• No results found

UIT HET BUITENLAND AFSCHRIJVEN NAAR VERVANGINGSWAARDE DOOR AMERIKAANSE OPENBARE NUTSBEDRIJVEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "UIT HET BUITENLAND AFSCHRIJVEN NAAR VERVANGINGSWAARDE DOOR AMERIKAANSE OPENBARE NUTSBEDRIJVEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

U IT H E T B U IT E N L A N D

AFSCHRIJVEN NAAR VERVANGINGSWAARDE DOOR AMERIKAANSE OPENBARE NUTSBEDRIJVEN

door Drs P. ]. van Sloten

In „The journal of accountancy” van September 1953 komt een artikel voor van Sidney Davidson, Ph. D „ C. P. A „ onder de titel „U. S. Suprè­ me Court decisions affecting public utility depreciation".

In dit artikel komt Davidson tot de conclusie, dat de beslissingen van de „Supreme Court” omtrent de berekening van afschrijvingen door open­ bare nutsbedrijven ruimte laten voor afwijking van de toepassing van historische kosten (original costs). De betreffende „cases” , waarvan de laatste dateert uit 1944, bevatten vermoedelijk geen voor de Nederlandse lezer belangwekkende beschouwingen. Davidson ontleent er evenwel zijn oordeel aan, dat de prijsstijging van de laatste jaren de „special circum­ stances” vormen, waarvan rechter Stone naar aanleiding van de United Railway Case (1930) zeide, dat ze de afschrijving naar historische kosten „inapplicable” zouden maken.

Naar aanleiding van deze mogelijkheid ontwikkelt Davidson in zijn artikel twee methoden voor benadering van de vervangingswaarde (cur­ rent cost)-basis voor de afschrijvingen.

Bij de eerste methode tracht hij rechtstreeks de „current cost of the productive capacity being utilized” te bepalen. Hierbij doelt hij op de bepaling van de kosten van een nieuw en gemoderniseerd productie­ apparaat, dat, rekening houdende met de technologische ontwikkeling, dezelfde productieve functie als het oude apparaat zou kunnen vervullen. Zeer belangrijk is, dat schrijver hiermede dus een begrip „current cost” gebruikt, dat steunt op het begrip „economische vervanging” , zoals dat in de Nederlandse theorie der vervangingswaarde wordt gehanteerd.

Met de tweede methode tracht Davidson een voor de praktijk eenvou­ diger benadering van de vervangingswaarde te geven. Hij doet dit op de ook in Nederland wel gebruikelijke wijze, namelijk door herleiding van de kosten van het

bestaande

productie-apparaat met behulp van index­ cijfers van groothandelsprijzen of van verbruikersprijzen. Hij acht deze methode niet ideaal, aangezien zij, evenmin als de historische kostenbasis, rekening houdt met de invloed op de kosten van wijzigingen in de tech­ niek, opgetreden sinds de installatie van het bestaande bedrijf. Niettemin acht hij de methode practisch bruikbaar, aangezien:

„This method produces a more consistent statement of operations by stating depreciation charges as well as other expenses in dollars of the same relative purchasing power as those in which revenue is expressed” .

(2)

wordt gefinancierd. Davidson bestrijdt deze opvatting met de volgende woorden.

„Such a suggestion seems out of keeping with the basic theory of depreciation as being an effort to assign the cost (original or „real” ) of plant assets to the periods which benefit from their use; the amount of depreciation charge should not depend upon the manner in which the asset’s purchase was financed” .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar zijn oordeel zal de klassieke vervangingswaardeleer de winst als volgt berekenen: de transactiewinst bedraagt ƒ 3.000,—, zijnde het ver­ schil van de ruilopbrengst

Het komt ons voor dat de financiële moeilijkheden welke zuivere consumptiehuishoudingen (w.o. de kerkgenootschappen) ondervinden, in verschillende gevallen moeten

Doordat de financiering van de investeringen in kapitaalgoederen bij de ge­ meentelijke bedrijven en diensten plaats vindt met vreemd vermogen en de uit afschrijvingen

Niet de in het verleden gebrachte offers - zo leert de theorie - zijn bepalend voor de kostprijs, maar de waarde, die op het moment van de ruil aan het goed moet worden toegekend

Meestal bestaat er geen verband tussen de premie, welke in een bepaald jaar wordt betaald en de grootte van het in hetzelfde jaar door de maatschappij gelopen risico, doch dient

Een andere opvatting van J. Mey’s bedoeling met het „opwekken van inkomen” is intussen mogelijk. Het woord „inkomensstroom” kan ook worden opgevat in de zin

Het wordt mij hoe langer hoe duidelijker, dat de zogenaamde vervan- gingswaardetheorie van de Amsterdamse school e.a. practisch slechts betekenis heeft voor de

O ok bij herw aardering van de w e r­ kelijk aanw ezige bedrijfsm iddelen zal echter rekening m oeten w orden gehouden met de positieve en negatieve correcties, die