• No results found

Het ruikt hier naar bier! Een onderzoek naar mogelijke conflicten tussen commercieel en religieus gebruik van de Martinikerk in Groningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het ruikt hier naar bier! Een onderzoek naar mogelijke conflicten tussen commercieel en religieus gebruik van de Martinikerk in Groningen"

Copied!
155
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het ruikt hier naar bier!

Een onderzoek naar mogelijke conflicten tussen

commercieel en religieus gebruik van de Martinikerk in

Groningen

(2)

2

Het ruikt hier naar bier!

Een onderzoek naar mogelijke conflicten tussen

commercieel en religieus gebruik van de Martinikerk in

Groningen

Masterscriptie Kunsten, Cultuur en Media

Specialisatie KBM

Gerda van Galen

g.van.galen@student.rug.nl

(3)
(4)

4

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 4 Voorwoord ... 5 Inleiding ... 6 Probleemstelling ... 7 Hoofdstuk 1. ... 10

Hoofdstuk 2. De door de bezoekers gezochte waarden. ... 25

Hoofdstuk 3 Verschillende publieksgroepen ... 31

Conclusie theoretisch kader ... 38

Domeinbeschrijving ... 40

Resultaten enquête leden wijkgemeente ... 45

Resultaten enquête toeristische bezoekers. ... 48

Vergelijking resultaten beide groepen ... 51

Conclusie ... 53

Bibliografie ... 58

(5)

5

Voorwoord

‘Is die scriptie nog steeds niet af?’ is een vraag die ik de afgelopen maanden talloze keren te horen heb gekregen, van verschillende mensen. Soms vermoeiend, soms frustrerend maar ook

aanmoedigend. Aanmoedigend omdat een bijzonder breed scala mensen interesse toonden in de vorderingen van mijn scriptie.

Een scriptie schrijven heeft mijns inziens veel weg van een relatie. Eerst is er de verliefdheid, waarbij het lijdend voorwerp nog onbekend is. Het is leuk zo veel mogelijk te weten te komen over deze grote onbekende. Als de eerste vlaag van verliefdheid over is komen verveling en sleur. Alweer met die scriptie bezig… De sleur leidt tot frustratie, twijfels en een flinke dip, waarbij werkelijk alles, van schoonmaken tot leren lampen te vervangen interessanter lijkt dan de scriptie. En dan het

beslissende moment, gaan we na de verliefdheid en de sleur verder met de relatie of zetten we er een punt achter? Voor een vlinder is het niet makkelijk verder te gaan, regelmatig heb ik met overtuiging het uit willen maken met de scriptie. Gelukkig leren volharding en trouw dat na de verliefdheid en sleur dan uiteindelijk het elkaar kennen komt, weten waar je mee bezig bent. Zo werd het langzaam weer leuk om aan de scriptie te werken. Hoe goed de relatie ook werkt, er komt een tijd waarop het beter is als de wegen scheiden. Na 8 jaar studeren en twee bachelors is het mooi geweest. De laatste maanden stond ik al met een half been in het werkende leven en is de

studententijd nu toch echt voorbij.

Er zijn talloze mensen die het verdienen hier bedankt te worden. Een aantal mensen moet in ieder geval genoemd worden. Allereerst mijn ouders, die mij financieel en emotioneel altijd

onvoorwaardelijk gesteund hebben. Ook mijn begeleiders verdienen een speciaal dankwoord met hun nimmer aflatende steun en opbeurende woorden. Met name voor mevrouw Zijlstra kan ik me voorstellen dat het een relatie was waar bij haar de verliefdheid er af was, als ik weer in tranen bij haar zat omdat het weer niet goed was.

(6)

6

Inleiding

De doelstelling van de Stichting Oude Groninger Kerken luidt: ‘het in stand houden van historische kerkgebouwen in de provincie Groningen en het bevorderen van de belangstelling ervoor.’1 Deze tweeledige doelstelling, waarbij niet enkel aandacht besteed wordt aan het in stand houden van erfgoed, maar ook aan het vergroten van de publieke belangstelling en het draagvlak, is kenmerkend voor de positie waarin veel erfgoedinstellingen zich bevinden. Instandhouding alleen is niet meer voldoende om geldstromen te ontvangen, ontsluiting en publieke belangstelling zijn hiervoor noodzakelijk geworden. Vaak opgericht tot behoud van erfgoed moeten erfgoedinstellingen nu publiek trekken als ze in staat willen zijn die oorspronkelijke doelstelling te vervullen, veel subsidie is immers afhankelijk van het aantal leden of bezoekersaantallen. Volgens Gielen zal 'een al te zware klemtoon op ontsluiting en participatie ... immers andere erfgoedfuncties, zoals beheer, behoud, restauratie en wetenschappelijk onderzoek ondergraven.'2 Om de publieke belangstelling te

vergroten is het van belang te kijken welke waarden deze bezoekers willen realiseren bij het bezoek. Dit vraagt een andere blik van erfgoedinstellingen.

In het boek Understanding the Behaviour of Cultural Tourists stelt Isaac dat de verwachtingen van consumenten niet altijd overeenkomen met hun ervaring bij het bezoek3. Door hier beter op in te spelen, zouden de erfgoedmonumenten hogere bezoekersaantallen kunnen realiseren en

herhalingsbezoek kunnen bevorderen. Tegelijkertijd kan dit een conflict op leveren met de gelovigen die het monument bezoeken vanuit een religieus oogpunt. Toeristen kunnen zich storen aan een al te duidelijk vertoon van de christelijke gemeenschap wanneer de kerk vol hangt met religieuze posters en het christelijke signatuur duidelijk aanwezig is. Ook kunnen zij belemmerd worden in het realiseren van een volledige bezoekerservaring wanneer bepaalde delen van de kerk afgesloten zijn voor toeristen. Andersom kunnen gelovigen zich storen aan lawaai makende toeristen met flitsende camera's die de gewijde sfeer in de kerk verstoren.

Deze nogal stereotype omschrijving geeft aan dat de twee grootste doelgroepen van religieus cultureel erfgoed, de gelovigen en de cultuurtoeristen beide andere waarden proberen te vervullen middels het bezoek aan religieus cultureel erfgoed.

In deze scriptie wordt gekeken welke waarden deze verschillende bezoekersgroepen zoeken, waar deze waarden met elkaar kunnen conflicteren en in hoeverre hierbij compromissen mogelijk zijn. Hierbij wordt in de casestudy de Martinikerk in Groningen als onderzoeksproduct genomen. Theoretisch kader

Allereerst wordt in kaart gebracht wat religieus cultureel erfgoed precies is. Vervolgens wordt aan de hand van de theorie van Boltanski en Thévenot gekeken in welke werelden het religieus cultureel erfgoed zich bevindt. Door dit te doen kan in kaart gebracht worden waar mogelijke conflicten zitten. Hierna wordt gekeken welke betekenissen religieus erfgoed in de werelden kan hebben. Aan de hand van het kader wat hier opgesteld wordt kunnen de waarden die bezoekers door bezoek trachten te realiseren concreet gemaakt worden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de theorie van Sheth, Newman en Gross, Boorsma en Van den Hoogen.

Nadat duidelijk is wat religieus cultureel goed is en welke waarden gerealiseerd kunnen worden door

1 Stichting Oude Groninger Kerken, “Over de Stichting”, http://www.groningerkerken.nl/index.php?s=7 (geraadpleegd op 10 augustus 2010)

2 Pascal Gielen en Rudi Laermans, Cultureel Goed; over het (nieuwe) erfgoedregiem, 5e ed. (Tielt: Lannoo, 2005), 9.

3

(7)

7 bezoek hieraan wordt gekeken welke publieksgroepen dit erfgoed bezoeken. Om de publieksgroep cultuurtoeristen te beschrijven wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de theorie van Isaac. Casestudy

Erfgoed is een diverse tak van sport. Niet alleen is er sprake van materieel erfgoed, ook immaterieel erfgoed en digitaal erfgoed maken onderdeel uit van erfgoed. Archieven, monumenten, bibliotheken en musea gericht op oudheid en historie vallen allen onder de noemer erfgoed.

Om gericht onderzoek en valide uitspraken te kunnen doen, is het noodzakelijk een strikte afbakening te maken. Dit om het onderzoek te kadreren en de omvang te bewaken.

Er is om die reden gekozen de aandacht te richten op religieus cultureel erfgoed en in de casestudy één voorbeeld te onderzoeken, de Martinikerk in Groningen.

Bij deze casestudy wordt een combinatie van diepte-interviews en enquêtes toegepast. Dit omdat op deze manier zo veel mogelijk bruikbare informatie verworven kan worden om een gefundeerde conclusie te schrijven. Op deze manier wordt een toevoeging gemaakt aan de bestaande discussie over toerisme en erfgoed en de rol van religieus cultureel erfgoed.

Waarom religieus cultureel erfgoed?

Het Nederlandse culturele erfgoed bestaat voor een aanzienlijk deel uit kerkgebouwen. Door de ontkerkelijking die de afgelopen decennia is ingezet, hebben veel kerkgebouwen hun oorspronkelijke religieuze functie verloren. Kerkgebouwen worden vaak in stand gehouden als cultureel erfgoed en fungeren op deze manier als trekpleister voor cultuurtoeristen. Het gebouw openstellen voor publiek en het organiseren van activiteiten is een manier om te voorkomen dat de gebouwen gesloopt worden. Er is in deze scriptie gekozen om naar religieus erfgoed te kijken om twee redenen. Allereerst zijn ontsluiting en bezoekersaantallen de afgelopen jaren hete hangijzers geworden voor de beheerders van religieus erfgoed. Daarnaast is het religieus erfgoed een groot onderdeel van het totale Nederlandse culturele erfgoed.

De casestudy behandelt een erfgoedmonument dat niet alleen door toeristen bezocht wordt maar daarnaast de oorspronkelijke religieuze functie vervult. Hierdoor kunnen mogelijke conflicten goed in kaart gebracht worden.

Er is voor gekozen alleen te kijken naar cultuurtoeristen en gelovigen. Er zijn nog verschillende mogelijke doelgroepen die in de casestudy meegenomen kunnen worden, zoals omwonenden van de kerk, bezoekers van kerk in een congresverband etc. Vanwege de omvang van een masterscriptie voert het te ver om al deze groepen in kaart te brengen. Vanuit deze overweging is er voor gekozen bovengenoemde twee doelgroepen te benaderen, de informatie die hiermee verkregen wordt moet voldoende zijn om een goede conclusie te kunnen schrijven.

Probleemstelling

(8)

8 Door de groeiende nadruk van het belang van bezoekersaantallen en het belang van maatschappelijk draagvlak is deze vraag voor erfgoedinstellingen steeds belangrijker geworden. De discussie rondom het begrip cultuurtoerist wordt in kaart gebracht, waarbij ook een typologie van de erfgoedtoerist wordt opgesteld. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de wetenschappelijke discussie over definiëring van de cultuurtoerist.

Hoofd- en deelvragen

De hoofdvraag die beantwoord wordt, is:

Welke waarden zoeken de bezoekers van religieus cultureel erfgoed, d.w.z. gelovigen en

cultuurtoeristen, wanneer zij religieus cultureel erfgoed bezoeken en in hoeverre zijn deze waarden conflicterend?

Om deze vraag te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van een aantal deelvragen. Deze deelvragen worden hier kort besproken. Ook de toegepaste methoden zijn hier opgenomen.

1. Wat is religieus cultureel erfgoed?

Allereerst wordt gekeken wat precies onder het begrip religieus cultureel erfgoed wordt verstaan. Om dat zo volledig mogelijk te doen worden eerst de begrippen erfgoed, cultureel erfgoed en vervolgens religieus cultureel erfgoed onderzocht. Vervolgens wordt gekeken welke actuele thema's rondom dit erfgoed spelen en welke betekenissen aan dit erfgoed toegekend kunnen worden.

2. Welke betekenissen kan religieus cultureel erfgoed hebben?

Om deze betekenissen in kaart te brengen wordt eerst de theorie van Boltanksi en Thévenot besproken. Door de werelden te bespreken kunnen de verschillen tussen betekenissen helder in kaart gebracht worden. De betekenissen van Van Gorp worden als basis gebruikt. Deze betekenissen worden uitgebreid en in de werelden geplaatst.

3. Welke waarden en behoeften kunnen worden onderscheiden?

Om te kunnen benoemen welke conflicten zich voor kunnen doen is het noodzakelijk alle mogelijk gezochte waarden te benoemen. Dit wordt gedaan door per betekenis te kijken welke waarden hieraan gekoppeld kunnen worden. Dit wordt gedaan aan de hand van de theorieën van Boorsma, Sheth, Newman en Gross en Van den Hoogen.

4.Welke publieksgroepen kunnen worden onderscheiden?

In de hoofdvraag worden twee publieksgroepen benoemd, gelovigen en cultuurtoeristen. Deze groepen worden gespecificeerd. Er wordt een definitie en een typologie van de cultuurtoerist opgesteld aan de hand van de theorieën van Munsters en Isaac.

Domeinbeschrijving

Aan de hand van het theoretisch kader en diepte-interviews die gehouden zijn met de beheerder en de dominee van de Martinikerk wordt een meetinstrument in de vorm van een enquête opgesteld voor de twee publieksgroepen. De resultaten hiervan worden verwerkt in de casestudy.

(9)
(10)

10

Hoofdstuk 1.

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden wordt eerst gekeken wat bedoeld wordt met de term religieus cultureel erfgoed. Centraal in deze scriptie staat de vraag vanuit welke behoefte enerzijds gelovigen en anderzijds toeristen de Martinikerk bezoeken en waar dit conflicterend is. Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt de theorie van Boltanski en Thévenot als uitgangspunt genomen. Deze theorie wordt aangevuld met verschillende specifieke theorieën over religieus erfgoed, publieksgroepen en waarden. In dit hoofdstuk wordt de theorie van Boltanski en Thévenot algemeen besproken als basis van het theoretisch kader, waarna deze nog aangevuld wordt met de theorie van Van Gorp over betekenissen van erfgoed. In de volgende hoofdstukken wordt de theorie van Boltanski en Thévenot aangevuld met theorieën over gezochte waarden en bezoekersgroepen. 1.1 Definiëring religieus cultureel erfgoed.

Om de term religieus cultureel erfgoed zo volledig mogelijk te bespreken wordt de term in drie delen onderverdeeld; erfgoed, cultuur erfgoed en religieus cultureel erfgoed. Deze delen worden apart besproken, waarna de drie lijnen weer bij elkaar komen om één sluitende definitie op te stellen. De term erfgoed.

Wanneer is een artefact erfgoed? De Van Dale geeft twee betekenissen aan het woord erfgoed. Ten eerste wordt het gedefinieerd als ‘bezit dat bij erfenis overgaat’, de tweede omschrijving is ‘goed dat in het vooruitzicht is gesteld’.4 Dit zijn korte beschrijvingen die bruikbaar zijn als leidend begin, maar te kort zijn om goed toepasbaar te zijn. Hoogleraar geschiedenis Frijhoff omschrijft erfgoed als: ‘ iets wat je uit het verleden krijgt toebedeeld of aangereikt met de opdracht er iets mee te doen en door te geven aan mensen na jou.’5 Deze omschrijving geeft meer informatie en is daarmee omvattender dan de omschrijving uit de Van Dale. Zowel bezit uit het verleden waar de huidige maatschappij iets mee moet doen (bezit dat bij erfenis overgaat) en het doorgeven aan de mensen na jou (goed dat in het vooruitzicht is gesteld) worden genoemd in de omschrijving van Frijhoff.

Tegenover deze passieve definiëring van erfgoed als materiaal dat je vanuit het verleden krijgt aangereikt staat een actievere definiëring zoals die onder andere geformuleerd wordt door Pascal Gielen en Rudi Laermans in De onbereikbare binnenkant van het verleden.6 Zij stellen dat je nooit iets uit het verleden krijgt toebedeeld, maar dat je uit het verleden selecteert, wat een actieve daad is. Een canon bestaat uit dat wat wel of niet in de verf wordt gezet, de canon verandert voortdurend door de selecties die gemaakt worden. Hier zit volgens Gielen een spanning tussen

geschiedeniswetenschappers en erfgoedmedewerkers. Erfgoedmedewerkers maken een evenement rondom iets en laten daarmee het selecteren ook duidelijk zien. Historici gaan er vaker vanuit gaan dat de geschiedenis wordt opgedrongen. Wanneer een artistiek manager van een orkest Mozart of Schönberg op het programma plaatst, is dat een actieve keuze. In plaats van Mozart had hij vele andere componisten kunnen kiezen. Afhankelijk van het doel wat nagestreefd wordt, kiest hij dat werk waarvan hij verwacht dat het doel er het beste mee bereikt wordt. Die keuze is een actieve daad, waarbij uit verschillende opties de best passende gekozen wordt.

In deze scriptie wordt gekozen de tweede definiëring van erfgoed te hanteren, omdat bij deze definiëring juist gekeken wordt welke selectieprocessen zich afspelen bij religieus cultureel erfgoed.

4http://surfdiensten3.vandale.nl.proxy-ub.rug.nl/vandale/zoekservice/, geraadpleegd op 25 oktober 2010. 5

Frijhoff (2007), 32.

(11)

11 Keuzes als bijvoorbeeld het wel of niet toelaten van toeristen tijdens kerkdiensten, of het

openstellen van het hoogaltaar voor publiek zijn hele actieve selectieprocessen. Het hoogaltaar wel of niet laten zien kan een keuze zijn die ingegeven wordt vanuit economische redenen (hogere entreeprijs kunnen vragen), religieuze redenen (het sacrale niet zomaar toegankelijk maken voor alle stervelingen) of industriële redenen (teveel bezoekers beschadigen de conditie van het altaar). Vanuit welk argumentatiekader dergelijke keuzes gemaakt worden, verschilt ook nog van tijd tot tijd. Hier wordt later in dit hoofdstuk verder op ingegaan. Omdat bij erfgoed tentoonstellen aan publiek actieve keuzes gemaakt worden, zal in deze scriptie de tweede definitie gebruikt worden.

Materieel en immaterieel erfgoed

Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) heeft het begrip erfgoed ‘… niet alleen betrekking op materiële overblijfselen (objecten) maar ook op de immateriële cultuuruitingen (zoals verhalen) van een samenleving.’7 Hierbij wordt de definitie van erfgoed onderverdeeld in materieel en immaterieel erfgoed. In Nederland is een Monumentenwet opgesteld om materieel erfgoed te behouden en beschermen. Voor immaterieel erfgoed is geen aparte wet opgesteld. Wel zijn 2011 en 2012 jaren van het immaterieel erfgoed, met als doel de publieke belangstelling voor immaterieel erfgoed te vergroten.8 De onderverdeling zoals benoemd door het SCP wordt hier verder uitgewerkt om te verhelderen waar de verschillen en overeenkomsten liggen.

Materieel erfgoed

Materieel erfgoed bestaat volgens bovenstaande definitie van het SCP uit tastbare overblijfselen van het verleden. Hierbij gaat het om gebouwen, maar ook om semi-roerende objecten. Semi-roerende objecten zijn bijvoorbeeld sieraden, schilderijen en boeken.

In Nederland wordt erfgoed beschermd vanuit een Monumentenwet. Omdat er door de eeuwen heen meer erfgoed is gekomen dan vanuit overheidswege bewaard kan worden, moesten selectiecriteria worden opgesteld. De wet is in 1988 voor het laatst gewijzigd en luidt nu:

‘door mensen vervaardigde onroerende zaken, die ouder zijn dan 50 jaar en die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, wetenschappelijke of culturele waarde.’

Materieel erfgoed kan door het Rijk, een provincie of een gemeente als monument beschermd worden. In Nederland stonden op 1 januari 2008 50.875 Rijksmonumenten, 40.975 gemeentelijke en 857 provinciale monumenten.’9 Dit maakt een totaal van meer dan 92.700 monumenten in

Nederland. Van dit totale aantal zijn ongeveer 3.900 monumenten religieuze monumenten.10 Dit betekent dat ongeveer 4.2 procent van het totale aantal monumenten religieus erfgoed is. Naast deze door de overheid beschermde monumenten zijn er ook monumenten die vanuit particuliere gelden in stand gehouden worden.

Immaterieel erfgoed

Het niet tastbare erfgoed van een cultuur wordt immaterieel erfgoed genoemd. Hieronder vallen verhalen en legendes, volksliedjes, spreekwoorden, orale overleveringen van volkscultuur door interviews en mediakunst. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur omschrijft immaterieel erfgoed als tradities en rituelen die een hedendaagse betekenis hebben.11 Immaterieel erfgoed is

7

SCP (2009), 20.

8http://www.nederlandscentrumvoorvolkscultuur.nl/wie-zijn-wij_2.html, geraadpleegd op 25 oktober 2010. 9 Nelissen (2008), 33.

10

Ibid.

(12)

12 belangrijk volgens dit centrum, omdat deze tradities en rituelen te maken hebben met de wortels en identiteit van een samenleving. Zij noemen immaterieel erfgoed ‘levend erfgoed’.12

Religieuze rituelen vallen onder immaterieel erfgoed. Hierbij kan gedacht worden aan de mis, de preek maar ook aan de vaste rituelen van gebed en gezang en het Onze Vader.

Materieel erfgoed en immaterieel erfgoed zijn bij religieus erfgoed met elkaar vervlochten. De kerk of kathedraal is als gebouw materieel erfgoed, de rituelen van de dienst die in het gebouw gehouden worden zijn immaterieel erfgoed. Beide vormen van erfgoed kunnen met elkaar verbonden zijn. Een object kan een plek innemen in verhalen en legendes waardoor materieel en immaterieel erfgoed met elkaar verweven zijn. Materieel en immaterieel erfgoed kunnen in dialoog met elkaar zijn. Er kan zelfs gezegd worden dat ze elkaar versterken. Voor bezoekers kan het een meerwaarde zijn dat het gebouw nog actief gebruikt wordt voor het oorspronkelijke doel.

De term cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed is een samenvoeging van de woorden cultuur en erfgoed. Eerst wordt gekeken wat de begrippen cultuur en erfgoed betekenen.Voor meer informatie over de definiëring van cultuur met betrekking tot erfgoed en toerisme wordt verwezen naar ‘Issues in cultural tourism’13 van Melanie Smith. In dit boek gaat Smith uitgebreid in op het definiëren van cultuur binnen een cultuurtoeristische context.

Een bruikbare omschrijving voor het bepalen van de betekenis van het begrip cultureelin cultureel erfgoed is die van Van den Hoogen. In zijn onderzoek noemt Van den Hoogen de betekenis van het woord cultuur.14 De betekenis die aan cultuur wordt toegekend is die van een sociologische of antropologische betekenis. Deze betekenis verwijst volgens Van den Hoogen naar de normen en waarden die mensen uit een samenleving met elkaar delen. Deze normen en waarden vormen de basis van de samenleving.15 Cultuur wordt gezien als het skelet van de omgangsvormen in een samenleving. Een voorbeeld hiervan is de cultuurtraditie om elke zondag om half tien met elkaar bijeen te komen in het kerkgebouw om de dienst bij te wonen. Ook tradities als het niet verrichten van zware arbeid op zondag in een christelijke geloofsgemeenschap valt hieronder.

De begrippen kunst en cultuur worden vaak door elkaar gehaald. Het is belangrijk om het onderscheid tussen kunst en cultuur helder te houden. De architectonische kenmerken van het kerkgebouw zelf en de aanwezige kunst in de vorm van bijvoorbeeld beelden, schilderijen en het orgel vallen onder de noemer kunst. De plek die orgelmuziek inneemt bij kerkdiensten is een voorbeeld van de invulling van cultuur.

De term religieus cultureel erfgoed

Om religieus cultureel erfgoed te definiëren is het van belang te kijken welke plek religieus erfgoed als niche inneemt in het grotere erfgoedplaatje. Binnen het kader van deze scriptie wordt alleen gesproken over christelijk religieus erfgoed in Nederland.

Religie heeft een sterk bepalende rol gespeeld bij de vormgeving van de westerse cultuur. Niet alleen het gedachtegoed heeft het een sterke vormende rol gespeeld, ook in ruimtelijke zin zijn

12http://www.nederlandscentrumvoorvolkscultuur.nl/wie-zijn-wij_2.html, geraadpleegd op 25 oktober 2010. 13 Smith, (2003).

14

Van den Hoogen (2010), 37.

(13)

13 overal in Nederlandvoorbeelden te vinden. Hierbij kan gedacht worden aan kerken, begraafplaatsen, scholen, kloosters, abdijen etc. Het Groningse landschap wordt in grote mate bepaald door de Romaanse kerken die een karakteristiek element zijn van dit landschap.16

Daarnaast is de zondag voor veel mensen nog steeds een dag waarop niet gewerkt wordt. Christelijke feestdagen als Pasen, Hemelvaart en Kerstmis zijn nationale feestdagen. Hoewel het christendom nog steeds een rol speelt in onze dagelijkse belevingswereld, is de rol van religie de laatste decennia ingrijpend veranderd.

In Nederland hebben vele religies gestalte gekregen. Het christendom heeft eeuwenlang een centrale rol gespeeld in betekenisverlening en zingeving van het bestaan. In 2008 rekenen rond de 8 miljoen mensen in Nederland zich tot een religieuze groepering. Hiervan is ongeveer 6,6 miljoen christen.17 Dit is op een bevolking van bijna 17 miljoen mensen een aanzienlijk aantal.

Religieus erfgoed binnen cultureel erfgoed

Religieus erfgoed is onderdeel van cultureel erfgoed. Zowel materieel als immaterieel religieus erfgoed neemt een belangrijke plek in binnen de westerse samenleving. Om te kijken welke plek religieus erfgoed precies inneemt en wat de reikwijdte hiervan is, worden immaterieel en materieel erfgoed eerst afzonderlijk besproken.

Immaterieel religieus erfgoed

De filosofische basis van de westerse samenleving is grotendeels gefundeerd op het christelijke gedachtegoed, waardoor religieus erfgoed een groot deel uitmaakt van het westerse immateriële erfgoed.18 Feestdagen als Pasen, Kerstmis, Pinksteren en hemelvaarthebben een christelijke

oorsprong en zijn onderdeel van het immateriële erfgoed van Nederland. Dat deze tradities nog een belangrijke plek innemen in het dagelijks leven,blijkt uit de top 100 van de belangrijkste tradities in Nederland, zoals geïnventariseerd door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur.19 Nummer 2 van deze top 100 is het zetten van de kerstboom, nummer 5 het kleuren van eieren tijdens Pasen, het luilakken tijdens Pinksteren neemt plek 11 in. Nummer 17 en 18 worden bezet door respectievelijk het zingen van Driekoningen en de optocht tijdens Palmpasen. Het naar de kerk gaan staat op plek 29. Deze hoge plaats laat zien dat het bezoeken van een kerk voor veel Nederlanders nog belangrijk is. De hoge plekken van christelijke rituelen en feestdagen onderstrepen dit, hoewel de directe link met religie wellicht niet gevoeld wordt door iedereen die een kerstboom versiert of een ei

beschildert. Materieel erfgoed

(14)

14 de eigen architectonische en geschiedkundige waarde, herbergen deze gebouwen vaak ook

waardevolle en bekende kunstvoorwerpen als schilderijen en beelden.

Om een indruk te geven wat onderdeel uitmaakt van christelijk religieus erfgoed in Nederland wordt hier een korte opsomming gegeven. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen katholiek erfgoed en protestants erfgoed. Deze opsomming is opgesteld aan de hand van een uitgebreid overzicht dat Nelissen geeft in Geloof in de toekomst! 20

Katholieke kerk Protestantse kerk

Gebouwen: Kerkgebouwen, kloosters, kapellen, begraafplaatsen

Roerend en semi-roerend: Kruisbeelden,

Mariabeelden, heiligenbeelden, cibories, kelken, altaren, retabels, kerkbanken,

glas-in-loodramen, preekstoelen, orgels

Gebouwen: Kerkgebouwen, catechisatieruimten, pastorieën, kerktuinen, begraafplaatsen

Roerend en semi-roerend: Kerkinterieurs, preekstoelen, orgels, grafstenen,

magistratenbanken, liturgietafels, tekstborden, rouwborden, Bijbels

Figuur 1. Korte opsomming religieus erfgoed.

Nelissen geeft in Geloof in de toekomst!een heldere beschrijving van de term religieus erfgoed. Hij omschrijft religieus erfgoed als onderdeel van cultureel erfgoed. Religieus erfgoed vertegenwoordigt volgens hemniet alleen een culturele waarde, maar ook een maatschappelijke, economische en ruimtelijke waarde. Op deze verschillende betekenissen wordt in de volgende paragraaf dieper ingegaan.

In de definitie van Nelissen wordt immaterieel erfgoed buiten beschouwing gelaten, waardoor deze niet volledig is. Erfgoed is eerder gedefinieerd als ‘materiële overblijfselen en immateriële

cultuuruitingen uit het verleden die heden ten dage een unieke waarde vertegenwoordigen en/of een bijdrage kunnen leveren aan het identiteitsbesef van een gemeenschap, volk, natie of

werelddeel.‘

Religieus cultureel erfgoed wordt in deze scriptie gedefinieerd als : ‘Materiële of immateriële

cultuuruitingen uit het verleden met een specifieke religieuze achtergrond die heden ten dage een unieke waarde vertegenwoordigen en/of een bijdrage kunnen leveren aan het identiteitsbesef van een gemeenschap, volk, natie of werelddeel of iets vertellen over het ontstaan van de normen en waarden van die samenleving.’

1.2 On Justification; de theorie van Boltanksi en Thévenot.

In de hoofdvraag wordt gesproken over conflicten die kunnen ontstaan doordat verschillende bezoekers van religieus erfgoed verschillende waarden proberen te realiseren. Deze conflicten kunnen betrekking hebben op de tegengestelde belangen van de verschillende bezoekersgroepen, maar ook tussen individuele bezoekers en groepen kan frictie voorkomen. Door deze spanningen en mogelijke compromissen in kaart te brengen kunnen oplossingen gezocht worden of verbeteringen

20

(15)

15 doorgevoerd worden, waardoor de bezoekerservaring zo optimaal mogelijk gemaakt kan worden. Om deze conflicten helder te beschrijven wordt gebruikt gemaakt van de theorie van Boltanksi en Thévenot.

In 1991 publiceren Luc Boltanski en Laurent Thévenot On Justification: economies of worth.21 In dit boek beschrijven zij aan de hand van onderzoek welke argumenten mensen gebruiken om hun handelingen te rechtvaardigen. Vanuit hun achtergronden als econoom (Thévenot) en socioloog (Boltanksi), hebben ze deze argumenten bekeken en onderverdeeld in zes werelden. Hierbij was het uitgangspunt om parallellen tot stand te brengen tussen de vraag naar gerechtigheid en de

aanpassing aan de situatie, waardoor Boltanksi en Thévenot in staat waren vanuit een conceptueel instrument eenheden te analyseren die op het eerste gezicht geen duidelijk verband hadden.22 Het analyseren van deze handelingen beschrijven zij aan de hand van zes verschillende werelden. Vanuit deze werelden kunnen compromissen gesloten worden en conflicten ontstaan.23 Acht jaar na het verschijnen van On Justification publiceert Luc Boltanksi samen met Eve Chiapello The New Spirit of

Capitalism.24 Hierin wordt aan de zes werelden een zevende wereld toegevoegd, het

netwerk-waardenregime. Uitgangspunt van deze wereld is dat iedereen bezig is met het uitbreiden van het aantal verbindingen in zijn netwerk en het verstevigen van bestaande verbindingen.25

De zeven werelden hebben elk specifieke kenmerken en een zwaartepunt. Dit heeft als gevolg dat zaken die in de ene wereld een groot aanzien genieten, in de andere wereld als minderwaardig beschouwd kunnen worden. De verschillende waarden die toegekend worden aan bepaalde handelingen, worden beschreven in het waardenregime van de wereld. Hoewel de zeven werelden verschillende waarderegimes hanteren staan ze niet los van elkaar. Dit heeft als gevolg dat een individu zich in verschillende werelden kan bewegen en dat meerdere werelden gelijktijdig van belang kunnen zijn. Wanneer meerdere werelden gelijktijdig van belang zijn, kunnen deze met elkaar in conflict zijn of moeten compromissen gesloten worden. In de bijlage is een overzicht van de werelden opgenomen. Hierin wordt ingegaan op de waarden, objecten, subjecten, relaties, voorwerpen, beoordeling, bewijzen en valkuilen die bij het waardenregime van de wereld horen zoals deze beschreven worden door Boltanski en Thévenot/ Chiapello. Deze bijlage is ter aanvulling. In de volgende paragrafen wordt dieper ingegaan op de verschillende werelden met betrekking tot religieus cultureel erfgoed. Per wereld wordt eerst een korte beschrijving gegeven aan de hand van de theorie van Boltanski en Thévenot. Vervolgens wordt gekeken hoe religieus cultureel erfgoed in de verschillende werelden geplaatst kan worden.

1.2.1 Geïnspireerde wereld

De eerste wereld die Boltanski en Thévenot beschrijven is de geïnspireerde wereld. In de

geïnspireerde wereld staan inspiratie en alle uitingen van inspiratie centraal. Het onuitspreekbare, etherische, spontane, emotionele en bizarre heeft een status van waardigheid. Wetten en regels worden als beperkend gezien. Liefde, passie en creatie staan centraal in deze wereld. Uniekheid is hierbij van belang.

21

Boltanski & Thévenot, (1991).

22

Ibid., 8

23

Ibid,8.

24

Boltanksi &Chiapello (1999) vertaling 2005.

25

(16)

16 De geïnspireerde wereld omvat zowel de esthetische kunstwaarde als de religieuze betekenis. Zowel de spirituele ervaring die de bezoeker op kan doen door het belijden van het geloof als het genieten van de schoonheid van het gebouw vallen nu onder dezelfde wereld.

De geïnspireerde wereld en religieus cultureel erfgoed

In deze scriptie worden de geloofsbeleving en de kunstbeleving met elkaar vergeleken en wordt gekeken waar conflicten plaats kunnen vinden. Een bezoeker kan bijvoorbeeld het altaar in de kerk willen bekijken vanwege de kunstwaarden van dit altaar. Vanuit religieus oogpunt kan de toegang tot het altaar enkel zijn voorbehouden aan de priesters. Op dat moment ontstaat er een conflict tussen het realiseren van kunstwaarden en geldende religieuze conventies. Wanneer zowel geloof als kunst onder dezelfde wereld vallen wordt het moeilijk dit soort conflicten duidelijk te krijgen. Liefde, passie en creatie zijn centrale kenmerken van de geïnspireerde wereld. Vanuit het christendom worden hier heel andere betekenissen aan toegekend dan vanuit de kunst. Liefde en passie zijn belangrijke begrippen in het christelijke geloof om de gezochte verlossing te bereiken.

De begrippen passie en creatie krijgen bij de kunst een andere kleur en betekenis. Binnen de kunstfilosofie zijn verschillende accenten gelegd, maar het unieke van het kunstwerk wordt in de westerse kunst gangbaar als belangrijkst gezien. Om tot de creatie van een uniek werk te komen is passie onontbeerlijk. Passie wordt hierbij gezien als toewijding aan het kunstenaarsvak. Door ontberingen, het niet begrepen worden en alles aan de kant te zetten voor de kunst kan de

kunstenaar een uniek kunstwerk maken. Hierbij worden regels uit de gemeenschap als beknellend en beperkend gezien voor de vrijheid van geest die nodig is. De wetten en regels die de kunstenaar als beperkend ervaart hebben in de geloofsgemeenschap juist aanzien. Hier zit een conflict. De

geïnspireerde wereld wordt gesplitst in de wereld van de kunst en de wereld van de religie om conflicten te kunnen duiden. Alles wat met kunst te maken heeft valt onder de wereld van de kunst. Dat wat betrekking heeft op religie en een geloofsbeleving valt onder de wereld van religie.

1.2.2 De wereld van de kunst

De door Boltanski en Thévenot genoemde begrippen, waardigheden en personen blijven hier staan. Hierbij gaat het om het beleven van de aanwezige kunstwerken of architectonische kwaliteiten van het gebouw.

1.2.3 De wereld van religie

Omdat de wereld van religie een afsplitsing is van de geïnspireerde wereld, staan veel van de daar genoemde kenmerken in deze wereld eveneens centraal, ze krijgen een afwijkende invulling. Het onuitspreekbare etherische en emotionele hebben in zowel de geïnspireerde wereld als de religieuze wereld een status van waardigheid. Wetten en regels worden hier niet als beperkend gezien maar als vormend. Personen die bij deze wereld horen zijn spirituele leiders zoals dominees en imams. Hun oordeel wordt als hoger gezien dan die van de leden van de geloofsgemeenschap Ook historische leidende figuren zoals Jezus en Mohamed zijn belangrijke personen. Deze leiders hebben een hoge positie, hun schrift is uitgangspunt van het geloof. Liefde en compassie zijn belangrijke waarden. Persoonlijke groei en zingeving zijn leidend.

(17)

17 Bij de wereld van de religie gaat het om het beleven en uitoefenen van het geloof. De

geloofsgemeenschap waar men onderdeel van kan zijn valt onder de domestieke wereld en wordt daar besproken.

1.2.4 De domestieke wereld

Relaties en familie staan volgens Boltanksi en Thévenot centraal in deze wereld. Normen en waarden, gedragscodes en loyaliteit noemen zij hierbij als van hoog aanzien. Traditie en hiërarchie zijn belangrijk. Gezond verstand, karakter, bescheidenheid en gewoontes worden hier hoog aangeslagen. Onbeleefdheid, roddelen, bedriegen, luidruchtigheid en ongeremdheid worden niet gewaardeerd.

De domestieke wereld en de religieuze wereld hebben op bepaalde punten grote overlap. Hiërarchie, respect en relaties zijn in beide werelden erg belangrijk. In de wereld van de religie krijgt de

belangrijke persoon, zoals de dominee, van zijn gemeente zijn statuur en aanzien. In de domestieke wereld werkt dit hetzelfde, waarbij familiehoofden en meesters veel aanzien hebben. Verschil tussen de werelden is dat bij de wereld van religie het beleven en belijden van het geloof centraal staat, terwijl in de domestieke wereld relaties en families centraal staan. In traditionele familierollen heeft de vader van het gezin het meeste aanzien, dit aanzien wordt hem door de overige gezinsleden gegeven. Wanneer hiertegen gerebelleerd wordt door één of meerdere leden van de familie komen alle onderlinge relaties onder druk te staan. Dit soort ongehoorzaamheid wordt niet getolereerd, waarbij reprimandes als uitsluiting of lagere rangorde straffen zijn. Wanneer teveel gerebelleerd wordt is dit een bedreiging voor de domestieke wereld. De domestieke wereld staat hiermee in gespannen relatie met de geïnspireerde wereld waarbij regels en traditie als drukkend ervaren worden.

Het beleven en praktiseren van religie is een individuele ervaring die onder de wereld van religie valt. Onderdeel zijn van de geloofsgemeenschap valt onder de domestieke wereld. Dit omdat de

geloofsgemeenschap de groep mensen betreft die met elkaar het kader vormen waarbinnen het geloof beleden wordt. De groep zorgt met elkaar voor voldoende financieel draagvlak om het

gebouw en een dominee te kunnen betalen. Binnen de geloofsgemeenschap gaat het niet zozeer om het uitoefenen van het geloof maar om het onderdeel te zijn van een groep die met elkaar dezelfde waarden en overtuigingen deelt. Deze geloofsgemeenschap wordt vaak gekenmerkt door

traditionele rolverdelingen en verhoudingen. Er worden veel kenmerken van de domestieke wereld vertoond. Ouderen hebben aanzien, een kenmerk van de domestieke wereld. Kinderen worden niet of slechts een gedeelte van de dienst toegelaten. De stem van kinderen wordt hiermee als minder waardevol gezien dan die van de ouderen. De dominee is de hoogste persoon, heeft het meeste aanzien.

Bij de openstelling van religieus erfgoed zijn een aantal kenmerken van de domestieke wereld terug te zien. Er zijn duidelijke gedrag- en kledingcodes. Zo wordt bezoek met blote schouders of knieën niet gewaardeerd, mag er niet luidruchtig gepraat worden en zijn bepaalde ruimtes duidelijk als stilteruimtes gemarkeerd.

1.2.5 De wereld van de roem

(18)

18 journalisten, media en de pers. Het verlangen om erkend te worden en eigenliefde zijn drijfveren. Sterren en objecten waar sterren zich mee verbinden worden door fans geadoreerd.

Bij de wereld van religie kan gedacht worden aan het aanzien van bijvoorbeeld tv-dominees. Deze dominees hebben geen traditionele vaste geloofsgemeente, maar het tv-publiek is de doelgroep die geprobeerd wordt te bereiken. Om het beroep van tv-dominee succesvol uit te oefenen is bereik belangrijk. Des te meer de tv-dominee kijkers aan zich verbindt, des te succesvoller hij is in het uitoefenen van zijn beroep. Het imago van een tv-dominee is belangrijk om aanzien te krijgen. Ook kan worden gedacht worden aan christelijke muziekbands die het imago van rockband of popband verknopen aan hun geloof. Deze bands hebben het imago van bijvoorbeeld een rockband in kledingstijl, imago en soort muziek, maar onderscheiden zich door de christelijke teksten van muzieknummers en de christelijke boodschap die ze in interviews verkondigen. Hierbij wordt de wereld van de roem ingezet als instrument om de christelijke boodschap te verkopen.

1.2.6 De civiele wereld

Het collectief en de algemene wil zijn hier geldend. Unitair, wetgeving, rechtsvormen en procedures zijn hier van belang. Aan het collectief wordt meer waarde gehecht dan aan het individu. Het vertegenwoordigen van een groep geeft status. Het opofferen van persoonlijke interesses en het uiten van de algemene wil worden gezien als noodzakelijke offers. Identificatie met de

vertegenwoordiger is belangrijk.

Omdat rechtsvormen en vakbonden geen relatie hebben met dat wat in deze scriptie wordt onderzocht , maakt deze wereld geen deel uit van het verdere onderzoek.

1.2.7 De marktwereld

Competitie, rivaliteit en concurrentie staan centraal in de marktwereld. Omdat verschillende individuen dezelfde wensen en verlangens willen realiseren ontstaan competitie en rivaliteit. Zakenlui, verkopers, klanten en concurrenten zijn hier de actoren. Als objecten een sterke marktpositie hebben zijn ze aantrekkelijk. Kopen, verkopen, bezitten, onderhandelen, betalen, concurreren en verkrijgen zijn hierbij de belangrijkste kenmerken.

De icoonfunctie van een gebouw kan ingezet worden om bezoekers te trekken. Aanwezige

kunstwerken kunnen hetzelfde effect bewerkstelligen. Het unieke van de kunst of het gebouw wordt ingezet om zich te onderscheiden van vergelijkbaar aanbod. De commerciële functie die het gebouw dan krijgt kan de geloofsbeleving in de weg staan, omdat het moeilijker is een geloofsbelevenis te hebben als het gebouw erg bekend is en druk bezocht wordt.

1.2.8 De industriële wereld

Efficiëntie, goed functioneren en een toekomstgerichte blik zijn kenmerkend voor de industriële wereld. Wetenschappelijke methodes en technologische objecten hebben hierbij aanzien. De personen die bij deze wereld horen zijn professionals, experts, specialisten en ondernemers. Methoden, taken, criteria, definities, planningen, doelen en het doen van onderzoek zijn hierbij objecten van handelen. Relaties zijn functioneel. Werk en energie geven waardigheid.

(19)

19 door openstelling voor publiek. Vloeren slijten door de vele voeten die er over lopen, schilderijen lijden onder temperatuurwisselingen en condens die ontstaan door bezoek. Door openstelling voor publiek worden de gelden verworven die nodig zijn om restauratie en onderhoud uit te kunnen voeren. Die openstelling leidt ertoe dat er meer onderhoud en restauratie nodig is.

1.2.9 De netwerkwereld

Netwerken, het uitbreiden van het aantal verbindingen in het netwerk en het verstevigen van bestaande verbindingen zijn van belang. Het genereren of participeren in projecten is belangrijk. Door deelname aan projecten kunnen nieuwe mensen ontmoet worden waarmee het netwerk uitgebreid kan worden. Het verlangen naar nieuwe activiteiten is de motor achter de activiteiten in deze wereld. Communicatief zijn, aanpassingsvermogen hebben en coördinatievermogen zijn belangrijke eigenschappen. De mate van activiteit en de hoeveelheid projecten waarin iemand betrokken is bepaalt de waarde. Enthousiasme, betrokkenheid, flexibiliteit en inzetbaarheid zijn belangrijk.

De netwerkwereld is voor de aanbieder van religieus erfgoed van belang. Door het netwerk uit te breiden kunnen nieuwe invullingen voor het gebouw gerealiseerd worden. De beheerder van de Martinikerk breidt haar netwerk uit met uitvaartverzekeringen, zodat de kerk in de toekomst vaker ingezet kan worden voor uitvaarten. Door haar netwerk uit te breiden kan de kerk een nieuwe functie krijgen, waardoor mogelijk nieuwe bezoekers worden binnengehaald en nieuwe inkomsten gegenereerd kunnen worden.

Bij de geloofsgemeenschap kan het netwerk van de leden van de gemeenschap er voor zorgen dat iemand een baan vindt of via leden van de gemeenschap het eigen netwerk uit kan breiden. Dit valt buiten de hoofdvraag die hier geprobeerd wordt te beantwoorden en zal daarom buiten

beschouwing gelaten worden. Toeristische bezoekers zullen het gebouw niet snel bezoeken om het netwerk uit te breiden of om aan projecten deel te nemen. De netwerkwereld is daarom net als de civiele wereld hier niet goed toepasbaar.

De verschillende werelden en religieus cultureel erfgoed

In bovenstaande paragrafen zijn de verschillende werelden beschreven. Dit is gedaan door eerst een algemene kenmerkschets te geven, aan de hand van de Boltanski en Thévenot. Vervolgens zijn de werelden gekoppeld aan religieus cultureel erfgoed. Dit vormt de basis voor het verdere theoretische kader. Kort samengevat ziet dit er als volgt uit:

Wereld Inkleuring religieus cultureel erfgoed

Wereld van de kunst Het beleven van de aanwezige kunstwerken of

architectonische kwaliteiten van het gebouw

Wereld van religie Ondergaan spirituele ervaring, belijden geloof

Domestieke wereld Regels bij betreden religieus erfgoed, traditionele

rolverdelingen en patronen in geloofsgemeenschap

Wereld van de roem Tv-dominees, christelijke bands die het woord van

God verkondigen

Civiele wereld n.v.t

(20)

20

Industriële wereld Beheer en behoud van het erfgoed

Netwerkwereld n.v.t.

Figuur 2. De werelden en religieus cultureel erfgoed. 1.3 Verschillende betekenissen van erfgoed

In paragraaf 1.2 zijn de verschillende werelden besproken. In deze paragraaf worden de werelden gekoppeld aan de verschillende betekenissen die religieus erfgoed kan hebben. Om deze

betekenissen in kaart te brengen, wordt gebruik gemaakt van de theorie van Van Gorp. Allereerst wordt deze theorie besproken, waarna hij gespecificeerd wordt voor religieus cultureel erfgoed en verbonden wordt aan de werelden.

Religieus cultureel erfgoed kan verschillende betekenissen vervullen. Van Gorp heeft een aantal van deze betekenissen in kaart gebracht.26 Hij onderscheidt vier betekenissen: een economische, politieke, sociale en wetenschappelijke betekenis. Deze betekenissen sluiten elkaar volgens Van Gorp niet uit; een monument kan bijvoorbeeld zowel een politieke als economische betekenis hebben. Van Gorp onderkent dat er meer betekenissen mogelijk zijn, zoals een esthetische betekenis, maar gaat hier verder niet op in.27 Allereerst wordt de invulling die Van Gorp aan de betekenissen geeft besproken, vervolgens wordt gekeken waar aanpassingen en aanvullingen nodig zijn.

De economische betekenis is volgens Van Gorp gerelateerd aan erfgoedtoerisme. Dit omdat een object volgens hem erfgoed wordt op basis van zijn sociale of politieke betekenis en op die manier een economische betekenis krijgt. Erfgoed kan ook worden ingezet als een instrument in de economische ontwikkeling van een gebied.

Nationale symbolen zijn onderdeel van het erfgoed en hebben een betekenis voor de vorming van de nationale identiteit. Deze betekenis is volgens Van Gorp een politieke betekenis. Een andere politieke betekenis is het bepalen wat een monument is, door Rijk, gemeenten of Provinciën. Erfgoed kan ook ingezet worden als legitimatie van de eigen natie en haar staatsgrenzen. Tot slot zijn de instituten en wetten die nodig zijn om erfgoed te beschermen ook onderdeel van de politieke betekenis.

De sociale betekenis omvat volgens Van Gorp de rol die erfgoed kan vervullen voor het welzijn en de identiteitsvorming van het publiek dat dit monument bezoekt. Ook valt hierbinnen volgens hem de plek die erfgoed vervult in het karakter van de omgeving en de belevingswaarde van de bevolking die hiermee gepaard gaat. Tot slot wordt ook de culturele of cultuurhistorische betekenis van erfgoed bij Van Gorp hieronder gerekend.

De wetenschappelijke betekenis is volgens Van Gorp de rol die erfgoed kan betekenen als een bron van informatie voor de wetenschap. Door materieel en immaterieel erfgoed te bestuderen en aan elkaar te relateren kan een beeld worden geschapen van de geschiedenis in zijn algemeenheid en specifieke ontwikkelingen hierbinnen.

Schematisch weergegeven ziet de betekenisgeving van Van Gorp er als volgt uit:

26

Van Gorp (2003), 22-24

27

(21)

21

Soort betekenis Betekenis

Sociale betekenis Hierbij gaat het om de rol van erfgoed voor het welzijn en de identiteit van mensen.28 Erfgoed bepaalt mede het karakter van de omgeving en heeft daarmee een belevingswaarde voor de bevolking. Ook de culturele of cultuurhistorische betekenis van erfgoed valt hieronder.

Politieke betekenis Nationale symbolen maken deel uit van het erfgoed en hebben daarmee betekenis voor de nationale identiteit.

Erfgoed speelt ook een politieke rol omdat door het Rijk, gemeenten en Provinciën monumenten erkend worden. Staten kunnen erfgoed ook gebruiken als legitimatie van de eigen natie.

Om erfgoed te beschermen zijn verschillende wetten en instituten nodig.

Economische betekenis Deze betekenis is gerelateerd aan erfgoedtoerisme. Een object wordt erfgoed op basis van zijn sociale of politieke betekenis en krijgt zo een economische betekenis.

Erfgoed kan worden ingezet als instrument in de economische ontwikkeling van een gebied.29

Wetenschappelijke betekenis Hierbij moet gedacht worden aan de functie als bron van informatie voor de wetenschap.

Figuur 3. Betekenissen van Van Gorp

De betekenissen die Van Gorp onderscheidt en de invulling die hij aan de betekenissen toekent kunnen niet één op één worden overgenomen in deze scriptie. Dit omdat enerzijds een aantal betekenissen nu ofwel niet genoemd worden ofwel een invulling krijgen die niet overeenkomt met de definiëring van erfgoed zoals die hier gehanteerd wordt. Omdat de betekenissen wel een goede basis vormen, worden ze als uitgangspunt genomen. De verschillende betekenissen worden hieronder één voor één besproken, waarbij de koppeling met de werelden zoals eerder in dit hoofdstuk besproken wordt gemaakt.

Sociale betekenis

Van Gorp plaatst de culturele betekenis en de belevingswaarde van erfgoed onder de sociale betekenis. De religieuze beleving en de culturele betekenis vallen dan onder dezelfde betekenis als de sociale betekenis. Eerder in dit hoofdstuk is besproken waarom deze twee betekenissen los van elkaar besproken moeten worden. Deze betekenissen worden niet alleen uit elkaar gehaald, maar ook uit de sociale betekenis geplaatst. De rol van welzijn en identiteitsvorming is de betekenis die de sociale betekenis van erfgoed hier krijgt. Hierbij kan het gaan om toeristische bezoekers die zichzelf

28 Ibid..

29

(22)

22 ontwikkelen door het bezoeken van erfgoed of die er plezier uithalen dit met vrienden of familie te doen. Bij gelovigen kan het gaan om het sociale contact met medegelovigen of het bevestigen van de christelijke identiteit door het bijwonen van de dienst.

De betekenis van identiteitsvorming en de betekenis van welzijn verhouden zich slecht met elkaar onder één noemer. Het beleven van het geloof valt onder de wereld van religie, waar

identiteitsvorming onder te plaatsen is. Het sociale welzijn door deel uit te maken van een groep is onder de domestieke wereld geplaatst. De sociale betekenis valt nu in twee onderdelen uiteen. In het volgende hoofdstuk zal met behulp van aanvullende literatuur geprobeerd worden hier een betere vorm voor te vinden.

Politieke betekenis

Van Gorp ziet erfgoed als nationale symbolen die kunnen bijdragen aan de nationale identiteit. Deze betekenis wordt zonder wijzigingen overgenomen. Daarnaast noemt hij wetten en instituten die nodig zijn voor de bescherming van erfgoed. Wetten en instituten zijn kenmerken van de civiele wereld, de politieke betekenis wordt in de civiele wereld geplaatst. Bij het bespreken van de civiele wereld kwam naar voren dat deze wereld en haar betekenissen geen plek hebben bij het

beantwoorden van de hoofdvraag. Dat is ook bij de politieke betekenis het geval, deze betekenis wordt in het vervolg van deze scriptie daarom buiten beschouwing gelaten.

Economische betekenis

De economische betekenis wordt door Van Gorp gekoppeld aan erfgoedtoerisme. Ook kan erfgoed volgens Van Gorp ingezet worden als instrument voor de economische ontwikkeling van een gebied. In de marktwereld is de schaarste van een product van belang voor de waarde van het product. De uniekheid van het monument zorgt voor meer of minder toeristen. Unieke kwaliteiten kunnen het erfgoed een trekpleister maken die veel bezoekers trekt. Wanneer in een gebied meerdere min of meer gelijke Romaanse kerken staan is er geen schaarste van het product. Wanneer een kerk een uniek kunstwerk herbergt, een unieke bouwstijl heeft of een beroemde architect als ontwerper, krijgt het monument de uniekheid die in de regel tot veel bezoekers leidt. Dit kan zowel onder de wereld van de roem als de marktwereld vallen. De bekendheid die het erfgoed krijgt door de unieke eigenschappen valt typisch onder de wereld van de roem. De extra bezoekers die hier op afkomen vallen onder de marktwereld.

Wetenschappelijke betekenis

Van Gorps invulling van de wetenschappelijke betekenis kan overgenomen worden, met de aanvulling dat het hierbij om het actieve selectieproces gaat. De wetenschappelijke betekenis is onder de industriële wereld te plaatsen, omdat het om het verwerven van kennis gaat. De

wetenschappelijke betekenis is bij beide doelgroepen niet van toepassing en wordt daarom in het verdere onderzoek buiten beschouwing gelaten. Bij de bespreking van de industriële wereld is de functie van beheer en onderhoud genoemd. Deze betekenis wordt door Van Gorp niet genoemd. Culturele betekenis

(23)

23 voor de directe omgeving. De esthetische invulling heeft betrekking op de kunstwaarden van het gebouw en de in het gebouw aanwezige kunstwerken. De uniekheid is al vastgesteld bij de marktwereld. Het unieke van de architectuur of de aanwezige kunst trekt bezoekers. 30 Die uniekheid, samen met de beleving van kunst, maken dat deze betekenis onder de wereld van de kunst vallen.

Religieuze betekenis

Een groot aantal monumenten wordt nog gebruikt als plek om het geloof te belijden. Dit kan bijvoorbeeld doordat er nog missen, biechten en/of kerkdiensten plaats vinden. Daarnaast is er een groep bezoekers die niet zeer frequent het geloof belijdt, maar bij bezoek aan een religieus cultureel erfgoed monument wel een religieuze ervaring heeft. Dit kan bijvoorbeeld door het aansteken van een kaarsje. Ook zijn er binnen de religieuze groeperingen incidentele bezoekers die op

onregelmatige basis het monument vanuit een religieus oogpunt bezoeken. De zeven betekenissen

De betekenissen die religieus erfgoed kan vervullen zijn uitgebreid en verbonden aan de werelden. De betekenissen gekoppeld aan de werelden levert het volgende overzicht op:

Wereld Soort betekenis Invulling betekenis

Wereld van de kunst Culturele betekenis Identiteitsvorming, unieke van kunst beleven

Wereld van religie Religieuze betekenis Ondergaan spirituele ervaring, belijden geloof

Domestieke wereld Sociale betekenis Welzijn van contact met anderen

Wereld van de roem Economische betekenis Het unieke van het religieus erfgoed inzetten als trekpleister voor veel bezoekers.

Marktwereld Economische betekenis Het unieke van het religieus

erfgoed inzetten als trekpleister voor veel bezoekers.

Civiele wereld Politieke betekenis Wetten en instituten ter

bescherming van het erfgoed. Industriële wereld Wetenschappelijke betekenis Bron van informatie voor de

wetenschap

Beheer en restauratie Het in stand houden van het erfgoed voor de toekomst

Netwerkwereld n.v.t. n.v.t

Figuur 4. De verschillende werelden en betekenissen.

Een aantal van de betekenissen zijn voor dit onderzoek relevanter dan andere. De politieke en wetenschappelijke betekenis zullen in de regel voor de hier onderzocht publieksgroepen geen reden zijn om religieus cultureel erfgoed te bezoeken. De economische betekenis is bij religieus cultureel

30

(24)

24 erfgoed vooral van belang voor de aanbieder, niet de afnemer. Omdat de uniekheid van het

monument die bij deze betekenis genoemd wordt terugkomt in de wereld van de roem is ook deze betekenis niet van toepassing. Deze betekenissen worden in het verdere onderzoek niet

meegenomen.

Conclusie

In dit hoofdstuk is duidelijk geworden wat onder de term religieus cultureel erfgoed kan worden verstaan. Aan de hand van literatuuronderzoek is een definitie van het begrip opgesteld. Vervolgens zijn de werelden van Boltanski en Thévenot aan deze definitie gekoppeld om de verschillende aspecten van het begrip duidelijk te maken. Aan deze werelden zijn verschillende betekenissen die het erfgoed kan hebben toegevoegd.

Er is beargumenteerd dat niet alle werelden en betekenissen gebruikt kunnen worden om de hoofdvraag te beantwoorden. Wanneer deze hier niet bruikbare werelden en betekenissen worden weggelaten ontstaat het volgende schema, dat gebruikt zal worden in het vervolg van de scriptie:

Wereld Soort betekenis Invulling betekenis

Geïnspireerde wereld Culturele betekenis Identiteitsvorming, unieke van kunst beleven

Wereld van religie Religieuze betekenis Ondergaan spirituele ervaring, belijden geloof

Domestieke wereld Sociale betekenis Welzijn van contact met anderen

Figuur 5. De werelden met betekenissen.

(25)

25

Hoofdstuk 2. De door de bezoekers gezochte waarden.

In het vorige hoofdstuk is het begrip religieus cultureel erfgoed besproken. Hierbij kwam naar voren dat de sociale betekenis nog niet duidelijk ingevuld kon worden. In dit hoofdstuk worden de

betekenissen die erfgoed kan vervullen gekoppeld aan de door het publiek gezochte waarden. Hierbij wordt gekeken welke mogelijke waarden de publieksgroepen kunnen zoeken.

Er wordt een duidelijke scheiding aangebracht tussen verschillende soort waarden. In literatuur over (kunst)marketing is een aantal theorieën te vinden waarin auteurs verschillende kunstgerelateerde waarden beschrijven. Deze theorieën worden gebruikt om voor de waarden die betrekking hebben op de geïnspireerde wereld een classificatie op te stellen. Vervolgens wordt gekeken naar gezochte waarden voor de andere betekenissen die in hoofdstuk 1 zijn vastgesteld.

Deze theorieën worden ingezet om een overzicht van waarden op te stellen die gebruikt kan worden in het empirisch gedeelte van het onderzoek met betrekking tot de geïnspireerde wereld. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre de onderscheiden waarden kunnen worden toegepast op de andere betekenissen. Hierbij wordt de kritische kanttekening meegenomen dat kunst en erfgoed twee verschillende dingen zijn.

In het artikel ‘An experiental approach to the consumption value of arts and culture’ onderzoeken Bourgeon-Renault e.a. de ervaring van het publiek bij kunstconsumptie. Ze gebruiken hiervoor de vijf consumptiewaarden die door Sheth, Newman en Gross onderscheiden worden. Deze vijf waarden zijn:

1. Functionele waarden. Hieronder wordt de mogelijkheid tot het ervaren van hoge kwaliteit verstaan;

2. Sociale waarden. Het zich willen vereenzelvigen met sociale groepen;

3. Emotionele waarden. Onder deze waarde valt het opwekken van bewondering, verwondering, verrassing of plezier;

4. Epistemische waarden. Dit behelst de mogelijkheid tot het opdoen van kennis;

5. Conditionele waarden. Hieronder valt de mogelijkheid tot het ervaren van het kunstproduct binnen optimale omstandigheden. 31

De auteurs beargumenteren dat de consumenten in ieder geval een aantal van deze waarden nastreven wanneer zij naar een kunstvoorstelling gaan.32 De omstandigheden waaronder een kunstproduct wordt ervaren, kunnen volgens Sheth, Newman en Gross een belangrijke rol spelen in de ervaring en het oordeel van de consument. Hume bevestigt dit in haar artikel over

herhalingsaankopen, zij stelt dat subjectieve en ervaringsaspecten van het product belangrijke drijfveren zijn voor consumptie, maar dat de kwaliteit van de ondersteunende services een grotere

31 Bourgeon-Renault e.a., “An Experiental Approach to the Consumption Value of Arts and Culture: The Case of

Museums and Monuments,” International Journal of Arts Management 9, no. 1 (herfst 2006), 38.

(26)

26 rol spelen in de tevredenheid en besluit tot herhalingsaankoop.33 In het empirisch gedeelte van het onderzoek worden de twee bezoekersgroepen ondervraagd over de conditionele omstandigheden en ondersteunende services bij het bezoek. Hierbij wordt bij de toeristen ingegaan op de

conditionele voorwaarden tijdens het bezoek door onder andere op een Likertschaal aan te geven in hoeverre ze zich welkom voelden, het gevoel hadden dat ze de vrijheid hadden overal rond te lopen etc. Bij de gelovigen wordt ingegaan op de geloofsbeleving door er onder andere op in te gaan in hoeverre ze zich op hun gemak voelen in het gebouw en of de commerciële functie invloed heeft op de geloofsbeleving.

Een waardevolle toevoeging aan de waarden die Sheth, Newman en Gross onderscheiden is de taxonomie van Boorsma. In het artikel ‘A strategic logic for arts marketing’ onderzoekt Boorsma de voordelen die consumenten zoeken bij kunstconsumptie. Door na te gaan welke voordelen

consumenten zoeken, kunnen de dieperliggende waarden die zij willen realiseren achterhaald worden.34 Boorsma haalt de ‘taxonomy of benefits’ van Botti aan om haar standpunt te

verduidelijken. In deze taxonomie worden vier voordelen genoemd. Boorsma vult deze aan met een vijfde voordeel, namelijk het artistieke voordeel. De vijf voordelen zijn dan:

1. Functionele of culturele voordelen, ook wel educatieve voordelen. Hieronder valt de honger naar culturele kennis;

2. Symbolische voordelen. Het tentoonstellen van de sociale positie of persoonlijkheid; 3. Sociale voordelen. Dit omvat de behoefte aan sociaal contact en interactie;

4. Emotionele voordelen of hedonistische voordelen. Hieronder wordt verstaan het verlangen naar plezierige ervaringen, stimulerend of ontspannend en het ontsnappen aan de dagelijkse

werkelijkheid;

5. Artistieke voordelen. Hierbij gaat het om de ervaring om een kunstwerk te voltooien.35 Deze taxonomie heeft overlappingen met de theorie van Sheth, Newman en Gross. Door beide theorie naast elkaar te leggen kan een onderbouwd beeld worden gegeven van verschillende waarden. De definities van beide auteurs overlappen elkaar gedeeltelijk, er zijn ook enkele accentverschillen. In onderstaande tabel worden de begrippen naast elkaar gezet.

Sheth, Newman en Gross (1991) Boorsma (2006)

Functionele waarden Artistieke voordelen

Emotionele waarden Emotionele (hedonistische) voordelen

Epistemische waarden Functionele of culturele (educatieve) voordelen

33

Margee Hume, “Developing a Conceptual Model for Repurchase Intention in the Performing Arts: The Roles of Emotion, Core Service and Service Delivery,” International Journal of Arts Management 10, no. 2 (winter 2008), 40.

34 Miranda Boorsma, “A Strategic Logic for Arts Marketing: Integrating Customer Value and Artistic

Objectives,” International Journal of Cultural Policy 12, no. 1 (maart 2006), 81.

35

(27)

27

Sociale waarden Sociale en symbolische voordelen

X Emotionele (hedonistische) voordelen

Conditionele waarden X

De functionele waarden van Sheth, Newman en Gross zijn niet gelijk aan de functionele voordelen van Boorsma. De functionele waarden omschrijft Boorsma als educatieve voordelen, terwijl Sheth, Newman en Gross het bij functionele waarden over de mogelijkheid tot het ervaren van hoge kwaliteit hebben. Daarnaast zijn de conditionele waarden die zij noemen belangrijk in dit onderzoek. Deze waarden worden door Boorsma niet benoemd.

Om de kunstwaarden zo volledig mogelijk in kaart te brengen worden de beschreven waardentheorieën gecombineerd tot de volgende classificatie:

1. Artistieke waarden. De behoefte om schoonheid te ervaren en van hoogstaande kunst te genieten; 2. Behoefte aan persoonlijke ontwikkeling. De behoefte om kennis van architectuur of bepaalde kunstuitingen zoals orgels, beelden, fresco’s en schilderijen uit te breiden, door

competentietoename beter in staat zijn de kwaliteit van het werk te beoordelen en hier op te reflecteren vanuit een passend canon;

3. Sociale waarden. De behoefte aan sociaal contact of gezelligheid rondom het bezoek aan de kunst in het monument, bevestiging van gedrag, gelijkgestemden ontmoeten en sociale onderscheiding en statusvertoon;

4. Emotionele waarden. Door het bezoek wordt de fantasie geprikkeld en worden gevoelens van bewondering, verwondering, verrassing of plezier opgewekt;

5. Behoefte aan afwisseling. Het ontsnappen aan de dagelijkse routine door bezoek en het opdoen van nieuwe ervaringen;

6. Conditionele waarden. De bezochte kunst onder optimale omstandigheden kunnen ervaren. Deze waardenclassificatie wordt in dit onderzoek ingezet om de waarden die beide publieksgroepen zoeken met betrekking tot de aanwezige kunst te meten.

Naast de aanwezige kunst zijn de religieuze waarden en sociale waarden ook aanleiding voor de publieksgroepen die hier onderzocht worden om het erfgoed te bezoeken. De sociale waarden voor de toeristische bezoekers worden in de classificatie benoemd. Apart wordt ingegaan op de sociale waarden van de gelovigen en de religieuze waarden die beide groepen kunnen zoeken.

(28)

28 Omdat de gelovige bezoeker met de andere gemeenteleden samen de dienst voltooid zit hier ook een sociaal aspect aan. De liederen worden bijvoorbeeld samen gezongen, wat een ander effect heeft dan wanneer iemand dat alleen doet. Voor beide groepen zijn de conditionele waarden van groot belang. Wanneer het geloof niet thuis beleden wordt, maar hiervoor religieus erfgoed bezocht wordt heeft dit bezoek een meerwaarde om de religieuze waarden te realiseren. Geloofsbeleving wordt geassocieerd met verstilling en meditatie op het geestelijke leven. Een kerk waar luid gepraat wordt en veel mensen rondlopen kan de realisatie van deze waarden bemoeilijken.

De behoefte aan sociaal contact of gezelligheid kan voor gelovigen ook aanleiding zijn om een kerkdienst bij te wonen. Dit zal getoetst worden in de casestudy. Bevestiging van gedrag en het ontmoeten van gelijkgestemden zijn zaken die logischerwijs verwacht kunnen worden bij gelovigen. Als gevolg van de ontkerkelijking zijn er steeds minder gelovigen. Door het bijwonen van een dienst worden gelijkgestemden ontmoet.

De sociale waarden

De sociale waarden komen nog niet goed uit de verf. De sociale betekenis werd ingevuld als een rol van welzijn en identiteitsvorming. Identiteitsvorming viel vanwege het individuele proces niet onder de domestieke wereld. De kenmerken van de sociale waarde zoals die in de classificatie beschreven wordt zijn typische kenmerken van de domestieke wereld. Behoefte aan sociaal contact of

gezelligheid en sociale onderscheiding zijn kenmerken van de domestieke wereld. Statusvertoon is een typisch kenmerk van de wereld van de roem en botst met de domestieke wereld, waar pronken afgekeurd wordt.

De invulling van sociale waarde voor het welzijn is ingevuld. De invulling als identiteitsvorming is hier niet onder te plaatsen. Identiteitsvorming past in de classificatie onder de tweede waarde, behoefte aan persoonlijke ontwikkeling. De behoefte aan persoonlijke ontwikkeling wordt in de classificatie aan het consumeren van het kunstproduct gekoppeld. De behoefte aan persoonlijke ontwikkeling kan ook goed aanwezig zijn bij het bezoek aan erfgoed. Hierbij kan het gaat om competentietoename over de kennis van erfgoed en of geschiedenis. Door erfgoed te bezoeken kan de bezoeker

bijvoorbeeld leren stijlkenmerken te leren herkennen, waardoor hij zijn competentie uitbreidt. De behoefte aan persoonlijke ontwikkeling valt hier onder de sociale betekenis. Van den Hoogen beschrijft de intrinsieke en extrinsieke functie van de sociale waarde heel helder.

Van den Hoogen gaat in Performing arts and the city (2010) uitgebreid in op verschillende zienswijzen hoe kunst functioneert in een samenleving, onder andere vanuit kunstfilosofie en kunstsociologie. Hij stelt hierin dat beleidsmakers cultuurbeleid relateren aan sociale

beleidskwesties, zonder duidelijk te maken hoe kunst en cultuur in een sociaal domein functioneren. Hierbij gaat het om de functie van kunst, niet die van erfgoed. De functies die hij noemt zijn in dit onderzoek van toepassing wanneer de bezoeker vanwege de aanwezige kunst het erfgoed bezoekt. Van den Hoogen stelt dat kunst en cultuur een bijdrage leveren aan sociale cohesie. Dit komt volgens hem omdat er een podium wordt geboden voor gedeelde ervaringen die verschillende mensen bij elkaar brengt en sociale uitsluiting voorkomt. 36 Probleem hierbij is volgens Van den Hoogen dat niet gekeken wordt naar de ervaring van de kunstconsumptie zelf. Gevolg is dat de functie van kunst in het sociale domein gezien wordt als extrinsiek. Volgens Van den Hoogen functioneert kunst in het sociale domein intrinsiek, zowel voor artistieke als niet-artistieke esthetische waarden en functies.

(29)

29 Twee kwesties zijn volgens hem in het oog springend. Allereerst is de persoonlijke identiteit een sleutelfunctie om een esthetische ervaring te relateren aan het sociale domein. Ten tweede is persoonlijke ontwikkeling sterk gerelateerd aan iemands plek in de maatschappij. Hij stelt dat persoonlijke ontwikkeling die ontstaat door deelname aan culturele activiteiten invloed heeft op iemands identiteit. Hierbij gaat het volgens Van den Hoogen dus om een intrinsieke functie van kunst en cultuur. Hij voegt daar aan toe dat collectieve identiteiten gevormd worden door persoonlijke identiteiten, waardoor het functioneren van kunst en cultuur weer deel uit maken van het sociale domein.

Persoonlijke ontwikkeling vindt volgens Van den Hoogen plaats door het deelnemen aan culturele activiteiten. Voor de toeristen is dit één op één toepasbaar. Bij de geloofsgemeenschap is eerder genoemd dat de eigen identiteit bevestigd en versterkt wordt door deel uit te maken van de gemeenschap. Op deze manier kan identiteitsvorming ingevuld worden bij de sociale waarde. Eerder is gesteld dat door reflectie op het eigen leven en gemaakte keuzes door middel van religie de eigen identiteit wordt ontwikkeld.

Identiteitsvorming vindt niet alleen plaats bij de sociale waarden. Bij het uitoefenen van religie kan gereflecteerd worden op het eigen leven en de gemaakte keuzes. Hiervoor vindt persoonlijke groei plaats, identiteitsvorming. Het begrip identiteitsvorming komt dus bij beide betekenissen voor. Hiermee ontstaan twee classificaties, één voor de religieuze waarden en één voor de sociale waarden. Deze zien er als volgt uit:

Religieuze waarden

1. Emotionele waarden. Het belijden van het geloof en hiermee emoties als hoop, acceptatie e.d. voelen (toeristen en gelovigen)

2. Behoefte aan persoonlijke ontwikkeling. Door bezinning middels het geloof kan de bezoeker als persoon groeien en zich ontwikkelen, waardoor identiteitsvorming plaats kan vinden. (toeristen en gelovigen)

3. Conditionele waarden. Onder optimale omstandigheden het geloof kunnen belijden (toeristen en gelovigen)

Sociale waarden

1. Identiteitsvorming. Deelname aan culturele activiteiten (toeristen) identiteitversterking door deel te zijn van de geloofsgemeenschap (gelovigen)

2. Behoefte aan contact en/of gezelligheid. (toeristen en gelovigen)

(30)

30 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn verschillende waarden die beide publieksgroepen kunnen zoeken besproken. Aan de hand van de waardenclassificatie van Sheth,Newman en Gross en de taxonomie van Boorsma is een waardenclassificatie opgesteld om de waarden te meten die betrekking hebben op de

geïnspireerde wereld. Vervolgens is gekeken welke waarden vastgesteld kunnen worden voor de religieuze betekenis en de sociale betekenis. De sociale waarden kwamen hierbij nog niet goed uit de verf omdat de twee betekenissen hiervan niet goed samengaan. De eerste betekenis, de

identiteitsvorming, betreft het persoonlijke. De tweede betekenis, het met elkaar beleven van het geloof heeft juist betrekking op het collectieve. Aan de hand van de theorie van Van den Hoogen is gekeken hoe beiden met elkaar verenigd kunnen worden. Hierna zijn voor deze twee betekenissen ook classificaties opgesteld.

De drie classificaties die in dit hoofdstuk opgesteld zijn worden in de casestudy gebruikt om de verschillende waarden die de bezoekers mogelijk zoeken te meten en te analyseren. Om de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Dalit-vrouwen zijn traditioneel landarbeidsters en zijn niet voor andere beroepen opgeleid. De overgeërf- de landbouwkennis en de daaraan gelieerde werk- zaamheden

We onderzoeken hoe we in Brugge meer gebruik kunnen maken van automatische rechtentoekenning, zodat mensen die recht hebben op bepaalde hulp, ze automatisch krijgen.. Tussenstappen

“Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de  grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. 

Waardoor mijn ziel haast heeft om te zijn Met Jezus Christus de Appelboom.. Schriftlezing: het kerstevangelie naar Lucas

zichzelf. Zou de liefde voor mij dan nog weggelegd zijn? dacht ze. Ik ben immers verwelkt, en 

Dat alles allang niet meer mogelijk was, wist ik ook wel, maar ik wilde de illusie van een onbevlekte toekomst alleen nog even laten voortduren.. Op de kleine kalender van het

Ongeveer driekwart geeft aan de GBA in alle relevante werkprocessen te gebruiken.De gemeenten die nog niet in alle relevante werkprocessen de GBA gebruiken (28%), geven daarvoor de

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende