• No results found

0. INLEIDING _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 2 2 1. DE JURI

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "0. INLEIDING _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 2 2 1. DE JURI"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RICHTLIJNEN voor het jaar 2001 van de Directeur DTe, zoals bedoeld in artikel 13 en RICHTLIJNEN voor het jaar 2001 van de Directeur DTe, zoals bedoeld in artikel 13 en artikel 18 van de Gaswet (regels omtrent het transport en de levering van gas, Staatsblad artikel 18 van de Gaswet (regels omtrent het transport en de levering van gas, Staatsblad 2000, nr. 305)

2000, nr. 305) Inhoudsopgave:

Inhoudsopgave:

0. INLEIDING

0. INLEIDING _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 2 2 1. DE JURIDISCHE STATUS VAN DE RICHTLIJNEN

1. DE JURIDISCHE STATUS VAN DE RICHTLIJNEN _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 33 2. INTERPRETATIE ONDERHANDELDE TOEGANG

2. INTERPRETATIE ONDERHANDELDE TOEGANG _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 4 4 - 2.1 P

OSITIONERING VAN DE

R

ICHTLIJNEN IN HET

N

EDERLANDSE STELSEL VAN ONDERHANDELDE TOEGANG

_____ 4 - 2.2 D

E WERKING VAN ONDERHANDELDE TOEGANG IN

N

EDERLAND OP HOOFDLIJNEN

_____________________ 5 3. ALGEMENE PRINCIPES VOOR HET BEPALEN VAN INDICATIEVE TARIEVEN EN VOORWAARDEN 3. ALGEMENE PRINCIPES VOOR HET BEPALEN VAN INDICATIEVE TARIEVEN EN VOORWAARDEN _ _ _ _ 7 7

- 3.1 B

EVORDERING VAN HET HANDELSVERKEER

_________________________________________________ 7 - 3.2 D

OELMATIG HANDELEN DOOR AFNEMERS VAN DIENSTEN

______________________________________ 8 - 3.3 N

ON

-

DISCRIMINATIE

________________________________________________________________ 8 - 3.4 T

OEREKENING VAN KOSTEN AAN BASISDIENSTEN

____________________________________________ 9 3.4.1 algemene accounting principes____________________________________________________ 9 3.4.2 principes voor netwerk gebonden sectoren__________________________________________ 10 3.4.3 principes kostentoerekening ______________________________________________________11 3.4.4 bepaling vermogenskosten_______________________________________________________11 3.4.5 onderbouwende informatie voor de indicatieve tarieven en voorwaarden___________________ 12 4. RAAMWERK VOOR BASISDIENSTEN

4. RAAMWERK VOOR BASISDIENSTEN _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 13 13 - 4.1

BASISDIENST

1.

TRANSPORTDIENSTEN EN BALANCERING

______________________________________ 14 - 4.2

BASISDIENST

2.

KWALITEITSCONVERSIE

__________________________________________________ 14 - 4.3

BASISDIENST

3.

OPSLAG VAN GAS VOOR DERDEN

___________________________________________ 14 5. OVERIGE VOORWAARDEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 12 VAN DE GASWET

5. OVERIGE VOORWAARDEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 12 VAN DE GASWET _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 15 15 6. NADER UIT TE WERKEN ONDERWERPEN IN PERMANENTE RICHTLIJNEN

6. NADER UIT TE WERKEN ONDERWERPEN IN PERMANENTE RICHTLIJNEN _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 15 15 7. SLOTBEPALINGEN

7. SLOTBEPALINGEN _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 17 17 BIJLAGE BIJ DE RICHTLIJNEN: AUDIT-INSTRUCTIE (INCLUSIEF ACCOUNTANTSVERKLARING) T.B.V.

BIJLAGE BIJ DE RICHTLIJNEN: AUDIT-INSTRUCTIE (INCLUSIEF ACCOUNTANTSVERKLARING) T.B.V.

INDICATIEVE TARIEVEN EN TARIEVEN ONDERBOUWENDE INFORMATIE

INDICATIEVE TARIEVEN EN TARIEVEN ONDERBOUWENDE INFORMATIE _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 18 18

- A. I

NLEIDING

_______________________________________________________________________ 18

- B. A

LGEMENE UITGANGSPUNTEN VOOR DE WERKZAAMHEDEN VAN DE BETROKKEN ACCOUNTANTS

___________ 18

- C. T

OELICHTING ALSMEDE SPECIFICATIE INFORMATIE ELEMENTEN

__________________________________ 19

- D. M

ODEL ACCOUNTANTSVERKLARING

_____________________________________________________ 22

(2)

0. Inleiding 0. Inleiding

1. Uit hoofde van artikel 60 van de Gaswet, is de Directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna te noemen: de Directeur) door de Directeur-Generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna te noemen: de DG) gemandateerd tot het vaststellen van Richtlijnen zoals bedoeld in artikel 13 en artikel 18, van de Gaswet.

1

2. Deze tijdelijke Richtlijnen voor het jaar 2001 (hierna te noemen: Richtlijnen) zijn van toepassing op gastransportbedrijven en netbeheerders voor zover deze laatsten gas

transporteren dat bestemd is voor levering aan vrije afnemers. De tarieven die netbeheerders hanteren voor het transport van gas (en de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten) voor beschermde afnemers, worden op grondslag van artikel 80 van de Gaswet vastgesteld door de Minister van Economische Zaken. Transport en diensten die worden verricht voor beschermde afnemers vallen niet onder het bereik van de Richtlijnen.

3. Artikel 18, eerste lid, van de Gaswet bepaalt verder dat de Richtlijnen van toepassing zijn op gasopslagbedrijven, voor zover deze gasopslagbedrijven een economische machtspositie hebben. In artikel 18, tweede lid, van de Gaswet worden bepaalde bedrijven geacht zo’n

economische machtspositie te hebben, binnen het Nederlandse territoir.

2

Artikel 18, tweede lid, van de Gaswet is ook van toepassing op partijen die de feitelijke exploitatie van de in dit artikel bedoelde concessiehouders hebben overgenomen.

4. De Richtlijnen geven richting aan de wijze waarop gastransport- en –opslagbedrijven

indicatieve tarieven en voorwaarden dienen op te stellen. Zij laten onverlet de beheerstaken die deze bedrijven hebben uit hoofde van artikel 10, eerste lid, van de Gaswet. Dat wil zeggen, een gastransportbedrijf, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf heeft tot taak zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie, op economische

voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van dat gastransportnet of die installatie en van het transport van gas waarborgt en het milieu ontziet. Bij het opstellen van indicatieve tarieven en voorwaarden en bij het sluiten van overeenkomsten voor het verrichten van transport van gas en daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten, dient het gastransportbedrijf eveneens het belang van een duurzame, doelmatige en milieuhygiënische energievoorziening in acht te nemen (artikel 40, derde lid, van de Gaswet).

5. De Richtlijnen laten bestaande contracten onverlet, tenzij die overeenkomsten in strijd zijn met dwingende wettelijke bepalingen. Wel kan een afnemer trachten de overeenkomst op te zeggen of te heronderhandelen. Als een gasbedrijf weigert daaraan mee te werken, hangt het van de omstandigheden af of die weigering gekwalificeerd kan worden als misbruik van een

economische machtspositie in de zin van artikel 24 van de Mededingingswet.

3

1 Staatscourant 18 augustus 2000, nr. 159/pag. 22, Besluit mandaat Gaswet van 16 augustus 2000.

2 Dit betreft de volgende bedrijven: NV Nederlandse Gasunie, Nederlandse Aardolie Maatschappij BV, Amoco Netherlands Petroleum Company of zijn rechtsopvolgers, Gelsenkirchener Bergwerks-A.G., en Exploratie- en Produktiemaatschappij Dyas N.V.. Ten behoeve van de permanente Richtlijnen zal nader onderzocht worden in hoeverre deze opsomming limitatief is.

3 Zie ook Eerste Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 210b, p.18.

(3)

6. Vanzelfsprekend dienen gastransport- en -opslagbedrijven naast het gestelde in deze Richtlijnen, de Mededingingswetgeving in acht te nemen.

1. De juridische status van de Richtlijnen 1. De juridische status van de Richtlijnen

7. De Richtlijnen zijn beleidsregels in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

4

De Richtlijnen geven aan wanneer, en op welke wijze, de Directeur gebruik zal maken van zijn bevoegdheden om bindende aanwijzingen te geven. Voorts geven de Richtlijnen aan op welke wijze de DG gebruik zal maken van zijn bevoegdheden om geschillen te

beslechten.

8. Het bovenstaande houdt tevens in dat conform artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep kan worden ingesteld tegen de Richtlijnen.

9. De Richtlijnen betreffen de indicatieve tarieven en voorwaarden van gastransport- en

opslagbedrijven als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Gaswet. Bij de beoordeling zal door de Directeur, respectievelijk de DG, mede in acht worden genomen dat de gassector zich in een overgangsfase bevindt, en met het feit dat relatief weinig tijd voor gastransport- en -

opslagbedrijven beschikbaar is tussen de publicatie van de Richtlijnen en de datum waarop de indicatieve tarieven en voorwaarden bekend gemaakt dienen te worden (vóór 1 oktober 2000).

Dat betekent dat eventuele toetsing op basis van deze Richtlijnen in alle redelijkheid zal plaatsvinden en dat daarbij zal worden meegewogen de relatie met die onderwerpen die eerst in het kader van de permanente Richtlijnen aan de orde komen.

10. De Richtlijnen zijn van toepassing op de indicatieve tarieven en voorwaarden die gastransport- en –opslagbedrijven per 1 oktober 2000 bekendmaken, ten behoeve van transport en opslag in het kalenderjaar 2001, voor afnemers met een jaarafname van meer dan 10.000.000 m

3

, zoals bedoeld in artikel 13 van de Gaswet.

5

11. Deze Richtlijnen zijn tijdelijke Richtlijnen. Dat wil zeggen dat zij van toepassing zijn op de indicatieve tarieven en voorwaarden die gastransport- en opslagbedrijven ten behoeve van het jaar 2001 dienen op te stellen. Deze tijdelijke Richtlijnen zullen medio 2001 vervangen worden door permanente Richtlijnen. Voorafgaand aan de publicatie van de permanente Richtlijnen zal een consultatieprocedure worden gevolgd. In de consultatieprocedure komt in ieder geval de inhoud van de tijdelijke Richtlijnen aan de orde, alsmede een verder uitgewerkt

consultatiedocument. In hoofdstuk 6 van deze Richtlijnen wordt (niet limitatief) een aantal onderwerpen voor nadere consultatie genoemd.

4

Zie hierover Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 55, pagina 19 en Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 63, pagina 4379.

5 Zie voor de vaststelling van het jaarlijks verbruik de Uitvoeringsregeling Gaswet van 15 augustus 2000,

Stc. 18 augustus 2000, nr. 159.

(4)

2. Interpretatie onderhandelde toegang 2. Interpretatie onderhandelde toegang

- 2.1 Positionering van de Richtlijnen in het Nederlandse stelsel van onderhandelde toegang

12. Ter uitvoering van het gestelde in de artikelen 13 en 18 van de Gaswet, geven deze Richtlijnen richting aan de wijze waarop gastransport- en –opslagbedrijven indicatieve tarieven en voorwaarden dienen op te stellen. Deze Richtlijnen beogen ondersteuning te geven aan de in de Gaswet opgenomen basisfilosofie dat toegang tot gasleidingen en -installaties tot stand gebracht moet worden via onderhandelingen tussen gasbedrijven en afnemers. Daartoe dienen deze Richtlijnen een effectieve en doelmatige toegang tot de gasleidingen en

gasopslaginstallaties te waarborgen. Met nadruk beogen zij de transparantie in de dienstverlening te bevorderen, door grondslagen te formuleren voor de wijze waarop indicatieve tarieven tot stand dienen te worden gebracht en een kader te geven voor de verschillende soorten diensten welke bij transport en opslag aan de orde zijn.

13. Deze Richtlijnen beogen niet een systeem te introduceren dat de toegang tot gastransport- en gasopslaginstallaties reguleert. Er wordt daarentegen wel uitvoering gegeven aan de wens van de wetgever om enerzijds niet te kiezen voor een systeem van onderhandelde toegang tout court, en anderzijds niet voor een systeem van volledig gereguleerde toegang, op de wijze zoals dat bijvoorbeeld in de Elektriciteitswet ’98 is opgenomen.

14. Het verschil tussen gereguleerde en onderhandelde toegang is geen absoluut verschil.

6

Om recht te doen aan de bijzondere kenmerken van de gasmarkt en de internationale context daarvan, en ter wille van het faciliteren en waarborgen van effectieve toegangsregelingen voor marktpartijen, heeft de wetgever in de Gaswet gekozen voor een systeem waarbij Richtlijnen worden voorgeschreven als grondslag voor de indicatieve tarieven en voorwaarden, en als basis voor onderhandelingen. Binnen het kader van de Richtlijnen echter, behouden partijen ruimte om te onderhandelen over de (indicatieve) tarieven en de veronderstellingen die aan de

tarieven ten grondslag liggen. Bovendien kan worden onderhandeld over specifieke diensten en contractvoorwaarden. De Directeur heeft hierbij slechts een toezichthoudende taak, en

corrigeert slechts indien nodig. Bovendien kunnen geschillen tussen partijen worden voorgelegd aan de DG.

15. De Richtlijnen stellen geen tariefstructuur vast of een uitgewerkt stelsel van technische toegangsvoorwaarden, zoals doorgaans bij gereguleerde toegang wordt voorgeschreven. Het karakter van de Richtlijnen als hier bedoeld brengt verder met zich mee dat recht dient te worden gedaan aan de dynamiek van de markt. Dit past ook bij de status van beleidsregel die deze Richtlijnen hebben.

16. Maatvoering en redelijkheid zijn voorts belangrijke uitgangspunten bij het toepassen van deze Richtlijnen in concrete besluiten van de Directeur en de DG. Bij het hanteren van hun

bevoegdheden zullen zij niet alleen rekening houden met het eerder genoemde feit dat slechts een relatief beperkte tijd beschikbaar is voor gastransport- en -opslagbedrijven om deze Richtlijnen te verwerken in indicatieve tarieven en voorwaarden voor 1 oktober 2000, maar

6 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, nr.6, p.28 en handelingen Eerste Kamer, vergaderjaar 1999-

2000, nr. 32, p. 1498, derde kolom.

(5)

evenzeer met het wettelijke uitgangspunt om inhoud te blijven geven aan toegang op basis van onderhandelingen.

- 2.2 De werking van onderhandelde toegang in Nederland op hoofdlijnen

17. De diensten waar deze Richtlijnen betrekking op hebben, zijn onlosmakelijk verbonden met gastransport en gasopslag (met uitsluiting van het gedeelte dat wordt gebruikt voor

productieactiviteiten, zie artikel 1, eerste lid, onder f, van de Gaswet). Teneinde de risico’s op discriminatie te verkleinen, en een passende sturing te geven aan de onderhandelingen binnen de Nederlandse context van onderhandelde toegang, dienen gastransport- en

gasopslagbedrijven in overleg met representatieve organisaties zoals bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Gaswet, een aantal gestandaardiseerde basisdiensten te definiëren voor gastransport, gasopslag en alle met gastransport en gasopslag noodzakelijkerwijs verbonden diensten.

18. De definitie van de basisdiensten dient zodanig te zijn, dat voor een belangrijk deel aan de vraag van afnemers wordt voldaan. Als indicatie voor ‘een belangrijk deel’ geldt het percentage van ten minste 75 procent van de omzet in het segment van vrije afnemers. Voorts dient de wijze waarop gastransport- of –opslagbedrijven de basisdiensten definiëren de

handelsmogelijkheden in gas als zodanig te bevorderen. In hoofdstuk 4 van deze tijdelijke Richtlijnen wordt het raamwerk uitgewerkt waarbinnen de basisdiensten moeten passen.

19. Gastransport- en –opslagbedrijven dienen bij de definiëring van de basisdiensten die zij

aanbieden rekening te houden met het belang van interoperabiliteit. Dit betekent met name dat de wijze waarop basisdiensten zijn gedefinieerd het transport van gas over aaneengesloten netten en opslagfaciliteiten niet mag belemmeren.

20. Bij de publicatie van indicatieve tarieven dient duidelijk gemaakt te worden welke

tariefstructuur van toepassing is bij afname van basisdiensten. Een tariefstructuur is een formule waarmee de afnemer zelf zijn kosten voor de afname van diensten kan bepalen. De indicatieve tarieven zijn de parameters in de tariefstructuur. In het ontwerp van de

tariefstructuur dient op redelijke wijze rekening gehouden te worden met milieu, duurzaamheid en veiligheid.

21. Artikel 10, eerste lid, van de Gaswet bepaalt onder andere dat de gastransport- en

gasopslagbedrijven hun gastransportnetten, respectievelijk hun gasopslaginstallaties, op economische voorwaarden in werking dienen te hebben. Dit betekent onder andere dat een redelijke toerekening van kosten gemaakt dient te worden. Daarbij dienen criteria te worden gehanteerd die gebruikelijk zijn bij bedrijven in netwerkgebonden sectoren. De indicatieve tarieven dienen derhalve gebaseerd te zijn op de economische kostprijs van de geleverde diensten, waarbij zowel operationele kosten als een redelijk rendement op het geïnvesteerde vermogen en afschrijvingen als kosten worden aangemerkt.

22. Gastransport- en -opslagbedrijven zijn verplicht om bij het toezenden van de indicatieve

tarieven en voorwaarden naar de Directeur vóór 1 oktober 2000, een transparante

onderbouwing te geven van de wijze waarop de kostprijs is berekend, alsmede van de

aannames waarop deze berekening is gebaseerd. De indicatieve tarieven en de

tarievenonderbouwende informatie dienen te zijn voorzien van een goedkeurende

(6)

accountantsverklaring. Als hulpmiddel bevat de audit-instructie, die als bijlage bij deze Richtlijnen is toegevoegd, een model accountantsverklaring. Van deze model

accountantsverklaring kan objectief gemotiveerd worden afgeweken.

23. Gastransport- en opslagbedrijven dienen doelmatig, oftewel efficiënt, te opereren.. Dit betekent dat zij hun totale kosten, dat wil zeggen operationele kosten en kapitaalslasten, zo laag

mogelijk dienen te houden, uiteraard rekening houdend met de beheerstaken uit artikel 10, van de Gaswet.

24. Artikel 12, derde lid, van de Gaswet verplicht de gastransport- en -opslagbedrijven (vóór en na 1 oktober 2000) overleg te voeren met representatieve organisaties van netgebruikers over de indicatieve tarieven en voorwaarden. Het is mogelijk dat de indicatieve tarieven en voorwaarden naar aanleiding van dergelijke onderhandelingen worden aangepast. Een aanleiding hiervoor kan zijn, dat de gepubliceerde indicatieve tarieven en voorwaarden niet voldoen aan de uitgangspunten die in de Richtlijnen zijn vastgelegd.

25. De Directeur zal zelfstandig de indicatieve tarieven toetsen aan de Richtlijnen en kan aan gastransport- en gasopslagbedrijven, mede naar aanleiding van het gevoerde overleg, bindende aanwijzingen geven met betrekking tot de indicatieve tarieven en voorwaarden (artikel 13, derde lid, van de Gaswet). Indien sprake is van een geschil, dan wordt dit beslecht door de DG (artikel 19, eerste lid, van de Gaswet).

26. Nadat de indicatieve tarieven en voorwaarden (inclusief tariefstructuren) zijn vastgesteld door de gastransport- en gasopslagbedrijven, zijn deze bedrijven verplicht om met degene die daarom verzoekt te onderhandelen over de specifieke (operationele) voorwaarden en

omstandigheden van de te verrichten basis- en/of andere diensten (artikel 14, eerste lid, van de Gaswet). Artikel 14, derde lid, van de Gaswet bepaalt dat de onderhandelingen geschieden op voorwaarden die redelijk, transparant en niet discriminerend zijn.

27. Afwijking van de indicatieve tarieven en voorwaarden voor basisdiensten zal alleen in bijzondere situaties mogelijk zijn.

7

Wanneer dergelijke afwijkingen niet objectiveerbaar zijn, kunnen zij als discriminatoir worden beschouwd. Indien naar aanleiding van onderhandelingen wordt afgeweken van de indicatieve tarieven en voorwaarden, kunnen deze afwijkingen

consequenties hebben voor nieuwe offertes voor vergelijkbare transport- of opslagverzoeken, aangezien niet mag worden gediscrimineerd. Indien van de indicatieve tarieven in

begunstigende zin wordt afgeweken, dan kan de Directeur bepalen dat deze gunstigere tarieven vanaf dat moment de oude indicatieve tarieven vervangen. Vanaf dat moment gelden zij voor alle daarna af te sluiten contracten, voor de desbetreffende basisdienst. De indicatieve tarieven zullen dan bij een volgende publicatie naar aanleiding van de daadwerkelijk gehanteerde tarieven worden aangepast.

8

28. Onderhandelingspartijen dienen de onderhandelingen binnen een redelijke termijn af te ronden.

7

Zie tevens Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 6, p. 29: “Alleen in bijzondere situaties zal dan ook een bijzonder arrangement kunnen worden bedongen.” en “Omdat de tarieven en voorwaarden redelijk, non-discriminatoir en transparant moeten zijn, blijft de onderhandelingsruimte in individuele gevallen beperkt tot bijzondere omstandigheden waarin de indicatieve voorwaarden niet voorzien.”, en Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 9, p. 35.

8

Zie hierover tevens Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 9, p. 41.

(7)

29. Een gastransport- of –opslagbedrijf dient binnen 14 dagen na het afronden van de onderhandelingen met de afnemer, bij de Directeur bekend te maken wanneer een

overeenkomst wordt afgesloten die op onderdelen afwijkt van de basisdiensten, c.q. indicatieve tarieven, met vermelding van de inhoud van de afwijkingen. Bij afwijkingen kan door de

Directeur worden gevraagd de consistentie met de Richtlijnen aan te tonen.

9

In de consultatie zal worden onderzocht of – en zo ja op welke wijze – gastransport – en gasopslagbedrijven afwijkingen van de indicatieve tarieven gepubliceerd dienen te worden.

3. Algemene principes voor het bepalen van indicatieve tarieven en voorwaarden 3. Algemene principes voor het bepalen van indicatieve tarieven en voorwaarden - 3.1 Bevordering van het handelsverkeer

30. Artikel 13, eerste lid, van de Gaswet, beoogt het handelsverkeer te bevorderen. De Gaswet introduceert hiertoe concurrentiemogelijkheden in de commodity gas (“gas-to-gas competition” ). De Richtlijnen beogen in lijn met artikel 13, eerste lid, van de Gaswet, een ondersteunende bijdrage te leveren aan de gas-to-gas competition. Dit houdt onder andere in dat basisdiensten verhandelbaar zijn. Het is niet geoorloofd op enigerlei wijze acties te ondernemen die de liquiditeit van de handel in basisdiensten kunnen beperken.

31. Teneinde het handelsverkeer te bevorderen, dienen gastransport- en -opslagbedrijven op transparante wijze informatie te verschaffen aan afnemers over de bestaande en toekomstige transport- en opslagcapaciteit, de portefeuille van capaciteitscontracten en de bezettingsgraad van het transport- en opslagsysteem. Daarbij dient aangegeven te worden voor welke termijnen de capaciteit beschikbaar is.

32. Een zeker minimum van de beschikbare transport- en opslagcapaciteit dient te worden bestemd voor capaciteitscontracten met een termijn van één jaar of minder. Als indicatie voor een redelijk minimum geldt een percentage van 20 procent. Het verlenen van

verlengingsopties op basisdiensten is niet toegestaan. Alle beschikbare transportcapaciteit dient op non-discriminatoire wijze gealloceerd te worden.

33. Het is niet toegestaan om van afnemers te eisen dat zij een contract overleggen waaruit blijkt dat zij de capaciteit ook daadwerkelijk zullen gebruiken. Afnemers mogen niet gebruikte capaciteit doorverkopen aan derden. Afnemers mogen geen misbruik maken van dit recht.

34. Indien een afnemer gedurende een bepaalde afgebakende periode (bijvoorbeeld één dag) geen gebruik maakt, of zal maken, van de door hem gekochte diensten, dan heeft het gasbedrijf na overleg met de afnemer het recht deze capaciteit als beschikbare capaciteit aan derden aan te bieden (“ use-it-or-loose-it”). Het gasbedrijf mag geen misbruik maken van dit recht.

35. Een gastransport of – opslagbedrijf dient de looptijd van aangeboden contracten af te stemmen op de vraag. Gelet op het streven de handelsmogelijkheden in transport- en -opslagcontracten te bevorderen, bedraagt de aangeboden minimum looptijd van nieuw af te sluiten contracten in

9

Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 55, p.18, derde kolom.

(8)

beginsel 1 dag.

10

In het jaar 2001 is het gastransport- en – opslagbedrijven evenwel toegestaan om gemotiveerd van dit minimum af te wijken, en een minimale looptijd van 1 maand te hanteren. Een economische machtspositie mag niet misbruikt worden door korte termijncontracten te weigeren.

11

36. Basisdiensten hebben een looptijd van maximaal 5 jaar. Langere contracten zullen worden beschouwd als afwijkingen op de basisdiensten.

37. De in paragraaf 3.1 genoemde uitgangspunten zullen in de permanente Richtlijnen nader worden bezien in het licht van hun betekenis voor de ontwikkelingen van handel in gas.

- 3.2 Doelmatig handelen door afnemers van diensten

38. Teneinde netgebruikers te stimuleren tot doelmatig handelen, dienen de indicatieve tarieven, tariefstructuur en basiscontracten, zo te zijn vorm gegeven dat afnemers in beginsel de kosten betalen die zij veroorzaken. Hiertoe dienen de tariefdragers welke worden gehanteerd in de tariefstructuur zoals bedoeld in hoofdstuk 2, een afspiegeling te zijn van de cost drivers. Dit betekent onder andere dat vaste kosten in een vast tarief element (onafhankelijk van afgenomen volume) dienen te worden verwerkt, en variabele kosten in een variabel tarief element (afhankelijk van afgenomen volume).

39. Een groep van twee of meer afnemers kan doelmatigheid van handelen bevorderen, door eventuele onbalans onderling uit te ruilen, op een manier die de totale (netto) onbalans van zo’n groep vermindert. Een gastransportbedrijf dient een dergelijke groep te behandelen als één geïntegreerde afnemer, voor zover zo’n groep objectiveerbaar onbalans vermindert.

40. Hetzelfde beginsel geldt wanneer een groep van twee of meer afnemers de fysieke uitvoering van gecontracteerde transporthoeveelheden wil uitruilen.

- 3.3 Non-discriminatie

41. Uit artikel 10, derde lid, van de Gaswet volgt dat de indicatieve tarieven non-discriminatoir dienen te zijn. Het is verboden tussen partijen of tussen producten en/of diensten tarifair of non-tarifair te discrimineren, waar dit tot doel of gevolg heeft dat de concurrentie wordt beperkt, verhinderd of verstoord. Bij non-tarifaire discriminatie gaat het onder andere om timing- en informatievoordelen.

42. Gastransport- en -opslagbedrijven mogen in de indicatieve tarieven en voorwaarden, noch in de feitelijke uitvoering van diensten, onderscheid maken tussen transport dat (al dan niet

gedeeltelijk) voor (afnemers van) derden wordt uitgevoerd, en transport dat wordt uitgevoerd voor afnemers van gelieerde ondernemingen, c.q. andere bedrijfsonderdelen.

10

Zie hierover tevens Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 9, p. 41.

11

Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 6, p. 29.

(9)

43. Teneinde naleving van het non-discriminatie beginsel te waarborgen, dienen in beginsel alle contracten voorafgaand aan de fysieke uitvoering ervan, daadwerkelijk getekend te worden door daartoe bevoegde bestuurders.

- 3.4 Toerekening van kosten aan basisdiensten

44. Conform een situatie waarin sprake is van een volwassen competitieve markt, dienen de tarieven in beginsel gebaseerd te zijn op de totale economische kosten, die een efficiënt bedrijf aan het leveren van haar diensten redelijkerwijze kan toerekenen.

12

Over de hoogte van het efficiënte economische kostenniveau kan onderhandeld worden door gasbedrijven en afnemers. Economische kosten worden in dit kader gedefinieerd als de som van de vermogenskosten, afschrijvingen, operationele kosten en belastingen. Dit betekent onder andere, dat een redelijk rendement op het geïnvesteerde vermogen in de kostprijs mag worden verdisconteerd.

45. Het principe van maatvoering en redelijkheid, zoals bedoeld in hoofdstuk 1, geldt nadrukkelijk ook voor de mate waarin de principes genoemd in paragraaf 3.4 voor 1 oktober 2000 moeten worden gehanteerd.

3.4.1 algemene accounting principes

46. Voor elk van de te onderscheiden basisdiensten dienen indicatieve tarieven en voorwaarden te worden vastgesteld. Deze indicatieve tarieven dienen te zijn gebaseerd op hierna te specificeren algemene principes voor kostenallocatie.

47. Voor de bepaling van de indicatieve tarieven, en toetsing van de tarieven, zijn drie elementen van belang:

(a) de activa- en kostensoorten,

(b) de toerekening van kosten aan de producten en diensten waar deze Richtlijnen betrekking op hebben,

(c) de wijze waarop vermogenskosten worden bepaald.

48. De belangrijkste activa- en kostensoorten dienen per basisdienst te worden gespecificeerd. Ter illustratie kunnen worden genoemd apparatuur, leidingnetten, installaties, voorraden,

debiteuren, inkoopkosten, personeelskosten, vermogenskosten, afschrijvingen en operationele leasecontracten. Het belang van de activa- en kostensoorten is verschillend al naar gelang de aard van de onderscheiden basisdiensten.

12

Zie Eerste Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr. 210b, p. 24 en Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-

2000, 26 463, nr. 9, p. 53 waar de Minister van Economische Zaken bij de vraag wat precies onder

redelijke tarieven en voorwaarden moet worden verstaan, het volgende antwoordt: “De NMa zal bij de

beoordeling [van een geschil op basis van de Mededingingswet] in elk geval kijken naar de kosten die het bedrijf

maakt, de wijze waarop tarieven worden onderbouwd, de kosten die worden toegerekend aan transport en de

winstmarge.”. Zie tevens handelingen Eerste Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 463, nr.32, p.1474, derde

kolom.

(10)

49. Bij de vaststelling van kostprijzen dient sprake te zijn van eenduidige principes waarmee deze prijzen worden berekend. Bij de kostprijsbepaling moeten de thans in Nederland geldende algemeen aanvaarde accounting principes (generally accepted accounting principles) worden gehanteerd.

50. Bij het calculeren van de economische kosten, dienen de algemene accounting principes waarmee balans, resultatenrekening en kasstroomoverzicht worden opgesteld, in acht genomen te worden. Daarbij dient te worden aangesloten bij de in de Nederlandse wet- en regelgeving geaccepteerde basisbeginselen, alsmede de thans in de praktijk vigerende basisbeginselen. Dit zijn: going concern, het toerekeningsbeginsel (accrual beginsel), het realisatiebeginsel, het matchingprincipe, het voorzichtigheidsbeginsel, het substance over form beginsel en het beginsel van inzichtvereiste.

3.4.2 principes voor netwerk gebonden sectoren

51. Als waarderingsgrondslag voor materiële vaste activa, ten behoeve van het berekenen van de kostprijs die als basis zal dienen voor de indicatieve tarieven, dient te worden gehanteerd de aanschafwaarde minus reeds gedane afschrijvingen (oftewel de netto historische kostprijs).

13

Teneinde tot een juiste grondslag te komen voor de kostprijsberekeningen, dient te worden uitgegaan van het werkelijke (nominale) geïnvesteerde vermogen.

14

52. Afschrijving van materiële vaste activa dient te geschieden op basis van de lineaire methode.

53. De afschrijvingstermijn van de materiële vaste activa dient te zijn gebaseerd op de werkelijk te verwachten economische levensduur. De beoordeling van deze termijn door de Directeur, is mede gebaseerd op de toets welke door de accountant reeds zal zijn uitgevoerd, alsmede de gangbare praktijk in de sector waarbinnen de gastransport- en -opslagbedrijven actief zijn.

Daarnaast behoudt de Directeur zich het recht voor een toets uit te voeren met betrekking tot de gehanteerde afschrijvingstermijnen.

54. Indien een actief na volledige afschrijving wordt verkocht, zal de eventuele boekwinst worden aangemerkt als ‘overrecovery of costs’. Goodwill wordt in principe niet geactiveerd of afgeboekt bij het bepalen van het geïnvesteerd vermogen.

55. Liquide middelen die aangehouden worden voor de normale bedrijfsvoering, mogen worden betrokken bij het bepalen van de asset base. Ten aanzien van de omvang van de liquide middelen wordt een norm gehanteerd van maximaal 2 procent van de netto omzet. Eventuele overtollige liquide middelen kunnen in beginsel worden aangewend voor schuldreductie.

13 Bedrijven zijn uiteraard vrij om ten behoeve van de jaarrekening van andere waarderingsgronslagen, zoals vervangingswaarde, gebruik te maken. Echter, vervangingswaarde mag niet gehanteerd worden als principe bij de kostprijsbepaling ten behoeve van het vaststellen van tarieven, aangezien

herwaarderingseffecten een onjuist beeld geven van de economische kosten.

14

Zie bijvoorbeeld ook punt 11 van de Richtsnoeren met betrekking tot geschillen over toegang tot

omroepnetwerken van het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit en de DG,

d.d. 17 augustus 1999.

(11)

56. Tenslotte dienen - in afwijking van de generally accepted accounting principles - niet uit de balans blijkende verplichtingen, voorzover deze een overwegend financieringskarakter hebben, te worden gespecificeerd naar omvang, termijnen en condities, teneinde de juiste assetbase te kunnen bepalen. Specifiek worden hierbij genoemd operationele leases. Vanwege hun

financieringskarakter dienen dergelijke leasecontracten te worden geactiveerd.

3.4.3 principes kostentoerekening

57. Bij de toerekening van kosten dient een onderscheid te worden gemaakt tussen directe en indirecte kosten. Directe kosten zijn kosten die direct in verband kunnen worden gebracht met de hieruit voortvloeiende producten of diensten.

58. Met name het toerekenen van indirecte kosten behoeft aandacht. Als criteria voor toerekening van indirecte kosten worden genoemd:

q

Clustering van kostensoorten in sets van homogene kostensoorten (costpools),

q

Homogene kosten in een costpool worden toegerekend aan de kostenobjecten via zogenaamde verdeelsleutels (cost drivers).

59. Bij de aan basisdiensten toegerekende indirecte kosten dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:

q

Causaliteit, dat wil zeggen kosten worden toegerekend aan de objecten die de kosten veroorzaken (oorzaak-gevolg-relatie).

q

Genoten voordelen, dat wil zeggen kosten worden toegerekend op basis van de voordelen die worden behaald met de output van het kostenobject

q

Redelijkheid en gelijkheid, dat wil zeggen kosten worden zodanig toegerekend dat alle betrokkenen het resultaat als redelijk bestempelen en geen grote ongelijkheden ontstaan.

Bij toerekening van indirecte kosten dient causaliteit het primaire uitgangspunt te zijn. Slechts in die gevallen waar dit principe om objectieve redenen niet toepasbaar is, kan hiervan worden afgeweken.

60. In het algemeen gelden de volgende randvoorwaarden bij de toerekening van indirecte kosten:

q

Objectiveerbaarheid, dat wil zeggen kosten dienen op objectieve wijze te worden gekwantificeerd en geverifieerd,

q

Transparantie, dat wil zeggen de principes welke zijn gehanteerd ter bepaling van de indirecte kosten dienen helder en volledig te worden weergegeven,

q

Niet discriminatoir, dat wil zeggen op basis van de criteria voor toerekening van indirecte kosten (homogene kostensoorten en toerekening via cost drivers aan kostenobjecten) mag geen afwijkende kostprijs worden bepaald voor gelijke basisdiensten.

3.4.4 bepaling vermogenskosten

61. De kapitaalslasten van de diensten worden afzonderlijk bepaald door de boekwaarde die is

bepaald op een wijze zoals hierboven beschreven, te vermenigvuldigen met de Weighted

Average Cost of Capital (hierna te noemen: WACC), en vervolgens te vermeerderen met de

afschrijvingen op deze boekwaarde. De boekwaarde dient te worden vastgesteld met

(12)

inachtneming van de onder de punten 3.3.2 vermelde algemene en specifieke accounting principles. Hetzelfde geldt voor afschrijvingen.

62. De Weighted Average Cost of Capital is het gewogen gemiddelde van de risico-afhankelijke rendementseisen van alle vermogensverschaffers over de marktwaarde van hun investeringen in de onderneming. Bij de rendementseis van aandeelhouders dient gebruik te worden gemaakt van het Capital Asset Pricing Model (CAPM). In de definitieve Richtlijnen zal een

sectorspecifieke WACC worden opgenomen die geschikt is voor de sectorspecifieke omstandigheden waaronder alle gastransport- en –opslagbedrijven opereren. Gelet op de beperkte voorbereidingstijd voor deze tijdelijke Richtlijnen, is het evenwel niet zorgvuldig om thans reeds een WACC voor te schrijven. Daarom is het gastransport- en –opslagbedrijven toegestaan om voor het jaar 2001 zelf een met het CAPM onderbouwd voorstel te doen met betrekking tot een redelijke WACC.

15

In het kader van de consultatie zal onderzoek worden verricht ten behoeve van het vaststellen van de WACC.

3.4.5 onderbouwende informatie voor de indicatieve tarieven en voorwaarden

63. De indicatieve tarieven en voorwaarden die op 1 oktober 2000 bekend worden gemaakt, dienen te worden onderbouwd met aanvullende informatie ten aanzien van economische kosten en kostentoerekening. Bij deze onderbouwende informatieverstrekking omtrent

kostprijscalculaties dienen relevante activa en kostensoorten nader te worden gespecificeerd, inclusief de toerekening aan diensten en afnemers. Bij de tariefbepaling voor contracten die langer dan één jaar lopen, dient te worden uitgegaan van de verwachte kosten in de komende jaren, waarbij nadrukkelijk de relatie tussen de verwachte kosten en het huidige kostenniveau per basisdienst wordt toegelicht. Hierbij dient expliciet rekening gehouden te worden met kostenreducties, efficiencyverbeteringen en verwachte stijgingen van de productiviteit.

64. Teneinde de kostenontwikkeling inzichtelijk te maken dient de onderbouwing van de tarieven gebaseerd te zijn op historische cijfers van ten minste 3 jaar (-3) en realistische prognoses voor het lopende jaar, en een periode van ten minste vijf toekomstige jaren (+5). Het is realistisch dat de betrouwbaarheid van prognoses afneemt, naarmate de jaren waarop de prognoses betrekking hebben verder in de toekomst zijn gelegen.

15 De WACC na afdracht van belastingen wordt gegeven door:

TV T D TV K

K E

WACC =

e

+

d

( 1 − )

waarin:

WACC = gewogen gemiddelde rendementseis (vermogenskostenvoet in %) Ke = vigerende marktrendementseis voor eigen vermogen (als %)

Kd = vigerende effectieve rente op 10-jaars staatsobligaties vermeerderd met de kredietopslag (als

%)

E = vigerende boekwaarde van aandelen in euro’s

D = vigerende boekwaarde van rentedragende schulden in euro’s15 T = marginale belastingtarief

TV = E + D

(13)

65. Bij de bepaling van de asset base, dienen tenminste de volgende posten onderscheiden te worden:

q

Materiële vaste activa, die ten behoeve van de diensten worden aangewend,

q

Immateriële activa, exclusief goodwill, voorzover dit activa betreft die worden aangewend bij het verzorgen van de diensten,

q

Geactiveerde huur en leaseverplichtingen, voorzover dit de huur van activa betreft die worden aangewend bij het verzorgen van diensten,

q

Netto werkkapitaal, waarin slechts posten zijn opgenomen die dienstbaar zijn aan transport cq. opslag en geen rentedragende schulden betreffen.

66. Bij de bepaling van het resultaat, dienen ten minste de volgende posten te worden onderscheiden:

q

Netto-omzet

q

Totale directe operationele kosten

q

Totale indirecte operationele kosten

q

Afschrijvingen

q

Operationele winst voor rente en belasting (EBIT)

q

Belasting over EBIT (oftewel Vennootschapsbelasting)

q

Net Operating Profit Less Adjusted Taxes (NOPLAT)

67. De economische kosten van de basisdiensten van gastransport- en opslagbedrijven dienen volledig gesplitst te zijn van alle andere producten en diensten. Hiertoe dienen gastransport- en -opslagbedrijven een gescheiden boekhouding te voeren, voor wat betreft gastransport- en - opslag.

4. Raamwerk voor basisdiensten 4. Raamwerk voor basisdiensten

68. Gastransport- en -opslagbedrijven dienen een minimum pakket van basisdiensten te definiëren en aan te bieden. Het initiatief om te komen tot de definiëring van een pakket van

basisdiensten wordt gelaten aan gastransport- en -opslagbedrijven. In deze paragraaf wordt een raamwerk geschetst waarbinnen de basisdiensten in beginsel dienen te passen. Gemotiveerde afwijkingen zullen op redelijkheid worden getoetst.

69. De definiëring van de basisdiensten dient dusdanig aantrekkelijk te zijn voor afnemers, dat in redelijkheid verwacht mag worden dat zij voorzien in een belangrijke meerderheid van de behoeftes van afnemers. Als indicatie voor een belangrijke meerderheid geldt het percentage van 75 procent van de omzet in het segment van vrije afnemers. Voorts dient de wijze waarop gastransport- of –opslagbedrijven de basisdiensten definiëren, de handelsmogelijkheden in gas te bevorderen.

70. In het belang van de liquiditeit van de markt, en interoperatibiliteit, dient er naar te worden gestreefd dat de voorwaarden en tariefstructuren van basisdiensten voor alle gastransport- en - opslagbedrijven gelijk zijn. Dit heeft onder andere betrekking op de standaardisering van de looptijden van contracten.

71. In deze paragraaf wordt indicatief een beschrijving van de basisdiensten gegeven die naar het

oordeel van de Directeur op voorhand lijken te voldoen aan de hiervoor beschreven principes.

(14)

- 4.1 basisdienst 1. transportdiensten en balancering

72. In de eerste plaats dient een gastransportbedrijf transportdiensten aan te bieden. Hieronder wordt verstaan capaciteit ten behoeve van het transport van gas, inclusief het verzorgen van dagbalancering van het transportsysteem, voor zover dit mogelijk is gebruikmakend van de fysieke eigenschappen van het transportsysteem zelf. Met het gastransportsysteem wordt in de Richtlijnen een gastransportnet bedoeld conform artikel 1, eerste lid, onder d, van de Gaswet.

73. Bij de wijze waarop, aanvullend op de transportdienst zoals hierboven beschreven,

balanceringsdiensten worden aangeboden, dient op objectiveerbare wijze rekening gehouden te worden met de fysieke eigenschappen van het transportsysteem, alsmede met de kosten die afnemers veroorzaken door onbalans te creëren.

74. Er dienen ten minste 2 transportdiensten aangeboden te worden. De eerste transportdienst is een gegarandeerde dienst, waarbij de afnemer 100 procent garantie heeft dat zijn transport ook daadwerkelijk uitgevoerd zal worden (zogenoemde capaciteit op aanvraag). De tweede is een afschakelbare dienst, waarbij de afnemer een garantie heeft die kleiner is dan 100 procent (zogenoemde afschakelbare capaciteit). Gastransportbedrijven dienen derhalve op basis van passende tarieven transportdiensten aan te bieden die onder bepaalde contractuele

voorwaarden door het gastransportbedrijf kunnen worden onderbroken. Het tarief van een afschakelbaar contract varieert met de mate van zekerheid en dient lager te zijn dan het tarief van 100 procent garantie. In de contractuele voorwaarden dient een specificatie van de mate van afschakelbaarheid te worden opgenomen.

75. Een gastransport- of -opslagbedrijf dient al zijn beschikbare capaciteit aan te bieden. Het is een gastransport- of -opslagbedrijf niet toegestaan om schaarste te creëren.

- 4.2 basisdienst 2. kwaliteitsconversie

76. De directeur acht voorts kwaliteitsconversie een basisdienst die gezien de structuur van het Nederlandse gasnet, onlosmakelijk met het transport is verbonden, voor zover een

gastransportbedrijf beschikt over de voorziening om kwaliteitsconversie aan te bieden. Bij kwaliteitsconversie worden gassoorten naar een andere calorische waarde (zowel hoger als lager) geconverteerd.

- 4.3 basisdienst 3. opslag van gas voor derden

77. De derde basisdienst is opslag van gas voor derden, voorzover een gasbedrijf beschikt over de voorziening om opslag aan te bieden.

78. Opslagcapaciteit dient te worden aangeboden aan afnemers, voor zover de beschikbare

opslagcapaciteit bij gasopslaginstallaties niet gebruikt wordt voor productiedoeleinden. Een

gasopslagbedrijf moet op verifieerbare wijze aangeven welke opslagcapaciteit voor derden

beschikbaar is. Bij het bepalen van de beschikbare opslagcapaciteit dient in ieder geval rekening

(15)

gehouden te worden met de swing (dat wil zeggen fluctuatie) in het afnamepatroon van beschermde afnemers.

79. Er dienen ten minste 2 opslagdiensten aangeboden te worden. De eerste opslagdienst is een gegarandeerde dienst, waarbij de afnemer 100 procent garantie heeft dat zijn opslag ook daadwerkelijk uitgevoerd zal worden (zogenoemde capaciteit op aanvraag). De tweede is een afschakelbare dienst, waarbij de afnemer een garantie heeft die kleiner is dan 100 procent (zogenoemde afschakelbare capaciteit). Gasopslagbedrijven dienen derhalve op basis van passende tarieven opslagdiensten aan te bieden die onder bepaalde contractuele voorwaarden door het gasopslagbedrijf kunnen worden onderbroken. Het tarief van een afschakelbaar contract varieert met de mate van zekerheid en dient lager te zijn dan het tarief van 100 procent garantie. In de contractuele voorwaarden dient een specificatie van de mate van

afschakelbaarheid te worden opgenomen.

5. Overige voorwaarden zoals bedoeld in artikel 12 van de Gaswet 5. Overige voorwaarden zoals bedoeld in artikel 12 van de Gaswet

80. Tegelijk met het indienen van de indicatieve tarieven voor het jaar 2001 per 1 oktober 2000, dienen gastransportbedrijven bekend te maken welke voorwaarden zij voornemens zijn te hanteren bij het transport van gas en van de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten.

81. De voorwaarden zullen onderwerp van consultatie zijn, ter voorbereiding van de permanente Richtlijnen.

6. Nader uit te werken onderwerpen in permanente Richtlijnen 6. Nader uit te werken onderwerpen in permanente Richtlijnen

82. De permanente Richtlijnen zullen in het late voorjaar van het jaar 2001 worden gepubliceerd.

Hieraan voorafgaand, zal in het vroege voorjaar van 2001 een consultatiedocument worden gepubliceerd. De consultatieperiode zal zich in hoofdzaak concentreren op onderwerpen die in deze Richtlijnen nog niet (uitputtend) zijn behandeld. Hieronder volgt een (niet limitatieve) opsomming.

83. In deze tijdelijke Richtlijnen wordt aan gastransport- en -opslagbedrijven gevraagd hun indicatieve tarieven zodanig te bepalen dat hun huidige economische kosten worden

terugverdiend. Met deze bepaling wordt evenwel niet (expliciet) bevorderd dat bedrijven ook doelmatig handelen (Gaswet, artikel 13, lid 1). In de definitieve Richtlijnen zal nader worden uitgewerkt met behulp van welke mechanismen doelmatigheid bevorderd kan worden.

84. Het bevorderen van de efficiency is een taak voor de bedrijven en afnemers van diensten. Het efficiënte niveau dat de basis vormt voor de indicatieve tarieven, wordt impliciet immers bepaald in de onderhandelingen tussen gasbedrijven en afnemers. Het regelmatig laten uitvoeren van efficiency studies door onafhankelijke bureaus wordt aangemoedigd. De Directeur zal daarnaast ten behoeve van de permanente Richtlijnen ook zelf efficiency onderzoeken uitvoeren.

85. In de consultatieperiode zal worden onderzocht op welke wijze gasbedrijven de indicatieve

tarieven en voorwaarden voor hun afnemers dienen te onderbouwen.

(16)

86. Ten behoeve van de permanente Richtlijnen zal nader worden onderzocht op welke wijze gastransport- en gasopslagbedrijven aangemoedigd kunnen worden om doelmatig te investeren.

87. Het is denkbaar dat gasbedrijven meer omzet maken dan de dekking van de efficiënte economische kosten vereist. Onderzocht zal moeten worden welk deel van de additionele omzet in latere jaren naar de afnemers terug geleid moet worden.

88. In de consultatie zal worden ingegaan op het vraagstuk van de transportbeperkingen. Daarbij zal de vraag aan de orde komen welke knelpunten in de huidige transportinfrastructuur van gastransport- en -opslagbedrijven bestaan, mede in relatie tot de capaciteitsplannen zoals bedoeld in artikel 36 van de Gaswet. Hierbij zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de capaciteit op de landsgrensoverschrijdende verbindingen.

89. In de consultatieperiode zal ook worden onderzocht welke tariefstructuur het meest passend is bij de doelstellingen zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Gaswet. Hierbij komen onder andere vraagstukken inzake een postzegeltarief, afstandsafhankelijkheid, en entry/exit punten aan de orde, mede in relatie tot causaliteit, milieuhygiëne, duurzaamheid en veiligheid.

16

90. In de consultatieperiode zal ook ingegaan worden op de ontwikkelingen in de Europese Unie en het overleg dat in EU-verband plaatsvindt over de implementatie van de Gasrichtlijn (het

zogeheten Madrid-forum).

91. In de consultatieperiode zal het onderwerp pipe-to-pipe competition nader worden uitgewerkt.

92. Tenslotte zal in de consultatieperiode in ieder geval aandacht worden geschonken aan de relatie tussen de technische voorwaarden zoals bedoeld in artikel 11 van de Gaswet, en de voorwaarden als bedoeld in artikel 12. Daarbij wordt aandacht geschonken aan aspecten als aansluiting en bemetering en mogelijke andere voorwaarden die verband houden met de liberaliseringsfasen in 2002 en 2004

16 Zie handeling Eerste Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26463, nr 32, p. 1474, derde kolom.

(17)

7. Slotbepalingen 7. Slotbepalingen

93. Deze Richtlijnen worden aangehaald als “Richtlijnen voor het jaar 2001 Gaswet”.

94. De indicatieve tarieven en voorwaarden die gasbedrijven voor 1 oktober 2000 naar de Directeur zenden, dienen door gastransport- en -opslagbedrijven te worden gepubliceerd op het moment dat zij naar de Directeur worden gezonden, bij voorkeur op Internet

95. Deze Richtlijnen treden in werking de dag na de dag van bekendmaking in de Staatscourant.

Den Haag, 25-08-2000

De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze:

w.g. Drs. J.J. de Jong

Directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie

(18)

Bijlage bij de Richtlijnen: audit-instructie (inclusief accountantsverklaring) t.b.v. indicatieve Bijlage bij de Richtlijnen: audit-instructie (inclusief accountantsverklaring) t.b.v. indicatieve tarieven en tarieven onderbouwende informatie

tarieven en tarieven onderbouwende informatie - A. Inleiding

- A. Inleiding

1. Deze audit-instructie heeft betrekking op de rapportage aan de Directeur van de Dienst

uitvoering en toezicht Energie (DTe) inzake indicatieve tarieven en voorwaarden zoals bedoeld in de artikel 12, eerste lid, van de Gaswet. Deze rapportage dient ingevolge artikel artikel 12, eerste lid, van de Gaswet, te geschieden vóór 1 oktober van het jaar 2000.

2. Deze rapportage dient te worden opgesteld door de gastransportbedrijven, netbeheerders en gasopslagbedrijven voor zover zij diensten leveren aan vrije afnemers, en betreft naast de indicatieve tarieven sec, ook financiële en overige informatie.

3. De volgende regelgeving en begrippen zijn van toepassing:

q

Gaswet 2000;

q

Richtlijnen voor het jaar 2001 van de Directeur DTe, zoals bedoeld in artikel 13 en artikel 18 Gaswet (hierna te noemen: Richtlijnen)

4. In deze audit-instructie wordt aangegeven welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de uitvoering van de werkzaamheden door de accountant van de betrokken gastransportbedrijven en gasopslagbedrijven, alsmede op welke wijze over de uitkomsten van deze werkzaamheden dient te worden gerapporteerd.

5. In beginsel kan door de accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken of door haar aangewezen accountants een review worden uitgevoerd bij de accountants welke zijn belast met de werkzaamheden in het kader van de informatieverschaffing aan DTe.

6. Deze audit-instructie is een hulpmiddel. Gastransport- en -opslagbedrijven mogen – mits duidelijk gemotiveerd – afwijken van de inhoud van deze audit-instructie inclusief

accountantsverklaring. Bij gemotiveerde afwijkingen zal de Directeur zich een oordeel vormen over de redelijkheid van de afwijkingen. De Directeur zal hierbij rekening houden met het tijdelijke karakter van de Richtlijnen inzake indicatieve tarieven en voorwaarden, alsmede de beperkte doorlooptijd tot aan de publicatiedatum van indicatieve tarieven en voorwaarden.

- B. Algemene uitgangspunten voor de werkzaamheden van de betrokken accountants - B. Algemene uitgangspunten voor de werkzaamheden van de betrokken accountants

7. De werkzaamheden dienen in het algemeen gericht te zijn op de getrouwheid van de verstrekte informatie. Bij de te verstrekken informatie ligt de nadruk op juistheid dan wel volledigheid van de verantwoorde gegevens.

8. Van de accountant wordt niet alleen verwacht dat hij de getrouwe weergave van de verstrekte

informatie vaststelt doch tevens de juiste toepassing van de regelgeving zoals genoemd onder

punt 3 hierboven. Specifiek zijn hierop van toepassing de bepalingen zoals omschreven in

(19)

paragraaf 3.4 van de Richtlijnen. In alle gevallen dient de accountant vast te stellen dat de verantwoording aan deze specifieke voorschriften voldoet.

9. Ten aanzien van de te hanteren materialiteit bij het uitvoeren van de werkzaamheden wordt materialiteit uitgegaan van de door het Koninklijk Nivra voorgeschreven Richtlijnen voor de

Accountantscontrole. Een afzonderlijke balanspost bijvoorbeeld vormt, vergeleken met de jaarrekening als geheel, een smallere materialiteitsbasis. Derhalve zal het onderzoek van de accountant uitgebreider zijn dan indien hetzelfde onderdeel gecontroleerd zou worden in verband met een verklaring bij de volledige jaarrekening. Voor verdere informatie wordt verwezen naar RAC 320 alsmede RAC 800.

- C. Toelichting alsmede specificatie informatie elementen - C. Toelichting alsmede specificatie informatie elementen

10. De informatie welke dient te worden verstrekt ten behoeve van de Richtlijnen voor het jaar 2001, heeft betrekking op de jaren 1997

t

/

m

1999, alsmede op de jaren 2000

t

/

m

2005. De doelstelling van deze rapportage is het verkrijgen van een inzicht in de activasoorten,

vermogenspositie, kostensoorten en vermogenskosten ultimo boekjaar alsmede de volledige resultaten over de drie meest recente afgesloten boekjaren, alsmede prognoses betreffende het lopende jaar en de komende vijf jaren, dat consistent is met de Richtlijnen. Voor de

toekomstige jaren dient uit te worden gegaan van intern opgestelde prognoses.

11. Uitgegaan wordt van de gecontroleerde jaarrekening over 1999 van de betreffende gastransportbedrijven, gasnetbeheerders en gasopslagbedrijven.

12. De informatie dient te bevatten overzichten inzake de:

a actief- en passiefzijde van de balans (incl. specificatie/toelichting activa);

b winst- en verliesrekening (incl. specificatie/toelichting winst- en verliesrekening).

13. In aanvulling op de in de jaarrekening opgenomen informatie, dient in een aantal tabellen voor bepaalde gebieden nadere onderverdelingen te worden verstrekt. Deze informatie heeft per basisdienst betrekking op:

c aard activa ;

d aard kosten/kostenstructuur;

e vermogenskosten;

f gerealiseerde afzethoeveelheden (volumes) voor de jaren 1997

t

/

m

1999, respectievelijk prognoses voor de jaren 2000

t

/

m

2005, gespecificeerd per basisdienst.

14. Uitgegaan wordt van de gecontroleerde jaarrekening van de betreffende gastransport- en - opslagbedrijven. De werkzaamheden aangaande de jaarrekeningcontrole maken onderdeel uit van de algemene richtlijnen voor accountantscontrole. Voor nadere informatie wordt verwezen naar RAC 120 e.v.

15. De in aanvulling op de gegevens in de jaarrekening benodigde informatie per basisdienst is van belang gezien de doelstelling van de rapportage aan DTe. Derhalve dient de accountant

toereikende controle- informatie te verkrijgen met betrekking tot de vraag of hetgeen in de

tabellen is opgenomen in overeenstemming is met de van toepassing zijnde Richtlijnen van

DTe en de Gaswet. De accountant beoordeelt informatie per basisdienst in relatie tot de

verantwoording als geheel en het is niet noodzakelijk controlewerkzaamheden uit te voeren die

(20)

noodzakelijk zouden zijn indien een accountantsverklaring aangaande de per basisdienst gesegmenteerde informatie op zich uitgebracht zou moeten worden. Het begrip materieel belang omvat echter zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten en in de

accountantswerkzaamheden dient dit tot uiting te komen. Voor nadere voorschriften wordt verwezen naar RAC 501.

16. De controlewerkzaamheden met betrekking tot de informatie per basisdienst bestaan in het algemeen uit cijferanalyse en andere werkzaamheden afhankelijk van de omstandigheden. De accountant bespreekt met de leiding de methoden die zijn gebruikt om de per basisdienst gesegmenteerde informatie op te stellen, beoordeelt of deze methoden in overeenstemming zijn met de voorschriften van DTe en controleert de toepassing van deze methoden. De

accountant beoordeelt de verkopen, betalingen en doorbelastingen tussen de basisdiensten, de eliminatie van posten voortvloeiend uit financiële verhoudingen tussen de bedrijfsonderdelen (met name relevant voor de jaren waarin de gastransportbedrijven en opslagbedrijven

onderdeel uitmaken van een groter geheel), de vergelijking met budgetten en andere

resultaatverwachtingen, bijvoorbeeld de winst van een basisdienst uitgedrukt in een percentage van de verkopen, en de toerekening van activa en kosten aan de basisdiensten, alsmede de bestendige gedragslijn in relatie tot vroegere verslagperioden en de toereikendheid van de toelichtingen met betrekking tot doorbreking van de bestendige gedragslijn.

17. In het algemeen wordt van de accountant verwacht dat deze vaststelt of de ter vergelijking opgenomen informatie in alle van belang zijnde opzichten voldoet aan de voor de

gecontroleerde jaarrekening geldende grondslagen van financiële verslaggeving alsmede de voorschriften van DTe.

18. Gezien de doelstelling van de verslaggeving aan DTe, alsmede de aard van de verantwoording is sprake van accountantscontrole en dient een accountantsverklaring te worden verstrekt. Voor nadere informatie wordt verwezen naar RAC 800. In aanvulling daarop kan gebruik gemaakt worden van de in punt D van deze bijlage opgenomen model accountantsverklaring.

19. Wat betreft de te verstrekken informatie voor de boekjaren 2001

t

/

m

2005 is sprake van een prognose. Hierbij wordt verwezen naar RAC 810. In het algemeen wordt van de accountant verwacht dat deze vaststelt of de opgenomen informatie in alle van belang zijnde opzichten voldoet aan de voorschriften van DTe.

20. De accountant beoordeelt de herkomst en de betrouwbaarheid van de gegevens die ten

grondslag liggen aan de schattingen van de leiding van de huishouding. Toereikende informatie over de onderbouwing van dergelijke veronderstellingen kan worden ontleend aan interne en/

of externe bronnen, met inbegrip van een beoordeling van de veronderstellingen in het licht van

historische gegevens. Tevens moet worden beoordeeld of de veronderstellingen zijn gebaseerd

op plannen die passen binnen de mogelijkheden van de huishouding. Indien hypotheses

worden gebruikt beoordeelt de accountant of er rekening is gehouden met alle belangrijke

implicaties daarvan. Indien bijvoorbeeld wordt verwacht dat de personeelskosten zullen

afnemen door afvloeiing, moet in de toekomstgerichte financiële informatie ook aandacht

worden besteed aan de noodzakelijke afvloeiingsregelingen. Hoewel het niet beslist

noodzakelijk is onderbouwing te verkrijgen van de hypotheses zal de accountant wel

vaststellen, dat deze passen binnen de doelstelling van de toekomstgerichte financiële

informatie en er geen reden is om aan te nemen dat deze onrealistisch zijn. De accountant

overtuigt zich ervan dat de veronderstellingen van de leiding van de huishouding op een juiste

wijze in de toekomstgerichte financiële informatie zijn verwerkt, bijvoorbeeld door het opnieuw

(21)

uitvoeren van berekeningen en het beoordelen van de interne consistentie van de informatie.

Hieronder wordt verstaan het vaststellen dat de voorgenomen acties van de leiding van de huishouding op elkaar aansluiten en dat de berekening van bedragen waarbij dezelfde gegevens worden gehanteerd, zoals rentepercentages, op een consistente wijze is geschied. De

accountant richt zijn aandacht op de vraag in welke mate onderdelen die bijzonder gevoelig zijn voor variaties, een effect van materieel belang hebben op de uitkomsten van de

toekomstgerichte financiële informatie. Dit zal de omvang van de door de accountant te

verrichten werkzaamheden beïnvloeden.

(22)

- D. Model accountantsverklaring - D. Model accountantsverklaring

Deze accountantsverklaring wordt verstrekt voor rapportage aan de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) en mag uitsluitend worden gebruikt door DTe bij het toezicht inzake de Gaswet.

Opdracht Opdracht

Ingevolge uw opdracht hebben wij de voor rapportage aan DTe opgestelde indicatieve tarieven en voorwaarden voor het jaar 2001, en financiële overzichten met betrekking tot de boekjaren 1997

t

/

m

2005 van XXX (naam huishouding) te XXX (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd en van een waarmerk voorzien. De controle is verricht in overeenstemming met de audit-instructie van DTe.

Deze financiële en overige overzichten zijn opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze financiële overzichten te verstrekken.

Werkzaamheden Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen voor controleopdrachten en in overeenstemming met de audit-instructie van DTe. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële overzichten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de financiële overzichten. Tevens omvat de controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de financiële overzichten zijn toegepast en van belangrijke schattingen die de leiding van de

huishouding daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de financiële overzichten. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de financiële overzichten zijn opgesteld overeenkomstig de voorschriften van DTe waaronder de Richtlijnen voor het jaar 2001, alsmede de audit-instructie, en als zodanig voor rapportage aan DTe geschikt zijn.

Toelichting Toelichting

Zonder afbreuk te doen aan ons oordeel vestigen wij er de aandacht op dat bijgaande financiële overzichten zijn opgesteld voor rapportage aan DTe en derhalve niet noodzakelijkerwijs alle informatie verstrekken benodigd, voor het inzicht dat vereist is voor het weergeven van een getrouw beeld.

Plaats, datum,

Ondertekening

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alle man- telzorgers hebben het compliment per post ontvangen, in tegenstelling tot vorige jaren, toen dit persoonlijk aan huis kon worden bezorgd door de inzet van collega’s en

Dit betekent dat een aantal artikelen dat in die richtlijn is opgenomen voor banken en beleggingsondernemingen en ook in de verordening is te vinden in de variant voor

Een aanpassing van de informatie in de voorafgaande kennisgeving is in deze situatie niet aan de orde, want bij een overschrijding van de Unie-omzetdrempel, kan de ondernemer

De limitatieve lijst met diensten (als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel c, van de wet) die verboden zijn om aan te bieden door toegelaten instellingen, zoals voorheen

De bestuurlijke fusie had als gevolg dat de medewerkers van SPiNN in Tynaarlo per 1 januari 2018 zijn overgegaan naar Trias, dat daarmee zowel het welzijns- als het

Het verbruik van lasgassen, Aspen en AdBlue is bekend maar de hoeveelheden; 160 liter menggas voor het lassen, 10 liter Aspen en 3000 liter AdBlue zijn nihil en hebben geen

[r]

Cijfermatig overzicht energiegebruik in 2016 (toelichting bij