• No results found

Twee kwesties zijn volgens hem in het oog springend. Allereerst is de persoonlijke identiteit een sleutelfunctie om een esthetische ervaring te relateren aan het sociale domein. Ten tweede is persoonlijke ontwikkeling sterk gerelateerd aan iemands plek in de maatschappij. Hij stelt dat persoonlijke ontwikkeling die ontstaat door deelname aan culturele activiteiten invloed heeft op iemands identiteit. Hierbij gaat het volgens Van den Hoogen dus om een intrinsieke functie van kunst en cultuur. Hij voegt daar aan toe dat collectieve identiteiten gevormd worden door persoonlijke identiteiten, waardoor het functioneren van kunst en cultuur weer deel uit maken van het sociale domein.

Persoonlijke ontwikkeling vindt volgens Van den Hoogen plaats door het deelnemen aan culturele activiteiten. Voor de toeristen is dit één op één toepasbaar. Bij de geloofsgemeenschap is eerder genoemd dat de eigen identiteit bevestigd en versterkt wordt door deel uit te maken van de gemeenschap. Op deze manier kan identiteitsvorming ingevuld worden bij de sociale waarde. Eerder is gesteld dat door reflectie op het eigen leven en gemaakte keuzes door middel van religie de eigen identiteit wordt ontwikkeld.

Identiteitsvorming vindt niet alleen plaats bij de sociale waarden. Bij het uitoefenen van religie kan gereflecteerd worden op het eigen leven en de gemaakte keuzes. Hiervoor vindt persoonlijke groei plaats, identiteitsvorming. Het begrip identiteitsvorming komt dus bij beide betekenissen voor. Hiermee ontstaan twee classificaties, één voor de religieuze waarden en één voor de sociale waarden. Deze zien er als volgt uit:

Religieuze waarden

1. Emotionele waarden. Het belijden van het geloof en hiermee emoties als hoop, acceptatie e.d. voelen (toeristen en gelovigen)

2. Behoefte aan persoonlijke ontwikkeling. Door bezinning middels het geloof kan de bezoeker als persoon groeien en zich ontwikkelen, waardoor identiteitsvorming plaats kan vinden. (toeristen en gelovigen)

3. Conditionele waarden. Onder optimale omstandigheden het geloof kunnen belijden (toeristen en gelovigen)

Sociale waarden

1. Identiteitsvorming. Deelname aan culturele activiteiten (toeristen) identiteitversterking door deel te zijn van de geloofsgemeenschap (gelovigen)

2. Behoefte aan contact en/of gezelligheid. (toeristen en gelovigen)

Deze twee classificaties worden samen met de eerder opgestelde classificatie voor de kunstwaarden gebruikt om in de casestudy de gezochte waarden te meten en te analyseren..

30 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn verschillende waarden die beide publieksgroepen kunnen zoeken besproken. Aan de hand van de waardenclassificatie van Sheth,Newman en Gross en de taxonomie van Boorsma is een waardenclassificatie opgesteld om de waarden te meten die betrekking hebben op de

geïnspireerde wereld. Vervolgens is gekeken welke waarden vastgesteld kunnen worden voor de religieuze betekenis en de sociale betekenis. De sociale waarden kwamen hierbij nog niet goed uit de verf omdat de twee betekenissen hiervan niet goed samengaan. De eerste betekenis, de

identiteitsvorming, betreft het persoonlijke. De tweede betekenis, het met elkaar beleven van het geloof heeft juist betrekking op het collectieve. Aan de hand van de theorie van Van den Hoogen is gekeken hoe beiden met elkaar verenigd kunnen worden. Hierna zijn voor deze twee betekenissen ook classificaties opgesteld.

De drie classificaties die in dit hoofdstuk opgesteld zijn worden in de casestudy gebruikt om de verschillende waarden die de bezoekers mogelijk zoeken te meten en te analyseren. Om de

hoofdvraag te kunnen beantwoorden is in het vorige hoofdstuk een definitie van erfgoed opgesteld. De waarden die de publieksgroepen zoeken zijn in dit hoofdstuk beantwoord. In het volgende hoofdstuk zal op het derde aspect van de hoofdvraag ingegaan worden, de publieksgroepen.

31

Hoofdstuk 3 Verschillende publieksgroepen

In de hoofdvraag worden twee publieksgroepen genoemd, cultuurtoeristen en gelovigen. In voorgaande hoofdstukken is steeds over deze twee groepen gesproken zonder duidelijk te maken welk publiek precies onder deze noemers bedoeld worden. In dit hoofdstuk worden beide groepen verder gespecificeerd. De nadruk ligt hierbij op de publieksgroep cultuurtoeristen, waarbij een definitie en typologie van de publieksgroep opgesteld wordt, deze zal worden gebruikt in het vervolg van de scriptie.

Publieksgroep gelovigen

In de hoofdvraag wordt gesproken over de publieksgroep gelovigen. Dit zijn de bezoekers waar het gebouw oorspronkelijk voor bedoeld is, de mensen die het gebouw bezoeken om (met elkaar) het geloof te belijden. Deze bezoekers bezoeken het gebouw om het geloof te belijden tijdens

bijvoorbeeld kerkdiensten, door te biechten, een kaarsje aan te steken of te bidden. In dit onderzoek wordt gekeken naar bezoekers die deel uitmaken van een geloofsgemeenschap. Onder een

geloofsgemeenschap worden mensen verstaan die lid zijn van de kerkgemeenschap die aan een bepaalde kerk verbonden is. Bezoekers die geen onderdeel zijn van de geloofsgemeenschap en het gebouw gedurende reguliere openingstijden bezoeken om het geloof te belijden worden hier tot toeristische bezoekers gerekend. In de casestudy wordt de hoofdvraag getoetst bij leden van één geloofsgemeenschap.

De toeristische bezoekers van religieus cultureel erfgoed

Over de bezoekers van religieus cultureel erfgoed is geen bruikbare theorie. Om wel een bruikbare omschrijving op te stellen wordt theorie over de bezoekers van erfgoed en theorie over

cultuurtoerisme gebruikt. Deze theorieën worden door een religieus cultureel erfgoed gekleurde bril bekeken. Vanuit een korte algemene schets wordt een definitie van de cultuurtoerist gegeven en een typologie opgesteld die beide bruikbaar zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag.

De Nederlandse bevolking en erfgoed

In het rapport Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars37 van het Sociaal Cultureel Planbureau

(SCP) uit 2009, stellen Van den Broek, De Haan en Huysmans dat bijna de helft van de Nederlandse bevolking jaarlijks een monument bezoekt.38 Nederland behoort met dit hoge bezoekersaantal tot één van de koplopers van Europa.39 Vooral ouderen in de leeftijd van 50 tot 64 jaar, die hoger

onderwijs genoten hebben en autochtoon zijn, tonen belangstelling voor monumenten. Vrouwen zijn hierbij net iets sterker vertegenwoordigd dan mannen.40 De erfgoedsector ontvangt dus steeds meer bezoekers, waardoor het belangrijk is geworden te kijken waarom meer mensen deze sector

bezoeken. Zijn mensen meer geïnteresseerd geworden in erfgoed of sluit het aanbod beter aan bij de vraag? Of is beide het geval?

De toegenomen beschikbare vrije tijd voor de werkende bevolking leidt tot een toename van het aantal tweede en derde vakanties. Deze veelal korte vakanties vinden vooral plaats in het eigen land.

37 SCP (2009) 38 Ibid., 27. 39 Ibid. 40 Ibid., 121.

32 Tijdens deze vakanties worden veel monumenten en musea bezocht.41 Gevolg hiervan is dat door meer publiek monumenten bezocht worden.

Sinds de jaren zeventig is door overheidsbeleid het aantal hoogopgeleiden in Nederland flink

gestegen. Hoewel de verwachting was dat cultuurparticipatie gelijk op zou gaan met deze groei is dat niet het geval geweest.42 Hoewel de groei niet zo groot is als verwacht, is er nog steeds sprake van groei, wat meer bezoekers voor monumenten betekent.

De afgelopen decennia is door middel van subsidiering en het verlenen van kortingen getracht een meer divers publiek in kunst en cultuur geïnteresseerd te krijgen. Deze beoogde cultuurspreiding lijkt bij monumentenbezoek te werken. Uit onderzoek van het SCP komt naar voren dat meer dan de helft van de Nederlandse bevolking monumenten bezoekt. Dit aantal toont dat niet alleen

hoogopgeleiden monumenten bezoeken, omdat één op de twee Nederlanders niet hoog opgeleid is.43

Cultuur + toerisme= cultuurtoerisme?

Cultuurtoerisme is één van de oudste vormen van toerisme. In de 18e eeuw maakten jongemannen van goede afkomst na hun opleiding de Grand Tour, een rondreis langs de belangrijkste

monumenten van Europa. Dit werd gezien als verplicht onderdeel binnen de vorming van de identiteit. Sindsdien heeft cultuurtoerisme verschillende vormen aangenomen.

Cultuur en toerisme zijn als termen steeds verder met elkaar verbonden geraakt, de woorden zijn zelfs samengesmolten in het begrip cultuurtoerisme. Richards noemt in ‘Cultural Tourism in Europe’44 twee redenen waarom cultuur en toerisme steeds meer naar elkaar toegroeien. Dit komt volgens hem allereerst omdat er een toegenomen mobilisatie van de samenleving is te constateren. Objecten en mensen zijn in toegenomen mate mobiel geworden, waardoor grenzen vervagen. Daarnaast is er een toename te constateren in het aanbod van cultuurtoeristische attracties. Deze groei is alleen mogelijk als er genoeg vraag is, tot nu toe lijkt de vraag naar cultuurtoeristische attracties nog niet verzadigd.45 Om een passend aanbod te geven en een marktpositie te verwerven is het van belang inzichtelijk te hebben wat het publiek zoekt. Des te beter er op de verwachtingen ingespeeld wordt hoe groter de kans op herhalingsbezoek en positieve mond-tot-mondreclame.

In de jaren tachtig van de twintigste eeuw is in Nederland een grote groei in toerisme ontstaan. Met name cultuurtoerisme is in die tijd enorm gegroeid, hier zijn verschillende redenen voor aan te wijzen.

Will Munsters noemt in ‘De ontwikkeling van de cultuurtoeristische vraag in Nederland’ vier factoren die hiervoor aanleiding hebben gegeven. Deze factoren zijn:46

1. De beschikbare vrije tijd 2. De vergrijzing 3. Het opleidingsniveau 4. De cultuurspreiding 41 SCP (2009), 121. 42 Ibid., 123. 43 Ibid., 22. 44 Richards, (1996). 45 Ibid., 41. 46 Munsters (2003), 52.

33 Isaac besteedt in zijn boek ‘Understanding the behaviour of cultural tourists’47 aandacht aan de ontwikkeling van cultuurtoerisme.48 Volgens Isaac is cultuurtoerisme een groeiend en bijzonder winstgevend aspect van toerisme. Tegelijkertijd is er volgens hem veel verwarring wat de term cultuurtoerisme precies omvat.49 Een groot gebied van interessegebieden en ervaringen evenals de aantrekkelijkheid van locaties worden allemaal onder de noemer cultuurtoerisme geschaard. Onder de term cultuurtoerist vallen volgens hem bij de huidige definities alle bezoekers van culturele plekken en publiek dat culturele activiteiten onderneemt. Het probleem hiervan is volgens Isaac dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen de lokale bevolking en toeristen. Het gevolg is dat er geen duidelijk beeld ontstaat van lokale participatie en dat bezoekersaantallen niet goed te analyseren zijn. Ook is het hierdoor lastig in kaart te brengen wat de aanleiding voor het bezoek was.50 Er is volgens verschillende wetenschappers nog onvoldoende in kaart gebracht wat voor toeristen aanleiding tot bezoek is. Isaac noemt wel een onderzoek uit Wales, waarbij doel was hier helderheid in te verkrijgen. De uitkomst van dit onderzoek is dat een algemene interesse in erfgoed en het genieten van erfgoed voornaamste redenen waren om over te gaan tot bezoek. Uit dit onderzoek kwam verder naar voren dat deze twee redenen voor veel bezoekers zwaarder wegen dan

bijvoorbeeld interesse in archeologie, architectuur of cultuur. 51 Omdat het om slechts één onderzoek gaat kunnen hier geen algemeen geldende conclusies aan verbonden worden.

Definitievorming begrip cultuurtoerist

In de wetenschappelijke literatuur met betrekking tot cultuurtoerisme worden verschillende definities en typologieën van en over cultuurtoerisme gehanteerd.

De hoofdvraag die in deze scriptie wordt beantwoord heeft betrekking op de situatie in Nederland. In veel definities wordt cultuurtoerisme beschouwd als het leren over een andere cultuur. Hierbij ligt de nadruk op het kennismaken met andere culturen. Omdat er enkel naar Nederlandse bezoekers van Nederlands erfgoed gekeken wordt zijn deze definities hier niet bruikbaar, ze worden daarom buiten beschouwing gelaten.

Richards noemt in ‘What is Cultural Tourism’ twee redenen waarom het moeilijk is een sluitende definitie te geven van cultuurtoerisme.52 Ten eerste komt dit volgens hem omdat het zo moeilijk is een goede definitie van het woord cultuur te geven. Ten tweede zijn er grote verschillen in wat wel of niet als cultuurtoerisme wordt geclassificeerd.

Isaacs bespreekt in Understanding the behaviour of cultural tourists verschillende definities van cultuurtoerisme. Hij bespreekt zowel de technische als de conceptuele definitie die The European Association for Tourism and Leisure eduction (ATLAS)53gebruikt. De conceptuele definitie luidt: ‘the movement of persons to cultural attractions away from their normal place of residence, with the intention to gather new information and experiences to satisfy their cultural needs.’54 De technische definitie: ‘All movements of persons to specific cultural attractions, such as heritages sites, artistic 47 Isaac, (2008). 48 Ibid. 49 Ibid., 101. 50 Ibid. 51 Ibid, 146. 52 Richards (2003), 33. 53

Richards is de directeur van deze organisatie.

54

34 and cultural manifestations, arts and drama outside their normal place of residence.’55 Hierbij merkt Isaac op dat bij de conceptuele definitie de nadruk ligt op het vervullen van de behoeftes van de consument, terwijl dit bij de technische definitie geen aandacht krijgt.56 Richards hanteert ook de conceptuele definitie van ATLAS.57 De conceptuele definitie is voor dit onderzoek geschikter dan de technische definitie, omdat in dit onderzoek gekeken wordt naar manieren waarop de behoeftes van de consument vervult kunnen worden.

Isaac komt tot de conclusie dat er noch geen duidelijk profiel is, noch dat er karakteristieken zijn van de cultuurtoerist. Naar zijn mening is cultuurtoerisme een paraplubegrip geworden voor

verschillende soorten toerisme, zoals: historisch toerisme, erfgoedtoerisme, etnisch toerisme, kunsttoerisme, museumtoerisme en speciaal interessetoerisme.58 Isaacs conclusie is dat er geen sluitende definitie is van het begrip. Hij besluit daarom een eigen definitie op te stellen en

concentreert zich hierbij op de vraagzijde. De omschrijving van een cultuurtoerist is dan: ‘iemand die op een exact moment van consumptie een cultureel product ervaart.’59

Omdat dit nog een heel algemene definitie is deelt hij verschillende mogelijke definities onder in vier verschillende categorieën. Hij gaat hierbij uit van de aanbodkantgeoriënteerde definitie, de

aanleidinggeoriënteerde definitie, de belevingsgeoriënteerde definitie en de

operationeelgeoriënteerde definitie.60 Deze verschillende definities met de bijbehorende kenmerken zien er in een schema als volgt uit:

Definitie Kenmerken

Aanbodkantgeoriënteerd Hierbij wordt vooral vanuit de aanbodskant gedacht.

Cultuurtoeristen zijn op zoek naar confrontaties en het ervaren van een ‘vreemde’ cultuur. De belangrijkste vraag hierbij is wie deze toeristen zijn, zodat het aanbod zo goed mogelijk bij hun wensen aan kan sluiten.

Aanleidinggeoriënteerd Hierbij wordt ervan uitgegaan dat cultuurtoeristen andere redenen hebben dan reguliere toeristen om bezoeken te brengen. Aanleiding voor bezoek is daarom de kern van deze definities. Hierbij wordt gepleit voor meer onderzoek naar intrinsieke motivatie,

verwachtingen vooraf en ervaring tijdens de beleving van de toerist zodat deze aanleiding beter in kaart gebracht kan worden.

Belevinggeoriënteerd Hierbij wordt er vanuit gegaan dat aanleiding alleen niet genoeg is om de volledige reikwijdte van cultuurtoerisme in kaart te brengen. Hierbij wordt gesteld dat moderne toeristen op zoek zijn naar een beleving. Door middel van beleving komt de consument tot het ervaren van het verleden. Verlangen naar ervaring/beleving moet als 55 Richards (2003), 33. 56 Isaac (2008), 22. 57 Richards (2003), 35. 58 Isaac (2008), 23. 59 Ibid., 21. 60 Ibid.

35 belangrijke aanleiding tot bezoek gezien worden. Het monument of de plek als zodanig is dus niet voldoende meer, er moet een beleving omheen gecreëerd worden die de consument kan ervaren.

Operationeel georiënteerd Deze definitie wordt volgens Isaac het meest gehanteerd. Hierbij is deelname aan activiteiten of ervaringen de definitie. Omdat vrijwel alle toeristen de intentie kunnen hebben om een culturele activiteit te ondernemen of bezoeken is deze definitie erg breed. Bij deze definitie is er eigenlijk geen onderscheid meer tussen regulier toerisme en cultuurtoerisme.

Figuur 5. Overzicht definities cultuurtoerisme Isaac61

De aandacht ligt hierbij op de vraagzijde en niet op de aanbodzijde. De definitie die gehanteerd wordt zal er één zijn waarbij de nadruk ligt op de waarden die deze toeristen zoeken. Motieven en betekenissen zijn hierbij leidend.

Een conceptuele operationele definitie die hier de nadruk op legt is daarom meest passend. Isaacs kritiek dat bij deze definitie niet genoeg aandacht besteedt wordt aan de beleving wordt

meegenomen, omdat juist gekeken wordt welke beleving bij het realiseren van de waarden een grote rol speelt. Uitgangspunt is de conceptuele definitie van ATLAS, omdat hierin zowel de aanleiding als de beleving duidelijk aan bod komen. Deze is enigszins aangepast. De definitie van ATLAS luidt:

De beweging van personen naar culturele attracties buiten de eigen verblijfplaats met als intentie het verzamelen van nieuwe informatie en belevingen om culturele behoeftes te vervullen.62

Culturele attracties wordt vervangen door religieus cultureel erfgoed, omdat dit de attracties zijn die onderzocht worden in deze scriptie. De aangepaste definitie wordt:

De beweging van personen buiten de eigen woonplaats naar religieus cultureel erfgoed, met als intentie het verzamelen van nieuwe informatie en belevingen om culturele behoeftes te vervullen.

Typologie cultuurtoeristen

Nu bepaald is wat een bruikbare definitie van cultuurtoerisme is, kan in kaart worden gebracht welke typen cultuurtoeristen er zijn. Deze typologie kan gebruikt worden om vervolgens te kijken welke verschillende waarden deze typen cultuurtoeristen zoeken. Hierbij worden de theorieën van Hughes en McKercher en DuCros zoals genoemd in het werk van Isaac en Van Gorp als uitgangspunt

genomen.

Isaac benoemt in Understanding the behaviour of Cultural Tourists63 het ontbreken van één duidelijke, algemeen geldende typologie. Omdat er geen standaardcategorieën zijn voor de verschillende soorten toeristen is het volgens hem lastig om tot één standaardtypologie te komen. Omdat toerisme door verschillende vakgebieden onderzocht wordt, bestaat het gevaar dat er vanuit 61 Isaac (2008), 22. 62 Ibid., 21. 63 Ibid, 101.

36 elk vakgebied een typologie opgesteld wordt. 64 Hierdoor krijgen dezelfde termen verschillende betekenissen en ontstaat er een wildgroei aan classificaties.65

Zowel Van Gorp als Isaac noemen de typologie van cultuurtoeristen zoals die is opgesteld door McKercher and Du Cros als een bruikbare typologie.66 Deze typologie kent twee dimensies: het belang van culturele motivatie bij het besluit een bestemming te kiezen en de mate van diepgang die men zoekt in een toeristische ervaring. Aan de hand van dit uitgangspunt zijn vijf typen toeristen geclassificeerd: 67

1. De doelbewuste cultuurtoerist (hoge centraliteit/diepe ervaring). Leren over de cultuur en het