want de oppervlakte, die aan outgiiiuingsziekte lijdt, is vele keeren grooter dan tot dus- verre is vermoed. Duizenden H.A. lijden aan deze kwaal en groote ontginningen zijn op een volslagen mislukking uitgeloopen, omdat de outginner niet voldoende op de hoogte was. Voorlichting op dit terrein is dan ook dringend noodig, teneinde zooveel mogelijk ver- dere onheilen te voorkomen, tien groot aantal gevallen worden nu in den laatsten tijd opgespoord door het onderzoek naar den kalk- toestand. Weliswaar is de kennis van den kalktoestand dezer gron- den van minder beteekenis, zoolang zij niet van ontginningsziekte genezen zijn, doch het onderzoek is toch van belang, omdat hier- door juist voorkomen wordt, dat men hier gaat bekalken, hetgeen de kwaal slechts zou verergeren.

Duidelijke gevallen van ontginningsziekte worden nu bij het on- derzoek terstond herkend, zoowel bij het macroscopisch onder- zoek, waarbij men in den drogen grond gemakkelijk de dan iets turfachtig geworden gliede herkent, maar ook bij het tjtreeren in de roerelectrode, omdat deze gronden de kalk in een geheel ander tempo opnemen dan gronden, vrij van deze schadelijke hmnusbe- standdeelen. Ook twijfelachtige gevallen worden op deze wijze op- gespoord. De aandacht van den grondgebruiker wordt dan geves- tigd op de vermoedelijke kwaal van zijn grond, hem wordt voor- zichtigheid met kalk aangeraden en een proef met witte haver om verdere zekerheid te krijgen. Zoo nood.'g kan dan daarna compost worden gebruikt. Langs dezen weg is alleen in ons gebied reeds een oppervlakte van meerdere honderden H.A. ontginningszieke gronden „ontdekt" en zijn de grondgebruikers de middelen ter verbetering aangeraden. Het aantal onderzochte monsters geeft hiervan slechts een zeer onvolledig beeld, want de inzending van een ontginningsziek monster leidt er gewoonlijk toe, dat bij onder- zoek ter plaatse een veel grooter oppervlak ziek is, doch hiervan worden dan geen verdere monsters genomen, omdat eerst com- post moet worden aangewend.

Teneinde een denkbeeld te geven van de uitgestrektheid der op- pervlakte, die ontginningsziek is, wijzen wij er op, dat de ziekte vrijwel steeds optreedt op gronden, die ontgonnen zijn uit min of meer „vennige" heide en „sehaddenland". Op oude topografische kaarten vindt men deze aangegeven met een horizontale blauwe arceering als moerassige plekken. Oroote complexen van deze

gronden vindt men nu in het vroeger zoo moerassige midden der Graafschap, dat ongeveer wordt begrensd door de plaatsen Bor- culo, Ruurlo, Zelhem, Varsseveld, Aalten, (iroenlo, liorculo, met het Wolters- en Vildersveen als kern. Tamelijke nitgestrektheden liggen ook langs den vroeger vrij slecht ontwaterden overgang van de Hooge Veluwe naar de (ieldersche Vallei, zooals in de streek Lunteren, Kootwijkerbroek, Voorthuizen, Nijkerk, Putten. Ook bui- ten deze twee haofdgebieden liggen echter nog vele aangetaste terreinen verspreid.

Het is verwonderlijk hoe zelfs ervaren ontginners en oude prac- tici onwetend zijn omtrent de rampzalige gevolgen van de ver- werking van gliede in den bouwfcrond. Velen geven zelfs bij de keuze van te ontginnen gronden voorkeur aan deze „mooie vette

(6)

humus". In de eerste jaren bemerkt men dan ook meermalen van di' ziekte niets en verbouwt men naar verhouding uitstekende He- wassen. De oorzaak hiervan zal wel zijn, dat de taaie gliede zieh dan nog onvoldoende met het zand heeft gemengd, zoodat de plan- ten de schadelijke stoffen ontwijken kunnen en zich wortelen en voeden in het zand. Zoodra echter na enkele jaren de gliede wat uiteenvalt en de schadelijke bestauddeelen zich overal in de bouw- voor verspreiden, treden groote mislukkingen met granen en peul- vruchten op, terwijl ook het grasland buitengewoon slecht wordt.

De goede grassen verdwijnen, er ontstaan groote kale plekken, dik- wijls met mos begroeid en hier en daar handhaaft zich een pol gras, vooral wollig zorggras (Molens Lanatus L.), terwijl in som- mige jaren de witte klaver sterk op den voorgrond treedt. Deze lijdt echter ook in hooge mate, zooals blijkt uit de bleeke kleur en liet overvloedige bloeien, dat veel op doodbloeien gelijkt, ter- wijl geen planteninassa wordt geproduceerd. De productie van der- gelijke graslanden is minimaal. Zelfs in regenrijke tijden is liet aan- zien dor en vertoonen de planten totaal geen groei.

In hooge mate verrassend is ook hier weer de werking van stads- compost. Zoodra men deze uitstrooit leeft het gras op en heeft binnen 14 dagen een volkomen gezonde kleur herkregen, terwijl de productie der aanwezige planten in korten tijd zich herstelt. Met alle andere middelen als kunstmest, stalmest, gier bereikt men hier niets, met varkensgier en beer misschien heel weinig. Voldoende compost, d. i. minstens 300(H) K.G. per H.A. geneest snel en blijvend.

Ken groot bezwaar is nu voor vele bedrijven, dat het transport van compost, indien niet over seheepsgelegenheid wordt beschikt, zoo kostbaar is. Hiervoor is naar wij vertrouwen door in 1924 door den heer lludig en ons genomen nog niet gepubliceerde proeven, althans tot zekere hoogte ook een oplossing gevonden. Deze proe- ven wijzen nl. uit, dat de zeer bijzondere eigenschappen van stads- compost ook overgaan op een mengsel van compost en stalmest in zoodanige verhouding, dat compost sterk in de minderheid is.

Wij hebbx nl. een mengsel gemaakt van 1 deel compost op 10 deelen stalmest met zeer bevredigende uitkomsten. 'Hoe meer com- post hoe beter het mengsel uit den aard der zaak zal werken.

De groote beteekenis van deze werkwijze is, dat men nu met betrekkelijk geringe hoeveelheden compost de op het bedrijf be- reide stalmest, die als zoodanig op ontginningszieke gronden geen werking vertoont, hiervoor uitnemend geschikt kan maken. Men spaart dus veel vracht uit. tiet komt ons zelfs voor, dat het zeer aanbevlenswaardig zal zijn op bedrijven met gronden, dus ook oudere gronden, waarop witte haver het slecht doet, elk jaar den stalmest te mengen met wat compost. De waarde van de stalmest zal daardoor voor deze gronden belangrijk worden verhoogd. Ver- schillende ervaringen in de practijk ondersteunen deze zienswijze.

r:en voor deze aangelegenheid zeer mooie ervaring hebben wii dezen zomer geleerd van den heer A. D. S. Colenbrander te Nij- kerk, die daar een weidebedrijf exploiteert op zeer ontginnings- zieken grond. De grasgroei op dit bedrijf liet veel te wenschen over. Kr wilde zich geen zode vormen. De heer Colenbrander nu heeft alles beproefd om betere weiden te verkrijgen, nl. groote hoe- veelheden stalmest, kunstmest en gier, doch er was geenerlei ef- fect te bespeuren. Teneinde raad, is zijn aandacht gevallen op straatvnil van het kleine stadje Nijkerk. Dit bestaat grootendeels uit zand van de straten, mest van de veemarkt en wat huisvuil. Met echte stadscompost is het eigenlijk nauwelijks te vergelijken. Hij kocht alles op en zette dit om met groote hoeveelheden stalmest, waarna het na eenige maanden werd uitgestrooid. Het effect is verrassend. Na 14 dagen à 3 weken ziet de anders dorre zieke ' weide frisch groen en alles wat er staat doet zijn best om te pro- diiceeren. Men weet eigenlijk niet waar het gras zoo snel vandaan komt. Men heeft natuurlijk niet in korten tijd een dichte zode en volle productie, maar het plantenbestand w o r d t in korten tijd weer gezond en brengt naar verhouding ruim op.

Het is nu den heer Colenbrander gebleken, dat zelfs zuivere gliede genezende werking krijgt, indien het met straatvuil wordt gecomposteerd. Dit wijst er dus op, dat het mogelijk moet zijn al- lerlei stoffen op het bedrijf, zelfs dezieke grond zelf te gebruiken om na eomposteering met stadscompost ontginningszieke en soort- gelijke gronden te genezen. Wij hopen in 1925 proeven in deze richting te nemen.

HOOFDSTUK Hl.

Gegevens dit de practük omtrent het samengaan van bepaalde ziekten met bepaalde kalktoestandcn.

Zoowel mondeling als schriftelijk hebbeu wij gegevens verzameld omtrent het optred.cn van schurft bij aardappelen en Hooghalensehc ziekte in granen. De meeste dezer gegevens zijn door de inzenders reeds bij het monster schriftelijk als „klacht" vermeld. Velen ver- zuimen echter hef eventueel optreden van schurft te vermelden, misschien, omdat deze ziekte minder schadelijk is en minder als verschijnsel de aandacht trekt dan het geel worden der graan- velden en het voor een deel wegsterven der planten.

Wij vermelden uu de volgende cijfers omtrent

a. Klachten over veel of weinig schurft. Ze werden geuit bij de volgende kalktoestanden:

6

Jlumusgeh.: 4.7 5.2 4.8 6.9 5.4 3.2 2.6 Kalkloest.: - 8 . 6 5.« —12.9 —9.3-12.1 — 10 —1.4

Wij zien dus, dat geen enkele klacht is geuit bij kalktoestanden, lager den ongeveer —12. Bij het derde monster met een kalktoe- stand —12.9 stond zelfs vermeld, dat de schurft heel gering was en bovendien zullen op dezen akker zoowel kalkrijkere als kalk- armere plaatsen voorkomen. Het monster is een gemiddelde. Het is ons herhaaldelijk overkomen, dat wij een landbouwer aan de hand van de analyse verzekerden, dat zijn aardappelen sclmrftig zouden zijn, hetgeen hij niet vermoedde. Gewoonlijk leverde dan de eerste knol, die werd bloot gelegd, het sprekende bewijs.

b. KlEchten over Hooghalensch zieke (gele) rogge en haver.

Deze werden door de inzenders schriftelijk geuit bij de volgende monsters:

Humusgch.: 1.6 7.8 5.3 6.2 6.1 2 9 Kalktoest.: —16 —18 —17.1 —21 —27 —16 —24.3

1.6 7.8

—16 —18 5.7 5.25

—19.3 —32.9 5.8 5.9

—19.3 —22 8.9 7.8

—21.4 —22 In tabelvorm zien wij hieruit het

5.3 -17.1 6.12

—27.1 7.6 -21

6.2

—21 6.8

—24.3 5.2

—25 6.1

—27 7.67

—15 4.12

—17.8 8.1 -20.1 3

—25 7.3 -20.7 4.5

—32 6.1

—31.4 10.6

—21.4 5 - 2 8

volge nde:

Tabel 9.

Grens hoog- halende ziekte.

, . 2— 4

s a 4 - 6

E « 6—8 r & 8 -1 0 E M 1 0 - 1 2

N>

Kalktoestanden.

0 tot - 1 4

- 1 5

1

1

—16

2

2

- 1 7

2

2

- 1 8 - 1 9

1

1 2

2 - 2 0

1 1

2 - 2 1

2 1 1 4

- 2 2

1 1

2

—23 en

meer

1 4 4 1

10 3 9 10 3 1 26 Hieruit blijkt:

1. dat geen enkele klacht is geuit omtrent gronden met een beteren kalktoestand dan —15;

2. dat bij kalktoestanden tusschen —15 en —20 reeds meerdere gevallen van ziekte voorkomen. In dergelijke perceelen breekt de ziekte gewoonlijk pleksgewijze uit;

3. dat de klachten in het grensgebied tusschen —15 en —20 het meest voorkomen bij de humusarniere gronden, wat samenhangt met de grootere gevoeligheid van deze.

HOOFDSTUK IV.

Lenige grepen uit de vele vergissingen der practijk, die door liet grondonderzoek aan het licht keinen.

Wij laten hier nog eenige voorbeelden volgen van de wijze waarop de practijk zich voortdurend vergist omtrent de meest doelmatige bemesting, hetgeen door het grondonderzoek terstond aan het licht komt, terwijl de middelen ter verbetering kunnen worden aangegeven.

a. Sommigen gebruiken veel meer kalk dan hun gronden in ver- band met hun humiisgehalte en kalktoestand kunnen verdiagen. In onze vorige mededeeling hebben wij reeds melding gemaakt van een paar bedrijven, die door overmatig gebruik van schuimaarde totaal overkalkt zijn, terwijl de beheerders er geen vermoeden van hadden, dat de slechte resultaten, die zij bereikten, hieraan waren toe te schrijven. Wij willen in de eerste plaats hierover thans mcde- dcelen, dat zij in 1924 met zure meststoffen aanmerkelijk betere resultaten hebben bereikt dan in voorgaande jaren met alcalische.

Het aantal van dergelijke gevallen is dit jaar weer vermeerderd.

Nieuwe gezichtspunten zijn daaromtrent niet te vermelden. Allen bevinden zich echter uitstekend bij de vervanging der steeds ge- bruikte alcalische meststoffen door zure.

b. Velen hebben er nooit aan gedacht, dat gebrek aan kalk de oorzaak van hun moeilijkheden kan zijn. Het vorige jaar hebben wij hiervan ook enkele gevallen beschreven. Wij kunnen thans mededeelen, dat overal, waar de voorschriften behoorlijk zijn op.

gevolgd, reeds duidelijk merkbare verbetering is ingetreden. Vele nieuwe voorbeelden zijn er in dit jaar bij gekomen en daaronder gevallen, dat men jaren lang op bepaalde perceelen zelfs geen Petkuser rogge en haver meer kon verbouwen, niettegenstaande een goede bemesting, echter zouder kalk. Men nam dan aan, dat de grond te slecht was. Door de aandacht, die in de laatste jaren op het kalkvraagstuk is gevestigd, kwam men thans tot het ver- moeden, dat het een gevolg zou kunnen zijn van het verzuimen van kalkbemesting. Op deze bedrijven werden kalktoestanden ge- constateerd van —30 tot —43 en daaronder zijn gronden met 12 % humus door overmatig gebruik van stalmest en vroeger plaggen, die op zoo'n kalkarmen grond slechts zeer langzaam-verrotten.

Soms moeten dan ook in den loop van eenige jaren hoeveelheden

(7)

van 10.000 K.C. mergel v orden aangewend om den grond weer op peil te brennen.

c. Zelfs de beste landbouwers, die geregeld mergelen, weten op een gegeven moment niet, cf een perceel onvoldoende, vol- doende of reeds te sterk gekalkt is. Ken der beste landbouwers uit Noord-Gelderlaud, die geregeld en reeds vele jaren mergel ge- bruikte, was volstrekt overtuigd, dat hij den kalktoestand zijner gronden zoodanig had opgevoerd, dat hij zure in plaats van alca- lisehe meststoffen moest gebruiken op zijn granen. Hij kocht dus alleen zwavelzure ammoniak en super, maar zag tot zijn schrik ziin haver ernstig Hooghalensch ziek worden en voor een deel sterven. Hij begreep van zijn resultaten niet mergel nu niets meer en liet grondmonsters onderzoeken en mi bleek, dat hij zich schro- melijk had vergist. In plaats van aan den kalkrijken, lag zijn bedrijf nog aan den kalkarmen kant. Zijn bouwland leverde de volgende:

Humusgeh.: , 7.9 8.5 5 7.5 . 7.2 7.4 Kalktoest.: —15.7 —14.3 - 1 0 . 7 —14.3 - 1 5 - 1 4 . 3 en voor het weiland werd gevonden:

Hiunnsgeh.: 5.7 5.4 5.8 4.8 (,.3 6.7 4.2 Kalktoest.: —IS —12—10.7 —10 - 2.X —28 - 1 0

Het vrij hooge hunnisgehalte van de meeste perceelen heeft hem parten gespeeld. Zijn gronden verdragen daardoor meer kalk dan hij had vermoed.

Een ander eveneens vooraanstaand landbouwer, die steeds schit- terende gewassen verbouwt en geregeld kalkt, meende, dat zijn bedrijf nog wel meer kalk kon verdragen. Toen de aankoopver- eeniging in de nabijheid dan ook het vorige jaar ecu waggon kalk- mcrgel had, die niemand wilde afnemen, besloot hij deze alleen er bij te nemen. Hij heeft alle perceelen nog eens behoorlijk gekalkt, hoewel volstrekt niet overdreven, maar zag mi een akker tarwe voor een deel mislukken door het geheel onverwacht optreden der veenkoloniale haverziekto. Ken drietal van dit bedrijf onderzochte monsters leverden de volgende uitkomsten:

Hunnisgehalte: 3.9 5.4 5.6 Kalktoestand: —9.3 —13.6 —4.3

Op het laatste perceel stonden schitterende voederbieten, op de beide andere prachtige rogge. Van het perceel met tarwe is ons de analyse nog niet bekend. Ware dit tijdig onderzocht, dan was liet gevaar ongetwijfeld tijdig onderkend en zou het gewas vermoede- lijk met zure bemesting en desnoods maugaansulfaat zijn gered.

Weer een ander landbouwer klaagde over zijn oogst en was overtuigd, dat de oorzaak in te veel kalk moest schuilen. De ana- lyse wees echter een kalktoestau'l v»r> —21 4 bij een lumiusgehalte van 4.1 % en hiermee was de klacht te verklaren. Hij grondde echter zijn rneening op het gebruik van veel .'ceuiest in den oor- logstijd.

Nog een ander had deze meststof ook gebruikt, doch schreef zijn klachten aan onvoldoende kalk toe. Kr werd g< vonden een kalk- overschot van 300 bij een humusgehalte van .slechts 2.7, waarmee hij geen rekening had gehouden.

•Eindelijk was er een landbouwer, die elke 4 jaar een matige niergclbemesting geeft en meent, dat hij daarmee zijn grond vol- doende voorziet. De analyse wijst echter uit: kalktoestand —21.4, humusgehalte 7.6. Ook dezen landbouwer speelt het hoogere huimis- gthalte parten.

Deze voorbeelden zijn met vele te vermeerderen,

d. Meerderen vergissen zieh ernstig met de keuze der mest- stoffen, Indien zij den kalktoestand liuiiiier gronden niet kennen.

Ken vooruitstrevend jong landbouwer gebruikte gedurende eenige jaren slechts superfosfaat, omdat hem was geleerd, dat deze mest- stof op de zandgronden zoo snel werkt, en zwavelzure ammoniak, omdat deze minder uitspoelt en langduriger werkt. Zijn wijze van werken heeft hem eenige misoogsten berokkend, zonder dat hij daarvoor eenige verklaring kon vinden. Zijn aandacht is eindelijk op de kalkbemestiug gevallen en het grondonderzoek wees uit

Humusgehalte: 4.7 4.— 4.1 Kalktoestand: —22.1 —22 —20.7

Ken ander gaf superfosiaat op bieten bij een kalktoestand van

—22 en een humusgehalte van 6 %. Zijn gewas mislukte vrijwel volslagen.

In het bijzonder in 1924 zijn door den naar verhouding lagen prijs van de zwavelzure ammoniak vele rogge- en havervelden op

kalkarme gronden totaal mislukt, terwijl met alcalisclie bemesting nog een goeden oogst verkregen had kunnen worden. Wij hebbeu daarvan vele voorbeelden kunnen zien. Het is ons daarbij opgeval- len, dat zwarte haver ook tegen deze omstandigheden iets beter be- stand is dan de witte haver. Zoo zagen wij op een perceel met een humusgehalte van 4.9 en een kalktoestand - 17.9 met zwavelzure ammoniak de zegehaver vernietigen, terwijl welig wilde spurrie er voor in de plaats trad. Op de andere helft van het perceel stond zwarte presidenthavcr, die althans nog een half gewasje leverde.

e. Velen zijn onbekend met de oorzaken en verschijnselen van ciitgiuiiiiigsziekte en maken daardoor groote fouten. Het is een bekend verschijnsel, dat de ontginningsziekte zich de eerste jaren na de ontginning soms niet merkbaar openbaart, terwijl in latere jaren de cultuur van granen, gras en klaver er geheel onmogelijk blijkt te zijn. Hiervan wordt menig kooper ernstig de dupe. Zoo kocht bijv. een Hollandsch landbouwer vóór eenige jaren een ont- ginning en bemestte deze zeer ruim, ook met kalk. Hij verbouwde uitstekende gewassen en daaronder veel erwten, boonen en klaver, die zeer goede opbrengsten leverden. Al spoedig daalden deze ech- ter en nu mislukken reeds enkele jaren al zijn haver, rogge, erwten en boonen. Zij leveren nog eenig stroo, maar vrijwel geen zaad meer. Hij kwam tot de overtuiging, dat hij nog geheel onvoldoende kalkte en was voornemens zijn kalkbeuiesting sterker op te voeren.

Wij hebben dit gelukkig kunnen voorkomen en zijn aandacht op compost gevestigd. Hij had met zijn kalkbemestiug reeds het vol- gende bereikt:

Ilumusgeh.: 6.4 6.8 5.7 5.S 5.4 5.2 5.2 5 Kalktoest.: —.5 —5 —2.9 —5 —6.4 —5.7 - 5 +13.2

Nog sterkere bekalking zou het bedrijf, dat juist door de ontgin- ningsziekte weinig kalk verdraagt, volslagen te gronde hebben gericht. Helaas, zijn er meerdere van deze bedrijven. Zelfs ervaren ontginners zoeken de oplossing vele jaren in de verkeerde richting en vragen tenslotte voorlichting, nadat zij reeds onherstelbare ver- liezen hebben geleden.

HOOFDSTUK V.

Samenvatting der gegevens.

De weiiseheliikheid van een Redrüfslaboratoruiui voor den landbouw.

Teneinde het overzicht te vergemakkelijken, ineenen wij goed te doen onze geveus nog eens te vcrecnigen iu een verzameltabel.

samengesteld uit de einduitkomsten der voorgaande tabellen. Wij hebben hierin weder de getallen der beste drie kalktoestauden cur- sief doen drukken en <ie middenklasse ruw weg als de meest gun- stige voor gemiddelde eultuurvoorwaarueu aangenomen. Hoven- dien hebben wij de meest voorkomende gevallen telkens vet doen drukken.

Wij krijgen hierdoor een vrij volledig overzicht van de grond- slagen van het bemestingsvraagstuk der zandgronden, zooals deze door het onderzoek naar den kalktoestand worden blootgelegd. In het kort blijkt uit dit overzicht:

/. dat op de bedrijven gemiddeld groote fouten met de kalkbe- mestiug worden gemaakt en dat zoowel te veel ah te weinig, doch meestal veel te weinig wordt gemergeld;

2. dat de toestand on de beste bedrijven en op de lage graslanden /broekgronden). voor zoover voldoende ontwaterd liet gunstigst is:

3. dat op de onde Image gronden (eschgronden) veel grooter be- Itoefte aan kalkbemestiug bestaat dan op de lauere gronden, zoo- als broekgronden. Dit geldt zoowel voor bouwland als grasland:

4. dat op de slechtste bedrijven ook de kalktoestand van den grond het meest te wenschen overlaat:

5. dat ontginningsziekte en aanverwante verschijnselen bij alle kalktoestauden en hnmusgehalten en zoowel on nieuwe als oude gronden voorkomen. Kalkbemestiug is hier. niettegenstaande vele dezer gronden kalkarm ziin, zeer gevaarliik. S/adscompost en daar- mede behandelde stollen on de boerderij, zijn de eenige tot heden bekende bestrijdingsmiddelen.

Het gebied, dat -door de adviezen, voortvloeiende uit het grond- onderzoek, bestreken wordt, is dus wel zeer uitgebreid. Niet minder dan de geheele bemesting der zandgronden wordt er door belicht, vandaar dan ook, dat uit het onderzoek van elk monster een vol- ledig advies omtrent de bemergeling en keuze van meststoffen (ook

Tabel 10.

Procentische verdeeling der kalktoestauden van:

Kalktoestauden.

1. 200 bedrijven met 550 monsters (tabel 3a) 2. 7 uitmuntende bedrijven met 41 monsters (tabel 1) 3. 22 lage graslanden (broekgronden) (tabel 7) 4. 106 hooge bouwlanden (eschgronden) (tabel 5) 5. 21 hooge graslanden (tabel 6) 6. 7 verwaarloosde bedrijven met 36 monsters (tabel 2) 7. 51 ontginningszieke gronden (tabel 8)

+

5 tot

+10

en hooier.

1

3

+

0 tot

+5

2 5

O 5 tot tot - 5 - 1 0

-10 tot

—15

5 30 23

12 17 25 45 2 4 12

28 35 23 25 24 14 12

— 15 tot

—20

21 10 4 36 45 11 26

- 2 0 tot - 2 5

14 27 24 14 16

- 2 5 tot - 3 0

7 4 22 10

- 3 0 tot - 3 5

- 3 5 tot

—40 - 4 0

tot - 4 5

22 8

14 1

o

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Aanbieder krijgt vraagverhelderings- verslag en onderzoekt samen met cliënt de mogelijkheden. • Gebruik aanmeldformulier voor formele

Zorg voor goede algemene werkomstandigheden waarin zorgmedewerkers veilig en openlijk kunnen praten over hun mentale gezondheid en de werkdruk hanteerbaar is.. Een aanpak

Om zowel voor de overheid als voor de burger meer duidelijkheid te bieden heeft de Nationale ombudsman uit eigen beweging onderzoek gedaan en met burgers en..

[r]

instructiegevoelige kinderen (basisgroep) Het gaat hier om kinderen bij wie de ontwikkeling van tellen en rekenen normaal verloopt... Groep/namen Doel Inhoud

Na hoeveel keer bakken, heeft iedereen zijn

Voor het aantal mogelijke uitkomsten zijn we in geval I, omdat we de mensen kunnen onderscheiden, dus het aantal is 365 r. Nu gebruiken we een klein truc- je: We bepalen de kans van

In de boven-rijnse laagvlakte heb je minder erosie dan in de bovenloop, geef de belangrijkste reden waarom dit zo is.. Waarom worden de bochten van de rivier in de