• No results found

DE VERVANGINGSWAARDE, THEORIE EN TOEPASSING IN DE JAARREKENING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE VERVANGINGSWAARDE, THEORIE EN TOEPASSING IN DE JAARREKENING"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE VERVANGINGSWAARDE,

THEORIE EN TOEPASSING IN DE JAARREKENING

Uitgever: Samsom, Alphen aan den Rijn; 1975; 225 pagina’s; prijs ƒ 42,— door Dr. J. Klaassen

Samenvatting

De discussie over het winstbegrip die al vele jaren wordt gevoerd, heeft nog niet tot eenheid van opvatting geleid. Ook de praktijk van de winstbepaling en van de presentatie van het resultaat in de jaarrekeningen van onderne­ mingen vertoont een zeer geschakeerd beeld, waarbij verschillende benade­ ringen worden aangetroffen. Het doel van onze studie was, de geschiktheid van de vervangingswaardetheorie als basis voor de winst- en vermogensbepa- ling in het kader van de jaarrekening te onderzoeken. Daartoe hebben wij allereerst gepoogd aan te geven hoe de vervangingswaardetheorie, opgevat als een theorie omtrent het meten van de waarde van produktiemiddelen, de opvattingen over winst- en vermogensbepaling in het kader van de jaarreke­ ning in de Nederlandse literatuur heeft beïnvloed. Daarnaast hebben wij van ruim dertig ondernemingen de in de jaarrekening gehanteerde winst- en ver- mogensbepalingsstelsels onderzocht. Bij dit onderzoek hebben wij ons niet tot beoordeling van gepubliceerde jaarrekeningen beperkt. Ook werden ge­ sprekken gevoerd met functionarissen van de desbetreffende ondernemingen waardoor nadere informatie over de gehanteerde methoden kon worden ver­ kregen. Door confrontatie van theorie en toepassing in de praktijk is vervol­ gens nagegaan welke elementen van de theorie wél, en welke elementen niet door de praktijk zijn overgenomen. Daarbij hebben wij getracht de gevonden verschillen te verklaren. Het laatste deel van de studie is gewijd aan een evaluatie van de theorie en van de praktische toepassing.

Na een inleiding in hoofdstuk I, is in hoofdstuk II de inhoud van de ver­ vangingswaardetheorie uiteengezet. Daarbij is gebleken dat op enkele essen­ tiële punten de inhoud van de theorie vragen openlaat. Dit geldt vooral voor de omschrijving van het begrip „vervanging” en voor het vraagstuk van de waar debepaling.

In hoofdstuk III worden de winstopvattingen die op de in hoofdstuk II beschreven theorie zijn gebaseerd, weergegeven, waarbij er naar is gestreefd de behandelde opvattingen in een kader te plaatsen. Daartoe is uitgegaan van een eenvoudig model gebaseerd op de volgende veronderstellingen:

- een constant voorraadniveau - identieke vervanging

- financiering geheel met eigen vermogen

- overeenstemming tussen bedrijfseconomische en fiscale jaarrekening. Uitgaande van dit model zijn de instandhoudingsdoelstellingen van diverse verdedigers van de vervangingswaardetheorie beschreven.

(2)

matiek, namelijk:

- de bepaling van de normale voorraadomvang

- problemen van winstbepaling ten gevolge van niet-identieke vervanging - de invloed van gedeeltelijke financiering met vreemd vermogen op de

winstbepaling

- de invloed van het afwijzen van het vervangingswaardestelsel door de fiscus op de winstbepaling en het probleem van de belastinglatenties.

In hoofdstuk IV is het resultaat van het bij de ondernemingen ingestelde onderzoek beschreven. Naast de motieven voor toepassing van het ver­ vangingswaardestelsel en het vraagstuk van de bepaling van de vervangings­ waarde, zijn daarbij vooral de bovengenoemde problemen aan de orde ge­ steld. De onderzochte ondernemingen bleken bij de bepaling van de ver­ vangingswaarde verschillende benaderingen te volgen. Vooral het optreden van technologische ontwikkelingen bleek de bepaling van de vervangings­ waarde van duurzame produktiemiddelen te bemoeilijken.

De verschillen in benadering van de vervangingswaarde hebben invloed op de afschrijvingen en daarmee op de hoogte van de berekende winsten. Ook werd een grote verscheidenheid van benaderingen geconstateerd bij de bepa­ ling van de winstbelasting in de resultatenrekening en bij de verwerking van de belastinglatenties in de balans. De onderzochte ondernemingen deden in het algemeen geen pogingen een normale voorraadomvang van duurzame produktiemiddelen en voorraden vlottende activa vast te stellen. Zij onder­ scheidden dan ook geen transactieresultaten en voorraadresultaten. Evenmin bleken zij, op een enkele uitzondering na, inhaalafschrijvingen ten laste van het resultaat te brengen. De opvatting dat bij de winstbepaling met de finan- cieringsstruktuur van de onderneming rekening moet worden gehouden, was niet algemeen bekend, en vond geen navolging bij de onderzochte onderne­ mingen. Slechts een gering deel van de onderzochte bedrijven waardeerde op de balans de vlottende activa op basis van vervangingswaarde.

Bij de analyse van de verschillen tussen theorie en praktijk in hoofdstuk V, bleken deze in belangrijke mate te verklaren uit verschillen in doelstelling en uit onvoldoende uitwerking van de vervangingswaardetheorie op het punt van de waardebepaling en de winstbepaling.

In hoofdstuk VI hebben wij een kader geschetst voor de evaluatie van de vervangingswaardetheorie. De doelstellingen van de winst- en vermogensbepa- ling in de jaarrekening worden daarbij gekoppeld aan de informatiebehoeften van aandeelhouders, kredietverschaffers en werknemers.

Op basis van de informatiebehoeften van deze groepen belanghebbenden is in hoofdstuk VII nagegaan in hoeverre winst- en vermogensbepaling op basis van vervangingswaarde positief kan worden gewaardeerd. Wij kwamen daarbij tot de conclusie dat vermogenspresentatie in de jaarrekening tegen ver­ vangingswaarde kan worden toegejuicht, mits de vervangingswaarde op be­ trouwbare wijze kan worden bepaald. Bij winstbepaling uitsluitend tegen vervangingswaarde wordt de vermogenstoename onvoldoende gespecificeerd, waardoor belangrijke informatie niet wordt verstrekt. De studie is afgesloten met een kritische bespreking van de opvattingen van een aantal Nederlandse auteurs over de vraag of de opstelling van de jaarrekening vanuit het gezichts­ punt van de ondernemingsleiding danwel vanuit het gezichtspunt van de gebruikers van de jaarrekening dient te geschieden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Wij weten in ons land weinig van de opinies, die leven onder de gebruikers van de informatie, die de ondernemingen jaarlijks verschaffen door middel van publicatie van

20) Volgens mijn collega ook voor de transactiewinst (art.. van het in de betreffende periode gevoerde beleid. Bij deze winstbepaling is geen plaats voor de vraag of het bedrijf

Naar zijn oordeel zal de klassieke vervangingswaardeleer de winst als volgt berekenen: de transactiewinst bedraagt ƒ 3.000,—, zijnde het ver­ schil van de ruilopbrengst

Niet de in het verleden gebrachte offers - zo leert de theorie - zijn bepalend voor de kostprijs, maar de waarde, die op het moment van de ruil aan het goed moet worden toegekend

Meestal bestaat er geen verband tussen de premie, welke in een bepaald jaar wordt betaald en de grootte van het in hetzelfde jaar door de maatschappij gelopen risico, doch dient

W a r e deze opvatting juist, dan zou het stelsel voor de grote groep van kleine en m iddelgrote bedrijven te om slachtig zijn en alleen door de grotere bedrijven in

Hiervan uitgaande werd door Limperg de grootte van de expansie­ reserve bepaald op het verschil tussen de totale waarde van de geplaatste aandelen verminderd met