• No results found

GOEREE-OVERFLAKKEE. Ruimte voor Ruimte Westerweg 4a, Ouddorp BESTEMMINGSPLAN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GOEREE-OVERFLAKKEE. Ruimte voor Ruimte Westerweg 4a, Ouddorp BESTEMMINGSPLAN"

Copied!
139
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GOEREE-OVERFLAKKEE

Ruimte voor Ruimte Westerweg 4a, Ouddorp

BESTEMMINGSPLAN

(2)

© Rho Adviseurs bv

Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.

(3)

RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail: info@rboi.nl

gecertificeerd door Lloyd’s

conform ISO 9001: 2008 aangesloten bij:

Delftseplein 27b postbus 150 3000 AD Rotterdam T: 010-20 18 555 E-mail: info@rho.nl

Goeree-Overflakkee Ruimte voor Ruimte Westerweg 4a Ouddorp

bestemmingsplan

identificatie planstatus

identificatiecode: datum: status:

NL.IMRO.1924.ODWesterweg4a-BP30 11-02-2014 concept

29-04-2014 ontwerp

projectnummer: 04-09-2014 vastgesteld

400065.18491.00

opdrachtleider:

drs. G.M. Boiten-van Eck

(4)

2

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

(5)

3

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Inhoudsopgave

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding 7

1.1 Aanleiding en doel 7

1.2 Ligging plangebied 7

1.3 Vigerend bestemmingsplan 7

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Beleidskader 9

2.1 Rijksbeleid 9

2.2 Provinciaal beleid 10

2.3 Regionaal beleid 11

2.4 Gemeentelijk beleid 12

Hoofdstuk 3 Analyse plangebied 13

3.1 Ruimtelijke analyse (bestaande toestand) 13

3.2 Ontwikkelingen 13

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten 15

4.1 Bodemkwaliteit 15

4.2 Externe veiligheid 16

4.3 Cultuurhistorie 16

4.4 Archeologie 17

4.5 Ecologie 18

4.6 Kabels en leidingen 20

4.7 Mobiliteit 20

4.8 Wegverkeerslawaai 21

4.9 Luchtkwaliteit 22

4.10 Bedrijven en milieuzonering 23

4.11 Water 24

4.12 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving 26

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 27

5.1 Bestemmingsplansystematiek 27

5.2 Planregels 27

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid 29

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 31

7.1 Overleg 31

7.2 Zienswijzen 31

(6)

4

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Bijlagen toelichting

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek Bijlage 2 Quickscan Flora- en fauna

Bijlage 3 Rekenresultaten akoestisch onderzoek

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 43

Artikel 1 Begrippen 43

Artikel 2 Wijze van meten 46

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 47

Artikel 3 Bedrijf - Gemengd gebied 47

Hoofdstuk 3 Algemene regels 49

Artikel 4 Antidubbeltelregel 49

Artikel 5 Algemene bouwregels 50

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels 51

Artikel 7 Overige regels 52

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 53

Artikel 8 Overgangsrecht 53

Artikel 9 Slotregel 54

(7)

Toelichting

(8)

6

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

(9)

7

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Er wordt ruim 1000 m2 aan bebouwing gesloopt, zodat met toepassing van Ruimte voor Ruimte een woning mag worden gebouwd. Om dit planologisch netjes te regelen en het bebouwingsoppervlak te beperken is een bestemmingsplan nodig.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen langs de (toeristische) Westerweg in Ouddorp, ten noordwesten van de kern Ouddorp. Zie de onderstaande figuren.

Ligging plangebied in omgeving Luchtfoto plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Binnen het plangebied vigeert het bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland 2013, vastgesteld op 12 december 2013.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van zowel Rijk, provincie, regio als gemeente komt hier aan bod. Hoofdstuk 3 beschrijft het plangebied en gaat verder in op de nieuwe ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze hoe het plan op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in economische en maatschappelijke zin uitvoerbaar is.

(10)

8

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

(11)

9

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

 het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;

 het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

 het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:

1. Efficiënt gebruik van de ondergrond.

2. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.

3. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.

4. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)-nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.

5. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

6. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

(12)

10

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

2.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland

De provincie heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland vastgesteld.

In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de provincie de visie tot 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk.

Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

 aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;

 duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;

 divers en samenhangend stedelijk netwerk;

 vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;

 stad en land verbonden.

Het plangebied is in Visie op Zuid-Holland aangewezen als 'Agrarisch landschap - risico's op verzilting'.

Dit betreft een landelijk gebied met landschappelijke, cultuurhistorische waarden, een overwegend agrarische functie en een opgave voor een adequate zoetwatervoorziening. Daarnaast komen (verspreid gelegen) natuurwaarden en bebouwingslinten voor. Het plangebied ligt binnen een bebouwingslint.

Omdat de Structuurvisie uitsluitend zelfbindend is voor de provincie, is het met name van belang hoe deze en andere opgaven uit de visie zijn doorvertaald in de Provinciale Verordening. Dat document omvat regels waaraan ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau moeten voldoen.

Provinciale Verordening (2010) inclusief jaarlijkse actualiseringen

In samenhang met de Provinciale Structuurvisie is de Provinciale Verordening opgesteld en vastgesteld.

Deze verordening stelt concrete regels die bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. Het plangebied ligt buiten de bebouwingscontour. Bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren sluiten bestemmingen uit die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken. In artikel 3 lid 2 is een uitzondering opgenomen voor 'ruimte voor ruimte' Voor de beoogde ontwikkeling is dit artikel van belang.

Ruimte voor Ruimte

De sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen danwel de sanering van sierteelt en de bouw van één of meer compensatiewoningen ter plekke of in de directe omgeving van de gesloopte bebouwing of op een andere passende locatie is mogelijk mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt duurzaam verbeterd;

b. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen, iedere 5.000 m² kassen of iedere 2,25 ha bomen sierteelt, mag één compensatiewoning worden gebouwd;

c. de nieuwe woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;

d. de gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2007;

e. de kassen zijn gelegen buiten de gebieden voor glastuinbouw (met uitzondering van de transformatiegebieden) zoals aangeduid op kaart 2; én

f. de sierteeltpercelen zijn gelegen buiten de boom- en sierteeltgebieden, zoals aangeduid op kaart 2.

(13)

11

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Toetsing

a. De ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied verbetert, aangezien de in verval geraakte schuren en aanbouwen alsook de romneyloods worden gesloopt. De stenen schuur wordt opgeknapt en de gepotdekselde schuur wordt (met behoud van de karakteristieke verschijningsvorm) herbouwd in de vorm van een (bedrijfs)woning. De doorkijk vanaf het perceel naar achteren aan de noordzijde van het perceel blijft in tact, aangezien daar geen bebouwing is toegestaan. Uitbreiding van het bebouwingsoppervlak wordt in het nieuwe bestemmingpsplan voorkomen.

b. In totaal wordt 1.030 m2 aan bedrijfsgebouwen gesaneerd. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde om minimaal 1.000 m2 te saneren.

c. Hieraan wordt voldaan, zie hoofdstuk 4 (Sectorale aspecten).

d. De gebouwen zijn opgericht vóór 2007.

e. Het betreft bedrijfsbebouwing die is gelegen buiten het gebied voor glastuinbouw zoals aangegeven op kaart 2 behorende bij de verordening.

f. Het betreft bedrijfsbebouwing die is gelegen buiten het gebied voor boom- en sierteeltgebied zoals aangegeven op kaart 2 behorende bij de verordening.

De beoogde ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van de provinciale Ruimte voor Ruimte-regeling.

2.3 Regionaal beleid

Structuurvisie Goeree-Overflakkee (2010)

De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland, waaronder die van Goedereede, in december 2010 vastgesteld.

Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dagattracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.

Binnen het plangebied dient rekening gehouden te worden met het Cultuurhistorisch waardevolle schurvelingenlandschap. Waarbij rekening gehouden moet worden met het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle lintkarakter in Ouddorp bij nieuwe ontwikkelingen. Hierbij is rekening gehouden bij de inrichting van het perceel. Nieuwe bebouwing is gesitueerd op locaties waar in de bestaande situatie reeds bebouwing aanwezig is.

(14)

12

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Beleidsvisie Goeree-Overflakkee energieneutraal 2030 (2011)

Deze beleidsvisie is een verdieping van het onderwerp 'duurzaamheid' uit de Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee en is het beleidsmatige vervolg op de energievisie als studie. In de Beleidsvisie is een regionale ambitie over klimaat en energie opgesteld: “in 2030 is Goeree-Overflakkee energieneutraal”. De bedoeling is dat op het eiland in 2030 net zoveel duurzame (zon, wind, getijde) energie wordt geproduceerd als door huishoudens, toeristen, verkeer, bedrijven en dergelijke op Goeree-Overflakkee wordt verbruikt. Daarnaast moet er meer aandacht vanuit de gemeente komen voor de mogelijkheden van energieopwekking en -besparing voor Goeree-Overflakkee. Ook wordt een aanzet geven tot meer samenwerking met marktpartijen, overheden, maatschappelijke organisaties en bewoners. Hoofddoel hierbij is bijdragen aan een meer duurzame leefomgeving en voorbeeldfunctie vervullen ten aanzien van klimaatverandering. De uitvoeringsagenda geeft richting aan de geformuleerde ambitie. De ontwikkeling betreft de sanering van circa 1.000 m2 bedrijfsbebouwing, hiervoor in de plaats wordt een nieuwe woning gebouwd. Dit is niet in strijd met de beleidsvisie Goeree-Overflakkee energieneutraal 2030.

2.4 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie gemeente Goedereede 2020

De toekomstvisie van de voormalige gemeente Goedereede is een richtinggevend beleidsstuk dat op twee niveaus een doorkijk biedt tot 2020. Op gemeentelijk niveau geeft de visie aan welke ontwikkelingen gewenst zijn voor de gehele gemeente, op welke wijze deze ontwikkelingen ruimtelijk worden vertaald en hoe deze ontwikkelingen worden gefaseerd. Op kernniveau wordt dit beeld nader gespecificeerd. In de visie worden vier deelgebieden onderscheiden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied Ouddorp. Centraal uitgangspunt van de deelvisie op Ouddorp is dat de kwaliteiten van het omliggende landschap en van de lintenstructuur in de kern versterkt worden. Ouddorp is en blijft in de toekomst een identiteitsvolle kern met een compleet voorzieningenniveau.

De Westerweg is aangeduid als 'versterking lintstructuur'. In de toekomstvisie is daarover opgenomen dat name de aanwezigheid van (te grootschalige) bedrijvigheid in de (voormalige) agrarische lintbebouwing, op dit moment leidt tot ongewenste ruimtelijke en verkeerskundige situaties.

Transformaties van die plekken bieden mogelijkheden voor woningbouw. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan past binnen de Toekomstvisie gemeente Goedereede. Het betreft een transformatie van (te grootschalige) bedrijvigheid naar woningbouw.

(15)

13

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Hoofdstuk 3 Analyse plangebied

3.1 Ruimtelijke analyse (bestaande toestand)

Op het perceel staan een aantal vervallen schuren en andere bouwwerken. Aan de achterzijde van het perceel staat een oude romneyloods met daarnaast een modernere loods. Aan de voorzijde van het perceel staat een vervallen gepotdekselde schuur met daarachter een aantal oudere bijgebouwen. In het midden van het perceel staat een stenen schuur. Zie de onderstaande figuren.

Huidige situatie Foto's huidige situatie

3.2 Ontwikkelingen

De oudere vervallen gebouwen worden gesloopt, in totaal betreft dit 1030 m². Daarnaast wordt een stenen schuur opgeknapt en wordt een bedrijfswoning opgericht.

De ontwikkelingen binnen het plangebied zijn:

 de huidige gepotdekselde schuur wordt gesloopt en herbouwd als bedrijfswoning (potdeksel);

 vier schuren achter de (te slopen) gepotdekselde schuur worden gesloopt;

 romneyloods wordt gesloopt;

 stenen schuur wordt opgeknapt;

 bestaande loods blijft behouden.

Zie de onderstaande afbeeldingen.

(16)

14

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Opgeknapte stenen

schuur Nieuwe bedrijfswoning

Nieuwe situatie Impressie nieuwe situatie

(17)

15

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven.

4.1 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Om de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied te kunnen bepalen is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1. Uit het onderzoek blijkt dat de bovengrond (verdachte laag) plaatselijk sterk is verontreinigd met PAK, lood en zink, matig verontreinigd is met nikkel, zink en minerale olie en licht verontreinigd is met diverse andere zware metalen. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Na uitsplitsing van het mengmonster van de bovengrond (MM1) blijkt dat de matige verontreiniging met zink niet meer wordt bevestigd en slechts plaatselijk lichte verontreinigingen met lood of zink worden aangetoond. In het grondwater zijn geen verontreinigingen geconstateerd.

De lichte tot sterke verontreinigingen in de grond zijn waarschijnlijk deels te relateren aan de zintuiglijk bodemvreemde bijmengingen, alsmede het bedrijfsmatig gebruik van de locatie. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "verdacht" kan worden beschouwd, wordt op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd. Door de aanwezigheid van sterke verontreinigingen in de grond zijn er milieuhygiënische belemmeringen voor de geplande herontwikkeling van de locatie.

Op termijn zal nader onderzoek plaatsvinden naar de aard en de omvang van de geconstateerde verontreinigingen met PAK, minerale olie en zware metalen ter plaatse van boorpunt 07 (direct buiten de onderzoekslocatie). Omdat er richting de geplande locatie voor de woonfunctie een stal ligt waarvan het maaiveld zich circa 0,75 lager bevindt en de verontreinigingen te relateren zijn aan de aan het maaiveld aangetroffen bodemvreemde materialen is het niet waarschijnlijk dat er zich ter plaatse van de locatie ernstige verontreinigingen bevinden. Bovendien zal er ter plaatse schone grond worden

aangevuld tot maaiveld waardoor er reeds een leeflaag wordt gerealiseerd.

Ter plaatse van boorpunt 02 wordt de bodem middels een beperkte grondsanering geschikt gemaakt voor de beoogde functie.

(18)

16

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Conclusie

Na sanering staat de bodemkwaliteit de beoogde ontwikkeling niet in de weg. DCMR bevestigd de bevindingen van het onderzoek. DCMR merkt wel op dat elders binnen het onderzoeksgebied (maar buiten het plangebied van dit bestemmingsplan) sprake is van verontreiniging. Deze verontreiniging dient te worden gemeld bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Daarnaast is bekend dat elders binnen het bedrijventerrein sprake is (geweest) van opslag van brandstofproducten. Hiernaar dient in een ander kader bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.2 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

 bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;

 vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gelegen. Daarnaast vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.3 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige historische waarden rekening is gehouden.

Onderzoek

Het plangebied is op de beleidskaart van de provincie aangeduid als kroonjuweel 'Schurvelingenlandschap' . Uitgangspunt is om bij toekomstige ontwikkelingen: zowel de structuur alsook van fysieke elementen (gebouwen, waterlopen, kades, e.d.) te behouden en versterken van door het herkenbaar houden van de ruimtelijke kenmerken hiervan (verkavelingspatroon, openheid, bebouwingsstructuur, profiel van kades, wegen en waterlopen).

Dit betekent dat bij ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met dit uitgangspunt de cultuurhistorische en landschappelijke belangen in principe prevaleren boven andere belangen.

Ruimtelijke ontwikkelingen die passen binnen het genoemde uitgangspunt zijn in principe mogelijk. De ontwikkeling die met die bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is niet in strijd met het genoemde uitgangspunt. De beoogde ontwikkeling betreft een verbetering van de bestaande situatie.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

(19)

17

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

4.4 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden.

Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft archeologiebeleid waarin het wettelijk en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe in de toekomst op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze omgegaan wordt met het archeologisch erfgoed. Het streven is daarbij om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').

Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.

Onderzoek

In figuur 4.1 is een uitsnede van de beleidskaart opgenomen die de archeologische (verwachtings)waarden voor het plangebied weergeeft.

Figuur 4.1 Uitsnede beleidskaart archeologie Goeree-Overflakkee

Uit deze beleidskaart is op te maken dat het plangebied is aangeduid met 'geen waarde'. In deze zone is geen onderzoek verplicht.

(20)

18

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van plan niet in de weg.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische

Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Het plan is om verschillende schuren en de romneyloods te slopen. Dit betreft in totaal

1030 m². Op de plaats van een van de schuren wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Een schuur en een loods blijven behouden.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Ten zuidwesten van het plangebied is wel Natura 2000- en EHS-gebied aanwezig. Dit betreft bestaande natuur. De kortste afstand van het plangebied tot aan het Natura 2000-gebied betreft circa 700 meter, de kortste afstand tot het dichtstbijzijnde EHS-gebied bedraagt circa 300 meter. Het Natura 2000-gebied betreft het gebied "Duinen Goeree & Kwade Hoek".

Aangezien het plangebied op relatief grote afstand van het Natura 2000-gebied ligt en de ontwikkeling erg kleinschalig is, treedt er geen areaalverlies, verstoring, versnippering en verandering van de waterhuishouding op. De ontwikkeling leidt niet tot extra verkeersgeneratie, en daarmee niet tot een toename van de stikstofdepositie. De ontwikkeling heeft geen significant negatief effect op de aangrenzende EHS, of het op ruime afstand gelegen aanwezige Natura 2000-gebied.

(21)

19

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Met het oog op de beoogde ontwikkeling is een ecologische quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het plangebied komen waarschijnlijk de volgende beschermde soorten voor, zo blijkt uit de quickscan:

Tabel 4.1 Beschermde soorten

vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 zwanenbloem, huisspitsmuis, mol, egel en veldmuis

bruine kikker, gewone pad, bastaard groene kikker en de grote groene kikker

ontheffingsregeling Ffw tabel 2 geen tabel 3 bijlage 1 AMvB geen bijlage IV HR geen vogels cat. 1 t/m 4 geen

cat. 5 geen

(22)

20

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Conclusie

 Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

 Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.6 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

 gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;

 aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;

 defensiebrandstoffen;

 warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Het aspect kabels en leidingen staat de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.7 Mobiliteit

Verkeersstructuur

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Westerweg. Deze weg geeft verbinding met de

Dijkstelweg in zuidelijke richting en de Vrijheidsweg in noordelijke richting. De Dijkstelweg geeft via de Dirkdoensweg, Molenweg en Hofdijksweg verbinding met de Oosterweg. De Vrijheidsweg en

Oosterweg zijn belangrijke ontsluitingswegen die zorgen voor de ontsluiting naar de provinciale weg N57.

De Westerweg is gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een

maximumsnelheid van 60 km/h. Conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig wordt het verkeer gemengd afgewikkeld. In de nabijheid van het plangebied is geen openbaar vervoer aanwezig.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De bouw van een nieuwe woning zal niet leiden tot een noemenswaardige hoeveelheid extra verkeer.

Er zullen dan ook geen veranderingen optreden in de verkeersafwikkeling.

(23)

21

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Parkeren

Het parkeren vind plaats op eigen terrein. Hier is voldoende ruimte om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.

Conclusie

De bereikbaarheid voor het gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer is goed. Ten aanzien van de verkeersafwikkeling en parkeren zullen geen knelpunten optreden. Het aspect verkeer staat de realisatie van een nieuwe woning dan ook niet in de weg.

4.8 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidsbelasting vanwege de weg op de gevels van nieuwe woningen getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van een binnen- of buitenstedelijke ligging.

De geluidhinder wordt aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night) berekend.

Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg, geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van

geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde buitenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 53 dB.

Krachtens artikel 110g van de Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden.

Van deze aftrek, conform artikel 3.4 uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012, is gebruikgemaakt.

De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB voor woningen.

Onderzoek

Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de Westerweg en de Dijkstelweg. Deze wegen hebben een geluidszone van 250 m uitgaande van 1-2 rijstroken en een buitenstedelijke ligging.

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012. De berekeningsresultaten zijn opgenomen in bijlage 3.

Verkeersgegevens

De verkeersintensiteit op de Westerweg is aangeleverd door het Waterschap Hollandse Delta, dit betreft een telling in 2008. Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar 2024 is uitgegaan van een autonome groei van 1% per jaar.

Van de Dijkstelweg zijn geen gegevens bekend. Gezien de categorisering van de weg is deze intensiteit vergelijkbaar met de intensiteit op de Westerweg.

(24)

22

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Tabel 4.2 Verkeersintensiteiten in mvt/weekdagetmaal (afgerond op 50-tallen) 2024

Westerweg 350

Dijkstelweg 350

Voor de voertuigverdeling van het verkeer is uitgegaan van de verdeling zoals die blijkt uit de telling op de Westerweg. De wegdekverharding op de Westerweg bestaat uit steenmastiekasfalt en op de Dijkstelweg ligt DAB. De maximumsnelheid op beide wegen bedraagt 60 km/h.

Resultaten

Ten gevolge van het verkeer op beide wegen is de ligging van de 48 dB contour (voorkeursgrenswaarde) bepaald. Uit de berekeningen blijkt dat deze contour op een afstand van 8 m uit de as van zowel de Westerweg als de Dijkstelweg is gelegen. De nieuwe woning is echter op grotere afstand gelegen zodat gesteld kan worden dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.

Conclusie

Ten gevolge van het verkeer op de Westerweg en de Dijkstelweg is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Het aspect wegverkeerslawaai staat de realisatie van de woning dan ook niet in de weg.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de tabel 4.3 weergegeven.

Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van Grenswaarde geldig

stikstofdioxide (NO2)

jaargemiddelde concentratie

60 µg/m³ 2010 tot en met 2014

jaargemiddelde concentratie

40 µg/m³ vanaf 2015

fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie

40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011

24-uurgemiddelde concentratie

max. 35 keer p.j.

meer dan 50 ìg / m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

(25)

23

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

 een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=

1,2 µg/m³);

 een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek en conclusie

De ontwikkeling in het plangebied is met de sloop van de aanwezige schuren en de realisatie van een bedrijfswoning dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie niet voor een verkeersaantrekkende werking zorgt. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2012 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N57 (als maatgevende doorgaande weg langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.10 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

 ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;

 rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusie

Het aan de Westerweg 4a aanwezige bedrijf is verkleind en de werkzaamheden zijn veranderd. In de huidige situatie betreft het een plantsoenendienst/hoveniersbedrijf met SBI-code (2008) 016.3 uit milieucategorie 3.1. Het vigerende bestemmingsplan liet ook activiteiten uit categorie 3.2 toe.

De milieusituatie ten opzichte van de omliggende woningen verbetert dus.

Ter plaatse van het plangebied wordt tevens een bedrijfswoning gerealiseerd. Een bedrijfswoning is niet milieugevoelig voor de eigen inrichting. In de directe omgeving van de beoogde bedrijfswoning zijn verder uitsluitend woningen gelegen. Woningen zijn niet milieuhinderlijk. Ter plaatse van de beoogde bedrijfswoning en de omliggende woningen is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Realisatie van de bedrijfswoning leidt niet tot nadelige gevolgen voor omliggende bedrijven.

(26)

24

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

4.11 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europees:

 Kaderrichtlijn Water (KRW) Nationaal:

 Nationaal Waterplan (NW)

 Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)

 Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

 Waterwet Provinciaal:

 Provinciaal Waterplan

 Provinciale Structuurvisie

 Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.

Huidige situatie Algemeen

Het plangebied is gelegen aan de Westerweg 4a en bestaat uit bedrijfsbebouwing. De bodem in het plangebied bestaat uit zandgrond. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. De maaiveldhoogte in het plangebied is circa NAP -1,7 m. Het plangebied ligt in bemalingsgebied Kilhaven Oost met een streefpeil van 0,5 m.

(27)

25

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Waterkwantiteit

Parallel aan de Westerweg is een wegsloot gelegen. Rondom deze weg is sprake van een beschermingszone van 4 m. Binnen deze zone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden.

Waterkwaliteit

De aanwezige watergang behoort niet tot de Kader Richtlijn Water (KRW)-lichamen.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen in de kern-/beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Toekomstige situatie Algemeen

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop van de aanwezige schuren en de bouw van één bedrijfswoning.

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt 1.030 m2 aan bebouwing gesloopt en wordt één woning terug gebouwd. Het aandeel verharding zal dan ook afnemen waardoor watercompensatie niet is vereist.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

 hemelwater vasthouden voor benutting,

 (in-) filtratie van afstromend hemelwater,

 afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,

 afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde

(28)

26

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

De initiatiefnemer heeft het waterschap geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Toetsing aan de kaartlagen en beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de verkorte watertoetsprocedure is toegepast. Het plan heeft een geringe invloed op de belangen van het waterschap. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap geeft een positief wateradvies.

4.12 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

 de kenmerken van de projecten;

 de plaats van de projecten;

 de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop van de aanwezige schuren en de bouw van een bedrijfswoning. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.

Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

(29)

27

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Bestemmingsplansystematiek

Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Planregels

Inleidende regels Begrippen (artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

Bestemmingsregels

Bedrijf - Gemengd gebied (artikel 3)

Voor deze bestemming is aansluiting gezocht bij de vigerende regeling. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' is een hoveniersbedrijf/ plantsoenendienst met SBI-code (2008) 016.3 uit ten hoogste milieucategorie 3.1 toegestaan.

Er is één bedrijfswoning toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning.

Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd. Er geldt een maximum bebouwingsoppervlak voor alle gebouwen en overkappingen samen.

Tevens is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het (na bedrijfsbeëindiging) mogelijk maakt de bestemming van het perceel te wijzigen in Wonen en Tuin, mits wordt voldaan aan een aantal regels.

Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel (artikel 4)

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

(30)

28

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Algemene bouwregels (artikel 5)

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee bestaande afwijkingen van maten uit het bestemmingsplan mogen worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd. Aanpassingen die leiden tot grotere afwijkingen dan in de huidige situatie aan de orde zijn, worden niet toegestaan. Het artikel legt daarnaast vast dat bij herbouw van woningen alleen op de bestaande fundamenten gebouwd mag worden. Dit om te voorkomen dat na 'verschuiving' van de woning situaties ontstaan die strijdig zijn met (milieu)wetgeving. Tot slot worden binnen bepaalde maten kleine overschrijdingen van bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen als trappen, hellingbanen en balkons toegestaan.

Algemene afwijkingsregels (artikel 6)

In dit artikel zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze regeling is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.

Overige regels (artikel 7) Werking wettelijke regelingen

Er is een regeling opgenomen waarmee wordt vastgelegd dat daar waar het plan verwijst naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, de betreffende verwijzing betrekking heeft op het bedoelde document zoals dat van kracht is op het moment van vaststelling van dit plan.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen voorschriften bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaald.

De bepaling in artikel 9 is een uitwerking van de laatste zinsnede en moet voorkomen dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening. Uitsluitend die onderwerpen zijn genoemd, waarvan de aanvullende werking wenselijk is. De overige bepalingen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening worden daarmee buiten toepassing verklaard.

Overgangs- en slotregels Overgangsrecht (artikel 8) Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in dit lid. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk wanneer het bevoegd gezag afwijkt in het kader van een omgevingsvergunning.

Overgangsrecht gebruik

Dit lid betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Slotregel (artikel 9)

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

(31)

29

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

De kosten voor de uitvoering van het bouwplan liggen volledig bij de ontwikkelende partij. Tevens wordt er een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer gesloten. Hierdoor is een exploitatieplan niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.

(32)

30

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

(33)

31

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Overleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het ontwerp van het bestemmingsplan aan de betrokken instanties voorgelegd.

De ontvangen reacties zijn hieronder samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien.

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) Samenvatting

De VRR merkt op dat met betrekking tot dit plan geen relevante externe veiligheidsaspecten zijn geconstateerd. De VRR ziet af van het indienen van een zienswijze.

Reactie

Hiervan nemen wij kennis. De reactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Waterschap Hollandse Delta Samenvatting

Het plan voldoet aan de waterstaatkundige uitgangspunten van het waterschap

Reactie

Hiervan nemen wij kennis. De reactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen

Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Hierbij is eenieder in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een reactie. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

(34)

32

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

(35)

bijlagen bij de Toelichting

(36)

34

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

(37)

35

Rho adviseurs voor leefruimte 400065.18491.00

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

(38)

VERKENNEND BODEMONDERZOEK WESTERWEG 4A

TE OUDDORP

GEMEENTE GOEREE-OVERFLAKKEE

(39)

Verkennend bodemonderzoek Westerweg 4a te Ouddorp

in de gemeente Goeree-Overflakkee

Kwaliteitszorg

Econsultancy is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodembeheer (VKB). De VKB is een vereniging van bodemadvies- en -onderzoeksbureaus en heeft als doel kwaliteitsborging en continue verbetering van de dienstverlening van haar leden op het gebied van bodembeheer. Het VKB keurmerk geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt con- form de eisen die de VKB aan haar leden stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toe- passen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen.

Econsultancy werkt volgens een dynamisch kwaliteitssysteem, zoals beschreven in het kwaliteitshandboek. Ons kwaliteits- systeem is gecertificeerd volgens de kwaliteitsborgingsnormen van de NEN-EN-ISO 9001:2008.

Betrouwbaarheid

Dit bodemonderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid echter uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een bodemonderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Daarnaast betreft het bodemonderzoek een momentopname. Econsultancy accepteert derhalve op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde bodemonderzoek neemt.

In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econ- sultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.

Opdrachtgever RHO adviseurs voor leefruimte Postbus 150

3000 AD Rotterdam

Project GOE.RHO.NEN Rapportnummer 14013010

Versienummer D2

Status Eindrapportage Datum 20 maart 2014

Vestiging Boxmeer

Opsteller Ir. E.H.S. van der Lippe Paraaf

Kwaliteitscontrole Dr. ir. B.A. van de Pas Paraaf

(40)

14013010 GOE.RHO.NEN

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING ... 1 2 VOORONDERZOEK ... 1 2.1 Geraadpleegde bronnen ... 1 2.2 Afbakening onderzoekslocatie vooronderzoek ... 2 2.3 Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie ... 2 2.4 Calamiteiten ... 2 2.5 Uitgevoerd(e) bodemonderzoek(en) op de onderzoekslocatie ... 3 2.6 Belendende percelen/terreindelen... 3 2.7 Terreininspectie ... 3 2.8 Toekomstige situatie ... 3 2.9 Informatie lokale of regionale achtergrondgehalten ... 3 2.10 Bodemopbouw ... 3 2.11 Geohydrologie ... 3 3 CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET) ... 4 4 VELDWERK ... 4 4.1 Grond ... 5 4.2 Grondwater ... 5 5 LABORATORIUMONDERZOEK ... 6 5.1 Uitvoering analyses ... 6 5.2 Toetsingskader ... 7 5.3 Resultaten grond- en grondwatermonsters ... 8 6 SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES ... 9

BIJLAGEN:

1. - Topografische ligging van de locatie 2a. - Locatieschets

2b. - Foto's onderzoekslocatie 3. - Boorprofielen

4a. - Analysecertificaten

4b. - Getoetste analyseresultaten

5. - Toetsingskader Circulaire bodemsanering 6. - Geraadpleegde bronnen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sinds 1 oktober 2012 is het op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro, verplicht om in het geval dat een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt,

Deze dubbelbestemming wordt gebruikt voor de aanleg en instandhouding van een waterkering, de waterbeheersing en waterlopen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden

LesSoort activiteitenRuimteTijdVoorbereidingExtra Les 1: In de havenDe leerlingen bekijken een filmpje en maken kennis met het vissersleven in een haven op Goeree-Overflakkee

[r]

Gezien de afmetingen van het plan, een bouwvlakvergroting voor de uitbreiding van de melkveehouderij, is rijks- en provinciaal beleid niet van toepassing.. Er wordt alleen ingegaan

c. realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem. In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische,

Een groep inwoners, ondernemers en medewerkers van onze organisatie hebben, tijdens een interactieve sessie op 5 oktober 2016, de belangrijkste bouwstenen geleverd voor deze visie

Voor het bepalen van de mogelijke effecten van de geplande werkzaamheden is het noodzakelijk te weten welke beschermde soorten aanwezig zijn en kunnen zijn, in en in de omgeving