• No results found

Kroniek van het sociaal recht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kroniek van het sociaal recht"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kroniek van het sociaal recht

Fleuren-Van Walsum, J.M.; Heerma van Voss, G.J.J.

Citation

Fleuren-Van Walsum, J. M., & Heerma van Voss, G. J. J. (2002). Kroniek van het sociaal

recht. Njb-Kronieken, 10, 476-483. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/14908

Version:

Not Applicable (or Unknown)

License:

Leiden University Non-exclusive license

Downloaded from:

https://hdl.handle.net/1887/14908

(2)

Mr

J.

Marijke Fleuren-van Walsem en prof.mr Guus

J.J.

Heerma van Voss

sociaal recht

De Hoge Raad deed opvallend veel uitspraken over de aansprakelijkheid voor arbeidsongevallen. Ais pronkstuk van het kabinet werd de Wet arbeid en zorg ingevoerd. De praktijk zal bij ontslagzaken moeten wennen aan de afschaffing van de naam van de RDA. En: obstakels in het WAG-dossier.

A

fgelopen najaar stond het sociaal recht sterk in fthet teken van de arbeidsongeschiktheid. De Hoge Raad deed enkele uitspraken over arbeidsonge-vallen. Maar ook was er de discussie over de WAO aan de hand van het rapport-Donner en de voorbe-reiding van de Wet verbetering Poortwachter die per 1 april a.s. de remtegratie van zieke werknemers in het arbeidsproces moet verbeteren.

Ook overigens stond het sociaal recht niet stil: als pronkstuk van het kabinet werd de Wet Arbeid en zorg ingevoerd. Organisatorisch werd veel over hoop gehaald: de kantonrechter werd opgenomen in de bestuurlijke organisatie van de rechtbank, het 50 jaar oude instituut GAK werd opgeheven om samen met de andere uitvoeringsinstellingen van de sociale ze-kerheid te worden vervangen door het Uitvoerings-instituut Werknemersverzekeringen en de arbeidsbu-reaus gingen op in de Centra voor Werk en Inkomen, waar werkzoekenden nu bij een loket terecht kunnen voor arbeidsbemiddeling en het aanvragen van een uitkering.

Arbeidsongevallen

De Hoge Raad deed opvallend veel uitspraken over de aansprakelijkheid voor en de gevolgen van ar-beidsongevallen. Deze uitspraken hadden betrekking op de reikwijdte van de aansprakelijkheid, de verant-woordelijkheid voor ondergeschikten en het aanbie-den van passende arbeid. Overigens sluit ook de Cen-trale Raad van Beroep voor ambtenaren steeds nau-wer aan bij de criteria van het burgerlijk recht (laatstelijk CRvB22 november 2001,JAR 2002/15).

Reikwijdte aansprakelijkheid

In hoeverre kan een werkgever gevaren voorkomen voor personeel dat zich voor hem op de weg begeeft? Eric Baas was als postbesteller in dienst van P1T Post op weg om een brief te bezorgen in Zuidoostbeem-ster. Hij moest daartoe zijn dienstauto parkeren aan de Purmerenderweg, een buitenweg waar een maxi-mumsnelheid van 80 km. per uur geldt. Hij deed dat overeenkomstig de instructie aan de linkerzijde van

de weg. Hij stapte uit en liep naar de achterzijde, al-waar hij de achterdeur opende. Daarop waaide er een envelop weg, die Baas in een impuls achtema schoot. Als gevolg daarvan werd hij aangereden door een te-gemoet komende auto. Baas werd 50% arbeidsonge-schikt. Hij stelde hierop P1T Post aansprakelijk op grond van artikel 7:658 BW, stellende onder meer dat de dagelijkse deelneming aan het verkeer licht tot mindere voorzichtigheid leidt. P1T Post betoogde daarentegen dat zij het in een impuls de weg op ren-nen niet door enigerlei instructie had kunren-nen voor-komen. Nadat de kantonrechter zijn vordering had afgewezen, legde Baas er bij de rechtbank de nadruk op dat er geen maatregelen waren getroffen om het wegwaaien van post te voorkomen. P1T Post beriep zich nu op de elastieken waarmee de post gewoonlijk wordt gebundelden~het feit dat de bak waarmee op dat moment wordt gewerkt volgens de instructies op de passagiersstoel dient te worden geplaatst. De rechtbank wees de vordering van Baas weI toe. Ge-zien de risico's van het werken langs wegen waarop hard wordt gereden, dient P1T Post schriftelijk veilig-heidsinstructies vast te leggen en toezicht houden op de naleving ervan. Het beleid tot dusverre was onvol-doende, omdat de post niet altijd met elastieken werd gebundeld en de postbesteller zich soms achter de auto moet begeven, waardoor hij het zicht op tege-moetkomend verkeer verliest. De Hoge Raad oor-deelde in cassatie dat de rechtbank terecht mede had acht geslagen op de ervaringsregel dat het dagelijks verkeren in een bepaalde werksituatie tot een vermin-dering van de ter voorkoming van ongelukken raad-zame voorzichtigheid leidt. Het feit dat een poststeller tevens aan het wegverkeer deelneemt be-hoefde haar daar niet van te weerhouden. Het ging verder in dit geding om de vraag of P1T Post in rede-lijkheid door middel van veiligheidsmaatregelen of 'instructies de kans op wegwaaien van post had kun-nen en moeten voorkomen, althans verkleikun-nen. Aan het bevestigende ooordeel daarover doet niet af dat sommige ongelukken door geen enkele veiligheids-maatregel kunnen worden voorkomen (HR 19 okto-ber 2001,NJ2001/663,JAR2001/218, PIT Post/Baas).

I.Marijke Fleuren-van Wa/sem is universitair docentsociaa/ recht aan de Universiteit Leiden.

Guus1.1.Heermavan Voss is hoogkraarsociaa/rechtaan de UniversiteitLeiden, fellow bij hetE.M.Meijers/nstituut voor rechtswetenschappelijk onderzoek a/daar en medewerker van dit b/ad.

(3)

Francisca Quant fietste naar haar werkgever, de Stich-ting Volkshogeschool Bergen, toen zij op het als volg van sneeuw en ijs gladde fietspad voor het ge-bouw van de werkgever ten val kwam en haar linker-enkel brak. Zij sprak hierop de werkgever aan, omdat deze zou hebben verzuimd de gladheid te bestrijden op het fietspad dat toegang gaf tot het door haar ge-bruikte terrein. De Hoge Raad oordeelde dat de werk-gever niet aansprakelijk is uit hoofde van artikel

7:658 BW voor dit ongeval op de openbare weg

ti]-dens het woon-werkverkeer: buiten Quants werkmi-lieu en niet in de uitoefening van haar werkzaamhe-den. Over het oordeel dat de rechtbank ten onrechte geen onrechtmatige daad had aangenomen, kon de Hoge Raad geen uitspraak doen, nu daarover nog slechts in eerste instantie recht was gesproken (HR16

november 2001, RvdW 2001/182, JAR 2001/260,

Quant/Volkshogeschool Bergen).

Aansprakelijkheid voor ondergeschikten Werknemer Meuffels werkte in dienst van onderaan-nemer Ca-La bij een derde op het moment dat daar een explosie plaatsvond als gevolg van een gaslek en het opendraaien van een gaskraan. De inspecteur van de Arbeidsinspectie rapporteerde dat er geen aanwijzing is om een van de betrokken firma's ver-antwoordelijk te achten voor dit ongeval.

De Hoge Raad oordeelde dat Meuffels Ca-La aanspra-kelijk kan houden als het ongeval is te wijten aan enig tekortschieten in de zorgplicht voor de veilig-heid van werknemers door derden aan wie hij de na-koming van die zorgplicht heeft toevertrouwd of overgelaten, omdat deze derden in zoverre zijn te be-schouwen als 'hulppersonen' waarvan Ca-La gebruik maakt bij het nakomen van haar verplichting om voor de veiligheid van werknemers te zorgen. Omdat artikel7:658BW echter geen risico-aansprakelijkheid schept, beschermt dit artikel de werknemer slechts in zoverre als redelijkerwijs in verband met de arbeid ge-vergd kan worden. De werkgever is niet aansprakelijk indien het ongeval in geen enkel opzicht te wijten is aan enig tekortschieten door hulppersonen van de werkgever in de op hen rustende zorgverplichting voor de veiligheid van de werknemers, maar daaraan dat aan in dienst van of ten behoeve van deze laat-sten werkzame personen - ondanks voldoende in-structies en toezicht - de terzake geldende veilig-heidsvoorschriften niet hebben nageleefd (HR 9 no-vember2001,RvdW2001/157,JAR2001/257, Meuf-fels/Ca-La). Onduidelijk blijft hier of het feit dat het hier ging om een tewerkstelling bij derden nog een verschil meebrengt, of dat de werkgever op grond van artikel 7:658BW steeds niet aansprakelijk is voor te-kortschieten van werknemers of personen die ten be-hoeve van hem werkzaam zijn. In dat geval had Meuffels zich wellicht beter kunnen beroepen op ri-sico-aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (van de werkgever of de derde) voor ondergeschikten. De volgende uitspraak biedt daar een voorbeeld van. Apothekersassistente Van Doesburg liep in dienst van de apotheek van Tan ernstig letsel op, toen zij te-gen een openstaande lade van een medicijnkast aan-liep. Gewoonlijk sloten deze laden vanzelf, maar een colIega had de lade vastgezet. Van Doesburg stelde Tan aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad uit hoofde van zijn risico-aansprakelijkheid voor on-dergeschikten. Het hof had de vordering toegewezen, maar daarbij ook de vergoedingsplicht met 50% te-ruggebracht, wegens de aan Doesburg zelf toe te reke-nen onoplettendheid. De Hoge Raad oordeelde dat het hof bij dit laatste heeft miskend, dat in een geval als dit waarin een werknemer in het kader van de uit-voering van de hem opgedragen werkzaamheden let-sel oploopt als gevolg van zowel een

gevaarschep-NIb

afI. 1 0 8 m a art 2002 ~",;"'$._.

pende handeling van een andere werknemer, waar-voor de werkgever uit hoofde van artikel6:170 BW aansprakelijk is, als van eigen schuld van de werkne-mer, de schade geheel voor rekening van de werkver komt, tenzij de schade in belangrijke mate het ge-volg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer (HR9november2001, RvdW 2001/175, JAR2001/256,Van Doesburg/Tan). Daarmee sluit de Hoge Raad aan bij het criterium voor de eigen schuld van de werknemer bij de aansprakelijkheid van de werkgever voor bedrijfsongevallen (art.7:658BW)en bij de aansprakelijkheid van de werknemer voor schade door hemzelf veroorzaakt bij de werkgever of derden (art. 7:661 BW). De Hoge Raad baseert deze gelijksteling op de billijkheid van artikel6:101 lid 1 BW, omdat de schade binnen een dienstverband wordt geleden en het de werkgever is die in eerste in-stan tie de werkomin-standigheden bepaalt. Daarmee bereikt de Hoge Raad dat de werknemer in dit op-zicht geen extra risico loopt, indien hij een proce-dure baseert op artikel6:170BW in plaats van op ar-tikel7:658BW. In geval van schade veroorzaakt door een collega, zal dit artikel als gevolg daarvan dikwijls de voorkeur krijgen, omdat hierbij sprake is van een risico-aansprakelijkheid. Het risico van een zwaarder meetellen van eventuele eigen schuld loopt de werk-gever door dit arrest niet meer.

Aanbieden passende arbeid

Dyllan Bons was werkzaam als 'algemeen medewer-ker dier' bij Ranzijn Tuin&Dier Zaanstad BV. In deze functie moest het nodige zware sjouw- en tilwerk worden verricht. Op zeker moment raakte Bons ar-beidsongeschikt voor onder meer het tillen en dra-gen boven 5 kg. Na een jaar werd hij geschikt geacht voor passende arbeid, mits daarbij rekening zou wor-den gehouwor-den met zijn medische beperkingen. De werkgever weigerde loon te betalen, omdat zodanig werk niet voorhanden zou zijn. Bons stelde dat hij

90-95%van zijn arbeid kon verrichten en dat slechts twee

a

drie keer per week een medewerker uit het ma-gazijn behoefde bij te springen.De rechtbank meende dat bij een functie als de onderhavige in re-delijkheid niet kan worden gevergd dat telkens wan-neer de werknemer zware zaken of materialen moet tillen of sjouwen de hulp van een collega-verkoop-medewerker moet worden ingeroepen. Het zou van algemene bekendheid zijn dat in een dergelijk 'cash-and carrybedrijf' het nodige (zware) sjouw- en til-werk dient te worden verricht en dat in een dergelijk bedrijf de verkoop van diervoeders in grotere verpak-kingen dan van 5 kg veel voorkomt. De Hoge Raad oordeelde evenwel dat de rechtbank ten onrechte niet in de beoordeling had betrokken wat de werkne-mer hiertegen had aangevoerd, terwijl de rechtbank zich ook niet had verdiept in de frequentie van de ge-vallen waarin een beroep op colIega's zou moeten worden gedaan. Daarmee was nagelaten te beoorde-len of deze frequentie z6 hoog was dat niet van die colIega's en van de werkgever kon worden gevergd dat Bons op deze wijze zou worden ontlast (HR26

oktober2001,JAR2001/238,Bons/Tuin&Dier Zaan-stad). De hier gevraagde gedetailleerde beoordeling

Hoewel voor de zittende kantonrechters veel van

de huidige kleinschaligheid op deze wijze

behouden blijtt, is wei duidelijk

'dat

het

zelfstandige karakter van de kantonrechter

geleidelijk zal verdwijnen.

(4)

van de vraag of passende arbeid kan worden aange-boden, sluit aan bij de bedoeling van de Wet verbete-ring poortwachter, die hierna in deze kroniek nog aan de orde komt.

Wet arbeid en zorg

Sedert 1 december is de Wet arbeid en zorg van kracht (afgekort tot Waz, de kleine letters dienen ter vermijding van verwarring met de WAZ, de Wet Ar-beidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen). De wet beoogt alle regelingen voor verlof (meestal in verband met zorgtaken) te bundelen voor werkne-mers, ambtenaren en zelfstandigen (Wet van 16 no-vember 2001,5tb.2001, 567-569).

Het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt voor het eerst uitdrukkelijk als een verlofrecht in de wet geregeld en niet meer aIleen als een recht op uitke-ring of een verbod op arbeid om gezondheidsrede-nen. Ook het ouderschapsverlof en de mogelijkheid van loopbaanonderbreking zijn in de nieuwe wet op-genomen en daartoe uit onder meer het BW verwij-derd. Nieuwe rechten zijn geformuleerd als adoptie-verlof, kraamverlof en kortdurend zorgverlof. De wet regelt niet aIleen het recht op verlof, maar ook de daarmee verband houdende inkomensrege-lingen: in sommige gevallen doorbetaling van (een deel van) het loon, in andere gevallen een aparte

uit-De omslag die het afgelopen [aar plaatsvond in

de economie, en de gevolgen van de aanslagen

op 11 september hebben ontslag en

werktlldverkortinq weer tot een actueel thema

gemaakt in het arbeidsrecht.

kering. De zwangerschaps- en bevallingsuitkering wordt hiermee uit de sfeer van de Ziektewet gewaald, waar deze eigenlijk ook niet paste.

Per verlofregeling gelden weer afwijkende mogelijk-heden om al dan niet bij cao en/of in overeenstern-ming met de cao of personeelsvertegenwoordiging van de wettelijke regeling af te wijken.

De reden voor een aparte wet ligt met name in de toepasselijkheid op de drie genoemde groepen. Toch gelden voor werknemers weer andere regelingen dan voor zelfstandigen. Een bijkomende reden zal weI zijn geweest dat het kabinet hiermee zijn in spannin-gen voor de combinatie van arbeid en zorg duidelijk kon laten zien: staatssecretaris Verstand was niet voor niets op haar post benoemd. De omvattende re-geling staat dan nu wel bij elkaar, erg eenvoudig zijn de regels er niet op geworden. Een overzicht en toe-lichting op basis van de wetsgeschiedenis is te vin-den in D.J.B. de Wolff,Wet arbeid en zorg, Actualitei-tenreeks Sociaal Recht nr.II,Deventer: Kluwer 2002.

Nieuwe arbeidsrechteUjke

wetSYoorstellen

In december heeft het kabinet drie nieuwe arbeids-rechtelijke wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer in-gediend, die de komende tijd aandacht zullen vra-gen. In de eerste plaats het wetsvoorstel 28 167 tot wijziging van de regeling van het concurrentiebeding,

waarover prof. mr C}. Loonstra in NIB 2002, p. 350 uitvoerig berichtte. De bedoeling is bij dit beding een

478

beter evenwicht te brengen tussen de belangen van werkgever en werknemer en de arbeidsmobiliteit te bevorderen. Het komt voort uit de zgn. MDW-wetge-ving, in welk kader is gerapporteerd door de Com-missie-Asscher-Vonk. Op dit moment worden con-currentiebedingen dikwijls standaard opgenomen in arbeidsovereenkomsten en vee1te ruim omschreven. De werknemer wordt daarmee dikwijls in hoge mate beperkt in zijn arbeidsmobiliteit en vooral door on-zekerheid over de houdbaarheid van het beding. Vol-gens het voorstel mag een dergelijk beding in de toe-komst slechts 1 jaar geldig zijn na afloop van de ar-beidsovereenkomst. Het zal komen te vervallen als de arbeidsovereenkomst eindigt tijdens de proeftijd of door faillissement. Het moet de werkingssfeer zo-wel geografisch als qua werkzaamheden omschrij-Yen. Een ongetwijfeld omstreden deel van het voor-stel behelst de invoering van een door de werkgever te betalen vergoeding gedurende de werking van het beding. Rond deze vergoeding spelen nog tal van vragen, zoals hoe hoog deze moet zijn ('billijk' zegt het voorstel), en of alsnog afstand kan worden ge-daan van het beding. Daarnaast voorziet het voorstel in de mogelijkheid om in de ontbindingsprocedure ook over het concurrentiebeding een beslissing te ne-men. Omdat - in afwijking van adviezen van de Orde van Advocaten en de Vereniging voor Rechtspraak-hierbij op dit punt hoger beroep mogelijk wordt ge-maakt, zal ook hie rover nog wel discussie ontstaan. De twee andere voorstellen betreffen anti-discrimi-natiewetten naar handicap of chronische ziekte

(28 169), respectievelijk naarlee{tijd(28 170). Deze beide wetten vloeien voort uit de Europese kader-richtlijn over gelijke behandeling (2000/78 EG). In de voorstellen is aangesloten bij de systematiek van de andere discriminatiewetgeving, door te kiezen voor een zogeheten gesloten systeem, waarbij de uit-zonderingen expliciet in de wet zijn opgenomen. In feite is het een 'half-open' systeem, omdat de uitzon-deringen toch weer zo ruim en vaag zijn omschre-Yen, dat er nog veel interpretatie mogelijk is. Mede vanwege de eigensoortige uitzonderingen bij deze discriminatiegronden is toch gekozen voor een rege-ling in aparte wetten en niet in de Algemene Wet Ge-lijke Behandeling. Tot de uitzonderingsmogelijkhe-den behoort volgens het laatste voorstel bijvoorbeeld dat het mogelijk blijft een werknemer op 65-jarige leeftijd te ontslaan, enkel wegens het bereiken van die leeftijd.

Integratie kantongerechten

Als gevolg van de reorganisatie van de rechterlijke macht zijn sedert 1 januari 2002 de kantonrechters bestuurlijk ondergebracht bij de rechtbanken. Daarin vormen de kantonrechters nu een aparte 'sec-tor kanton', die bevoegd blijft in alle zaken die ook vroeger onder hun bevoegdheid vielen. De term kan-tonreehter blijft bestaan, maar het kantongerecht als zodanig is als apart gerecht opgeheven. De gebou-wen waarin de kantongerechten zetelden blijven in veel gevallen dienst doen als nevenzittingsplaats van de nieuwe sector kanton van de rechtbanken. En de eenvoudige wijze van procederen (zonder procureur) blijft eveneens gehandhaafd, ook al is de procedure gemoderniseerd en geiiniformeerd in het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op deze wijze moet zo veel mogelijk van de voordelen van de kantonrechtspraak (zoals nabijheid bij de burger, snelheid van behandeling van zaken, toegankelijk-heid voor de gewone man/vrouw) behouden blijven. Een gevolg van de wijziging is dat het hoger beroep in arbeidszaken voortaan bij het gerechtshof dient. Hoewel voor de zittende kantonrechters vee1van de

(5)

huidige kleinschaligheid op deze wijze behouden blijft, is wel duidelijk dat het zelfstandige karakter van de kantonrechter hierdoor geleidelijk zal ver-dwijnen en dat de modernisering van de rechterlijke organisatie ook aan deze groep rechters niet voorbij zal gaan. Voor de arbeidsrechtpraktijk zal het even wennen zijn om arbeidszaken aan te brengen bij de rechtbank en aan het nieuwe Wetboek voor Burger-lijke Rechtsvordering, waarover naast H.W. Wiersma,

NIB2002, p. 6-20 ook de derde druk van M.G. Rood,

Procesrecht in arbeidzaken, Arnhem: Gouda Quint 2002. Zie voor de specifieke gevolgen voor het ar-beidsrecht de Wetten van 6 december 2001, Stb.

2001,580,581 jo. 621 en Beschikking van 14 decem-ber 2001,Stb.2001, 623.

Ontslag en werktijdverkorting

De praktijk zal voor ontslagzaken ook moeten wen-nen aan de afschaffing van de naam van de RDA: door het opgaan van de arbeidsbureaus in de Centra voor Werk en Inkomen (CWI's), is de bevoegdheid om toestemming te geven voor ontslag op grond van artikel 6 BBA 1945 tegenwoordig opgedragen aan de Centrale organisatie voor werk en inkomen, die blij-kens de toelichting op het aangepaste Ontslagbesluit eveneens wordt afgekort met CWI. Daaruit blijkt te-yens dat de uitoefening van deze bevoegdheid zal worden opgedragen aan de 'functionaris juridische zaken', waarbij niet duidelijk is of dit dezelfde per-soon is als de vroegere RDA. De districtsindeling is in zoverre gewijzigd dat er nu sprake is van slechts zes districten. Dit brengt mee dat de werkingssfeer van de Wet Melding Collectief Ontslag impliciet is uitge-breid: sneller zal zijn voldaan aan de eis van 20 ont-slagen binnen drie maanden per werkgebied. Van de gelegenheid is ook gebruik gemaakt om het ancien-niteitsbeginsel en de afspiegelingsregel te verduide-lijken (art. I, onderdeel F, onder 1 en 2 Ontslagbe-sluit,Stat: 2001, 249, p. 42).

De omslag die het afgelopen jaar plaatsvond in de economie, en de gevolgen van de aanslagen op 11 september voor onder meer de burgerluchtvaart, hebben ontslag en werktijdverkorting weer tot een actueel thema gemaakt in het arbeidsrecht. De Stich-ting van de Arbeid zag niettemin nog geen kans om haar advies uit te brengen over de herziening van het ontslagrecht naar aanleiding van het rapport van de Adviescommissie Duaal Ontslagstelsel (ADO) uit no-vember 2000. De voorzitter van die commissie, prof. mr. M.G. Rood, heeft door zijn overlijden in decem-ber 2001 dit advies niet meer mogen meemaken (zie over Rood, NIB 2001, p. 2187). De Vereniging voor Arbeidsrecht publiceerde inmiddels weI onder redac-tie van G.c. Scholtens een op basis van het ADO-ad-vies uitgewerkt wetsvoorstel van de hand van de Werkgroep ontslagrecht van de vereniging, dat kan bijdragen aan toekomstige discussies over het ont-slagrecht(Ontslagrecht volgens ADO,Reeks VvAnr. 31, Deventer: Kluwer 2001). De afdeling burgerlijk recht van de Vereniging voor de Vergelijkende studie van het recht van Belgie en Nederland besteedde haar jaarvergadering aan het ontslagrecht (de preadviezen van G.].]. Heerma van Voss en W. van Eeckhoutte verschijnen inTijdschrift voor Privaatrecht2001/4; het verslag van de bijeenkomst in hetRechtskundig Week-blad).Onder redactie van I.P.Asscher-Vonk e.a. ver-scheen de bundel Ondememing en werknemer, Serie Onderneming en recht 22, Deventer: W.E.]. Tjeenk Willink 2001, waarin onder meer veel aandacht voor de belangen van werknemers bij problemen rond in-solventie van de onderneming.

Op een bijzonder actueel moment verdedigde W.A. Zondag zijn cum laude beoordeelde proefschrift

NIb

afl. 10 8 maart 2002

'O>";~:';{,,~~'~-Werktijdverkorting (Sanders Instituut/Gouda Quint 2001) op 22 november 2001 in Rotterdam (promo-tor: prof.mr.C.].Loonstra).

Zelfstandigheidsverklaring/

Verklaring arbeidsrelatie (Var)

Met ingang van een nader te bepalen tijdstip zullen zelfstandigen ook in de sfeer van de sociaIe verzeke-ringen een zelfstandigheidsverklaring kunnen aan-vragen (Wet van 20 december 2001,Stb.2001, 695). In de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelf-standigen (WAZ) is daartoe artikel 4a opgenomen. Dit artikel geeft (samengevat) aan dat de beschikking die aan de belastingplichtige wordt verleend niet aI-leen regelt dat de voordelen die de belastingplichtige geniet uit een arbeidsrelatie (werken voor een op-drachtgever) of uit meer dan een arbeidsrelatie (wer-ken voor verschillende opdrachtgevers onder de-zelfde condities) worden aangemerkt als winst uit een onderneming, maar ook dat hij met betrekking tot die arbeidsrelaties wordt aangemerkt als zelfstan-dige als bedoeld in artikel4 WAZ. De verklaring geldt voor hooguit 24 maanden. Indien de omstandighe-den veranderen, wordt de beschikking niet eerder herzien dan afloop van de termijn waarvoor de zelf-standigheidsverklaring was verleend. Veranderde omstandigheden hebben pas invloed na afloop van de geldigheidstermijn van de oorspronkelijke be-schikking. Opdrachtgevers kunnen dus volledig op de verklaring afgaan.

Deze zelfstandigheidsverklaring moet een einde ma-ken aan het jarenlange getouwtrek tussen personen die hun arbeid anders dan als werknemers willen aanbieden en hun opdrachtgevers aan de ene kant en de uitvoeringsorganen van de sociale verzekerin-gen aan de andere kant. Met name automatiserings-deskundigen en interim-managers (tot er voor hen een speciale regeling werd getroffen) liepen de deur plat bij de sector bestuursrecht van de rechtbank om een uitspraak te krijgen of zij nu weI of niet een ver-zekeringsplichtige relatie hadden. Ook in de bouw-sector en in de paramedische bouw-sector speelde het pro-bleem. Door de wettelijke regeling is een einde geko-men aan de mogelijkheid dat de belastingsector en de uitvoeringsinstelling een arbeidsrelatie verschil-lend beoordelen. Dat komt de rechtszekerheid ten goede. Belangrijke elementen van het fiscale onder-nemerschap, en daarmee van zelfstandigheid in de zin van de WAZ zijn onder andere:

• De duurzaamheid van de activiteiten van de on-derneming.

• De mate van afhankelijkheid van een opdrachtge-ver.

• De mate waarin debiteuren- en andere onderne-mingsrisico's worden gelopen.

De zelfstandigheidsverklaring wordt via de belasting-dienst aangevraagd, al dan nietgecombtneerd met een aanvraag van een beschikking arbeidsrelatie. Wanneer de belastingdienst de aanvrager als zelfstan-dige beoordeelt, zal het UWV een zelfstandigheids-verklaring verstrekken. De uitvoeringsorganisatie blijft dus het laatste woord houden. Twee kantteke-ningen:

• De invoering van artikel 4a WAZ betekent niet dat iemand die geen verklaring bezit geen zelfstan-dige kan zijn. Ais de feiten uitwijzen dat iemand zelfstandige is, dan geldt dit onverkort.

• De 'werkgever' van een zelfstandige is door de zelfstandigheidsverklaring niet gevrijwaard voor civielrechtelijke aansprakeli jkheidsstelling. Tegen een beschikking van het UWV inzake

(6)

digheid in de zin van de WAZ kan de betrokkene be-zwaar maken bij de inspecteur van belastingen. Ver-volgens beslist de fiscale rechter over de zelfstandig-heid op grond van de sociale wetgeving.

REA-subsidies worden vervangen door

premiekortingen

Wie een arbeidsgehandicapte tewerkstelt kan sinds 1 januari op grond van de Wet re'integratie gehandi-capten (Wet REA) geen subsidies meer ontvangen, maar een korting op de socialeverzekeringspremies. Met deze wijziging wordt beoogdde werking van de Wet REA te vereenvoudigen (Wet van 14 december

2001, Stb.2001, 644). Daarnaast wordt een vermin-dering van af te dragen premies gegeven aan werkge-vers die ouderen in dienst nemen of houden. Zowel de plaats waar de wijzigingen zijn geregeld als het tijdstip waarop vallen op. De wijzigingen zijn opgenomen in een belastingplan (Belastingplan 2002 V -Sociale zekerheidswetgeving), waarin gewoonlijk aanpassingen voor het nieuwe jaar worden opgeno-men. Meer voor de hand zou het hebben gelegen deze voorsteIlen op te nemen in de Wet verbetering poortwachter. Wat het tijdstip betreft: de regelingen van de Wet REA zijn qua leeftijd nog in de peuterfase. En dan nu al veranderen? De motivering van het ka-binet om de regelingen te wijzigingen was dat

werk-lende vergoeding indien de extra kosten meer bedra-gen dan de kosten van de premievrijstelling. De werkgever krijgt onder andere premiekortingen bij: • Het in dienst nemen van een

arbeidsgehandi-capte.

• Het in dienst houden van een arbeidsgehandi-capte.

• Het in dienst nemen van ouderen en jonggehan-dicapten.

Daarnaast wordt een aantal nieuwe subsidies gem-troduceerd, te weten een subsidie voor remtegratie-activiteiten en voor extra remtegratiekosten. In de overgangsbepalingen is vastgelegd, dat de premie-kortingen niet gelden voor werknemers die voor 1 ja-nuari 2002 in dienst zijn getreden.

Wet SUWI

In politieke kringen leidt de uitvoering van de werk-nemersverzekeringen al 100 jaar tot veel discussie. Moet de overheid deze regelingen uitvoeren of moe-ten de organisaties van werkgevers en werknemers daarvoor verantwoordelijk worden gesteld? De schermutselingen die aan het einde van de negen-tiende eeuw zijn begonnen tijdens de kamerbehan-delingen van de OngevaIlenwet lijken nog altijd niet echt beelndigd. Over de geschiedenis van verant-woordelijkheidsverdeling voor de

inkomensbescher-Automatiseringsdeskundigen en interim-managers Iiepen de deur

plat bij de sector bestuursrecht van de rechtbank

om

een uitspraak

te krijgen

of

zij nu wei

of

niet een verzekeringsplichtige relatie

hadden.

480

gevers het instrumentarium van de Wet REA niet overzichtelijk zouden vinden en de procedures voor de toe kenning van de instrumenten te lang. Opmer-kelijk, want de regelingen waren juist zo eenvoudig gemaakt na een breed overleg met vertegenwoordi-gers van werknemers en werkgevers. Een voorbeeld: de plaatsingssubsidies. Het enige dat een werkgever moest aantonen om een plaatsingssubsidie te verkrij-gen was, dat hij een arbeidsovereenkomst aanging met een arbeidsgehandicapte. In de praktijk bleek het verkrijgen van de subsidie echter een probleem, omdat de uitvoeringsinstelling (voortaan het UWV) moest vaststellen of iemand arbeidsgehandicapte was voordat de subsidie werd verleend. Naast de ge-noemde redenen was ook het feit dat werkgevers aangaven dat ze ook zonder de beschikbaarheid van subsidies de werknemers zouden hebben gereinte-greerd, reden om de wet aan te passen. Men kan zich afvragen of juist bij de nieuwe regeling de voordelen voor de werkgever niet minder duidelljk worden, omdat de premieverlaging pas in een later stadium doorwerkt.

Wat verandert er? De subsidies in de vorm van bud-getten, pakket op maat en vergoeding voor kosten bij behoud van eigen werk van de arbeidsgehandicapte worden samengevoegd met de regeling over de vri]-stelling en korting van de basispremie WAO en de opslag van de gedifferentieerde premie. De premie-nota zal aan de werkgever een duidelijk inzicht ge-yen welke tegemoetkomingen hij krijgt. In de wet wordt de systematiek van de tegemoetkoming in de kosten veranderd. Een eenduidige systematiek van premievrijstelling wordt ingevoerd met een

aanvul-ming van zieke werknemers verdedigde C.F. Sparrius in Nijmegen op 30 november zijn proefschrift, uitge-geven bij Thesa Publishers Maastricht (promotor: prof. I.P.Asscher-Vonk).

Ook bij de behandeling van het wetsvoorstel struc-tuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) is weer veel gepraat over de verdeling van de verant-woordelijkheden over de publieke en private secto-ren. De eerste plannen van het kabinet, neergelegd in de SUWI-nota van maart 1999, zijn zelfs gesneu-veld in verband met de daarin voorgestelde verant-woordelijkheidsverdeling over publieke en private instanties. Na het bestuderen van alternatieve mo-dellen is het kabinet tot de conclusie gekomen dat de uitvoering van de werknemersverzekeringen zich niet verdraagt met marktwerking en concurrentie. Volgens het kabinet zou een publieke instantie

ver-antweordelijkmoeten zijn voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen. AIleen dan kan versnip-pering en afwenteling van bestuurlijke verantwoor-delijkheden worden voorkomen. Voor de private sec-tor is ook een duidelijke taak weggelegd. Werkgevers en werknemers worden verantwoordelijk voor het sluiten van contracten voor remtegratietrajecten met re'integratiebedrijven. Deze verantwoordelijkheid sluit aan bij hun taak om ziekte, arbeidsongeschikt-heid en werkloosarbeidsongeschikt-heid zoveel mogelijk te voorkomen door werknemers in de gelegenheid te stellen weer aan het werk te gaan.

Deze visie van het kabinet is neergelegd in de Wet SUWI (Wet van 29 november 2001,Stb.2001, 624). In de Invoeringswet SUWI wordt de in trekking gere-geld van de Organisatiewet sociale verzekeringen

(7)

In de nieuwe

uitvoerings-situatie is alles

gericht op werk.

Werk wordt

boven inkomen

gesteld.

1997 en de Arbeidsvoorzieningswet 1998 (Wet van 29 november 2001,

Stb. 2001, 625). Beide wetten zijn grotendeels op 1 januari 2001 in werking getreden. Het Inwerkings-tredingsbesluit SUWI bepaalt op welk moment welke artikelen in werking treden (Besluit van 13 de-cember 2001,Stb.2001, 682). In de nieuwe uitvoeringssituatie is alles gericht op werk. Werk wordt boven inkomen gesteld. Vanaf het eerste moment en het eerste contact tussen uitvoeringsorganisatie en klant staan de mogelijkheden om weer werk te krijgen voorop. Het

ar-beidsbureau, uitvoeringsinstelling en gemeente vor-men naar buiten toe een eenheid. De client staat cen-traal. Werkzoekenden worden niet meer van het kastje naar de muur gestuurd. Zij kunnen bij een in-stantie, het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), terecht voor een baan en zonodig voor een uitkering. Het CWI bepaalt wat de kansen zijn van de werkzoe-kende op de arbeidsmarkt. Afhankelijk van zijn af-stand tot de arbeidsmarkt wordt de werkzoekende doorverwezen naar bijvoorbeeld een bijscholingscur-sus of een vacaturebank. Afhankelijk van de fase waarin de werkzoekende wordt ingedeeld, worden mogelijkheden voor hem gezocht om de kans op be-taald werk te vergroten. De werkzoekende moet ac-tief meewerken. Het CWI controleert of hij daartoe voldoende inspanningen verricht. Ook werkgevers kunnen zich voor personeel wenden tot het CWI. Op dit moment is slechts in zes van de 131 geplande CWI 's de fysieke eenwordmg tussen de arbeidsbu-reaus, sociale diensten en uitvoeringsinstellingen ge-realiseerd. In een groot gedeelte van de gemeenten zetelen de instellingen nog op verschillende adres-sen. Het kabinet heeft extra maatregelen genomen om in de overgangsperiode de knelpunten op te los-sen. Zo nemen gemeenten voorlopig nog de aanvra-gen voor een IOAZ-uitkering in behandeling. Nieuw is ook het Uitvoeringsinstituut werknemers-verzekeringen (UWV). Dit instituut neemt aIle taken van het Lisv over. De vijf uitvoeringsinstellingen (GAK, GUO, Cadans, Sfb en USZO) zijn hiermee ge-fuseerd tot een uitvoeringsinstituut. Het UWV heeft, samengevat, de volgende taken:

• Verstrekken van informatie en advies over ver-zuim en registratie.

• Beoordelen op basis van het reintegratieverslag van de inspanningen van werkgever en werkne-mer om terugkeer naar het werk tot stand te bren-gen. Mocht dit niet goed zijn gebeurd, dan kan het UWV een sanctie opleggen, bijvoorbeeld een verlenging van de wachttijd van 52 weken. • Uitvoeren van de WAO-keuring uit en beslissen

over toe kenning van de WW-, WAO-en TW-uitke-ring.

• Opdracht geven voor remtegratietrajecten, indien een werknemer geen werkgever meer heeft. • Toekennen van relntegratiesubsidies.

• De premieheffing voor de WAO en de WW en te-vensde Zfw.

In de nieuwe situatie is ook aandacht besteed aan de rechten van de clienten, Uitvoeringsinstellingen moeten aan clienten de nodige informatie verschaf-fen zodat zij inzicht krijgen in hun situatie. Zo moe-ten clienmoe-ten bijvoorbeeld hun eigen gegevens kun-nen inzien. De clientenparticipatte is wettelijk gere-geld. Op nationaal niveau moeten vertegenwoordi-gers van gemeenten, de Centrale Organisatie werk en inkomen, de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en het UWV regelmatig overleggen met de Landelijke

Clien-NIb

afl. 10 8 maart 2002

....:~"'...

tenraad over de vormgeving van de clientenparticipatie. De Clientenraad is ook gesprekspartner voor de Raad voor Werk en Inkomen.

De toezichthouder CTSV heeft plaats gemaakt voor de Inspectie voor Werk en Inkomen die rechtstreeks is ge-plaatst onder de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). In de bovenstaande plannen is weI enige ruimte voor clientenparticipa-tie voorzien, maar in verhouding tot het verleden nauwelijks voor de so-ciale partners. Hun inbreng wordt voortaan geleverd via de Raad voor Werk en Inkomen (RWI). Deze zal de Minister van SZW voorstellen doen over het hele ter-rein van werk en inkomen. In de RWI zijn werkge-versorganisaties, werknemersorganisaties en ge-meenten vertegenwoordigd. Met name zullen zij ook toezien op de verdeling van gelden voor reintegratie-activiteiten.

WAO-dossier

Het rapport van de Commissie-Donner 'Werk maken vanarbeidsgeschiktheid'he eft vooral de aandacht ge-trokken door de mogelijke beperking van het aantal WAO-uitkeringen. Na vele maanden moeizaam on-derhandelen, waarbij de politiek al begon te twij-felen aan de kracht van het poldermodel, publi-ceerde een SER-commissie begin januari 2002 als eer-ste stap op weg naar een door het kabinet gevraagd SER-advies een onderhandelingsakkoord. Hoewel er nog geen sprake is van een echt SER-advies, zijn de resultaten van het akkoord belangwekkend genoeg om ze te vermelden. Het voorstel is om aIleen nog een WAO-uitkering te verschaffen aan mensen die naar verwachting voor zeker nog vijf jaar voor ten-minste 80% arbeidsongeschikt zullen zijn. Zij zou-den recht hebben op een uitkering van 75% van het dagloon. Degenen die tussen de 35% en de 80% ar-beidsongeschikt zijn, zouden voor het gedeelte dat zij nog kunnen werken recht hebben op loon. Daar-naast zou hun loon wordt aangevuld met een uitke-ring die wordt bekostigd uit een door werkgever en werknemer gefinancierde verzekering. Degenen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn blijven ge-woon in dienst van hun werkgever en moeten in be-ginsel gewoon blijven werken.

De nieuwe maatregelen zouden de instroom van de WAO terugbrengen van 100000 naar 25 000 mensen per jaar. Verschillende obstakels zijn al aan de hori-zon verschenen. Het Centraal Planbureau lijkt de ra-mingen vooralsnog aan de optlmistische'kant te vin-den. De keuringsartsen vrezen dat de druk op hen om mensen volledig af te keuren onaanvaardbaar groot zal worden. In de politiek zijn de verhoging van de WAO-uitkering voor voIledjg arbeidsonge-schikten en de voorgestelde afschaffing van de pre-miedifferentiatie (hogere premie voor bedrijven die veel WAO-ers 'afleveren'), inmiddels al omstreden. Duidelijk is dat de WAObij de komende verkiezingen opnieuw een belangrijk onderwerp zal worden.

Wet verbetering poortwachter

Het belangrijkste, maar minst besproken element uit de voorstellen van de Commissie-Donner betreft een verbetering van de samenwerking tussen werkgever en werknemer met het oog op remtegratie in het eer-ste ziektejaar. Op dit punt heeft het kabinet weI voortvarend gewerkt aan wetgeving die vlak voor de

(8)

De

keurings-artsen vrezen

dat de druk op

hen om mensen

voJledig af te

keuren

onaanvaard-baar groot zal

worden.

verkiezingen van kracht zal worden: de Wet verbetering poortwachter, die op 1 april 2002 grotendeels in werking treedt (Wet van 29 novem-ber 2001, Stb. 2001, 628, 68S). De wet richt zich op de verbetering van de procesgang in het eerste ziektejaar en stelt nieuwe regels voor de ziek-melding, de reintegratie en de wachttijd van werknemers, alsmede met betrekking tot de loondoorbet-alingsverplichting van de werkgever. Dit moet ertoe leiden dat vaker wordt voorkomen dat zieke werkne-mers in de WAO terechtkomen. In de oude situatie leken de functie en het doel van de diverse instrumen-ten, zoals het remtegratleplan, niet helder te zijn, evenmin als de weder-zijdse taken en

verantwoordelijkhe-den van de diverse actoren in het eerste ziektejaar. Een duidelijke scheiding is aangebracht tussen de verantwoordelijkheid van de werkgever, de arbeids-ongeschikte werknemer en de Arbo-dienst enerzijds en de taken en bevoegdheden van het Uitvoeringsin-stituut werknemersverzekeringen (UWV) anderzijds. Het UWV krijgt in het eerste jaar een rol op de ach-tergrond, als informatieverstrekker en als adviseur. Tijdens dit jaar moet het UWV ervoor zorgen dat aIle betrokken partijen over voldoende relevante infor-matie beschikken om de arbeidsongeschiktheid te voorkomen of zo kort mogelijk te houden. Zij moe-ten daarin zelf een actieve houding aannemen. Het UWV treedt op als adviseur als werkgever of werkne-mer daartoe in een concrete situatie een verzoek doet. Dat kunnen verzoeken zijn om REA-instrumen-ten of vragen of recht op WAO bestaat. Op verzoek van werkgever of werknemer kan het UWV een des-kundigenoordeel (second opinion) geven over de vraag of een werknemer weI of niet ziek is, of aange-boden arbeid weI of niet passend is en of werkgever en werknemer weI of niet voldoende remtegratle-in-spanningen hebben gedaan. Om administratieve re-denen moet de werkgever nog weI in de 13e week het UWV op de hoogte brengen van de ziekte van de werknemer. Aan het einde van het eerste ziektejaar velt het UWV dan een oordeel over de remtgratie-in-spanningen van de werkgever en werknemer. \ De verplichtingen voor de werkgever en de werkne-mer worden aangescherpt. Zo omschrijft het BW nu in artikel 658a de verplichting van de werkgever om andere, passende arbeid aan te bieden aan zieke werknemers. Artikel 7:660a BW verplicht de werkne-mer om zulke arbeid te aanvaarden. De omschrijving van dit begrip is ontleend aan artikel 24 lid 4 WW. De komende tijd zal nog bezien moeten worden of de rechtspraak bij die van de WW zal kunnen aan-sluiten. Ten slotte is na een heftige discussie in artikel 7:670b BW bepaald dat het ontslagverbod bij ziekte niet geldt als de werknemer medewerking weigert aan de inschakeling in passende arbeid en het plan van aanpak. WeI verklaarde de staatssecretaris in de Eerste Kamer dat het drastische middel van ontslag

Na een heftige discussie is in artikel 7:670b BW

bepaald dat het ontslagverbod bij ziekte niet

geldt als de werknemer medewerking weigert

aan de inschakeling in passende arbeid en het

plan van aanpak.

482

pas aan de orde dient te komen als eerst de lichtere sanctie van loonin-houding is toegepast. Bovendien zal de CWI bij de preventieve toetsing van een dergelijk ontslag verplicht een deskundigenoordeel van het UWV moeten vragen. De werkgever zal in de toekomst ook zo nodig ex-tern naar andere passende arbeid moeten zoeken, al dan niet met be-hulp van een reintegratiebedrijf. Tot 2003 ligt deze taak (het zogeheten 'tweede spoor') nog bij het UWV. De nog in de maak zijnde Regeling 'procesgang eerste ziektejaar' zal houvast moeten geven voor de te ondernemen acties tijdens het eerste jaar van ziekte van de werknemer om te bevorderen dat hij zo snel mo-gelijk weer aan de slag gaat. Het rein-tegratieplan is vervangen door een plan van aanpak en een remtegratieverslag. Vanaf het eerste moment dat duidelijk wordt dat de ziekte niet bij een griepje blijft, moet de werkgever een remtegratiedossier aan-leggen en in overeenstemming met de werknemer een plan van aanpak opstellen. Daar blijft het niet bij. Het is de bedoe ling dat werkgever en werknemer tussentijds evalueren of de gekozen aanpak goed is of aangepast moet worden. Een casemanager moet wor-den aangewezen om het proces te bewaken. Wie dat moet worden is nog onduidelijk. Het meest voor de hand liggend is om de Arbo-dienst daarvoor in te schakelen. In de wet is expliciet opgenomen dat zij de werkgever moet bijstaan in zijn reintegratie-acti-viteiten. Uiterlijk in week 37 van de ziekte van de werknemer stelt de werkgever in samenwerking met de werknemer een remtegratteverslag op en geeft hem daarvan een afschrift. Uiteindelijk is het werk-nemer die het reintegratteverslag bij de UWV moet inleveren, tegelijkertijd met zijn aanvraag voor een WAO-uitkering. Mocht de UWV van oordeel zijn dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplich-tingen heeft verzaakt dan stelt zij een tijdvak van ten hoogste S2 weken vast gedurende welke de werkne-mer ook na afloop van het eerste ziektejaar recht be-houdt op loon van zijn werkgever. Werkgever en werknemer kunnen ook zelf redenen hebben om de WAO-beoordeling nog wat op te schuiven, bijvoor-beeld als de werknemer zich nog midden in een her-stelperiode bevindt. Zij kunnen de UWV verzoeken de wachttijd van S2 weken met te hoogste S2 weken te verlengen. Gedurende deze periode betaalt de werkgever het loon door. Mocht eenmaal besloten zijn tot verlenging van de wachttijd, dan heeft de werknemer het recht deze tijd te bekorten door tus-sentijds een WAO-aanvraag in te dienen. Het proto-col van het remtegratieverslag, zoals vastgelegd in Regeling 'procesgang eerste ziektejaar' vormt het centrale normenkader voor aIle betrokken partijen. Van de; werknemer wordt een actieve rol verwacht. Hij zal ook moe ten aangeven welke reintegratie-in-spanningen hij zelf heeft geleverd. Te verwachten valt dat het binnen het nieuwe systeem de werkgever sneller gebruik zal maken van de bevoegdheid om het loon in te houden, indien de werknemer niet meewerkt aan door de werkgever voorgestelde rede-lijke maatregelen gericht op werkhervatting. Werkt de werknemer onvoldoende mee aan remtegratie in het eerste ziektejaar, dan kan de WAO-uitkering wor-den geweigerd zonder dat de werkgever verplicht is loon te blijven betalen. In dat geval raakt de werkne-mer op de bijstand aangewezen.

Op grond van artikel 71a lid S WAO krijgt de Arbo-dienst expliciet een taak toegewezen om de werkge-ver bij te staan in de registratie van het ziektewerkge-verloop

(9)

Het aantal

keurinqen is

inderdaad afgenomen.

Daarentegen

ziln

de vragen

over gezondheid die de

werkgever tijdens

sollicitatiegesprekken aan de

werknemer stelt, toegenomen.

van zijn werknemer en de daaraan verbonden activi-teiten. De verzuimbegeleiding genoemd in artikel 4 Arbeidsomstandighedenwet wordt invulling gege-Yen. Het ligt voor de hand dat de kosten van de con-tracten met de Arbo-diensten hoger zullen worden, nu de deskundigen meer taken zullen moeten ver-richten.

De afschaffing van het re'integratieplan brengt mee dat de eis tot overlegging van dit plan bij verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met zieke werknemers eveneens vervalt (art. 7:685 BW). Niettemin zal ook de kantonrechter in een dergelijk geval toetsen of doorbreking van het ontslagverbod weI gerechtvaardigd is, waarbij ook de vraag of par-tijen voldoende relntegratieinspanningen hebben geleverd een rol kan spelen.

Evaluatie wet op de medische keuringen

De Wet op de medische keuringen (WMK) is op 1 ja-nuari 1998 van kracht geworden, tegelijk met de in-voering van de Pemba-wetgeving die de hoogte van de premie afhankelijk maakte van het aantal werkne-mers uit de onderneming die in deWAGterecht zijn gekomen. De wet beoogde de rechtspositie van de keurling te verbeteren en risicoselectie tegen te gaan. De Wet op de medische keuringen legt aanstellings-keuringen aan banden. Alleen een functie waaraan bijzondere eisen op het punt van medische geschikt-heid worden gesteld, komen in aanmerking voor een keuring. De WMK bestaat merendeels uit algemene bepalingen, waarvan de invulling is overgelaten aan het zelfreguleringsproces van de betrokken partijen. Zo is in de wet opgenomen dat verzekeraars, werkge-versverenlgingen, vakbonden, patienten en artsen met elkaar om de tafel zouden gaan zitten om

afspra-NIE,,,,,..,

afl. 1 0 8 m a art 2002

ken te maken over het doel van de keuring en over het verrichten van keuringen (artikel 9 WMK). Artikel 15 WMK voorziet in periodieke evaluatie van de wet. Uit een onlangs gehou-den evaluatie blijkt dat het aantal keuringen in-derdaad is afgenomen. Daarentegen zijn de vra-gen over gezondheid die de werkgever tijdens sol-licitatiegesprekken aan de werknemer stelt,

toe-genomen. De pensioens- en verzekeringsbranche le-yen de bepalingen, indien helder gesteld, getrouw na. Bedrijfsartsen zijn positief over de WMK. Het aantal zinloze keuringen is spectaculair gedaald. Met het zelfreguleringsproces is het echter slecht ge-steld. Partijen blijken nauwelijks een begin te heb-ben gemaakt met de opdracht tot zelfregulering. De Stichting van de Arbeid heeft ook hierover geen over-eenstemming kunnen bereiken. De regering heeft om deze reden twee regelingen zelf vastgesteld. In de eerste regeling wordt een aantal inhoudelijke regels gegeven. Zo zal de noodzaak van keuring in de adver-tentietekst moeten worden vermeld en dient de Arbo-diensthierover te adviseren. In de tweede rege-ling is een landelijke klachtencommissie ingesteld. De klachtencommissie kan geen bindende uitspra-ken doen. Maar indien de commissie de medische keuring in strijd met de wet acht, heeft de sollicitant uiteraard een belangrijke steun in een procedure op dit punt (Besluiten van 23 november 2001,Stb. 2001,

597en 598). •

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zij zien niet in waarom een werknemer wiens arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt beeindigd een vergoeding krijgt volgens een vaste formule als dat gebeurt

Als tegemoetkoming aan de bezwaren van de Abvakabo wijst de Hoge Raad er wel op, dat niet valt uit te sluiten dat de werkgever onder bijzondere omstandigheden op grond van artikel

Op de valreep van deze kroniek bevestigde de Hoge Raad het oordeel van het Hof. Opvallende overweging van de Hoge Raad: 'Dat de in de CAO overeengekomen grond voor het vervallen van

Dit in aanmerking genomen kan niet worden geoor- deeld dat de opvatting van de regering bepalend dient te zijn voor het antwoord op de vraag of het ontbreken van het door het

Dat oordeel werd door de Hoge Raad in stand gelaten onder verwijzing naar de volgende rechtsregel: 'In een dergelijke situatie vormt bij de beantwoording van de vraag of een in

De Hoge Raad oordeelde vervolgens, dat het feit, dat de voor een werknemer getroffen voorzie- ning in geval dat deel uitmaakt van een met repre- sentatieve vakbonden afgesloten

In het kort: (1) het hanteren van een objectief criterium, te weten de leeftijd van de werknemer, heeft een voordeel boven een stelsel waarin van geval tot geval moet worden

Paarse kabinetten aan het roer stonden. Het aanvan- kelijke kabinetsvoorstel om het aantal werknemers uit de nieuwe lidstaten aan een maximum te binden ging de Tweede Kamer nog te