• No results found

Gemeente Deventer, archeologische bureaustudie 882 Kop van de Handelskade Nieuwbouw kantoorruimte en woningen aan de Handelskade

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente Deventer, archeologische bureaustudie 882 Kop van de Handelskade Nieuwbouw kantoorruimte en woningen aan de Handelskade"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gemeente Deventer, archeologische bureaustudie 882

Kop van de Handelskade

Nieuwbouw kantoorruimte en woningen aan de Handelskade Adviesnummer: 882

(2)

COLOFON

© 2017 Gemeente Deventer, Deventer.

Auteur: M. van der Wal, MA, senior archeoloog Titel: Bureauonderzoek Kop van Handelskade (project 882).

Archeologie Deventer Gemeente Deventer

Postbus 5000 7400 GC Deventer

Telefoon: (0031)-(0)570-671155 www.deventer.nl

Status: Definitief

Naam: Datum: Paraaf:

Akkoord Auteur M. van der Wal 09-08-2017

Namens Bevoegd Gezag B. Vermeulen 09-08-2017

i.o.

(3)

INHOUD

  

    

      

    !  

"#    

$%&%'())*+%,%-'(.-/*011111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111112

$%*/%34%,%-'(.-/*01111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111112

56 !7   5

89:;< :=> :  ?

@ A  B

C  !D  E

"F   D  E

5C!  7  

G1H1IJ-KL%.M.0/'KL%,%-4)KL(/*0'N))-(1111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111IG

G1H1GO)*,%- 4)KL(/*0*))-&%M%/+1111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111IH

PQRQ: = =S QT Q ; <;Q U RR =Q UV ; W <Q U> X

"@Y A  7  Z

"[   \

""[    \

"5[ D  ]

"B^7   D  ]

"E ]

>; <>: :; 8_

(4)

1 INLEIDING

1.1 Administratieve gegevens

Projectnaam Project 882; Kop van Handelskade

Provincie Overijssel

Gemeente Deventer

Plaats Deventer

Toponiem Handelskade

Kaartbladnummer 33O

x,y–coördinaten X: 208.081; Y: 474.446

Kadastaal perceel DVT00E 12779, DVT00B 16399, DVT00E 12817 Onderzoeksmeldingsnummer 4557639100

CMA/AMK-status n.v.t.

Archis-monumentnummer n.v.t.

Archis-waarnemingsnummer n.v.t.

Oppervlakte plangebied Ca.4.268 m² Oppervlakte onderzoeksgebied Ca 4.268 m² Huidig grondgebruik Bebouwing Globale hoogteligging t.o.v. NAP Ca. 7,4 m + NAP

1.1 Kader, doelstelling en richtlijnen

In verband met de voorgenomen werkzaamheden voor de nieuwbouw van onder meer kantoorruimtes en appartementen aan de Handelskade 3-13 (locatie Kop Handelskade) in Deventer is op aanvraag van de initiatiefnemer door Archeologie Deventer een bureaustudie opgesteld waarin de archeologische waarde van het terrein wordt vastgesteld. Dit onderzoek is noodzakelijk om vast te stellen of de voorgenomen bodemingrepen eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten zouden kunnen verstoren. Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarop een selectieadvies aan het bevoegd gezag is gegeven. Hierin zijn eventuele voorwaarden opgenomen die aan de omgevingsvergunning worden verbonden bij het uitvoeren van de werkzaamheden volgens het ontwerp. Indien de tekeningen voor de vergunningaanvraag afwijken van (de aannames op basis van) het definitieve ontwerp, dienen de bureaustudie en het selectieadvies te worden geactualiseerd en wordt op basis hiervan een nieuw selectiebesluit genomen.

Op het moment van opstellen van deze bureaustudie is ter plaatse het bestemmingsplan ‘Buitengracht- Oost’ vigerend. Naar verwachting is voor de nieuwe inrichting van het gebied een nieuw bestemmingsplan nodig (werktitel ‘Kop van de Handelskade’). Voor dit nieuwe bestemmingsplan is al een Toelichting en Bijlage voor de archeologische paragrafen geschreven.1 Voor dit bestemmingsplan wordt het op 28 januari 2015 vastgestelde archeologiebeleid als uitgangspunt gebruikt.

Ook deze bureaustudie gaat daarom uit van het nieuwe archeologiebeleid. Op basis van de in 2015 vastgestelde beleidskaart heeft het plangebied drie beleidswaarden, namelijk: “Waarde 0, 3 en 4 – archeologie”. Voor de inhoudelijke onderbouwing van de archeologische beleidswaarden wordt verwezen naar de rapportages bij de verwachtingskaart2 en de beleidskaart3. Deze rapporten kunt u vinden op de website van de gemeente Deventer onder het thema archeologie.

Omdat in het gebiedsdeel met een dubbelbestemming voor archeologie werkzaamheden met een (totale) oppervlakte van meer dan de gestelde vrijstellingsgrenzen (zowel in oppervlakte als in diepte) worden uitgevoerd, is archeologisch onderzoek, in eerste instantie in de vorm van een bureaustudie nodig. Op basis van deze bureaustudie kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

De vraagstelling van het bureauonderzoek luidt als volgt:

1 Buitenhuis, 2017.

2 Willemse, et al., 2013.

3 Vermeulen, 2015.

(5)

Wat is de archeologische verwachting van het plangebied en is archeologisch onderzoek voorafgaand aan de voorgenomen ingreep noodzakelijk?

Met als deelvragen:

- Wat is de aard, datering, omvang en diepteligging van de eventuele verwachte archeologische resten?

- Wat is de verstoringsgraad van het plangebied?

- Wat zijn de consequenties van de ingreep voor de eventuele archeologische resten in het plangebied?

1.2 Plangebied en onderzoeksgebied

De initiatiefnemer vraagt een vergunning aan voor de nieuwbouw aan de Handelskade te Deventer. Het plangebied van deze bureaustudie betreft de nieuwbouw van onder meer kantoorruimtes, appartementen en een parkeerkelder. Afbeelding 1 geeft de ligging van het plangebied aan op de gemeentelijke basiskaart en luchtfoto uit 2016.

Afb. 1: Het plangebied op de luchtfoto van 2016, met in blauw de locatie van de kelder en in oranje de locatie van de bovengrondse bebouwing.

1.3 Omvang en aard verstoring

De werkzaamheden binnen het plangebied zal in eerste instantie bestaan uit het slopen van de bestaande bebouwing, waarna de nieuwbouw zal plaatsvinden en het omliggende gebied opnieuw ingericht wordt. De bestaande bebouwing bestaat op dit moment uit het Chinese restaurant Sun Moon en de naastgelegen leegstaande panden waar voorheen het advies- en ingenieursbureau Tauw gevestigd was.

(6)

De bestaande verstoring

Onder de bestaande bebouwing is een kelder aangelegd (oppervlakte 1.625 m2). Volgens de bouwtekening reikt de kelder onder de gebouwen waarin Tauw gevestigd was tot een diepte van 3,10 m onder maaiveld. De verstoring reikt tot ca. 4,40 m + NAP (maaiveld op ca. 7,50 m + NAP minus de verstoring van de kelder van 3,10 m). De kans is erg gering dat onder deze verstoring nog archeologische restanten worden aangetroffen. Op het stationsplein bevindt de natuurlijke bodem, met daarin archeologische sporen die voorafgaand aan de vesting, zich op een hoogte van ca. 5,20 m + NAP, ca. 1 m onder het maaiveld.4 Wanneer we voor deze locatie uitgaan van een vergelijkbare hoogte dan zijn eventuele sporen verstoord bij de aanleg van de kelder. Wanneer de natuurlijke bodem zich hier op grotere diepte bevindt, is de kans op archeologische sporen uit de prehistorie en vroege middeleeuwen gering vanwege de relatief lage ligging. In het nieuwe bestemmingsplan heeft de locatie van deze kelder daarom ook beleidswaarde 0.

Op het moment van opstellen van de paragraaf voor het nieuwe bestemmingsplan, was nog niet duidelijk of het gebouw waar op dit moment nog het Chinese restaurant in gevestigd is, ook onderkelderd was. Uit nieuwe tekeningen blijkt dat ook onder dit gebouw een kelder aanwezig is (oppervlakte 924 m2). De exacte diepte van deze kelder wordt niet duidelijk uit de tekening, maar er wordt vanuit gegaan dat de aanleg van deze kelder eventueel aanwezige archeologische resten heeft verstoord. De bestaande verstoring komt hiermee op een oppervlakte van in totaal 2.548 m2.

De nieuwe verstoring

Voor de nieuwbouw op de Kop van de Handelskade zijn drie bouwblokken gepland; een voor kantoorruimtes, een voor horeca een koopwoningen en een voor horeca en studentenwoningen. Over de gehele lengte van het plangebied (dus onder alle drie de bouwblokken) en bijna de gehele breedte, is een parkeerkelder van twee lagen gepland. De oppervlakte van de nieuwe kelder bedraagt 3.058 m2. De parkeerkelder zal tot 4,80 m + NAP gaan (3,10 m onder peil, peil is 7,90 m + NAP). De fundering van de nieuwbouw zal echter tot een diepte van 4,10 m +NAP (3,80 m onder peil) reiken.

De locatie van de nieuwbouw en de nieuwe kelder heeft enige overlap met de kelders van de bestaande bebouwing (afb 2). In totaal overlapt 1.916 m2 van de nieuwe kelder met de oude kelder. De locatie van deze oude kelder kan wat archeologische resten betreft als verstoord beschouwd worden. Voor de bouw van de huidige kelders is hoogstwaarschijnlijk een ca. 2-3 m brede insteek gegraven. Rond de kelders is daarom een 3 m brede ‘buffer’ aangegeven die vermoedelijk ook als verstoord gezien moet worden.

Een deel van het bouwblok waar horeca en kantoorruimtes in zullen komen, zal gebouwd worden op de plek waar nu nog het kruispunt Handelskade - Churchillplein ligt. Onder dit bouwdeel en onder een deel verderop aan de Handelskadezijde zal geen kelder aangelegd worden (zie ook afb. 2), maar de doorsnede-tekeningen geven aan dat de fundering hiervan wel 1,75 m onder het maaiveld zal reiken.

Ook de aanleg van deze fundering zullen eventueel archeologische resten verstoren.

De nieuwe verstoring van de kelder en de funderingen heeft in totaal een oppervlakte van ca. 868 m2. Hiervan valt ca. 418 m2 in beleidswaarde 3 en 450 m2 in beleidswaarde 4.

4 Pollmann, 2014, 13.

(7)

Afb. 2: De locatie van de nieuwe kelder en bovengrondse bebouwing ten opzichte van de huidige kelder.

1.4 Werkwijze

Het bureauonderzoek is uitgevoerd onder certificaat BRL SIKB 4000 protocol 4002, conform de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm van de Nederlandse Archeologie (KNA 4.0, protocol 4002 Bureauonderzoek).5 Hierbij is de vigerende procesbeschrijving versie 1.0 van het kwaliteitsmanagementsysteem van Archeologie Deventer gevolgd.

In deze bureaustudie wordt een beeld gegeven van de archeologische resten die in en om het plangebied kunnen worden verwacht. Daarvoor zijn diverse bronnen geraadpleegd (zie par. 2). Om een beeld te krijgen van de archeologische vindplaatsen en historische elementen in de omgeving, evenals de archeologische verwachting, zijn de digitale archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer (versie) en ARCHIS geraadpleegd. Voor de aardwetenschappelijke situatie is de geomorfologische kaart geraadpleegd en zijn resultaten uit archeologische onderzoeken in de directe omgeving gebruikt. Om de historische situatie te schetsen zijn diverse historische kaarten bestudeerd, zoals de kadastrale kaart van 1832, de Bonneatlas en jongere topografische kaarten. Om een beeld te krijgen van de hoogteligging van het plangebied is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd. Al deze gegevens zijn gebruikt om tot een gespecificeerde archeologische verwachting te komen en een selectieadvies uit te brengen.

5 www.sikb.nl.

(8)

2 BUREAUSTUDIE

2.1 Geomorfologie

Het natuurlijk landschap van de gemeente Deventer bestaat grotendeels uit dekzand. De basis van het landschap wordt gevormd door een Pleistoceen rivierlandschap. Als gevolg van opeenvolgende sedimentatie en erosie door afwisselend wind en water is in het pleniglaciaal (73.000 – 12.500 BP) een terrassenlandschap ontstaan. In het laat glaciaal (12.500 – 10.000 BP) is over dit terrassenlandschap als gevolg van (vaak lokale) verstuiving in de laatste ijstijd een pakket (jong) dekzand afgezet. Deze laag stuifzand vormde op de terrassen en in de oude rivierdalen kenmerkende ruggen en koppen, die goed geschikt waren voor akkerbouw. Vaak waren de dekzandruggen al vanaf de prehistorie door mensen in gebruik. De lager gelegen delen zijn veel minder intensief gebruikt, en werden vaak pas in de volle of late middeleeuwen en nieuwe tijd bewoond.

Tijdens het laatste deel van de laatste ijstijd (ca. 15.000-10.000 jaar geleden) werd ook in het IJsseldal als gevolg van (vaak lokale) verstuiving een grote hoeveelheid dekzand afgezet. Deze laag stuifzand vormde op de terrassen en in de oude rivierdalen kenmerkende ruggen en koppen. Het gevolg was de vorming van een dekzandrug, die als waterscheiding ging fungeren. Het noordelijke deel van de IJssel bij Deventer stond nu niet meer in contact met de Rijn, zodat door het IJsseldal alleen water van de lokale beken naar het noorden werd afgevoerd. Pas tussen 350 en 600 na Chr. was sprake van een doorbraak in deze waterscheiding, en ontstond een grote rivier in het IJsseldal. Het exacte tijdstip waarop de waterscheiding doorbrak, is onduidelijk. De exacte datering van deze gebeurtenis is tot op heden punt van discussie. De archeologische data in het IJsseldal lijkt voorlopig te wijzen op een (eventueel geleidelijke) reactivatie van de IJssel in de laat-Romeinse tijd of vroege middeleeuwen, en dat er in de prehistorie en Romeinse tijd geen grote rivier door het IJsseldal stroomde.6

Vanaf het doorbreken van de waterscheiding tot aan het aanleggen van de dijken in de late middeleeuwen stonden grote delen van het jonge dekzandlandschap onder invloed van de IJssel. De IJssel was een meanderende rivier, waarvan de hoofdgeul zich insneed in oudere lagen en zich bij het insnijden geleidelijk verplaatste. Hierdoor ontstond een brede stroomgordel met restgeulen. Deze vormen ook de ondergrond van het plangebied. Dat is gelegen op een relatief hooggelegen rivierterrasvlakte, die plaatselijk is bedekt met (oud) dekzand en rivierklei. In perioden van hoog water trad de IJssel nog regelmatig buiten de oevers en de stroomgordel. Na de bedijking vanaf de 14de eeuw nam de invloed van de IJssel af, maar vonden nog wel af en toe dijkdoorbraken plaats.7

Uit de resultaten van een archeologisch onderzoek dat in de omgeving van het huidige plangebied (ca.

230 m ten noordwesten) is uitgevoerd bij de uitbreiding van de ondergrondse fietsenstalling onder het station, is gebleken dat er binnen deze zone gebied sprake is van een fluviatiel terrasrest die plaatselijk is bedekt met (oud) dekzand.8 Omdat het gebied van de opgraving zeker vanaf de 17de en 18de eeuw in gebruik is geweest als vestingwerk, was de verwachting dat de natuurlijke bodemkundige stratigrafie grotendeels was verstoord. Het dekzand van de terrasrest werd hier in situ aangetroffen en was niet verspoeld; de typerende spoellaagjes ontbraken. Er waren daarom geen aanwijzingen voor IJsseldoorbraken in dit gebied.

6 Willemse et al., 2013.

7 Berends, 2013, 6.

8 Pollmann, 2014.

(9)

Afb. 1: Het onderzoekgebied op de geomorfologische kaart.

2.2 Bodemkunde

Opnieuw kan het onderzoek bij het station meer informatie verschaffen. In het dekzand van het terrasrest waren gleyvlekken ontstaan. Dit zijn lichte vlekken van ontijzering en roestige vlekken van ijzerinspoelingen, die ontstaan door een wisselende grondwaterstand. Bij laag water is door inspoeling van de humus door water van bovenaf in het natuurlijke zand een veldpodzol ontstaan. Echter, doordat in het toenmalige onderzoeksgebied een plaggendek werd aangetroffen, is de bodem te classificeren als gooreerdgrond.9 Een eventuele A-horizont is in het plaggendek opgenomen. De dikte van het plaggendek is gemiddeld 50-60 cm. Waarschijnlijk was het gebied lange tijd te nat voor bewoning en akkerbouw. In de loop van de late middeleeuwen is begonnen met de ontginning van de lagere delen in de omgeving en zijn er bemestings- en/of ophogingsdekken ontstaan om het land te kunnen bewerken. Soortgelijke omstandigheden kunnen ook binnen het huidige plangebied verwacht worden.

2.3 Historische situatie

Hieronder wordt per tijdsperiode aangegeven welke archeologische sporen en vondsten bekend zijn in de omgeving van het plangebied.

9 Pollmann, 2014, 14.

(10)

Prehistorie en Romeinse tijd

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen uit de prehistorie en de Romeinse tijd bekend. Dit komt voornamelijk door de lagere ligging en van oudsher nattere gronden die gedurende langere tijd weinig aantrekkelijk waren om een bestaan op te bouwen. Met oog op aangetroffen sporen op vergelijkbare locaties in de gemeente, kunnen in de lager gelegen gebieden sporen van zogenaamde off-site resten, zoals afvaldumps van nabijgelegen nederzettingen en deposities op de overgangszones van hoger naar laaggelegen terrein, niet worden uitgesloten.

Vroege middeleeuwen tot en met de late middeleeuwen

In het laatste kwart van de 9de eeuw werd, waarschijnlijk naar aanleiding van de aanval van de Vikingen in 882, de eerste wal rondom de nederzetting Deventer gerealiseerd (zie ook afb. 3). Deze verdedigingslinie bestond uit een aarden wal met daaromheen een droge gracht en volgde het tracé van de huidige Molenstraat, Smedenstraat, Brink en mogelijk een deel van de Polstraat. Later, in de 11de eeuw, werd de wal naar buiten toe verbreed. Aan het begin van de 13de eeuw werd de

verdedigingslinie uitgebreid met een wal rondom het steeds belangrijker wordende stadsdeel Bergkwartier. Op de wal zijn mogelijk tufstenen torens en/of muren gebouwd. In 2007 werden bij de sloop van een woonhuis aan de Walstraat de resten van de wal en de fundering van een tufstenen toren aangetroffen.10 In de periodes 1200-1250 en 1340-1360 zijn met de opkomst van baksteen als bouwmateriaal respectievelijk de eerste en de tweede bakstenen stadsmuur gebouwd om de binnenstad en het Bergkwartier. Deventer was daarmee een van de weinige steden binnen het huidige Nederland met een dubbele stadsmuur. Hierlangs werden verspreid rondom de stad vijf stadspoorten gebouwd. Om de stadsmuur heen werd een brede gracht gegraven.11 Deze situatie is op de plattegrond van Jacob van Deventer uit ca. 1560 nog zichtbaar (afb. 4). Op deze kaart staan buiten de stadsomwalling enkele verspreide gebouwen afgebeeld. De gelige kleur van de achtergrond op deze locatie suggereert dat het terrein een grondgebruik als akkerland kende.

Afb. 4: Uitsnede van de kaart van Jacob van Deventer uit ca. 1560, met de globale ligging van het plangebied.

10 Vermeulen, Gerritsen & Mittendorff, 2010, 12-16.

11 Vermeulen, Gerritsen & Mittendorff, 2010, 18-22.

(11)

De nieuwe tijd

In de loop van de 16de eeuw werd de middeleeuwse versterking aangepast, maar vooral verstevigd om het steeds krachtiger wordende geschut te kunnen weerstaan. Zo werden verschillende bolwerken gebouwd, waaronder bolwerk De Keizer ten zuiden van het plangebied. Vooral in de eerste decennia van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) lag Deventer regelmatig in de vuurlinie. Uiteindelijk weet een Staats leger onder prins Maurits in 1591 na een bloedige strijd in één dag de stad te veroveren. Hierbij is tijdens de beschietingen de stadsmuur zwaar beschadigd geraakt. Door de snelle verovering van de stad werd duidelijk dat de stadsmuren niet meer voldeden en geen serieus beletsel vormden voor een belegeraar met zwaar geschut. Een enorme investering in vestingwerken bleek nodig.12 Aan het eind van de 16de - begin 17de eeuw werd Deventer voorzien van een nieuwe aarden wal en nieuwe vestingwerken. Het uiteindelijke ontwerp bestond uit acht ruim opgezette vijfhoekige bastions met tussenliggende courtines (deze vormen samen de hoofdwal) en poorten (afb 5).

Afb. 5: Het oorspronkelijke plan voor de vesting van Deventer uit 1597.

De buitengracht bevond zich om de bastions heen, dit was een brede en diepe waterhoudende gracht.

De middeleeuwse stadsgracht werd gedegradeerd tot binnengracht. In de buitengracht werden tussen de bastions, voor de courtines, een vijftal driehoekige ravelijnen aangelegd. De ravelijnen waren aan de achterzijde open, zodat aanvallers die het ravelijn innamen geen beschutting hadden aan de stadzijde.

Alle werken buiten de hoofdwal waren lager opgesteld om de verdedigers goed zicht te geven op het buitenterrein. In 1646 werd met de bouw van een ravelijn langs de IJssel op het Pothoofd de transformatie van Deventer tot een moderne vestingstad voltooid`abOp de Hottingerkaart uit ca. 1787 is de volledige vesting te zien, met de locatie van het plangebied (afb. 6). Voor de glacis liggen akkers, weilanden en de tuinen van de Voorstad.

12 Vermeulen, Gerritsen & Mittendorff, 2010, 25.

13 Holthuis, 1993, 72.

(12)

Afb. 6: Globale locatie van het plangebied op de Hottinger kaart.

Ook op de kadastrale kaart uit 1832 zijn de akkers, tuinen en weilanden te zien (afb. 7). Op deze kaart zijn ten noorden van het plangebied enkele wat grotere gebouwen te zien. Op de achterliggende data die bij de kadastrale kaart hoort, blijkt het hier te gaan om rechts de boerderij De Rozegaard, uiterst links de boerderij De Zwaan en in het midden herberg De Pauw te gaan (zie ook par. 2.4.1). De historisch bekende boerderijen zijn allebei in het begin van de 19de eeuw gesticht.

(13)

Afb. 7: Locatie van het plangebied op de kadastrale kaart uit 1832.

Het werd in de loop van de 19de eeuw steeds duidelijker dat de vestingwerken de ruimtelijke ontwikkeling van de groter wordende stad beperkten, waardoor steeds meer werd aangedrongen op het slechten van de vestingwerken. In 1851 is daarom begonnen met de sloop van de lunetten en de overige buitenwerken aan de overzijde van de gracht.14 In 1853 werd in het kader van de modernisering van de landsverdediging een nieuwe wet aangenomen, de Kringenwet. Deze wet bepaalde in welke mate rondom de vestingen gebouwd mocht worden. Hoewel Deventer volgens deze wet een vestingstad bleef, kreeg de stad meer vrijheid met betrekking tot het gebruik van de vestingwerken. Hierdoor werd de stad geleidelijk uitgebreid en werden er verschillende veranderingen doorgevoerd.In 1870 tijdens de Frans-Duitse Oorlog werd de Deventer vesting nog één keer in staat van verhoogde paraatheid en verdediging gebracht als onderdeel van de ‘Oostelijke Frontier’. De Fransen werden echter al snel onder de voet gelopen door de Duitsers, waardoor duidelijk werd dat het oude vestingstelsel zinloos was geworden met betrekking tot de moderne oorlogsvoering. Uiteindelijk zijn op 18 april 1874 met de komst van de Wet tot regeling en voltooiing van het vestingstelsel de vestingwerken van onder andere Deventer opgeheven.15

14 Ten Hove, 1998, 99.

15 Ten Hove, 1998, 127-128.

(14)

Al gauw na de opheffing van de vesting, werden de vestingwerken ontmanteld en werden er plannen gemaakt voor de herinrichting van het vestinggebied. Op Topografische Militaire Kaarten zijn de laatste ontwikkelingen van het onderzoeksgebied, van het eind van de 19de eeuw tot de eerste helft van de 20ste eeuw, te volgen, waarbij de vesting transformeert naar het huidige stationsgebied en park (afb 8).

In 1911 is de omgeving van het station, de Voorstad, steeds meer bebouwd geraakt.

Afb.8: Het plangebied op de topografische kaart rond 1900.

De Tweede Wereldoorlog

Aan de zuidzijde van het plangebied loopt langs de geplande nieuwbouw een loopgraaf uit de Tweede Wereldoorlog. Op een luchtfoto uit maart 1945 is dit niet goed te zien (afb. 9), maar op stafkaarten gemaakt door de geallieerden staat de loopgraaf wel aangegeven (afb. 10). De loopgraaf maakte deel uit van uitgestrekte defensieve versterkingen die in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers in en rond Deventer waren aangelegd. Op de overzijde van de gracht zijn op de stafkaart, de Defence Overprint, tevens een vijftal geschutsopstellingen te zien. Ook deze zijn niet goed te zien op de luchtfoto. Het is dan ook niet zeker dat deze geschutstellingen ooit bemand zijn geweest.

Afb. 9: Uitsnede uit een geallieerde luchtfoto van 21 maart 1945 met daarop het plangebied.

(15)

Afb. 10 Defence Overprints – geallieerde stafkaarten met daarop Duitse stellingen ingetekend, in groen de loopgraaf en in wit de geschutstellingen.

2.4 Bekende archeologische waarden

2.4.1 Archeologische verwachtingskaart

Op de vigerende archeologische verwachtingskaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting voor de late middeleeuwen en later gekregen vanwege de ligging op de vesting (afb. 11).

In een straal van ongeveer 500 m rond het plangebied zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Drie hiervan zijn relevant voor het huidige plangebied;

Project 214 Stationsplein Fietsenstalling 2001

In het kader van de aanleg van de kelder voor een nieuwe fietsenstalling werden in 2001 enkele waarnemingen verricht tijdens het grondwerk (project 214), ca. 200 m ten noordwesten van het plangebied.16 Hierbij werd ca. 1,5 m onder maaiveld geel zand met oranje ijzervlekken waargenomen.

Vanwege deze ijzervlekken werd geconcludeerd dat dit het oorspronkelijke, natuurlijke gele zand betrof.

Het gele zand werd doorsneden door een donkere lineaire baan met een zuidwestnoordoost oriëntatie.

Dit betrof een smalle gracht in het vestingstelsel om één van de lunetten.

16 Bartels, 2001.

(16)

Project 285 Hoornwerk 2006

Dit onderzoek bevindt zich 380 m ten zuidoosten van het huidige plangebied. Het onderzoek maakte deel uit van een plan voor een nieuwe woonwijk. Het onderzoek is voornamelijk relevant omdat ook dit onderzoek op de vestingwerken werd uitgevoerd.17 Bij dit onderzoek kon in de profielen een goede doorsnede van een wal, het vestingwerk Hoornwerk en de tussenliggende vestinggracht worden gedocumenteerd.

Project 422 Uitbreiding fietsenstalling Stationsplein 2014

Bij de uitbreiding van de ondergrondse fietsenkelder in 2014 werden de werkzaamheden archeologisch begeleid.18 Het onderzoeksgebied ligt ca. 200 m net noordwesten van het huidige plangebied. Tijdens de begeleiding werden sporen van percelering voorafgaand aan de vesting teruggevonden. Ook van de vesting zelf werden sporen teug gevonden, waaronder een wallichaam dat geïnterpreteerd is als een van de glacissen en een deel van de buitengracht. In de tweede helft van de 19de eeuw raakten de vestingwerken langzaam uit gebruik. Hierbij werd een deel van de grachten gedempt en werden doorgangen in de vestingwerken gemaakt. Tijdens het onderzoek werden muurresten aangetroffen die gezien moeten worden als een van deze doorgangen.

17 Vermeulen, Gerritsen & Mittendorff, 2010, H5.

18 Pollmann, 2014.

(17)

Afb. 11:Het plangebied op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart en de relevante onderzoeken in de directe omgeving van het plangebied.

2.4.2 Van verwachting naar beleid

In 2015 is op basis van de archeologische verwachtingskaart uit 2013 een beleidskaart opgesteld.19 Hierop zijn de verschillende archeologische verwachtingswaarden opgedeeld in zeven

19 Vermeulen, 2015.

(18)

beleidscategorieën, met elk een eigen vrijstellingsdiepte en –grens. Voor de inhoudelijke onderbouwing van de archeologische beleidswaarden wordt verwezen naar de rapportages bij de verwachtingskaart20 en de beleidskaart21. Deze rapporten kunt u vinden op de website van de gemeente Deventer onder het thema archeologie: http://www.deventer.nl/archeologie.

De hoge verwachtingswaarde van het plangebied is vertaald op de beleidskaart naar beleidswaarden 3 en 4. Deze beleidswaarden vertalen in het bestemmingsplan naar een dubbelbestemming waarde – Archeologie 3 en een dubbelbestemming waarde – Archeologie 4.

Afb. 12: Het plangebied op de archeologische beleidskaart van de gemeente.

Een deel van het plangebied heeft door de aanwezige verstoringen van de kelders beleidswaarde

‘0’.Gronden met een beleidswaarde ‘0’ hebben geen dubbelbestemming Archeologie in het bestemmingsplan. Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden

20 Willemse et al, 2013.

21 Vermeulen, 2015.

(19)

die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Meer dan één waarde

De vrijstellingsgrenzen in de tabel gaan uit van de situatie dat de volledige ingreep gelegen is binnen één beleidswaarde. In de praktijk zijn er ook ingrepen die gelegen zijn binnen meerdere beleidswaarden.

Uitgangspunt is hierbij dat beleidswaarden cumulatief zijn. Een gebied met beleidswaarde archeologie 3 heeft automatisch ook beleidswaarde archeologie 2 en lager, een gebied met beleidswaarde archeologie 4 automatisch ook beleidswaarde archeologie 3 en lager, enzovoort. Om de oppervlakte van elke beleidswaarde binnen de ingreep te bepalen worden dus bij de oppervlakte van deze beleidswaarde steeds ook de oppervlakten van alle hogere beleidswaarden binnen de ingreep opgeteld.

Van laag naar hoog worden deze oppervlakten daarna per beleidswaarde archeologie getoetst aan de vrijstellingsgrenzen die voor die beleidswaarde archeologie van toepassing zijn. Dit bepaalt welk regime er geldt voor de gebieden met de getoetste beleidswaarde. De afweging bepaalt tevens het minimale regime dat geldt in de gebieden die een hogere beleidswaarde kennen. Aansluitend wordt de daaropvolgende hogere beleidswaarde getoetst. Indien op basis van deze toets een zwaarder regime wordt toegekend, is dat alleen van toepassing op deze beleidswaarde en eventuele hogere beleidswaarden. Indien het regime op basis van deze toets lager uitvalt dan dat op basis van de eerder getoetste lagere beleidswaarde blijft het minimale regime van deze lagere beleidswaarde van toepassing.

(20)

3 CONCLUSIE EN GESPECIFICEERDE ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING

3.1 Gespecificeerde verwachting

In deze paragraaf wordt de archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied nader gespecifieerd, op basis van de in par. 2 verzamelde gegevens. Hierbij wordt in ieder geval ingegaan op de volgende aspecten:

a. Datering;

b. Complextype (nederzetting, grafveld, etc.);

c. Omvang;

d. Diepteligging;

e. Gaafheid en conservering;

f. Locatie en/of begrenzing binnen het onderzoeksgebied

g. Verwachtingen ten aanzien van vondstmateriaal / indicatoren (artefacten);

h. Mogelijke verstoringen.

Vanwege de ligging van het onderzoeksgebied op de vestingwerken rond de stad Deventer en door de aanwezigheid van een plaggendek die eventueel aanwezige archeologische resten beschermd, geldt in algemene zin een hoge archeologische verwachting voor met name de late middeleeuwen en later.

Concreet dient op basis van resultaten van eerder onderzoek in ieder geval rekening te worden gehouden met wallichamen en grachten en greppels uit deze periode. Eventueel kunnen nog sporen van percelering voorafgaand aan de vesting aangetroffen worden. Ondanks dat hier in eerdere onderzoeken geen directe aanwijzingen voor zijn aangetroffen, kan ook niet worden uitgesloten dat sporen uit de vroege middeleeuwen en eventueel ook de prehistorie in het plangebied aanwezig zijn.

De hier beschreven potentiele vindplaatsen (de vesting) kennen naar een (veel) grotere oppervlakte dan die van het plangebied. Binnen het plangebied zullen dus alleen delen van deze vindplaats worden aangetroffen.

Het vondstmateriaal dat binnen deze vindplaatsen kan worden aangetroffen, betreft hoofdzakelijk scherven keramiek, glas en metaalvondsten. Over hoeveelheden vondstmateriaal zijn in dit stadium nog geen uitspraken te doen, deze hangen sterk samen met de aard en de hoeveelheid aanwezige archeologische sporen. Echter gezien het type vindplaats en de resultaten uit eerdere onderzoeken in de omgeving, zal het aantal vondsten gering zijn.22

De verwachte conservering van de potentiele vindplaatsen is goed op de plekken die nog intact zijn en niet door de aanleg van de kelders verstoord zijn. Een plaggendek van ca. 50-60 cm dik zal hier de sporen goed geconserveerd hebben.

Afgaand op onderzoeken in de omgeving van het plangebied ligt de diepteligging van de verwachte sporen op ca. 1 tot 1,5 m onder het maaiveld (ca. 6,40 - 6,0 m + NAP). De verstoring van de aanleg van de kelders van de bestaande bebouwing reikt tot een diepte van 3,10 m onder maaiveld, op deze plekken zullen geen archeologische resten meer aanwezig zijn. De ingreep in mogelijk intact gebied kent een oppervlakte van 868 m2 en overschrijdt daarmee de vrijstellingsgrens in het bestemmingsplan.

Ca. 418 m2 van het plangebied kent beleidswaarde 3, voor dit gebied geldt een meldingsplicht. Ca. 450 m2 kent beleidswaarde 4 en overschrijdt daarmee de vrijstellingsgrens in het bestemmingsplan en voor dit gebied zal dan ook archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk zijn.

De onderzoeksvragen van dit bureauonderzoek kunnen als volgt worden beantwoord:

- Wat is de archeologische verwachting van het plangebied en is archeologisch onderzoek voorafgaand aan de voorgenomen ingreep noodzakelijk?

Het plangebied kent een hoge archeologische verwachting voor met name de late middeleeuwen en later door de ligging van het plangebied op de vesting. Een deel van het plangebied is in het verleden al verstoord tot grote diepte door de aanleg van de kelders onder de bestaande bebouwing. Voor dit deel van het plangebied is archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk. De geplande nieuwbouw zal eveneens een diepe kelder krijgen. Ca. 418 m2 van het plangebied kent beleidswaarde 3, voor dit

22 Zie ook Pollmann, 2014. Hier zijn 79 vondsten geborgen op een opgravingsoppervlakte van ca. 850 m2.

(21)

gebied geldt een meldingsplicht. Ca. 450 m2 kent beleidswaarde 4 en overschrijdt daarmee de vrijstellingsgrens in het bestemmingsplan en voor dit gebied zal dan ook archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk zijn.

- Wat is de aard, datering en omvang van de eventuele verwachte archeologische resten?

Over de gehele oppervlakte van het plangebied kunnen sporen van de vesting verwacht worden. Deze zullen bestaan uit resten van wallichamen en grachten. Mogelijk zijn nog sporen van percelering uit de periode voorafgaand aan de vesting aanwezig. Ook kunnen resten van de herinrichting van het gebied na het in onbruik geraken van de vesting in het plangebied aanwezig zijn .

- Wat is de verstoringsgraad van het plangebied?

De locaties van de bestaande kelders zullen tot grote diepte zijn verstoord, ca. 3,10 m onder maaiveld.

Deze plekken hebben in het nieuwe bestemmingsplan dan ook beleidswaarde ‘0’ gekregen.

- Wat zijn de consequenties van de ingreep voor de eventuele archeologische resten in het plangebied?

Vanwege de ontgravingsdiepte tot in het natuurlijke dekzand betekent dat de aanleg van de nieuwe kelder en het ingraven van de nieuwe fundering een volledige verstoring van de potentieel aanwezige archeologische vindplaats(en). Omdat de oppervlakte van deze ingreep met 450 m² en een diepte van 3,8 m de vrijstellingsgrenzen van beleidswaarde 4 in het bestemmingsplan overschrijdt, is voor dit deel van het plangebied archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk.

Afb. 13: De betreffende beleidswaarde in het plangebied. De locatie van de bestaande kelders en de buffer voor de insteek hebben beleidswaarde ‘0’.

(22)

3.2 Samenvatting

Deze bureaustudie onderzoekt de gevolgen van de herontwikkeling op het terrein van Kop van de Handelskade te Deventer.

Het plangebied ligt fysisch geografisch op een fluviatiel terrasrest die plaatselijk is bedekt met (oud) dekzand en rivierklei. Het dekzand van de terrasrest werd hier in de directe omgeving in situ aangetroffen en was niet verspoeld; de typerende spoellaagjes ontbraken. Er waren daarom geen aanwijzingen voor IJsseldoorbraken in het gebied ten westen van het plangebied. Resultaten uit onderzoeken in de omgeving wijzen op een wisselende grondwaterstand in het gebied, in de prehistorie en de vroege middeleeuwen was het gebied vermoedelijk te nat voor bewoning. In de loop van de late middeleeuwen is begonnen met de ontginning van de lagere delen in de omgeving en zijn er bemestings- en/of ophogingsdekken ontstaan om het land te kunnen bewerken. Door de aanwezigheid van een plaggendek zijn eventueel aanwezige archeologische restanten vermoedelijk goed beschermd.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen uit de prehistorie tot aan de vroege middeleeuwen bekend. Uit de middeleeuwen en voornamelijk de nieuwe tijd dateren de vestingwerken waar het plangebied op ligt.

Indien het bestemmingsplan zal worden gewijzigd voor de nieuwbouwplannen, wordt het nieuwe archeologiebeleid doorgevoerd in het plangebied. Op basis van deze beleidskaart heeft het plangebied drie beleidswaarden, namelijk: “Waarde 0, 3 en 4 – Archeologie”. Een toelichting van deze beleidswaarden wordt beschreven in paragraaf 2.4.2 ‘Van verwachting naar beleid’ . Door de verwachte omvang van de toekomstige werkzaamheden is archeologisch onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden hoogstwaarschijnlijk noodzakelijk.

3.3 Selectieadvies

Het plangebied heeft een hoge verwachting voor archeologische resten uit de late middeleeuwen en later. Deze hoge verwachting is in het nieuwe bestemmingsplan vertaald in een dubbelbestemming

‘Waarde 3 en 4 – Archeologie’. Voor beleidswaarde 3 geldt dat voor alle ingrepen met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte groter dan 50 cm archeologisch onderzoek vereist is. Voor beleidswaarde 4 geldt dat voor alle ingrepen met een oppervlakte groter dan 200 m² en een diepte groter dan 50 cm archeologisch onderzoek vereist is. Dit bureauonderzoek vormt hierin de eerste stap.

In dit document wordt beargumenteerd dat (uitgaande van de op 03-08-2017 beschikbare informatie) de aanleg van de kelder en de fundering van de nieuwbouw een verstorende werking zal hebben op de potentieel aanwezige vindplaats(en). De locatie van de bestaande kelders is in het verleden al verstoord.

De zone van de nieuwbouw die in beleidswaarde ‘3’ valt, ca. 418 m2, valt onder de 500 m2. Voor ingrepen tussen de 200 m2 en 500 m2 in beleidswaarde 3 geldt een meldingsplicht. De zone van de geplande nieuwbouw die in beleidswaarde ‘4’ valt, ca. 450 m2, gaat over de vrijstellingsgrens (zowel in oppervlakte als in diepte) heen. Voor dit deel is archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Het selectieadvies luidt dan ook om in het kader van dit onderdeel van het plan archeologisch vervolgonderzoek voor te schrijven.

Gezien de locatie van de ontgraving op de vestingwerken is het advies om dit onderzoek uit te voeren als een opgraving - variant archeologische begeleiding, conform de eisen in protocol 4004 KNA 4.0.

Tijdens de begeleiding wordt onder toeziend oog van een archeologisch team ontgraven. Eventueel aanwezige sporen worden vervolgens direct door het archeologische team gedocumenteerd. Hierna kunnen de werkzaamheden doorgaan. De tijd die de begeleiding kost, is afhankelijk van de snelheid waarmee de uitgraving kan plaatsvinden, of deze in één keer wordt aangelegd en de hoeveelheid archeologische resten, die aanwezig blijken te zijn. Hierbij moet worden aangetekend dat vooraf goede afspraken gemaakt moeten worden tussen de opdrachtgever, aannemer en het archeologisch team, om een snelle afhandeling en het goed documenteren van de eventuele resten mogelijk te maken. Voor het archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van archeologische begeleiding van dit deel van de werkzaamheden, dient een Programma van Eisen worden opgesteld, dat goedgekeurd dient te worden door de bevoegde overheid.

(23)

3.4 Selectiebesluit

Het selectieadvies op basis van dit bureauonderzoek dient te worden voorgelegd aan de bevoegde overheid (gemeente Deventer) ter goedkeuring. Deze is bevoegd het selectieadvies om te zetten in een selectiebesluit en voorwaarden aan de omgevingsvergunning te verbinden.

3.5 Voorwaarden bij de vergunning

Voorgesteld wordt om de volgende voorwaarde te verbinden aan de omgevingsvergunning:

De graafwerkzaamheden voor de geplande nieuwbouw in de zone met beleidswaarde 4 dienen archeologisch te worden begeleid. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, dat dient te worden goedgekeurd door de bevoegde overheid. Het archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd door een bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat BRL SIKB 4000 – Protocol 4004.

3.6 Kosten

De kosten van verder archeologisch onderzoek en de uitwerking hiervan zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

LITERATUUR

Berends, A.S., 2013. Gemeente Deventer, Archeologische bureaustudie, Stationsplein Deventer, Vergroting van de ondergrondse fietsenstalling (Adviesnummer 392B), Deventer.

Buitenhuis, R., 2017 Toelichting Bestemmingsplan Kop van de Handelskade, Gemeente Deventer (archeologisch beleidsadvies 866), Deventer.

Holthuis, P., 1993. Frontierstad bij het scheiden van de markt: Deventer militair, demografisch, economisch 1578- 1648, Deventer.

Hove, J. ten, 1998. Aan knellende banden ontworsteld. De stedenbouwkundige ontwikkeling van Deventer in de 19de eeuw, Kampen.

Vermeulen, B., 2015. Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie. Van verwachting naar beleid (Interne Rapportages Archeologie Deventer 74), Gemeente Deventer.

Vermeulen, B., S. Gerritsen & E. Mittendorff, 2010. Op het knooppunt van eeuwen. Archeologisch en historisch onderzoek naar de Deventer vestingwerken op de locaties Emmaplein, Boreelkazerne en Hoornwerk (Rapportages Archeologie Deventer 31), Deventer.

Willemse, N.W., L.J. Keunen, L.M.P. van Meijel & T. Bouma, 2013. …Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn… Fysisch- en historisch-geografische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer (RAAP Rapport 2571), Weesp.

Kaarten:

Hottinger Atlas 1773-1794 Kadastrale kaart van 1832

Chromotopografische kaart des Rijks, ca 1900 Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000 Websites:

www.ruimtelijkeplannen.nl

www.ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ondanks het feit dat zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van deze brochure, wordt noch door de eigenaar, noch door Van Keulen Makelaars enige aansprakelijkheid

Vaste verblijfplaatsen van overige nationaal beschermde zoogdieren (o.a. Steenmarter) zonder provinciale vrijstelling worden op basis van het veldbezoek, terreinkenmerken

Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere apparaatslasten ontstaan door verschuiving van de indirecte lasten naar programma 11 Bedrijfsvoering en doordat in 2015 meer

Het nieuwe budget wordt in september 2016 openbaar gemaakt door het ministerie en heeft geen gevolgen voor 2016, maar wel voor de jaren 2017 en verder.. Het is nog niet in te

Inmiddels is de Omgevingswet vastgesteld. Steeds meer wordt de opgave duidelijk. Naast de integratie van verschillende soorten van wetgeving wordt het vooral van belang om dit

gemaakt (voorzichtigheidsprincipe) omdat onzeker is hoeveel van de resterende € 400 miljoen nodig is voor claims en kosten. c) CBL Vennootschap BV: in 2011 is een groot deel van het

Voorbereidingen zijn inmiddels gestart, kosten worden voor het eerst in 2010 gemaakt.. Projectsubsidies voor onder andere het haalbaarheidsonderzoek

De geleiding van de passage sluit goed aan, heeft geen andere gebreken en ook de conditie van het materiaal lijkt goed te zijn en toont geen reden voor toekomstige gebreken