• No results found

Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. omgevingsvergunning realisatie uitbreidingen op het bedrijfsperceel Brusselseweg 700 te Maastricht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. omgevingsvergunning realisatie uitbreidingen op het bedrijfsperceel Brusselseweg 700 te Maastricht"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruimtelijke onderbouwing t.b.v.

omgevingsvergunning realisatie uitbreidingen op het bedrijfsperceel Brusselseweg 700 te Maastricht

Gemeente Maastricht

COLOFON

Opdrachtgever: Steenfabriek Klinkers B.V.

IDN-nummer: NL.IMRO.0935.ovVlamovenKlinkers-

Versie: ow01

Status ontwerp

Datum: 8 maart 2021

Auteur: K. Moonen

2e lezer: C. Vandewall Kwaliteitscontrole: A. Stols Projectnummer: VPA 2017.51 Gemeente Maastricht

Veiligheid en Leefbaarheid Ontvangen op : 08-03-2021

18-1983WB

Gemeente Maastricht Veiligheid en Leefbaarheid Ontvangen op : 08-03-2021

18-1983WB

(2)

Inhoud

1 Inleiding 3

2 Ruimtelijke onderbouwing 5

2.1 Ligging en beschrijving projectlocatie en omgeving ... 5

2.2 Het bouwplan ... 7

2.3 Vigerend bestemmingsplan ... 17

2.4 Beleidskader ... 19

2.5 Milieuaspecten ... 29

2.6 Water ... 41

2.7 Archeologie ... 43

2.8 Natuur ... 44

2.9 Verkeer en parkeren ... 44

2.10 Overige milieuaspecten ... 45

2.11 Ruimtelijke effecten van het plan op de omgeving ... 45

2.12 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ... 46

2.13 Economische uitvoerbaarheid ... 47

3 Motivering 48 Bijlage 1 Verbeelding bij ruimtelijke onderbouwing... 49

Bijlage 2 Vooroverlegreacties ... 50

Separate bijlagen:

1) Verkennend bodemonderzoek Steenfabriek Klinkers te Maastricht, bureau Tauw B.V., rapportnummer 1269468, d.d. 29.04.2019;

2) Rapportage verkennend bodemonderzoek, inclusief asbest en PFAS, Steenfabriek Klinkers, bureau Tauw B.V., rapportnummer 1272302, d.d. 02.01.2020;

3) Akoestisch onderzoek Steenfabriek Klinkers BV’, TCKI, referentienummer 19-478vj.CvM, d.d.

03.06.2019;

4) Meetrapport ‘Onderzoek naar de rookgassamenstelling van de vlamoven, ten behoeve van de milieuvergunning’, bureau TCKI, rapportnummer 17/039jvw.RM, d.d. 23.01.2017;

5) Meetrapport ‘Onderzoek naar de afgassamenstelling van droogkamer 12, ten behoeve van de milieuvergunning’, bureau TCKI, rapportnummer 20-338sh.HS, d.d. 07.05.2020;

6) Meetrapport ‘Onderzoek naar de afgassamenstelling van de natwasser, ten behoeve van de milieuvergunning’, bureau TCKI, rapportnummer 20-337sh.HS, d.d. 07.05.2020;

7) Luchtkwaliteit rond Steenfabriek Klinkers B.V. te Maastricht, Ebrinck Stacks Consult, rapportnummer 2019R010, d.d. 05.06.2020;

8) Besluit gemeente Maastricht inzake m.e.r.-beoordeling, kenmerk 2018-200040.

(3)

1 Inleiding

Aanleiding

Steenfabriek Klinkers B.V. is voornemens enkele nieuwe voorzieningen te ontwikkelen op het bedrijfsperceel aan de Brusselseweg 700 in Maastricht. De aard van de beoogde bedrijfsactiviteiten zal niet veranderen ten opzichte van die van de huidige bedrijfsactiviteiten. Wel is een uitbreiding van de huidige activiteiten voorzien. De huidige productiecapaciteit van Steenfabriek Klinkers B.V.

bedraagt circa 22 miljoen stenen (omgerekend naar equivalent waalformaat (210 x 50 mm) en met de uitbreiding van de traditionele vlamoven circa 33 miljoen stenen per jaar bedragen (omgerekend naar equivalent waalformaat), hetgeen overeenkomt met circa 55.000 ton gebakken product per jaar.

Om deze uitbreiding van de productiecapaciteit te realiseren is een uitbreiding van verschillende onderdelen van de inrichting noodzakelijk. De onderstaande opsomming geeft een overzicht van de beoogde uitbreidingen:

- nieuwbouw sorteerhal aan bestaande vlamovenhal;

- nieuwbouw schoorsteen;

- uitbreiding overkapping ten behoeve van buitenopslag;

- nieuwbouw overkapping fabrieksgebouw;

- verbouwing kantine, vergader- en wasruimte in bestaande sorteerhal;

- nieuwbouw opslagloods;

- plaatsen van mobiele opslagunits;

- uitbreiding tasveld;

- realisatie aardewal met geluidscherm.

De verbouwing van de kantine en de vergader- en wasruimte in de bestaande sorteerhal alsmede de uitbreiding van het tasveld zijn toegestaan op basis van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan

‘Bosscherveld-Noord’ (vastgesteld d.d. 18.06.2013). De overige ontwikkelingen zijn niet rechtstreeks toegestaan op basis van het bestemmingsplan.

Ruimtelijke procedure

Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht wil het plan echter wel mogelijk maken en heeft ervoor gekozen de strijdigheden met het bestemmingsplan weg te nemen middels het volgen van een omgevingsvergunningsprocedure ex artikel 2.1, eerste lid, onder c./2.12, eerste lid, onder a., sub 30 Wabo (een ‘projectafwijkingsbesluit’). Als onderdeel van de genoemde procedure ten behoeve van de omgevingsvergunning dient een ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ te worden opgesteld, waarin het plan en de beleidsmatige en ruimtelijk-stedenbouwkundige afweging ten behoeve van de realisatie van het plan dienen te zijn verwoord. Het voorliggende document voorziet in deze vereiste. De ten behoeve van deze omgevingsvergunning te volgen procedure is geregeld in paragraaf 3.3 Wabo.

Documenten bij deze ruimtelijke onderbouwing

Bij de voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een verbeelding (een eenvoudige verbeelding met IDN-code NL.IMRO.0935.ovVlamovenKlinkers-ow01) toegevoegd met de begrenzing van de projectlocatie en een koppeling naar de voorliggende ruimtelijke onderbouwing met (separate) bijlagen. De analoge versie van deze verbeelding is opgenomen als bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing.

Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk 1 volgt hoofdstuk 2 die de feitelijke ruimtelijke onderbouwing vormt. In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2.1 de projectlocatie beschreven en wordt in paragraaf 2.2 het bouwplan voor deze locatie besproken. In paragraaf 2.3 wordt de planologisch-juridische regeling zoals opgenomen in het

(4)

vigerende bestemmingsplan toegelicht. Paragraaf 2.4 behandelt de relevante ruimtelijke beleidskaders van de verschillende overheidslagen. Vervolgens wordt in paragraaf 2.5 aandacht besteed aan de milieuhygiënische aspecten dit in het kader van deze planvorming van belang zijn.

De aspecten water, archeologie, flora en fauna en overige milieuaspecten komen in respectievelijk paragraaf 2.6, 2.7, 2.8 en 2.9 aan bod. Paragraaf 2.10 geeft de ruimtelijke effecten van de ontwikkeling op de omgeving aan en in paragraaf 2.11 wordt de voor deze omgevingsvergunning noodzakelijke procedure aangegeven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de economische uitvoerbaarheid in paragraaf 2.12. Hoofdstuk 3, getiteld “Motivering” vat het verhaal samen en vormt de eindconclusie van deze ruimtelijke onderbouwing.

(5)

2 Ruimtelijke onderbouwing

2.1 Ligging en beschrijving projectlocatie en omgeving

Algemeen

De projectlocatie bestaat uit zeven deelgebieden, die gelegen zijn op het bedrijfsterrein van Steenfabriek Klinkers B.V. aan de Brusselseweg 700, in het noordwesten van Maastricht. Het bedrijfsterrein ligt ingeklemd tussen de Brusselseweg en de Zuid-Willemsvaart. Op een afstand van circa 250 meter ten noorden van dit bedrijfsterrein is de landsgrens met België gelegen. Aan de zuidzijde van het bedrijfsterrein, op een afstand van 250 meter, ligt de goederenspoorlijn Maastricht- Hasselt. De projectlocatie omvat uitsluitend de gronden waarop een bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel een gebouw wordt gebouwd, dat in strijd is met het geldende bestemmingsplan.

De projectlocatie omvat de volgende zeven deelgebieden:

- deelgebied 1: realisatie vlamovengebouw, oppervlakte 1.754 m²;

- deelgebied 2: realisatie opslagloods, oppervlakte 225 m²;

- deelgebied 3: realisatie overkapping, oppervlakte 391 m²;

- deelgebied 4: uitbreiding bestaande overkapping, oppervlakte 452 m²;

- deelgebied 5: realisatie schoorsteen, oppervlakte 30,25 m²;

- deelgebied 6: realisatie nieuwe containeropslag, oppervlakte 136 m²;

- deelgebied 7: realisatie aardewal met geluidscherm, oppervlakte 1.027 m².

Op het onderstaande overzichtskaartje zijn de deelgebieden middels een rode kleur weergegeven:

Bedrijventerrein Bosscherveld-Noord

De projectlocatie bevindt zich in het noordelijke deel van het bedrijventerrein Bosscherveld-Noord.

Het bedrijventerrein bestaat hoofdzakelijk uit solitair gelegen bedrijven met enkele bedrijfswoningen, enkele solitaire niet-bedrijfsfuncties, verkeersstructuren en aaneengesloten en losse groene gebieden met een waterelement. De steenfabriek Klinkers is een solitair gelegen bedrijf inclusief een bedrijfswoning en met een bedrijfsbestemming van 8,3 hectare.

1

2 3

4

5 6

7

(6)

Op de onderstaande luchtfoto is de projectlocatie, bestaande uit zeven deelgebieden, eveneens middels een rode omlijning weergegeven. De gronden waarop het nieuwe vlamovengebouw wordt gerealiseerd is thans in gebruik voor de opslag van stenen.

De projectlocatie is gelegen aan de Brusselseweg. De Brusselseweg vormt een belangrijke ontsluitingsweg aan de noordzijde van Maastricht. Aan de Brusselseweg zijn overwegend bedrijven en een aantal (bedrijfs-)woningen gelegen. Direct ten noorden van het bedrijfsterrein van de steenfabriek bevindt zich een tankstation (Brusselseweg 780).

De onderstaande afbeeldingen (Bron: Google Streetview) tonen de Brusselseweg in noordelijke en zuidelijke richting, ter hoogte van de projectlocatie:

De Brusselseweg in noordelijke richting

(7)

De Brusselseweg in zuidelijke richting

2.2 Het bouwplan

Door Bureau TCKI is in opdracht van Steenfabriek Klinkers B.V. een plan uitgewerkt voor de realisatie van de beoogde uitbreidingen op het bedrijfsperceel van Steenfabriek Klinkers B.V. In deze paragraaf worden de uitbreidingen kort toegelicht.

Deelgebied 1: realisatie vlamovengebouw

Het nieuwe vlamovengebouw heeft een oppervlakte van 2.120 m², waarvan 1.754 m² buiten het aangegeven bouwvlak ligt. Op de onderstaande situatietekening is deelgebied 1 middels een rode kleur aangeduid. Het bestaande gedeelte van het gebouw bestaat uit één bouwlaag en heeft een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 11 meter. Het westelijke deel van het gebouw wordt voorzien van een zadeldak en heeft een goothoogte en bouwhoogte van respectievelijk 5,40 meter en 11,80 meter. Conform het vigerende bestemmingsplan mag de bouwhoogte niet meer dan 11,00 meter bedragen. Ter plaatse van deelgebied 1 wordt een bestaande schoorsteen gesloopt.

Situering deelgebied 1

(8)

Op onderstaande afbeeldingen (bron: Bureau TCKI) zijn de toekomstige aanzichten te zien van de vlamoven weergegeven:

Aanzicht noordgevel

Aanzicht zuidgevel

Aanzicht westgevel

Aanzicht oostgevel

(9)

Deelgebied 2: realisatie opslagloods

Ten noordwesten van de bestaande bedrijfsbebouwing wordt een nieuwe opslagloods met een oppervlakte van 225 m² (15x15 meter) gebouwd. Op de onderstaande situatietekening is deelgebied 2 middels een rode kleur aangeduid. Het betreft een gebouw met een zadeldak. De goot- en bouwhoogte van het gebouw bedragen 3,80 respectievelijk 6,70 meter. De realisatie van deze opslagloods is strijdig met het bestemmingsplan, omdat het een gebouw betreft dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd. Conform het bestemmingsplan dienen gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.

Situering deelgebied 2

De onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de nieuwe opslagloods:

Oostgevel nieuwe opslagloods

(10)

Westgevel nieuwe opslagloods

Noordgevel nieuwe opslagloods

(11)

Deelgebied 3: realisatie overkapping

Aangrenzend aan de noordzijde van de bestaande bedrijfsbebouwing wordt een open overkapping gerealiseerd. Op de onderstaande situatietekening is de situering van deelgebied 3 middels een rode kleur aangeduid. Het betreft het gedeelte van de overkapping dat buiten het bouwvlak is gesitueerd:

Situering deelgebied 3

De overkapping heeft een oppervlakte van 391 m² en een bouwhoogte van 4,65 meter. Een groot deel van de overkapping is in strijd met het bestemmingsplan, omdat dit gedeelte buiten het bouwvlak wordt gerealiseerd. Omdat de overkapping met een wand wordt omsloten, wordt deze als een gebouw aangemerkt. Gebouwen mogen, conform het bestemmingsplan, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Op de onderstaande afbeelding is een gedeelte van de noordgevel van het bestaande bedrijfsgebouw weergegeven. De contour van de overkapping is middels een rode lijn weergegeven:

Contour overkapping

(12)

Deelgebied 4: uitbreiding overkapping ten behoeve van buitenopslag

Ter plaatse van deelgebied 4 wordt een bestaande overkapping (125 m²) uitgebreid. Op de onderstaande situatietekening is de situering van deelgebied 4 middels een rode kleur aangeduid:

Situering deelgebied 4

De bestaande overkapping wordt uitgebreid met 202 m², aangrenzend aan de noordzijde van de bestaande overkapping en een nieuwe overkapping van 125 m² aangrenzend aan de zuidzijde van de bestaande overkapping. Aan de oostzijde van deze overkapping wordt een muur van multibloc betonblokken met een bouwhoogte van 4,80 meter gerealiseerd. Deze ontwikkeling past binnen de bestemming ‘Bedrijf’ maar is toch strijdig met het bestemmingsplan, omdat deze overkapping als een gebouw wordt aangemerkt.

(13)

Op de onderstaande afbeelding is een situatietekening van de overkapping, alsmede een afbeelding van de dakopbouw en de muur aan de oostzijde van de overkapping weergegeven:

Uitbreiding overkapping

Deelgebied 5: realisatie van een schoorsteen

Ter plaatse van deelgebied 5 wordt een nieuwe schoorsteen gebouwd. Deze wordt middels een rookkanaal gekoppeld aan het gebouw, ten behoeve van de afvoer van rook afkomstig van de fabriek. Op de onderstaande situatietekening is de situering van deelgebied 5 middels een rode omlijning aangeduid:

Situering deelgebied 5

(14)

Op de onderstaande afbeelding is de beoogde schoorsteen weergegeven:

De schoorsteen is strijdig met het bestemmingsplan, omdat deze een bouwhoogte heeft van 25 meter. In het bestemmingsplan is bepaald dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4,00 meter hoog mogen zijn. Bovendien wordt de schoorsteen voorzien van een ondergrondse fundering van 5,5 x 5,5 meter. Conform het bestemmingsplan is ondergronds bouwen uitsluitend toegestaan op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of mogen worden gebouwd.

Deelgebied 6: uitbreiding containeropslag

Ter plaatse van deelgebied 6 wordt een bestaande containeropslag uitgebreid met vier nieuwe containerunits: twee containers met een oppervlakte van 30 m² en een bouwhoogte van 2,60 meter en twee containers met een oppervlakte van 17,5 m² en een bouwhoogte van 3,00 meter. De containers worden gebruikt voor de opslag van materialen en grondstoffen.

(15)

Op de onderstaande situatietekening is de situering van deelgebied 6 middels een rode omlijning aangeduid:

Situering deelgebied 6

De nieuwe containerunits zijn strijdig met het bestemmingsplan, omdat deze als een gebouw worden aangemerkt. Conform de regels van het bestemmingsplan mogen gebouwen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. De nieuwe containerunits zijn buiten het bouwvlak geprojecteerd.

Deelgebied 7: realisatie aardewal met geluidscherm

Ter plaatse van deelgebied 7 wordt een aardewal met een geluidscherm gerealiseerd. Deze aardewal met geluidscherm wordt gerealiseerd ten behoeve van de geluidwering richting de woning aan de Brusselseweg 696, die ten zuidwesten van de steenfabriek is gesitueerd. Een bijkomstig voordeel van deze aardenwal is dat deze bijdraagt aan het verminderen van stofoverlast. Dit deelgebied heeft een oppervlakte van 1.027 m².

Op de onderstaande situatietekening is de situering van deelgebied 7 middels een rode omlijning aangeduid:

Situering deelgebied 7

(16)

Op de onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en de doorsnede van de aardewal met geluidscherm weergegeven:

Situering en doorsnede aardewal met geluidscherm ter plaatse van deelgebied 7

(17)

De realisering van deze aardewal met geluidscherm is strijdig met het bestemmingsplan, omdat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, conform het bestemmingsplan maximaal 4,00 meter hoog mogen zijn. De aardewal met het geluidscherm heeft een totale hoogte van 4,20 meter.

2.3 Vigerend bestemmingsplan

De projectlocatie is gelegen in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan ‘Bosscherveld-Noord’

(vastgesteld door de raad van de gemeente Maastricht d.d. 18.06.2013) en is daarbinnen bestemd tot ‘Bedrijf’ met de functieaanduidingen ‘specifieke vorm van bedrijf – steenfabriek’ en ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - B’. Daarnaast ligt op de locatie de dubbelbestemming ‘Waarde - Maastrichts Erfgoed’ (met de aanduiding ‘archeologische waarde c’) en zijn de gebiedsaanduidingen

‘milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein’ en ‘veiligheidszone - externe veiligheid’ van toepassing.

Deze komen in het navolgende aan de orde.

Op onderstaande uitsnede uit dit bestemmingsplan is de projectlocatie middels een rode omlijning aangeduid:

Enkelbestemming ‘Bedrijf’

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijven of inrichtingen als bedoeld in artikel 4 lid 1.2 en artikel 4 lid 1.3;

b. een steenfabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- steenfabriek (sb-st)' voor zover passend binnen de milieucategorie 4.1 en binnen de geluidruimte van de geluidzone zoals aangegeven op de verbeelding en zoals bedoeld in artikel 24 lid 1;

c. kleiopslag ten behoeve van het onder a. genoemde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-kleiopslag (sb-ko)'; (*)

d. een aardappelhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- aardappelhandel (sa-ah)'; (*)

(18)

e. een kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-kwekerij (sa-kw)'; (*)

f. een agrarisch tuincentrum, conform de begripsbepaling in artikel 1, lid 7, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-agrarisch tuincentrum (sa-at)'; (*)

g. een motorbrandstofverkooppunt met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg (vml)'; (*)

h. productiegebonden opslag ten behoeve van de onder a. en c. tot en met f. genoemde bedrijfsactiviteiten;

i. productiegebonden detailhandel ten behoeve van de onder a. en c. tot en met f. genoemde bedrijfsactiviteiten;

j. ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de onder f. genoemde bedrijfsactiviteit;

k. bedrijfsgebonden kantoren;

l. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)'; (*)

m. een handboogschietvereniging, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport-handboogschietvereniging (ss-hv)'; (*)

n. een gasontvangststation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- gasontvangststation (sb-go)’; (*)

o. wegen en paden;

p. tuinen, erven en verhardingen;

q. groenvoorzieningen.

r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

s. additionele voorzieningen.

(*) = deze onderdelen zijn niet van toepassing op de onderhavige projectlocatie.

Binnen deze bedrijfsbestemming is het bouwen van gebouwen toegestaan in de bouwvlakken, waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding

‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven. Het voorliggende plan is in strijd met deze bouwregels.

Dubbelbestemming Waarde – Maastrichts Erfgoed’

De projectlocatie is voorzien van de dubbelbestemming ‘Waarde – Maastrichts Erfgoed’. Het beschermingsregime van het Maastrichts Planologisch Erfgoed dient ter borging van archeologische en cultuurhistorische elementen en structuren in het bestemmingsplan en is toegelicht in subparagraaf 2.4.3 van deze ruimtelijke onderbouwing. De projectlocatie valt binnen ‘archeologische zone c’, hetgeen wil zeggen dat bij alle bodemverstoringen groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Hoe hiermee is omgegaan is aangegeven in paragraaf 2.7 van deze ruimtelijke onderbouwing.

Functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – B’

Binnen deze functieaanduiding zijn uitsluitend bedrijven of inrichtingen toegestaan, die toelaatbaar zijn in geluidklasse B. Binnen deze geluidklasse geldt een maximale geluidbelasting van 50-55 dB(A)/m². Voor de toets aan deze bepaling wordt verwezen naar subparagraaf 2.5.2 (‘Geluid’) van deze ruimtelijke onderbouwing.

Gebiedsaanduiding ‘milieuzone – gezoneerd bedrijventerrein’

De gebiedsaanduiding ‘milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein’ geeft de begrenzing aan van een gezoneerd bedrijventerrein. Geluidzoneringplichtige inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd bedrijventerrein’.

Gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – externe veiligheid’

Voor de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – externe veiligheid’ geldt:

a. Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden gesitueerd;

(19)

b. Burgemeester en Wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de onder a. bedoelde veiligheidszone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-externe veiligheid’ op de verbeelding.

Voor de toets aan deze bepaling wordt verwezen naar subparagraaf 2.5.4 (‘Externe veiligheid’) van deze ruimtelijke onderbouwing.

Strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan

Het nieuwe vlamovengebouw, de nieuwe containeropslag, de uitbreiding van de overkapping ten behoeve van de buitenopslag en de nieuwe overkapping aan de noordzijde van het fabrieksgebouw worden als een gebouw beschouwd en worden buiten het aangegeven bouwvlak gesitueerd.

Conform het bestemmingsplan dienen gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.

Bestaande bedrijfsgebouwen mogen niet worden uitgebreid. Bovendien bedraagt de nokhoogte van het nieuwe vlamovengebouw 11,80 meter, terwijl maximaal 11,00 meter is toegestaan. Ook de realisatie van de nieuwe opslagloods in deelgebied is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, omdat het een gebouw betreft dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd. Conform het bestemmingsplan is het bouwen van gebouwen alleen toegestaan binnen het bouwvlak. De realisatie van een schoorsteen met een bouwhoogte van 25 meter en een ondergrondse fundering is in strijd met het bestemmingsplan, omdat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4,00 meter hoog mogen zijn en ondergronds bouwen uitsluitend is toegestaan op plaatsen waar gebouwen of bijgebouwen zijn toegestaan. Tevens wordt ter plaatse van deelgebied 7 een aardewal met een geluidscherm gerealiseerd. Dit bouwwerk, geen gebouw zijnde, heeft een bouwhoogte van 4,20 meter. Conform het bestemmingsplan mogen dergelijke bouwwerken maximaal 4,00 meter hoog zijn. Om deze strijdigheden met het vigerende bestemmingsplan ‘Bosscherveld-Noord’ weg te nemen, dient een procedure te worden doorlopen om af te wijken van het bestemmingsplan.

2.4 Beleidskader

2.4.1 Rijksbeleid

Natuurwetgeving: gebieds- en soortenbescherming

Vanuit Europa is de bescherming van soorten en gebieden geregeld in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Europese Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/33/EEG) hebben de bescherming van soorten en hun natuurlijke habitats tot doel. Elke lidstaat is verplicht speciale beschermingszones aan te wijzen, die samen één Europees netwerk van natuurgebieden vormen: ‘Natura 2000’. Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht geworden. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Conform deze wet bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied en zorgen zij voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren.

Onderhavig plan

Op 9 mei 2019 is een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming verleend ten behoeve van het voorliggende initiatief.

Natura2000-gebieden

Het Natura2000-netwerk bevat de gebieden die zijn aangewezen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn en zijn daarmee geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. Voor die gebieden geldt dat aanwijzingsbesluiten zijn opgesteld waarin staat voor welke soorten en habitats het betreffende gebied is aangewezen en welke instandhoudingdoelstellingen er gelden voor deze soorten en habitats. Nederland heeft 162 Natura2000-gebieden (en 4 ‘mariene’ gebieden buiten de kust). Het dichtstbijzijnde Natura2000- gebied is ‘Grensmaas’. Dit natuurgebied ligt op circa 200 meter afstand ten oosten van de projectlocatie (zie onderstaand kaartje, bron: Alterra).

(20)

De ontwikkeling van de vlamoven, gelet op de afstand tot het Natura2000-gebied ‘Grensmaas’, zal geen negatief effect hebben op de kwalificerende soorten of habitats in het Natura2000-gebied Grensmaas. Dit Natura 2000-gebied is niet stikstofgevoelig, maar er liggen in de regio meerdere Natura 2000-gebieden die wel stikstofgevoelig zijn. De uitbreiding van de productiecapaciteit heeft een minimale invloed op de stikstofdepositie op verschillende Natura 2000-gebieden. De provincie Limburg heeft op 9 mei 2019 een vergunning Wet Natuurbescherming verleend voor de stikstofaspecten van dit project (zaaknummer 2018-202807).

Structuurvisie Infrastructuur en Milieu (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het huidige ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau. Centrale doel van de SVIR is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Dit gebeurt aan de hand van drie deeldoelen waaraan 13 nationale belangen zijn gekoppeld. Het Rijk is verantwoordelijk voor het veiligstellen van de deze 13 nationale belangen.

Doel Nationaal belang

Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland

1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van ruimte voor het hoofdnetwerk

2. voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;

3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;

4. efficiënt gebruik van de ondergrond.

Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat

5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;

6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande Mobiliteitssysteem;

N2000-gebied ‘Grensmaas’

(21)

7. het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen.

Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke en cultuurhistorische waarden behouden zijn

8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;

9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor

klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;

10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;

11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;

13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Deze zijn opgenomen in het Barro (zie hierna). Van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, (dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie), door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het kabinet heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, de grote rivieren, de Waddenzee en het Waddengebied, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Ten behoeve van onderhavig projectafwijkingsbesluit zijn geen Rijksbelangen gesitueerd/aanwezig die planologische restricties opleveren voor de planontwikkeling.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Bro stelt vanuit de Rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 in het Bro opgenomen. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen op basis van deze ladder te worden gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ruimtevraag, de beschikbare ruimte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De motivering van de duurzame verstedelijking voor het onderhavig plan is onderstaand weergegeven.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Vanaf oktober 2012 geldt bij ruimtebesluitvorming een voor de praktijk belangrijke motiveringsplicht. Het betreft de in artikel 3.1.6, tweede lid Bro opgenomen plicht om indien een bestemmingsplan voorziet in een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ de aanvaardbaarheid daarvan in de toelichting van dat plan wordt onderbouwd. Voor deze onderbouwing dient de zogeheten ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ te worden doorlopen. Conform artikel 1.1.1. lid 3 Bro geldt deze motiveringsplicht ook voor uitwerkingsplannen.

(22)

Onderhavig plan

Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is in principe het voorkomen van leegstand.

Het onderhavige plan voorziet in de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing bij een bestaande steenfabriek. De gronden waarop het bouwplan wordt gerealiseerd zijn in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan reeds bestemd tot ‘Bedrijf’. De beoogde ontwikkeling is, functioneel gezien, rechtstreeks mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. De strijdigheid met het bestemmingsplan is gelegen in de bouwregels. Bovendien zal als gevolg van de uitbreiding van dit zeer specifieke bedrijf (er zijn geen andere steenfabrieken in Maastricht gelegen) geen sprake zijn van leegstand elders.

De beoogde ontwikkeling kan derhalve niet worden beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er is immers sprake van de uitbreiding van een reeds bestaand bedrijf. De Ladder van duurzame verstedelijking is derhalve niet van toepassing op het onderhavige plan.

Erfgoedwet

Sinds 1 juni 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. Het betreft zowel het roerend als het onroerend erfgoed. Samen met de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 ingaat, maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Voor het onroerend cultureel erfgoed zijn deze wetten van grote betekenis. Het deel van de Monumentenwet 1988 dat direct raakt aan de fysieke leefomgeving, gaat namelijk op in de Omgevingswet. Het resterende deel van de Monumentenwet gaat op in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet voorziet ook in overgangsrecht, zodat de artikelen uit de Monumentenwet tussen 2016 en 2021 niet zomaar komen te vervallen. De Erfgoedwet en de Omgevingswet regelen de zorg voor ons bodemarchief en zijn de vertaling van het Verdrag van Malta, dat Nederland in 1992 ondertekende. De essentie van deze wetgeving is dat waardevolle archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem behouden blijven.

Het uitgangspunt is dat archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Als het niet mogelijk is de archeologische waarden te behouden en het bodemarchief verstoord raakt, moet de veroorzaker de kosten voor zijn rekening nemen die nodig zijn om de archeologische informatie die in de bodem ligt opgeslagen, veilig te stellen en de resultaten uit te werken. De wijze waarop met het aspect archeologie rekening is gehouden in relatie tot dit bouwplan is verwoord in paragraaf 2.7 van deze ruimtelijke onderbouwing.

2.4.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014

Op 12 december 2014 is het POL2014 vastgesteld. De centrale ambitie van de provincie Limburg komt voort uit de LimburgAgenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om ernaartoe te gaan en vooral ook om hier te blijven.

In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

Kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.

De belangrijkste uitdaging die in het POL2014 wordt gesteld is het maken van een omslag ‘van kwantiteit naar kwaliteit’ en zo meer schaarste te creëren. Per regio worden visies opgesteld waarin

(23)

gezamenlijke ambities, principes en werkwijze zijn uitgewerkt. Die visies richten zich op het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad, de mogelijke aanpak van overmatige leegstand en het schrappen van plannen die niet goed passen bij de beoogde kwaliteit. Er is onder voorwaarden ruimte voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad. Dit moet in de visies vorm en inhoud krijgen. De precieze aanpak kan per onderwerp en regio uiteenlopen. Op de onderstaande uitsnede uit de Zoneringskaart van het POL2014 is de begrenzing van de projectlocatie geprojecteerd binnen de rode belijning:

Fragment ‘Kaart Zoneringen’ (POL2014)

‘Overig bebouwd gebied’

De zone ‘Overig bebouwd gebied’ bestaat uit gemengde woon- en werkgebieden met voorzieningen.

Een aantrekkelijke woon- en leefomgeving is een belangrijk uitgangspunt binnen deze zone. Een voortreffelijk leef- en vestigingsklimaat kan niet zonder een woon- en leefomgeving van goede kwaliteit, waarin burgers graag wonen, toeristen graag op vakantie komen en ondernemers graag hun bedrijf vestigen en waar het gezond en veilig leven is. Die leefomgeving heeft een fysieke en een sociale kant. De sociale kant omvat aspecten zoals sociale cohesie, sociale veiligheid, verenigingsleven, toegang tot sport en cultuur. De beleidsaccenten in deze zone liggen op de transformatie van de regionale woningvoorraad, het verbeteren/optimaliseren van de bereikbaarheid, de balans in voorzieningen en detailhandel, ontwikkeling van stedelijk groen en water en kwaliteit van de leefomgeving.

Projectlocatie

Het onderhavige plan voorziet in de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing bij een reeds bestaand bedrijf. De realisatie van de nieuwe bebouwing is van belang voor de continuïteit van het bedrijf. De gronden ter plaatse van de zone ‘Overig bebouwd gebied’ zijn onder andere bestemd voor woon- en werkgebieden. Deze ontwikkeling past derhalve binnen de uitgangspunten die gelden binnen de zone ‘Overig bebouwd gebied’ en is derhalve in overeenstemming met het POL2014.

Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL)

De Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL) is een gezamenlijke ruimtelijk- economische visie en handelingskader voor de winkel-, kantoren en bedrijventerreinenmarkt in Zuid- Limburg in de drie subregio’s Maastricht-Heuvelland, Westelijke Mijnstreek en Parkstad Limburg. De

(24)

SVREZL is door alle 18 Zuid-Limburgse gemeenteraden vastgesteld en is daarmee zelfbindend voor die gemeenten. Gemeenten spreken elkaar aan op uitvoering en naleving van de SVREZL. De werking van de structuurvisie wordt geborgd in de provinciale verordening. De provincie zal op basis van die verordening optreden tegen gemeenten die zich niet aan de beleidsafspraken uit de SVREZL houden.

Zuid-Limburg heeft te maken met een toekomst waarin er een kwantitatief overschot aan winkels, kantoren en bedrijventerreinen is of dreigt. Daarnaast zijn er in alle segmenten kwalitatieve uitdagingen in het versterken van de ruimtelijke deelmarkten en het vernieuwen van de markt voor winkels, kantoren en bedrijventerreinen. Dit hangt deels samen met demografie, maar meer nog met bijvoorbeeld veranderende wensen en eisen in hoe mensen willen werken en winkelen. De structuurvisie biedt ook handvatten voor de situatie dat het ruimtelijk belangrijk is een economisch initiatief te faciliteren, ondanks dat er overall te veel meters zijn. Belangrijk is dat telkens op het relevante (lokale, subregionale, regionale) schaalniveau een goede en transparante afweging gemaakt kan worden langs de kernprincipes van de structuurvisie en het bijbehorende proces. De opgave om de hoofdstructuur te versterken heeft op veel punten een gemeentegrens overstijgend karakter. Dit maakt dat de 18 Zuid-Limburgse gemeenten gezamenlijke bindende beleidsafspraken maken om de hoofdstructuur van de winkelmarkt, de kantorenmarkt en de bedrijventerreinenmarkt te versterken.

Onderhavig plan

Het onderhavige plan voorziet in de uitbreiding van de productiecapaciteit van een bestaand bedrijf.

Hiertoe wordt een aantal nieuwe voorzieningen gerealiseerd. De gronden waarop deze nieuwe voorzieningen worden gerealiseerd zijn in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan ‘Bosscherveld- Noord’ reeds bestemd tot ‘Bedrijf’. Er vindt dan ook geen uitbreiding plaats van bedrijventerrein. De beleidsuitgangspunten zoals vastgelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg vormen dan ook geen belemmering voor de realisatie van het plan.

2.4.3 Gemeentelijk beleid

Stadsvisie 2030 (actualisatie 2008)

In juni 2005 werd de Stadsvisie 2030 vastgesteld. Daarmee staat de koers van de stad Maastricht vast. In deze visie zijn twaalf economische, fysieke en sociale speerpunten gepresenteerd op basis waarvan de stad zich verder dient te ontwikkelen. De voor dit plan meest relevante punten zijn de realisatie en behoud van een brede economische structuur (behoud en uitbreiding van een grote diversiteit aan functies en bijbehorende arbeidsplaatsen) en de verdere versterking en het behoud van de stedelijke fysieke kwaliteit. Ook vormt de (industriële) geschiedenis van Maastricht nog een belangrijk aspect bij voorliggend plan. Bij de vaststelling van de Stadsvisie 2030 is afgesproken dat regelmatig zal worden geëvalueerd. Dit is in 2008 gebeurd. Hieruit is geconcludeerd dat dynamiek nodig is op drie gebieden:

- Maastricht cultuurstad: de stad heeft een rijk cultureel aanbod en gaat bouwen aan haar culturele infrastructuur;

- Maastricht internationale kennisstad: samen met kennisinstellingen in gemeente en regio wordt de komende jaren gewerkt aan de noodzakelijke voorwaarden om de reputatie op dit gebied om te buigen naar een jonge, open, internationaal georiënteerde samenleving in het hart van Europa.

- Maastricht stedelijke woonstad: de demografische transitie geeft Maastricht letterlijk de ruimte om te investeren in haar kwaliteit van stedelijke woonstad. Met fysieke ingrepen kan dynamiek worden ontwikkeld door te investeren in (1) het leefmilieu (woningen; stedelijke voorzieningen; onderwijs, landschappelijke kwaliteit; milieu) en in (2) het werkmilieu (bedrijventerreinen, vrijetijdseconomie, kantoren, atelierruimtes, toerisme). Wetende dat in de kennis- en diensteneconomie het ‘werk’ in belangrijke mate het ‘wonen’ volgt, is om de gewenste innovatieve, vitale bevolking aan de stad te binden, het sturen op kwaliteit van het

‘leefmilieu’ van essentieel belang. De stad dient de juiste voorzieningen, stedelijke kwaliteiten, woningen en woonmilieus te bezitten om haar aantrekkelijk te maken voor deze groep.

Stedelijkheid is een voorwaarde om de vitale en innovatieve bevolking aan de stad te binden

(25)

en vervolgens de gewenste kenniseconomie te ontwikkelen. Om deze stedelijkheid te ontwikkelen moet Maastricht de onderscheidende stedelijke kwaliteiten benutten.

Relatie tot dit plan

Het onderhavige plan voorziet in de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing bij een bestaande steenfabriek die al sinds 1938 in Maastricht is gevestigd. Door de realisatie van de nieuwe bedrijfsbebouwing kan de productie van de steenfabriek worden uitgebreid, hetgeen een positief effect heeft op de werkgelegenheid en de continuïteit van het bedrijf. Met de realisatie van het plan worden circa tien nieuwe banen gecreëerd. Deze ontwikkeling sluit aan bij de ambitie van Maastricht om een aantrekkelijke stad te zijn om in te wonen en te werken. De Stadsvisie 2030 van de gemeente Maastricht vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

Structuurvisie Maastricht 2030, ruimte voor ontmoeting

Als antwoord op de huidige ontwikkelingen (stagnerende bevolking, inperking verspreid voorzieningenniveau, aandacht voor duurzaamheid, klimaatverandering et cetera) en om de aantrekkelijkheid van de stad voor (bestaande en nieuwe) inwoners, ondernemingen en haar bezoekers te verbeteren gaat Maastricht gericht werken aan de volgende vier ruimtelijke thema’s:

- versterking van haar positionering als internationale stad ten behoeve van de economische vitaliteit en innovatie van de stad en regio;

- investeren in een robuuste en duurzame bereikbaarheid om het vestigingsklimaat voor inwoners, bezoekers en ondernemingen te verbeteren;

- het landschap versterken en verbinden met de stad zodat het nog meer bijdraagt aan de unieke woonkwaliteit en de toeristische aantrekkingskracht en:

- het bestaande stedelijk gebied zorgvuldig en geleidelijk transformeren, waarbij wordt gekomen tot een robuust netwerk van maatschappelijke voorzieningen en aantrekkelijke ontmoetingsplekken en openbare ruimten.

Het accent bij de ruimtelijke ontwikkeling van Maastricht komt te liggen op een geleidelijke transformatie van het bestaande. De visie op de toekomst betreft in hoofdzaak het verbeteren en verstevigen van het raamwerk van infrastructuur, landschap, openbare ruimtes en ontmoetingsplekken. Binnen dit raamwerk spelen thema’s als herbestemming, flexibiliteit en tijdelijk gebruik een meer voorname rol. Meer kleinschalige en flexibele stadsontwikkeling en de nadruk op herbestemmen biedt kansen om in te spelen op het dagelijks leven van bewoners en gebruikers met een groeiende behoefte aan meer vrijheid, invloed en diversiteit. Herbestemming, flexibiliteit en tijdelijk gebruik gaan een meer voorname rol spelen in het gemeentelijk beleid; mede om een antwoord te geven op dreigende leegstand. Maastricht wil initiatieven van inwoners, bestaande en nieuwe ondernemers en partners zoveel mogelijk faciliteren en ruimte bieden voor starters, tijdelijke functies, experimenten en broedplaatsen.

Resumé

Voor het onderhavige plan bevat de Structuurvisie Maastricht 2030 geen specifieke uitgangspunten.

De realisatie van het plan, waardoor een bestaand bedrijf de mogelijkheid krijgt zich verder te ontwikkelen, sluit echter wel aan bij de doelstelling om te komen tot een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. In zoverre sluit de realisatie van het onderhavige plan aan bij de Structuurvisie Maastricht 2030.

Beleidsnota Springlevend Verleden 2007-2012

Deze beleidsnota gaat over de bescherming van het cultureel erfgoed van de stad Maastricht. Het cultureel erfgoed van Maastricht is in ten minste vier opzichten van belang voor de stad, namelijk voor de sociale identiteit (zichtbaarheid en voelbaarheid van de historie), de economische vitaliteit (aantrekkingskracht op mensen en bedrijven), de culturele rijkdom (uitstraling) en de fysieke leefbaarheid (onderhoud en restauratie). In de Stadsvisie 2030 is het belang van het waarborgen van de cultuurhistorie eveneens aangegeven. De missie die in de beleidsnota wordt aangegeven is

‘behoud door behoedzame ontwikkeling’. Er worden twee soorten bedreigingen genoemd voor het cultureel erfgoed van Maastricht:

(26)

- een gebrek aan menselijk ingrijpen, waardoor verval en verpaupering optreedt; dit geldt voor archeologie en monumenten;

- onzorgvuldig menselijk ingrijpen, waardoor het erfgoed bewust, ongezien of onbedoeld verdwijnt.

De strategie die wordt gepresenteerd om deze bedreigingen het hoofd te bieden bestaat uit vijf punten:

- gebiedsgericht werken: in een cultuurwaardenkaart worden alle cultuurhistorische relicten opgenomen (archeologie, historische geografie, landschappen en monumenten), waarna per gebiedstype keuzes worden gemaakt. Er zullen gebieden worden aangewezen waarvoor verschillende beschermingsregimes van toepassing zijn. Dit aspect is vertaald in de eerste opzet van het Maastrichts Erfgoed, dat als dubbelbestemming in bestemmingsplannen zal worden meegenomen. Ook in het voorliggende bestemmingsplan is dit gebeurd. Hiermee worden belangrijke cultuurhistorische elementen van een basisbescherming voorzien;

- interactief werken: samen met ontwikkelende partijen, omwonenden, de gemeente en andere organisaties proberen zoveel mogelijk informatie te verkrijgen over en rekening te houden met het cultureel erfgoed.

- proactief: het aspect cultureel erfgoed dient in een zeer vroeg stadium van planvorming te worden meegenomen;

- kansen benutten: cultureel erfgoed is niet alleen een belemmering maar ook een kans.

Cultuurhistorie kan als basis dienen voor een nieuwe ontwikkeling;

- integraal: vanwege het brede belang van cultureel erfgoed liggen er veel kansen voor een integrale benadering (cultuurwaardenkaart, bereidheid verder te kijken dan het eigen werkterrein).

De dubbelbestemming ‘Waarde - Maastrichts Erfgoed’ ligt op gebieden met een bijzondere, cultuurhistorisch waardevolle identiteit waaraan voorwaarden en richtlijnen zijn gekoppeld. Eén van de voorwaarden hierbij is dat nieuwe ontwikkelingen geënt dienen te zijn op de cultuurhistorische uitgangspunten. Op deze manier is cultuurhistorie een van de onderdelen in de belangenafweging bij toekomstige ontwikkelingen. Doordat dit instrument reeds in een vroeg stadium wordt gehanteerd kan het tevens dienen als inspiratiebron voor ontwerpers en ontwikkelaars.

Een van de grote voordelen van het MPE is de mogelijkheid van gradaties in beschermingsniveau.

Dit wil zeggen dat niet het volledige cultureel erfgoed dezelfde bescherming krijgt maar dat verschil in het beheer gemaakt wordt. Stedenbouwkundige structuren vragen om een ander beschermingsniveau dan architectonisch waardevolle objecten. Interventies bij het hoogst gewaardeerde erfgoed zal bijvoorbeeld op meer punten afgestemd moeten worden op de bestaande waarden. Concreet betekent dit dat binnen de dubbelbestemming ‘Waarde - Maastrichts Erfgoed’

een aantal verschillende beschermingsgradaties is opgenomen:

- Dominant bouwwerk - Kenmerkend bouwwerk

- Waardevol cultuurhistorisch element - Waardevol groenelement - Cultuurhistorisch attentiegebied - Archeologische zone a - Archeologische zone b - Archeologische zone c - Primaire bestemming

(27)

Archeologie

De projectlocatie is gelegen in ‘archeologische zone c’. In de systematiek van het Maastrichts Planologisch Erfgoed is het grondgebied van de gehele stad verdeeld in de zones a, b of c. Zone a is de ‘zero-tolerance’-zone en dit betekent dat bij elke bodemverstoring dieper dan 0,40 m vooraf moet worden aangetoond (meestal door middel van onderzoek) dat geen archeologische waarden worden aangetast. Bij zone b geldt dezelfde verstoringsdiepte, maar is voor het uitvoeren van onderzoek een ondergrens van 250 m² vastgelegd. Voor archeologische zone c, de minst gevoelige zone, geldt, naast dezelfde verstoringsdiepte, een ondergrens van 2.500 m².

De voorliggende projectlocatie is gelegen in ‘archeologische zone c’. De oppervlakte van het nieuwe vlamovengebouw bedraagt circa 2.120 m². De oppervlakte van de nieuwe opslagloods bedraagt circa 225 m², de nieuwe overkapping aan de noordzijde van het fabrieksgebouw heeft een oppervlakte van circa 395 m² en de nieuwe containeropslag ter plaatse van deelgebied 6 heeft een oppervlakte van circa 327 m². De schoorsteen wordt voorzien van een ondergrondse fundering van circa 25 m².

Bij de realisatie van deze fundering zal een bodemverstoring plaatsvinden. Tevens zal in beperkte mate bodemverstoring plaatsvinden ter plaatse van het nieuwe vlamovengebouw. Dit gebouw wordt echter op een bestaande vloer gerealiseerd, waarbij de constructie van het gebouw zal steunen op een aantal poeren. De oppervlakte van de bodemverstoring ter plaatse van het nieuwe vlamovengebouw bedraagt maximaal 200 m². De realisatie van de overige nieuwe voorzieningen – voor zover deze überhaupt gesitueerd zijn buiten het aangegeven bouwvlak - leiden niet tot een bodemverstoring.

Gesteld kan worden dat in het onderhavige plan de ondergrens voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek van 2.500 m² niet wordt overschreden. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Nota Bodembeheer

In dit algemene kader wordt voor het milieucompartiment bodem een beschrijving gegeven van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de gemeente Maastricht en wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe hieraan invulling gegeven wordt. De nadere uitwerking van het bodembeleid wordt in een aantal onderliggende nota’s beschreven. Met deze aanpak waarbij de gedetailleerde uitwerking van het bodembeleid in een aantal nota’s plaatsvindt, wordt een flexibel bodembeleid gerealiseerd. Voorliggend Bodembeheerplan (2012) moet beschouwd worden als één van de onderliggende nota’s. In dit kader is het kwaliteitsdenken over de bodem nader uitgewerkt (vier sporen). Daarnaast is de gebiedskwaliteit ingebed in het gebiedsgedifferentieerd denken. De duurzaamheid van de Maastrichtse bodemnormen uit zich in een continu beter wordende kwaliteit.

De uitvoering van het bodembeleid krijgt vorm via verschillende regelingen die hun basis vinden in vier verschillende wettelijke kaders: de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer, de Woningwet en de Wet Ruimtelijke Ordening. Binnen dit vier sporenbeleid staat voorop dat het resultaat van de beoordeling van de bodemkwaliteit niet afhankelijk mag zijn van het wettelijk kader dat aanleiding is om de bodemkwaliteit te beoordelen. Het maakt immers niet uit of de gewenste kwaliteit bereikt wordt via een bodemsanering (omdat de interventiewaarde wordt overschreden), via het aanvoeren van grond (omdat het terrein te laag ligt), via een bestemmingsplanherziening (omdat de bestemming gewijzigd wordt van bedrijvigheid naar wonen) of bij het verlenen van een bouwvergunning. De gewenste kwaliteit (uitgewerkt in dit Bodembeheerplan) moet in alle situaties worden bereikt.

Actief bodembeheer is vanouds ontwikkeld om te voorkomen dat in gebieden met (grootschalige) diffuse bodemverontreiniging stagnatie optreedt in de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen; de stedelijke dynamiek wordt aangegrepen om de bodemkwaliteit te verbeteren en geschikt te maken voor het gewenste gebruik. Hiermee wordt beoogd de (kosten voor) oplossing van de bodemproblematiek maatschappelijk te verdelen over de marktpartijen. In dat verband zal het Bodembeheerplan in de praktijk meestal zijn gericht op situaties waarbij er een maatschappelijke ontwikkeling gepland is, die aanleiding is om eisen te stellen aan de bodemkwaliteit. Maar omdat

(28)

het uitgangspunt van het Maastrichtse bodembeleid is om alle situaties gelijk te beoordelen, is dit plan feitelijk van toepassing op alle situaties en procedures waarbij de bodemkwaliteit beoordeeld moet worden. Daarnaast kan dit Bodembeheerplan in een aantal gevallen ook gebruikt worden bij de aanpak van immobiele puntverontreinigingen. De bodemkwaliteitsdoelstellingen zullen door de gemeente Maastricht worden gehanteerd bij het beoordelen van de bodemkwaliteit bij bouwaanvragen, grondverzet, bestemmingswijzigingen en in situaties waar gesaneerd moet worden. De wijze waarop in dit plan rekening is gehouden met het aspect bodem is beschreven in subparagraaf 2.5.1 van deze ruimtelijke onderbouwing.

Beleid externe veiligheid

In deze beleidsvisie is aan de hand van drie thema's omschreven hoe de gemeente Maastricht omgaat met externe veiligheid binnen haar gemeente. De gemeente Maastricht streeft naar een optimale combinatie van gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Het is daarbij van belang dat de gemeente een veilige plek is om te werken, wonen, winkelen en recreëren en dat dit door de gebruikers ook zo ervaren wordt. Bedrijven, maar ook spoor-, weg- en watertransport moeten de mogelijkheid hebben om zich te vestigen en activiteiten te ontplooien, terwijl bezoekers en bewoners van de gemeente Maastricht en omgeving daar geen schadelijke gevolgen van mogen ondervinden. Echter is de afgelopen jaren gebleken dat op basis van de landelijke wetgeving het aantal en de omvang van de onderzoeken die nodig zijn binnen de aandachtsgebieden voor externe veiligheid vaak niet in verhouding staan tot de omvang van het project. Daarom heeft de gemeente Maastricht in deze beleidsvisie externe veiligheid haar ambities vastgelegd die binnen de wettelijke kaders mogelijk zijn. Deze Beleidsvisie is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen medewerkers van de gemeente Maastricht en de Veiligheidsregio Zuid-Limburg.

Er zijn drie concrete probleemstellingen te onderscheiden:

1. externe veiligheid is een complex onderwerp;

2. omgaan met externe veiligheid is het maken van keuzes;

3. omgaan met externe veiligheid vraagt verregaande samenwerking.

Een risicoloze gemeente bestaat niet, maar veiligheid is wel te optimaliseren tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Op de eerste plaats dient voldaan te worden aan de basisveiligheid (voldoen aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico). Gebleken is dat er geen urgente knelpunten met het plaatsgebonden risico bestaan in de gemeente; de gemeente voldoet dus aan de wettelijke basisveiligheid. Naast de basisveiligheid dient de gemeente invulling te geven aan het groepsrisicobeleid. Zoals gesteld is het groepsrisicobeleid niet normatief; dit betekent dat de gemeente zelf keuzes kan en moet maken. In dit thema worden keuzes omschreven die de gemeente maakt ten aanzien van de locatiekeuze van risicobronnen en de planologische kaders voor invulling van de verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht is daarbij verdeeld in drie categorieën (1, 2 en 3). Op basis van de aard en omvang van een plan en de ligging ten opzichte van externe veiligheidsbronnen wordt per geval bezien welke verantwoordingsgraad voor het groepsrisico van toepassing is.

In de beleidsvisie is de huidige situatie in de gemeente Maastricht op het gebied van externe veiligheid geïnventariseerd en vastgelegd. Per onderwerp van externe veiligheid (buisleidingen, gevaarlijk transport, inrichtingen, luchthaven) is aangegeven hoe de situatie is en hoe met nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen moeten worden verantwoord. Per ruimtelijk plan zal in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden bekeken of de ontwikkeling past binnen het hier aangegeven beleidskader. Voor dit plan is dit verwoord in paragraaf 2.5.3 van deze ruimtelijke onderbouwing.

Luchtkwaliteitplan Maastricht

Op 19 september 2006 heeft de gemeenteraad van Maastricht het Luchtkwaliteitplan inclusief de uitvoeringsmaatregelen vastgesteld. Deze uitvoeringsmaatregelen hebben tot doel de luchtkwaliteit in Maastricht te verbeteren zodanig dat in 2010 voldaan kan worden aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof. De uitvoering van het luchtkwaliteitplan is in november 2006 ter hand

(29)

genomen. Naast het uitvoeren van concrete maatregelen is een platform luchtkwaliteit Maastricht in het leven groepen. In dit platform zijn uit diverse velden maatschappelijke partijen vertegenwoordigd. Doel van het platform is om bij deze partijen vroegtijdig draagvlak te verkrijgen voor de te treffen maatregelen. Het platform luchtkwaliteit Maastricht zal gedurende de gehele doorlooptijd van het luchtkwaliteitplan blijven meedenken over de uitvoering van het Luchtkwaliteitplan. Voor dit plan is dit verwoord in paragraaf 2.5.4 van deze ruimtelijke onderbouwing.

Parkeernormen Maastricht 2017

In de Nota Parkeernormen Maastricht 2017 wordt onderscheid gemaakt in parkeernormen per zone.

In algemene zin is aansluiting gezocht bij de parkeerkencijfers van het CROW (ASVV 2004). Het CROW is het Nationaal kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. De Parkeernormen Maastricht 2017 zijn van kracht sinds 11 juli 2017.

Ter bestuursrechtelijke borging van de parkeernormen heeft de gemeente Maastricht een facetbestemmingsplan (van toepassing/aanvullend op alle geldende bestemmingsplannen) en een facetbeheersverordening (van toepassing/aanvullend op alle geldende beheersverordeningen) vastgesteld op 29 mei 2018. In deze plannen zijn de gemeentelijke parkeernormen juridisch- planologisch vastgelegd. Bij nieuwe ontwikkelingen dienen initiatiefnemers aan deze parkeernormering moeten voldoen. De toets aan de parkeernormen ten aanzien van het onderhavige plan is opgenomen in paragraaf 2.9 van deze ruimtelijke onderbouwing.

2.5 Milieuaspecten

In deze paragraaf worden de milieuaspecten behandeld die bij een ruimtelijke ontwikkeling dienen te worden bestudeerd. Achtereenvolgens komen bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en bedrijfshinder in de omgeving aan de orde. Indien voor een bepaald aspect geen onderzoek noodzakelijk is, is dit aangegeven. Indien dit wel het geval is, wordt het onderzoek benoemd en worden de conclusies ervan samengevat. Het onderzoek is vervolgens als separate bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegd.

2.5.1 Bodem

Voorafgaand aan het volgen van een ruimtelijke procedure dient te worden nagegaan of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreinigingen geen onaanvaardbare risico’s opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.

In het kader van de voorbereiding op de voorliggende ontwikkelingen is door bureau Tauw een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In het onderstaande worden de resultaten van het onderzoek kort samengevat.

Verkennend bodemonderzoek Steenfabriek Klinkers te Maastricht, bureau Tauw B.V., rapportnummer 1269468, d.d. 29.04.2019

Aanleiding

In opdracht van Steenfabriek Klinkers B.V. heeft bureau Tauw een verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740 en NEN 5707 inclusief een vooronderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd aan de Brusselseweg 700 In Maastricht.

De aanleiding voor de uitvoering van het bodemonderzoek is:

- revisie van de omgevingsvergunning;

(30)

- de voorgenomen nieuwbouw en de aanvraag van de hiervoor benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Conclusies en aanbevelingen Conclusies

Het doel van het uitgevoerde bodeonderzoek is meerledig:

- een beeld krijgen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ten behoeve van de nieuw te bouwen (2.100 m²) sorteerloods ten westen van de bestaande loods;

- het opnieuw vaststellen van de nulsituatie van de bodemkwaliteit op een drietal locaties:

o locatie A: bovengrondse dieselolietank op een vloeistofdichte vloer;

o locatie B: werkplaats;

o locatie C: opslag kolenschlamm.

Verkennend bodemonderzoek sorteerloods

Middels het uitgevoerde onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond ter plaatse van de nieuwe sorteerloods vastgelegd. Deze kan tevens dienen als nulsituatie en derhalve in toekomst gebruikt worden als toetsingswaarde voor deze locatieplaats van de sorteerloods.

Monitoring deellocaties A, B en C

- in de grond zijn geen parameters uit het standaardpakket boven de tussenwaarde aangetoond;

- op deellocatie A zijn alle waarden gedaald ten opzichte van de meting in 2009, behalve minerale olie dat licht is gestegen;

- op deellocatie B zijn alle waarden gedaald ten opzichte van de meting in 2009, behalve mangaan dat is gestegen van 200 naar 1300 mg/kg ds.;

- op deellocatie C (boring 106) is een verhoogde concentratie lood in de grond aangetroffen. Hier is ook een sterke afname van het zinkgehalte waargenomen.

Aanbevelingen

Er wordt aanbevolen het onderzoeksrapport ter goedkeuring voor te leggen bij het bevoegd gezag.

Het onderzoeksrapport van bureau Tauw B.V. is als separate bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.

Aanvulling op uitgevoerde bodemonderzoek met de onderdelen asbest en PFAS

Ter aanvulling op het bodemrapport zoals in het bovenstaande beschreven en als separate bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd, is, eveneens door bureau Tauw B.V. aanvullend onderzoek verricht naar de aspecten asbest en PFAS. In het onderstaande worden de bevindingen dienaangaande kort uiteengezet.

Rapportage verkennend bodemonderzoek, inclusief asbest en PFAS, Steenfabriek Klinkers, bureau Tauw B.V., rapportnummer 1272302, d.d. 02.01.2020

Conclusies en aanbevelingen Conclusies

Op basis van de onderzoeksresultaten worden de volgende conclusies geformuleerd:

- op het terrein zijn enkele achtergrondwaarde-overschrijdingen met zware metalen en minerale olie aangetoond;

- ter plaatse van deellocatie 3 is een tussenwaarde-overschrijding met lood aangetoond;

- er zijn geen interventiewaarde-overschrijdingen van parameters uit het standaardpakket aangetoond op het terrein;

- in deelgebied 7 is PFAS boven de rapportagegrens (0,5 µg/kg d.s.) aangetoond, wat zich nog onder de landelijke tijdelijke achtergrondwaarde bevindt. In de andere deelgebieden waar PFAS is gemeten bevinden alle PFAS-verbindingen zich onder de rapportagegrens;

- de klasse van de grond op basis van indicatieve toetsing aan het BBK varieert tussen “Altijd Toepasbaar” en “Klasse Industrie”;

(31)

- de veiligheidsklasse op alle deellocaties is “Geen Klasse”, waardoor de geplande werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden onder “Basishygiëne”;

- ter plaatse van de onderzochte deellocaties is geen asbest aangetoond boven de rapportagegrens. De grenswaarde voor het uitvoeren van nader onderzoek wordt daarmee niet overschreden. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek wordt geen geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest verwacht ter plaatse van deze deellocaties.

Aanbevelingen

Op basis van de onderzoeksresultaten is de nulsituatie ter plaatse van de verschillende deelgebieden vastgelegd. Ook zijn de veiligheidsklasse en de afvoermogelijkheden op basis van indicatieve toetsing aan het BBK weergegeven.

Het aanvullende onderzoeksrapport van bureau Tauw B.V. is als separate bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

2.5.2 Geluid

Wet geluidhinder

Bij het ontwikkelen van een ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid vindt zijn grondslag vooral in de Wet geluidhinder maar daarnaast ook in de Wet ruimtelijke ordening wanneer het gaat om de beoordeling of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen in combinatie met een aantal typen geluidbronnen een wettelijk kader dat van belang is bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Voor andere geluidsbronnen bestaan geen wettelijke kaders. Andere geluidbronnen kunnen wel noodzaken tot een aanvullende beoordeling van het aspect geluid in het kader van een goede ‘ruimtelijke ordening’.

Ter voorbereiding op de realisatie van het onderhavige plan is door bureau TCKI een akoestisch onderzoek verricht. In het onderstaande worden de resultaten van het onderzoek kort samengevat.

Akoestisch onderzoek Steenfabriek Klinkers BV’, TCKI, referentienummer 19-478vj.CvM, d.d.

03.06.2019

In de regels van het vigerende bestemmingsplan is een functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein-b’ opgenomen. Binnen deze functieaanduiding zijn uitsluitend bedrijven of inrichtingen toegestaan, die toelaatbaar zijn in geluidklasse B. Binnen deze geluidklasse geldt een maximale geluidbelasting van 50-55 dB(A)/m². Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om te bepalen of de nieuwe geluidsituatie rondom het bedrijf hieraan voldoet.

Conclusie

Het akoestisch onderzoek heeft als doel de beoogde nieuwe geluidsituatie rondom het bedrijf in kaart te brengen. Op basis van bronmetingen van geluidsbronnen en door gebruik te maken van bekend bronvermogens van vrachtwagens e.d. in combinatie met akoestische modellering is nu bekend welke geluidniveaus bij woonhuizen van toepassing zijn. De akoestische modellering is zo opgezet, zodat de rekenresultaten een beeld geven van de nieuwe beoogde situatie, waarbij de steenfabriek 33 miljoen waalformaat equivalent per jaar produceert. Om deze productiecapaciteit te kunnen halen wordt de bestaande vlamoven vergroot. Een hogere productiecapaciteit betekent meer aanvoer van grondstoffen en meer transportbewegingen voor gebakken stenen. Welke consequenties dit heeft voor voertuigbewegingen op en buiten het fabrieksterrein, is geanalyseerd in de zogenaamde bedrijfstijdenanalyse (zie bijlage VI bij het onderzoeksrapport). De uitkomsten hiervan zijn gebruikt in de akoestische modellering.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen met zich meebrengt.. 44

Hoewel een zonnepark niet expliciet wordt genoemd, kan geconcludeerd worden dat een zonnepark (met een dergelijke omvang als de voorliggende) een stedelijke ontwikkeling betreft..

In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus

Het nationale ruimtelijke beleid vormt geen belemmering voor de aanwezigheid van het terrasgebouw aan het Meer van Annecy 20 te Woerden... 3.1.2 Besluit

Aangezien niet alleen aan de Volmawei, maar ook rond de haven op de Minne Finne woningen worden gebouwd, is ter plekke feitelijk geen ruimte meer voor de opslag en levering

Hierbij wordt opgemerkt dat de bedrijfs- en maatschappelijke functies die in de huidige situatie mogelijk zijn binnen de gemengde bestemming, in vergelijking met de

Wanneer er een nieuwe geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd op een locatie waar momenteel geen geluidsgevoelige functie aanwezig is en deze locatie binnen de geluidszones

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing - ’t Zand 2 Westerbeek - heeft betrekking op de juridisch-planologische regeling voor de bouw van een varkensstal op een bestaand