• No results found

Kroniek Sociaal Recht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kroniek Sociaal Recht"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bezitten, indien het gaat om een maatschappelijk ongebruikelijke kleur, gedeponeerd voor een spe-cifieke warensoort. Hieraan ligt de gedachte van het BMB ten grondslag dat een kleur door het publiek daadwerkelijk als merk dient te worden opgemerkt en herkend. Hieraan voldeed het de-pot van Belgacom in casu niet.

Het Brusselse Hof maakt korte metten met de opvatting van het BMB en het BMB wordt ver-oordeelt om over te gaan tot inschrijving. Vol-gens het Brusselse Hof mogen bij de beoordeling van de geschiktheid van een kleur als teken van herkomst geen zwaardere eisen worden gesteld dan deze die voor andere tekens gelden.

Auteursrecht

Gerechtshof Leeuwarden 17 maart 1999, AM! 1999 p. 154, Bonnma/SBB m.nt J.J.c. Kabel. In dit arrest wordt beslist dat sloop (totale vernieti-ging) van een werk een aantasting oplevert van dat werk in de zin van artikel 25 lid 1 sub d Aw. Laatstgenoemd artikel beperkt het verzet van de auteur tot die aantasting die 'nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in die hoedanigheid'. Het Hof is van mening dat, aangezien de redelijkheids-toets van artikel 25 lid 1 sub c niet is verwoord in sub d, er in casu geen belangenafweging hoeft plaats te hebben. Met andere woorden, de toets-steen vormt in casu het eerder verwoorde 'na-deel'-vereiste (ook wel verwoordt als de 'reputa-tietoets'). Het Hof lijkt echter toch een belan-genafweging te maken door bij de beoordeling van het nadeel te bepalen: 'de vraag of een voor-genomen sloop de eer of naam van een architect zou kunnen schaden, zal met name daarvan af-hangen of de eigenaar gegronde redenen heeft voor de voorgenomen sloop. Naarmate een ver-nietiging van een werk (...) minder voor de hand ligt, moet deze aantasting als kwetsender en daarom nadeliger voor de maker worden aange-merkt. Bij derden zal dan immers de gedachte kunnen post vatten dat de waarde van het ont-werp weinig gewicht in de schaal heeft gelegd'.

Ik wil in dit kader ook verwijzen naar het in augustus 1999 uitgebrachte advies van de Com-missie Gedragslijn voor de Museale Beroeps-ethiek, zoals besproken in AM!1999, p. 156.

Literatuur

Een echte aanrader: D.J.G. Visser, Naburige rechten van uitvoerende kunstenaars,

fonogram-Sociaal recht

menproducenten, filmproducenten en omroeporga-nisaties, W.E.J. Tjeenk Willink 1999. ISBN 900-271-5097-4.

Sociaal recht

Prof.mr. G.J.J. Heerma van Voss, mr.drs. J. Heinsius

Wetgeving

Oudere werknemers

In NRC Handelsblad van 10 januari jl. viel te le-zen, dat de Duitse Bondskanselier Schroder met werkgevers en vakbonden ter bestrijding van de werkloosheid een compromis had bereikt, dat de weg zou vrijmaken voor oudere werknemers om eerder met pensioen te gaan. Meer jongeren zou-den daardoor aan het werk kunnen. Een kort be-richt, dat nog maar eens het verschil in de werk-gelegenheidssituatie in de BRD en die in ons ei-gen land bevestigde. Terwijl er in de BRD im-mers sprake is van een werkloosheidspercentage van ongeveer 10%, kunnen wij ons in Nederland verheugen met een sinds 1980 niet meer zo laag geweest percentage van rond de 3. Deze dagen worden er in de Tweede Kamer zelfs vragen ge-steld over het personeelstekort in bedrijven en lijkt het ene na het andere bedrijf de VUT af te willen schaffen en flexibele pensioenregelingen ervoor in de plaats te brengen (Forum 2 decem-ber 1999). De situatie is snel veranderd, want nog maar enkele jaren geleden verloren juist vaak de oudere werknemers hun baan bij herstructure-ring van ondernemingen, of kregen zij fraaie VUT-regelingen aangeboden om hun arbeids-plaats voor jongeren vrij te maken. Terwijl het in de Verenigde Staten van Amerika al jaren een vrij normale zaak is, dat mensen van 65 en (vaak veel ouder) nog werken, lijkt het nu ook in Ne-derland die kant op te gaan, omdat er te weinig arbeidskrachten beschikbaar zijn. Op langere termijn kan langer doorwerken overigens ook nodig worden om in verband met de vergrijzing de AOW betaalbaar te houden. Het sociaal recht volgt deze omslag op de voet. De zogenaamde Ouderenrichtlijn, die het bij de toekenning van ontslagvergunningen door de Regionaal Direc-teur voor de Arbeidsvoorzieningsorganisatie mo-gelijk maakte oudere werknemers te ontslaan werd enkele jaren geleden ingetrokken, zodat

(2)

Sociaal recht

voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst van werknemers ongeacht hun leeftijd de gelijke eisen gingen gelden. Daarbij worden oudere werknemers op grond van het anciënniteitsbe-ginsel, opgenomen in het Ontslagbesluit, ook nog beschermd. En in november vorig jaar heeft de wetgever een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gezonden, dat discriminatie van oudere werknemers beoogt tegen te gaan.

Wetsvoorstel leeftijdsdiscriminatie

Op 9 november vorig jaar is bij de Tweede Ka-mer het voorstel voor een Wet verbod op leef-tijdsdiscriminatie bij de arbeid (26 880) inge-diend. In Nederland kennen we reeds vele jaren het discriminatieverbod van artikel 1 Grondwet, de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) en artikel 7:646 BW, dat discriminatie tussen mannen en vrouwen verbiedt. Ook internationa-le verdragen, waaronder het rechtstreeks wer-kende artikel 26 IVBPR, verbieden discriminatie. Al deze regels verbieden echter niet expliciet de discriminatie van werknemers op grond van leef-tijd. Dit gaat nu veranderen. De wet zal op een aantal gebieden zowel direct onderscheid naar leeftijd verbieden, als indirect onderscheid (dat wil zeggen onderscheid op grond van andere hoedanigheden dan leeftijd, dat wel onderscheid op grond van leeftijd tot gevolg heeft). De ge-bieden waarop dit onderscheid wordt verboden

ZIJn:

- werving en selectie;

- aangaan van arbeidsverhouding; - arbeidsbemiddeling;

- scholing; - bevordering.

Opmerkelijk genoeg lijkt de beëindiging van de arbeidsverhouding niet onder de werkingssfeer van de wet te vallen. Maar daarvoor blijven na-tuurlijk wel de Grondwet en met name artikel 26 IVBPR van belang! Wel is een eenzijdige beëin-diging van de arbeidsverhouding wegens een ge-daan beroep op de wet vernietigbaar (victimisa-tie-ontslag). Het wetsvoorstel gaat overigens ver-der dan een eerver-der ingediend en weer ingetrok-ken voorstel, dat alleen betrekking had op wer-ving en selectie. Het gaat ook om een aparte wet, die zich uiteraard ertoe leent om te zijner tijd te worden uitgebreid met het onderwerp ontslag.

Overigens kent het voorstel wèl een aantal uit-zonderingen op het verbod van

leeftijdsdiscrimi-3746 KATERN 74

natie. Indirect onderscheid kan onder omstan-digheden objectief gerechtvaardigd zijn en er is een aantal gevallen, dat het verbod van directe discriminatie opheft. De opvallendste hiervan

ZIJn:

- noodzaak veroorzaakt door zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen (niet uitsluitend een financieel belang);

- risico's voor veiligheid en gezondheid; - leeftijdsrelevantie vervulling functie;

- noodzakelijkheid in verband met aard of doel scholing.

Nu de wet de mogelijkheid biedt om bij Alge-mene Maatregel van Bestuur nadere regels te stellen betreffende de 'open' geformuleerde uit-zonderingen, zal het deels daarvan afhangen, wat de exacte betekenis van de wet in de praktijk zal zijn. Daarnaast zal ook de jurisprudentie daarin een rol spelen.

Rechtspraak

Enkele jaren geleden achtte de Hoge Raad de gangbare leeftijdsgrens van 65 jaar nog steeds een algemeen aanvaarde pensioenleeftijd in ons land. Dat hij daarbij geen sprake achtte van dis-criminatie naar leeftijd, werd mede ingegeven door de behoefte aan een objectieve grens. Im-mers, het is pijnlijker om iemand te zeggen dat hij te oud wordt voor zijn werk, dan dat hij nu eenmaal moet gaan wegens het bereiken van een voor iedereen geldende leeftijdsgrens (HR 13 ja-nuari 1995,Nl 1995, 430;lAR 1995/35). Dezelf-de problematiek kwam recentelijk fraai aan Dezelf-de orde in twee uitspraken in kort geding over de leeftijdsgrenzen voor scheidsrechters in het be-taalde voetbal.

Leeftijdsdiscriminatie voetbalscheidsrechters

(3)

genoemd korps de doorstroming van jongere scheidsrechters mee te dienen. Deze grens werd door een alom erkend topscheidsrechter (J.H. Uilenberg) en enkele anderen in kort geding aangevochten, waarbij zij zich beriepen op het verbod op leeftijdsdiscrminatie. De President ging in zijn vonnis niet alleen uitvoerig in op de in Nederland geldende anti-discriminatienor-men, maar keek ook met een schuin oog naar het eerste (inmiddels vervangen) wetsvoorstel inzake leeftijdsdiscriminatie bij werving en selectie:

Ten aanzien van de toetsing van het (...)[onderhavige leeftijdscriterium, GHvV/JH] aan art. 1 Grondwet en art. 26 IVBPR wordt het navolgende overwogen. Op grond van voormelde artikelen is het niet alleen op de in die artikelen met name genoemde gronden, maar te-vens "op welke grond dan ook" verboden onderscheid te maken tussen vergelijkbare gevallen. Hoewel het leeftijdscriterium in voornoemde bepalingen niet expli-ciet is vermeld, dient op grond van geldende recht-spraak te worden aangenomen dat een ongerechtvaar-digd onderscheid op grond van leeftijd in strijd is met deze bepalingen (...). Van een ongerechtvaardigd on-derscheid op grond van leeftijd is sprake, indien voor het gemaakte onderscheid geen objectieve rechtvaardi-ging kan worden aangewezen. Dit betekent, dat het on-derscheid gericht moet zijn op een redelijk doel, en voorts doelmatig is en passend (proportioneel). Dit is reeds geldend recht. Het wetsvoorstel (...) expliciteert een verbod van leeftijdsdiscriminatie bij werving en se-lectie bij arbeid. Anticipatie op de inhoud van dit voor-stel is dan ook niet aan de orde, aangezien het geen aanwijsbare verandering brengt in het ten deze aan te leggen toetsingscriterium. Ook het wetsvoorstel han-teert een open norm, die niet afwijkt van de hiervoor geformuleerde en thans reeds geldende norm, te weten, het maken van onderscheid op grond van leeftijd is niet toegelaten, tenzij een dergelijk onderscheid objectief ge-rechtvaardigd is.'

Toegespitst op de hem voorgelegde vraag oor-deelde de kort geding-rechter, dat het door de KNVB gehanteerde leeftijdscriterium niet alleen een redelijk doel dient, maar ook een geschikt in-strument vormt om dit te bereiken. De vordering van Uilenberg c.s. werd dan ook afgewezen. Wel legde hij in het vonnis aan de KNVB ter over-denking de vraag voor, of het doel van de ge-hanteerde leeftijdsgrens voor betaald voetbal-scheidsrechters niet ook op andere wijze bereikt zou kunnen worden. Dat lijkt logisch, want de doelstelling van topkwaliteit zou bijvoorbeeld ook door onafhankelijke testen en beoordelingen kunnen worden nagestreefd (Pres.Rb. Utrecht 26 augustus 1999, KG 1999, 263). Maar met deze suggestie ondergroef de President eigenlijk

tege-Sociaal recht

lijk ook zijn eigen oordeel. En inderdaad vernie-tigde het Gerechtshof Amsterdam het vonnis bij arrest van 13 januari 2000. Een goed begin van het nieuwe jaar voor de oudere werknemer!

Literatuur Algemeen

- P.F. van der Heijden e.a., Naar een nieuwe rechtsorde van de arbeid?,Bundel ter gelegen-heid van het tienjarig bestaan van het HSl te Amsterdam, Den Haag 1999;

- A. Jacobs, De top-5 van het sociaal recht (persoonlijke top 5 boeken millennium prof. Jacobs), NJB 45 1999;

- R. Holtmaat (red.), Nemesis Jubileumuitga-ve Eeuwige kwesties. 100 jaar vrouwen en recht in Nederland, W.E.J. Tjeenk Willink, , Deventer 1999.

Gelijke behandeling/discriminatie

- LP. Asscher-Vonk, CA. Groenendijk, Gelij-ke behandeling: regels en realiteit, (evaluatie AWGB), Den Haag 1999;

- E. Verhulp, Grondrechten in het arbeidsrecht,

Preadvies. Reeks Vereniging voor Arbeids-recht, nr. 28, Kluwer, Deventer 1999.

Arbeidsovereenkomstenrecht

- W.CL. van der Grinten, Arbeidsovereenkom-stenrecht, 1ge druk, Kluwer, Deventer 1999; - G.J.J. Heerma van Voss, Goed werkgever-schap als bron van vernieuwing van het ar-beidsrecht, Reeks Vereniging voor Arbeids-recht, nr. 29, Kluwer, Deventer 1999;

P.F. van Loo, Werknemer of niet: mag u straks zelf kiezen?, SMA 11112 1999;

CJ. Smitskam, Wet aanpassing arbeidsduur,

PS Documenta 16 1999;

- K. Wentholt, Effectuering van het recht op arbeid voor vrouwen: (inter)nationale ont-wikkelingen met betrekking tot deeltijdar-beid, NJCM Bulletin 7 1999.

Ontslagrecht

- A.M. Luttmer-Kat, De rechtsgrond van (for-faitaire) ontslagvergoedingen, SMA 10 1999; CG. Scholtens, Systematiek ontslagrecht en afvloeiingsregelingen, Arbeidsrecht 11 1999; CG. Scholtens, De kantonrechtersformule en normering van de ontslagvergoeding, voortschrijdend inzicht en de commissie ADO, NJB 1 2000;

(4)

M edia- en telecommunicatierecht

- R.O. Triemstra e.a., Special Arbeidsomstan-dighedenwet 1998, PS, Special nr. 2, 1999; - T. Veling, Een terecht ontslag op staande

voet kan niet kennelijk onredelijk zijn, Soci-aal recht 11 1999.

Medezeggenschapsrecht

- B. van Bon, De lading kan omgevlagd. Het incorporeren van ondernemingsovereenkom-sten in CAO's, Sociaal recht 10 1999;

- G.J.J. Heerma van Voss e.a., Themanummer Medezeggenschap, R.M. Themis 8 1999; - A. Stege, De ondernemingsovereenkomst, de

CAO en de individuele arbeidsovereenkomst,

Sociaal recht 10 1999.

Socialezekerheidsrecht

- W.J.P.M. Fase, Wie behoort de rekening van de fictieve opzegtermijn te betalen, SMA 10 1999;

- A.P. van der Mei, De rechtmatigheid van woonplaatsvereiste voor bestaansminimum-uitkeringen onder het EG-recht, SMA 10 1999;

- F.J.L. Pennings, Het arrest Sürül: een arrest dat knaagt aan de Koppelingswet, SMA 10

1999.

Europees/Internationaal arbeidsrecht

- P.F. van der Heijden, Rol en betekenis van de rechtsontwikkeling in de ILO, Preadvies Ne-derlandse Vereniging voor Internationaal recht. Mededelingen van de NVIR nr. 119, Kluwer, Deventer 1999;

- W. Rauws, Een vergelijkende schets van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst naar Nederlands en Belgisch recht (deel 1),

Sociaal recht 11 1999;

- Ruizeveld, L. Verburg, The European Works Council in the Netherlands, Tilburg Foreign Law Review 1 2000.

Proefschriften

- H.H. van Steijn, Rechtshandhaving en PBO.

De rol van bedrijfslichamen bij de handha-ving van economisch recht van communau-taire en nationale oorsprong (UU), Intersen-tia Antwerpen 1999;

- J.M. van Slooten, Arbeid en Loon (UvA), Monografieën Sociaal recht nr. 17, Kluwer, Deventer 1999;

- J. van der Hulst, Het sociaal plan (UvA), Mo-nografieën Sociaal Recht, nr. 18, Kluwer, Deventer 1999;

3748 KATERN 74

- P.W. van Straalen, Behoud van rechten van werknemers bij overgang van onderneming

(RUG), Monografieën Sociaal Recht, nr. 19, Kluwer, Deventer 1999;

- A.c. Hendriks, Gelijke toegang tot de arbeid voor gehandicapten (UvA), Monografieën So-ciaal Recht, nr. 20, Kluwer, Deventer 1999.

Media- en

telecommunicatierecht

N.A.N.M. van Eijk, A.W. Hins, G.A.I. Schuijt

Mediarecht: regelgeving en beleid

Wetsvoorstel 26 363 tot wijziging van de Postwet en enige andere wetten, onder meer tot uitvoe-ring van de EG-postrichtlijn, is op 26 oktober 1999 door de Eerste Kamer aanvaard. Alleen de fracties van SGP, RPF/GPV en GroenLinks wa-ren tegen. Als wet van 28 oktober 1999 is de wet vervolgens in het Staatsblad verschenen (Stb.

1999,484). De artikelen zullen in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het ligt voor de hand dat dit pas zal gebeuren na de totstandkoming van een nieuw Postbesluit, de algemene maatregel van bestuur op basis van de Postwet. Een ontwerp-tekst is overeenkomstig artikel 25 van de nieuwe wet bekendgemaakt in de Staatscourant (Stert. 1999, 220, p. 7). Even-eens op 28 oktober 1999 schreef de staatssecre-taris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de minister van Economische Zaken, een brief aan de Tweede Kamer waarin zij haar plannen beschrijft tot versterking van de marktwerking in de postsector. Het gaat hierbij vooral om wijzi-gingen in het Barp, een ministerieel besluit dat algemene richtlijnen voor de concessiehouder be-vat (Kamerstukken II, 1999/2000, 24 036, nr.

142).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Hoge Raad overweegt dat, gezien ook de parlemen- taire geschledenls, van een ongeoorloofde ontdulking of uitholling van artikel 7:668a BW niet reeds sprake is door het enkele

Dit in aanmerking genomen kan niet worden geoor- deeld dat de opvatting van de regering bepalend dient te zijn voor het antwoord op de vraag of het ontbreken van het door het

Dat oordeel werd door de Hoge Raad in stand gelaten onder verwijzing naar de volgende rechtsregel: 'In een dergelijke situatie vormt bij de beantwoording van de vraag of een in

Ontslag en werktijdverkorting De praktijk zal voor ontslagzaken ook moeten wen- nen aan de afschaffing van de naam van de RDA: door het opgaan van de arbeidsbureaus in de Centra

De Hoge Raad oordeelde vervolgens, dat het feit, dat de voor een werknemer getroffen voorzie- ning in geval dat deel uitmaakt van een met repre- sentatieve vakbonden afgesloten

In het kort: (1) het hanteren van een objectief criterium, te weten de leeftijd van de werknemer, heeft een voordeel boven een stelsel waarin van geval tot geval moet worden

Paarse kabinetten aan het roer stonden. Het aanvan- kelijke kabinetsvoorstel om het aantal werknemers uit de nieuwe lidstaten aan een maximum te binden ging de Tweede Kamer nog te

gens de Hoge Raad dat dit beginsel niet doorslagge- vend is maar dat het naast andere omstandigheden van het geval moet worden betrokken in de afweging of de werkgever in strijd