• No results found

Populisme Als Etiket

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Populisme Als Etiket"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Populisme Als

Etiket

Hoe Nederlandse kranten

populisme construeren

Master Mediastudies, programma Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen

Begeleider: prof. dr. T. A. C. Witschge Tweede lezer: dr. A. Heinrich

Studentnummer: S2768100 Inleverdatum: 01-04-2019

door

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 5

Inleiding ... 6

Hoofdstuk 1 - Theoretische onderbouwing ... 9

1.1 Definitie van populisme ... 9

1.2 Kenmerken van populistische partijen ... 11

1.3 Links- en rechts-populisme ... 13

1.4 Media, politiek en discours ... 15

1.5 Machtsrelaties tussen media en politieke partijen ... 17

1.6 Populisme in Nederland ... 22 1.7 Kernpunten ... 24 Hoofdstuk 2 – Methode... 26 2.1 Methodekeuze ... 26 2.2 Onderzoeksopzet ... 27 2.3 Validiteit en betrouwbaarheid ... 29 2.4 Uitleg steekproef ... 30 Hoofdstuk 3 – Resultaten ... 33 3.1 Contextuele bevindingen ... 34 3.1.1 Kwantitatieve analyse ... 34 3.1.2 Bevindingen in onderwerpkeuze ... 37

3.1.3 Deelconclusie contextuele analyse... 39

3.2 Gebruik van ‘populisme’ ... 39

3.2.1 De PVV als Nederlandse populistische partij ... 40

3.2.2 Populisme als politieke stroming ... 41

3.2.3 Deelconclusie gebruik populisme ... 42

3.3 Andere partijen met populistische kenmerken ... 43

3.3.1 CDA en VVD: populistische kenmerken van de ‘grote’ partijen ... 43

(4)

3.3.3 PvdA en D66: antipopulistische retoriek ... 49

3.3.4 Deelconclusie populistische kenmerken andere partijen ... 49

3.4 Invulling van populisme... 49

3.4.1 Invulling populisme in De Volkskrant ... 50

3.4.2 Invulling populisme in De Telegraaf ... 51

3.4.3 Vergelijking invulling populisme in De Volkskrant en De Telegraaf ... 52

3.4.4 Deelconclusie invulling populisme ... 53

3.5 Links-populisme... 53

3.5.1 Kenmerken links-populisme in berichtgeving ... 53

3.5.2 Deelconclusie links-populisme ... 55

3.6 Framing van populisme ... 55

3.6.1 Framing van de PVV... 56

3.6.2 Framing van de Nederlandse verkiezingen in Europese context ... 59

3.6.3 Deelconclusie framing van populisme ... 61

3.7 Specifieke machtsrelaties in weergave van de PVV ... 61

3.7.1 Het interview met Wilders uit De Telegraaf ... 62

3.7.2 De mediastrategie van Wilders uitgelegd in De Volkskrant ... 64

3.7.3 Deelconclusie specifieke machtsrelaties ... 65

3.8 Beschrijvingen van de campagne van de PVV ... 65

3.8.1 Resultaten analyse campagne ... 65

3.8.2 Deelconclusie beschrijving Wilders’ campagne ... 68

Conclusie ... 69

Bronnenlijst ... 75

(5)

- 5 -

Samenvatting

In deze masterscriptie heb ik onderzocht hoe De Volkskrant en De Telegraaf inhoud geven aan het construct 'populisme' in hun berichtgeving over Nederlandse politieke partijen. Dit is interessant om te onderzoeken omdat ten eerste populistische partijen steeds meer stemmen krijgen in verkiezingen wereldwijd en ten tweede omdat nieuws een invloedrijke rol heeft tijdens de verkiezingen: de manier waarop kranten namelijk over ‘populisme’ schrijven en de manier waarop zij dit construct invullen, gecombineerd met welke politieke partijen het etiket populisme krijgen, zou uiteindelijk van invloed kunnen zijn op het stemgedrag van mensen. De constructie van ‘populisme’ in De Volkskrant en De Telegraaf heb ik onderzocht aan de hand van kritische discoursanalyse, een kwalitatieve methode met kwantitatieve elementen waarbij teksten geanalyseerd en geïnterpreteerd worden in hun maatschappelijke context. Ik heb teksten bestudeerd uit De Volkskrant en De

Telegraaf die gepubliceerd zijn tijdens de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen van 2017. Uit deze analyse bleek dat de invulling van ‘populisme’ door de kranten rechts-populistisch was, waarbij ‘populisme’ geconstrueerd werd als een politieke stroming waarbij ‘het goede volk’ gescheiden werd van ‘de corrupte elite’ en waarbij zorgen onder kiezers over immigratie en de ‘nationale identiteit’ die hierbij in gevaar zou kunnen komen centraal stonden. Links-populistische kenmerken waren nagenoeg afwezig, en in de paar gevallen dat deze wel aanwezig waren, werden zij niet gekoppeld aan ‘populisme’. Bovendien werd met ‘populisme’ altijd verwezen naar specifiek de Partij Voor de Vrijheid (PVV). De Volkskrant schreef met name negatief over populisme, terwijl De Telegraaf soms kritisch, soms legitimerend schreef over populisme. Deze resultaten laten zien dat Nederlandse kranten ‘populisme’ zien als een specifieke, rechtspolitieke ideologie en daarbij één specifieke partij aanduiden als populistisch, de PVV. Nieuws heeft invloed op hoe mensen over bepaalde onderwerpen denken. Als de kranten ‘populisme’ gebruiken als etiket met een bepaalde normatieve lading en invulling kan dit etiket voor de partij die het krijgt dus gevolgen hebben in toekomstige verkiezingen.

(6)

- 6 -

Inleiding

De afgelopen jaren wisten wereldwijd een aantal politieke partijen flink te groeien. De winst van deze partijen kwam in het nieuws, zowel lokaal als internationaal. De Nederlandse kranten bleven niet uit. Een bloemlezing: bij de Italiaanse verkiezingen wonnen de partijen Lega en De

Vijfsterrenbeweging bijvoorbeeld in mei 2018 een groot aantal zetels, waarna zij samen een regering vormden. De partijen kregen interessante labels in het nieuws. In de kop van De

Volkskrant waarin hun winst werd aangekondigd werden de partijen 'extreemrechts' en 'populistisch' genoemd (Van der Ploeg, 2018). In Zweden won in september 2018 de partij Zweden Democraten (SD) een groot deel van de stemmen, veel meer dan in eerdere verkiezingen. De partij pleitte onder andere voor een stop van het opnemen van asielzoekers van buiten Scandinavië en werd door andere partijen mede hierdoor 'racistisch' genoemd (Van der Ziel, 2018). In Nederland groeide op zijn beurt de Partij Voor de Vrijheid (PVV) uit tot de op één na grootste partij in de Tweede Kamer na de verkiezingen van 2017 (“VVD 33 zetels, PVV voorlopig tweede partij”, 2017). Ook deze partij kwam in opspraak, bijvoorbeeld in september 2018 toen de partij in het nieuws kwam door het organiseren van een cartoonwedstrijd, waarin deelnemers de beste tekening van de Islamitische profeet Mohammed zouden tekenen. Geert Wilders, de leider van de partij, kreeg door deze

wedstrijd veel bedreigingen en heeft de wedstrijd vervolgens uit veiligheidsredenen afgeblazen (Vreeken, 2018).

Wat opvalt is dat deze partijen overeenkomsten lijken te hebben. Ze komen vaak in het nieuws, ook internationaal. Vooral de leiders van deze partijen zoeken media vaak op omdat zij relatief nieuw zijn en hun boodschap zo bij het brede publiek bekend kunnen maken (Bos, van der Brug & de Vreese, 2011). Omdat dit soms ludieke acties zijn – neem bijvoorbeeld de genoemde cartoonwedstrijd van Geert Wilders – pakken de media deze verhalen snel op (Bos, van der Brug & de Vreese, 2011; Vreeken, 2018). Deze partijen onderscheiden zich daarnaast van andere partijen door hun afwijkende retoriek waarmee ze de samenleving verdelen in twee groepen: het ‘goede volk’ tegenover de ‘corrupte elite’. Wie grofweg tot deze groepen behoort verschilt per partij. Het kan de economische elite zijn die geholpen wordt door de politieke elite, zoals links-populistische partijen volgens theorie vaak beweren (Otjes & Louwerse, 2015). Het kan ook de ‘corrupte politiek’ zijn die het land onvoldoende beschermt tegen immigranten, zoals rechts-populistische partijen volgens literatuur beweren. Rechts-populistische partijen benadrukken het effect van immigratie in een land, waarbij geclaimd wordt dat de gevestigde cultuur van het land in gevaar komt. Hierbij wordt nadruk gelegd op het culturele verschil tussen de groepen en vooral de bedreiging die de

(7)

- 7 -

etnische minderheidsgroep vormt voor de economie, cultuur en politiek van het land (Jones, 2016; Lubbers & Coenders, 2017). In Nederland zijn het vooral de PVV en de Socialistische Partij (SP) die als populistisch omschreven worden (Otjes & Louwerse, 2015; Mudde, 2013).

Italië, Zweden en Nederland zijn niet de enige landen met dergelijke partijen. De partijen komen voor in heel Europa, zo komen ook in bijvoorbeeld Frankrijk (Front National), Engeland (British National Party), Griekenland (Laikos Orthodoxos Synagermos) en België (Vlaams Belang) deze partijen voor (Mudde, 2013). Bovendien is het niet alleen een Europees fenomeen. Zo werd in 2016 Donald Trump verkozen tot President van Amerika. Zijn retoriek bevat eerdergenoemde kenmerken: hij noemde Mexicaanse immigranten 'verkrachters' (Simon, 2018) en zorgde ervoor dat immigranten uit bepaalde landen in het Midden-Oosten niet langer Amerika in zouden kunnen komen (“Trump travel ban”, 2018). Hij zet het gewone 'Amerikaanse' volk dus af tegen de immigranten, de 'anderen'.

Vaak worden partijen die deze stijl van politiek hanteren populistische partijen genoemd (Van der Ploeg, 2018). Maar hoewel bekend is welke partijen 'populistisch' zijn bestaat er tot op heden nog geen eenduidige definitie van de term, of kenmerken waaraan alle partijen voldoen (Alvares & Dahlgren, 2016). Dat betekent dat in het beschrijven van de partijen keuzes gemaakt moeten worden. Woordkeuze kan hierbij belangrijk zijn. De manier waarop geschreven wordt over de partijen in kranten, discours, kan invloed hebben op hoe mensen denken over een bepaald onderwerp (Allan, 2010). Zo kan de manier waarop kranten op deze manier meewerken aan het construeren van het concept populisme en de manier waarop kranten of wel of niet een partij dit label meegeven, invloed hebben op hoe mensen denken over populisme. In deze masterscriptie onderzoek ik daarom hoe kranten dit etiket gebruiken in hun nieuwsartikelen. De onderzoeksvraag is als volgt: Hoe construeren De Volkskrant en De Telegraaf het construct ‘populisme’ in hun berichtgeving over Nederlandse politieke partijen?

Dit is relevant om te onderzoeken omdat nieuws een belangrijke politieke rol heeft in de samenleving en dus ook tijdens verkiezingen. Nieuws heeft namelijk invloed op hoe mensen de wereld zien (Allan, 2010). Nieuwsframes, de manier waarop nieuwsberichten gestructureerd zijn en op welke manier onderwerpen geportretteerd worden, krijgen daarmee een bepaalde macht

(Tiainen, 2017). Welk frame journalisten bewust of onbewust toepassen in hun artikelen is van invloed over hoe mensen denken over het onderwerp. Dit betekent dat de keuzes van journalisten tijdens verkiezingen in wat ze laten zien, waar ze over schrijven en wie erover schrijft van invloed zijn op hoe mensen denken over bepaalde politieke partijen (McCombs & Shaw, 1972; Van Hoof, Jacobi, Ruigrok & Van Atteveldt, 2014). Dit maakt het interessant om te onderzoeken hoe

(8)

- 8 -

met een positieve of negatieve lading ook van invloed is op hoe mensen denken over het construct en daarmee beïnvloed kunnen worden in hun mening over een politieke partij die het etiket

‘populistisch’ krijgt van kranten. Dit heeft effect op verkiezingsuitslagen en daarmee maatschappelijke relevantie.

Waarom is het juist nu interessant om dit fenomeen te onderzoeken? De PVV en de SP zijn immers niet de eerste populistische partijen in Nederland. Lijst Pim Fortuyn (LPF) ging de partij voor (Koopmans & Muis, 2009). Toch is dit onderwerp juist nu relevant nu populistische partijen in meerdere landen in (met name) Europa erg in populariteit zijn toegenomen (zie Van der Ziel, 2018; Van der Ploeg, 2018; “VVD 33 zetels, PVV voorlopig tweede partij”, 2018). Het gebruik van het construct 'populisme' in Nederlandse kranten is daarnaast nog niet onderzocht. Er is wel een vergelijkbaar onderzoek is uitgevoerd door Brookes (2018) waarin ‘populisme’ in nieuws is onderzocht tijdens de meest recente verkiezingen in Australië en Amerika. Ook de kenmerken van 'Nederlands populisme' zijn onderzocht (zie Jones, 2016; Koopmans & Muis, 2009). Daarnaast is er onderzoek gedaan naar hoe De Volkskrant en De Telegraaf hebben geschreven over LPF (Bosman & d’Haenens, 2008). Een onderzoek naar het gebruik en de constructie van 'populisme' in

Nederlands nieuws tijdens de populariteit van de PVV is echter nog niet uitgevoerd.

Nederland is juist een interessant land om dit onderzoek in uit te voeren. Nederland is het enige Europese land met zowel een links-populistische als rechts-populistische politieke partij in het parlement (Otjes & Louwerse, 2015). Daarnaast kent Nederland meerdere partijen die veel

voorkomende kenmerken van partijen die omschreven worden als populistisch bevatten, zoals Forum voor Democratie (FvD), Denk, GeenPeil en Voor Nederland (VNL). Het gebruik van de term 'populistisch' is dus niet toebedeeld aan slechts de twee gevestigde partijen, de PVV en de SP, maar kan voorkomen in artikelen over een groot deel van de partijen, zowel linkse partijen als rechtse partijen. Hierdoor kan met dit onderzoek meer inzicht worden verkregen in de toenemende populariteit van populisme en wat 'populisme' in Nederland inhoudt.

Eerst zet ik literatuur over populisme uiteen, waarin definities gegeven worden van de belangrijkste concepten binnen dit onderwerp en leg ik uit hoe deze concepten met elkaar

samenhangen. Deze theorie vormt daarnaast een essentieel deel van de uiteindelijke analyse, in de vorm van wetenschappelijke context. Na de theoretische onderbouwing zal ik de methode van dit onderzoek uiteenzetten. De onderzoeksvraag zal onderzocht worden aan de hand van het bestuderen van nieuwsberichten volgens de methode kritische discoursanalyse. Ik analyseerde hiervoor

nieuwsberichten uit De Volkskrant en De Telegraaf die gepubliceerd zijn tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van Nederland in 2017. Vervolgens laat ik de resultaten van de analyse zien, die ik daarna samenvat en terugkoppel aan de theorie.

(9)

- 9 -

Hoofdstuk 1 - Theoretische onderbouwing

In dit hoofdstuk zal ik de theorie van het onderzoek uiteenzetten. Ten eerste ga ik in op mogelijke definities van populisme en een beschrijving van vaak voorkomende kenmerken van populistische partijen. Ik zal hiermee duidelijk maken dat één definitie niet goed mogelijk is bij populistische partijen en uitleggen welke definitie ik hierdoor hanteer in dit onderzoek. Vervolgens zal ik

focussen op de relatie tussen (populistische) politieke partijen en media en zal ik uitleggen wat deze relatie zeker voor populistische partijen uniek maakt. Als laatste zal ik, voor context van de analyse van dit onderzoek, deze theorie relateren aan de politieke situatie in Nederland.

1.1 Definitie van populisme

In veel West-Europese landen zijn populistische partijen ontstaan die veel succes hebben gehaald (Rooduijn, De Lange & Van der Brug, 2011). Hun succes bleef niet beperkt tot de partij zelf; Mudde (2004) spreekt van een populistische tijdsgeest in West-Europa, waarin alle bestaande politieke partijen elementen van de populistische partijen overnemen. Maar om te kunnen schrijven over populistische partijen moet eerst uiteengezet worden wat hiermee wordt bedoeld en wat een populistische partij precies anders maakt dan andere partijen. Daarom zal ik in deze paragraaf uitleggen welke definitie van populisme ik hanteer en waarom deze definitie bruikbaar is voor dit onderzoek.

Het is belangrijk om hierbij eerst een mogelijke paradox in deze theorieparagraaf te

benoemen. Dit onderzoek focust zoals gezegd op het gebruik van labels en specifieke discours rond het beschrijven van populistische partijen. In deze theorieparagraaf maak ik alleen tegelijkertijd gebruik van de termen ‘populisme’ en ‘populistisch’ om partijen en hun kenmerken te kunnen beschrijven. Ik wil benadrukken dat ik hier algemene, gegeneraliseerde kenmerken van

populistische partijen uiteenzet. Deze zijn niet gerelateerd tot één partij, en niet alle kenmerken zullen dus van toepassing zijn op alle populistische partijen. Hoe over de individuele partijen in Nederland geschreven wordt door Nederlandse kranten zal vervolgens de verdere focus van de analyse zijn.

Populisme werd in 2004 door Mudde gedefinieerd als volgt:

Populisme is een ideologie die ervan uitgaat dat de samenleving verdeeld is in twee homogene en antagonistische groepen, ‘het goede volk’ tegenover de ‘corrupte elite’ die suggereert dat politiek in de verlenging moet liggen van de wil van het volk.

(10)

- 10 -

Deze verdeling tussen de ‘het goede volk’ en de ‘corrupte elite’ ligt ten grondslag aan de retoriek van deze partijen. Dit is ook het ‘populistische’ aspect van de partijen, het feit dat de partijen naar eigen zeggen ‘het volk’ vertegenwoordigen. ‘De elite’ staat, volgens de retoriek van de partijen, niet meer in verbinding met de kiezers, maar streeft enkel haar eigen belangen na die haaks staan op wat ‘het volk’ wil. De populistische partijen beloven, in tegenstelling tot die ‘elite’, juist wel het volk te vertegenwoordigen (Manucci & Weber, 2017).

In de praktijk laten vrijwel alle populistische partijen deze scheiding zien tussen ‘het goede volk’ en de ‘corrupte elite’ (Rooduijn & Akkerman, 2017). Deze scheiding is alleen niet voldoende als definitie van populisme. De partijen die een dergelijke scheiding creëren in de samenleving kunnen namelijk verschillen in hoe zij deze scheiding invullen. Er kan bijvoorbeeld een verschil bestaan in welke groep onder ‘het goede volk’ valt. Mudde merkte in 2004 op dat de partij British Conservatives met ‘het goede volk’ de bewoners van Midden-Engeland bedoelde, terwijl de British National Party opkwam voor de volledige Britse bevolking (Mudde, 2004).

Populistische partijen hebben namelijk geen centrale waarden waarop de standpunten gebaseerd zijn (Taggart, 2004). Zoals eerder gezegd vertegenwoordigen de partij de wil van hun kiezers, waar zij zich naar aanpassen. Dit maakt het dan ook lastig om een definitie te geven van het concept populisme, omdat wat ‘populisme’ is niet vaststaat. Wetenschappers zijn daarom

overgestapt van het zoeken naar een normatieve definitie van populisme naar een andere, meer abstracte omschrijving van het concept. Volgens meer recente literatuur kan populisme

tegenwoordig het beste als politieke stijl gezien kan worden in plaats van een ideologie, strategie, discours of politieke logica (eg. Brookes, 2016; Moffitt, 2016; Ernst, Engesser, Büchel, Blassnig & Esser, 2017). Het gebruik van politieke stijl in plaats van de andere termen geeft aan dat de

populistische politieke stijl een fenomeen is dat geconstrueerd is, in plaats van een fenomeen dat objectief bestaat in de wereld (Moffitt, 2016). Op deze manier wordt populisme een eigenschap van een boodschap in plaats van een eigenschap van de partij of de persoon die de boodschap verzendt. Iets of iemand is niet meer wel of niet populistisch, maar de boodschappen van de partij of persoon kunnen in bepaalde mate populistische kenmerken hebben. Zo wordt populisme meer een schaal dan een objectief construct (Rooduijn, de Lange & Van der Brug, 2011).

Populisme kan ook omschreven worden als een ‘dunne ideologie’. Op zichzelf wordt populisme hierbij beschreven als een nagenoeg leeg construct zonder kenmerken en waarden behalve de kernscheiding. Aan het begrip populisme kunnen vervolgens andere elementen toegevoegd worden, zoals nationalisme, liberalisme of socialisme (Ernst, Engesser, Büchel, Blassnig & Esser, 2017). Onderzoekers zijn het er dus niet over eens of populisme als stijl of ‘dunne ideologie’ beschreven moet worden, maar de onderzoekers zijn het er wel over eens dat de

(11)

- 11 -

kern van populistische partijen is dat zij in hun retoriek een scheiding creëren tussen ‘de corrupte elite’ en ‘het goede volk’ (Rooduijn & Akkerman, 2017). Dit is de definitie die ik in dit onderzoek hanteer: ‘populisme’ is een ‘dunne ideologie’ die een theoretische kern kent van een scheiding in de retoriek tussen ‘de corrupte elite’ en ‘het goede volk’ waar individuele partijen

politiek-ideologische kenmerken aan toevoegen. Aangezien deze definitie aangeeft dat ‘populisme’ als construct op zichzelf geen invulling kent maakt dit het onderzoeken van de invulling die kranten aan het construct geven mogelijk. Als blijkt dat kranten juist een specifieke inhoudelijke invulling hanteren kan dit namelijk een interessant resultaat van het onderzoek zijn.

1.2 Kenmerken van populistische partijen

In de vorige paragraaf heb ik ‘populisme’ gedefinieerd als construct met de theoretische kern van een scheiding in de retoriek tussen ‘de corrupte elite’ en ‘het goede volk’ waar individuele partijen politiek-ideologische kenmerken aan toevoegen. Partijen die de populistische politieke stijl hanteren kunnen dus, gebaseerd op deze definitie, allemaal een andere invulling aan ‘populisme’ geven. Toch zijn er enkele kenmerken te identificeren van populistische partijen die relatief vaak voorkomen bij deze partijen en daarmee veelvoorkomende invullingen van de partijen van

‘populisme’ aangeven. Deze kenmerken kunnen bijdragen aan de analyse omdat zij aangeven welke kenmerken passen binnen ‘populisme’. Zoals Rooduijn, de Lange & Van der Brug schreven (2011) kan een politieke boodschap of actor in bepaalde mate populistisch zijn en door in deze paragraaf uiteen te zetten welke partijkenmerken vaak voorkomen bij ‘populisme’ kan in de analyse van krantenberichten ook uiteengezet worden welke beschreven boodschappen of actoren daarmee populistisch zijn, zelfs als het etiket ‘populisme’ hier niet aan toegekend is.

Taggart (2004) onderscheidde vijf kenmerken die toepasbaar zijn op de meeste, maar dus niet alle, populistische partijen: ze zijn vaak vijandig tegenover democratie, ze richten zich op een geïdealiseerde versie van ‘het volk’ van een land, ze reageren op een vernomen crisis, ze hebben geen centrale waarden en als laatste zijn deze partijen zelflimiterend. Een zesde kenmerk dat niet door Taggart wordt genoemd maar theoretisch wel vaak voorkomt bij populistische partijen is de rol van charismatische leiders. Deze zes kenmerken zullen gedetailleerder worden uitgelegd. Het eerste kenmerk is dat populistische partijen ‘vijandig’ zijn tegenover representatieve democratieën.

Populistische partijen spelen volgens deze theorie in op onvrede onder kiezers over het huidige politieke systeem. Deze kiezers zijn niet alleen van mening dat hun stem niet vertegenwoordigd wordt in de overheid, maar dat het politieke systeem in het algemeen ook niet deugt. De overheid van een land moet volgens deze partijen zelf beter functioneren, niet alleen beter het volk

(12)

- 12 -

overheid bijvoorbeeld dat de politici niet meer in verbinding staan met hun kiezers, maar hun eigen belangen nastreven die niet aansluiten op de belangen van het volk dat zij vertegenwoordigen (Manucci & Weber, 2017).

Het tweede kenmerk van Taggart (2004) is de eerdergenoemde tendens dat populisten een geïdealiseerde versie van ‘het volk’ aanspreken die leeft op een heartland. Dit heartland is een niet-bestaande plaats waar de autochtone bevolking van een land samenleeft. Omdat een heartland niet echt bestaat maar meer een gevoel van saamhorigheid is, verdwijnen ook verschillen van ‘het volk’ dat op dit heartland leeft onderling. Er bestaat enkel nog een verschil tussen ‘het volk’ en ‘niet het volk’. Dit element haakt in op het derde kenmerk: populisme werkt als reactie op een crisis, zelfs als deze crisis niet echt bestaat (Taggart, 2004). Sociologisch onderzoek laat zien dat er tussen sociale groepen in de samenleving competitie bestaat. Deze groepen strijden om schaarse goederen zoals geld, macht en werk. Groepen kunnen gescheiden worden door verschillende kenmerken, waarvan een etniciteit is (Coser, 1956; Scheepers, Gijsberts & Coenders, 2002). Binnen hun eigen (etnische) groep denken mensen volgens deze theorie positief over elkaar. Dit betekent dat mensen aan de andere kant vaak negatief denken over mensen buiten hun eigen groep. Zodra er vermeende competitie ontstaat over goederen, bijvoorbeeld mensen uit andere groepen die in dezelfde branche werk zoeken, worden deze negatieve ervaringen versterkt. De andere groep kan dan als bedreiging gezien worden (Scheepers, Gijsberts & Coenders, 2002). Zodra er zich een grootschalige

gebeurtenis voordoet waarbij er grote aantallen migranten naar een land komen, denk aan

vluchtelingen, kan dit door populistische partijen als crisis neergezet worden. De crisis hoeft alleen niet zo tastbaar te zijn als vluchtelingen die een land binnenkomen, deze crisis kan ook door

populistische partijen verkondigd en/of door mensen ervaren worden zonder dat deze echt bestaat (Jones, 2016).

Het vierde kenmerk van populistische partijen is het gebrek aan centrale waarden (Taggart, 2004). De waarden komen uit de vernomen wens van het volk en kunnen per partij veranderen. Taggart (2004) schrijft dat de partijen als een kameleon zijn en in het verleden ‘revolutionair, reactionair, links, rechts, autoritair en libertair’ (p. 275) zijn geweest.Albertazzi (2006) observeerde dat een populistische partij zomaar haar standpunten kon aanpassen en die kon verdedigen alsof de partij die standpunten altijd al had. Standpunten die de partij vroeger kende werden vervolgens als absurd beschouwd. Het vijfde en laatste kenmerk van Taggart (2004) is dat populistische partijen zelflimiterend zijn. Populistische partijen beginnen volgens de theorie vaak als beweging en behalen succes omdat ze anders zijn dat andere politieke partijen. Zodra zij echter deel worden van het politieke systeem kunnen zij dit kenmerk verliezen en kan daardoor de

(13)

- 13 -

vaak succesvol zijn in oppositie, maar hun steun en succes verliezen zodra een populistische partij in de regering van een land komt (Heinisch, 2003).

Een ander kenmerk dat Taggart (2004) niet noemt maar wel volgens de literatuur een veelvoorkomend kenmerk is van populistische partijen, is de rol van charismatische leiders. Deze partijen hebben een leider die centraal staat in de partij en aan wie het succes van de partij vaak toebedeeld wordt. Onderzoek laat zien dat een onervaren maar charismatische politicus die van ‘buiten’ de politiek komt een hoge kans op succes heeft in een ontevreden samenleving door een politieke of economische crisis (Serra, 2018). Verder laat de geschiedenis zien dat een partij snel in populariteit afneemt als het gezicht van een partij wegvalt, zoals de sterke afname in populariteit van Lijst Pim Fortuyn na de dood van Pim Fortuyn zelf in 2002 (Bosman & d’Haenens, 2008).

Deze zes kenmerken van populistische partijen laten mogelijke invullingen van het construct ‘populisme’ zien die de partijen eraan kunnen geven. In de analyse maken deze kenmerken

duidelijk wat wel en niet bij de populistische politieke stijl hoort. Op deze manier kan ik analyseren welke partijen, zonder dat de kranten het woord ‘populisme’ expliciet noemen, toch populistische elementen toegeschreven krijgen. De inhoudelijke invulling van ‘populisme’ per partij kan alleen ook binnen deze genoemde kenmerken nog verschillen, bijvoorbeeld welke bevolkingsgroep tot ‘het volk’ behoort. Dit is voor een deel afhankelijk van een ander aspect, het verschil tussen links-populisme en rechts-links-populisme. Hier ga ik in de volgende paragraaf op in.

1.3 Links- en rechts-populisme

In West-Europa heeft elk land een democratisch politiek systeem met meerdere partijen. Deze partijen worden vaak op een schaal geplaatst tussen ‘links’ en ‘rechts’. Linkse partijen pleiten voor economische gelijkheid, terwijl rechtse partijen economische vrijheid wensen (Marks, Hooghe, Nelson & Edwards, 2006). Populistische partijen zijn moeilijk bij voorbaat op de schaal van ‘links’ en ‘rechts’ te plaatsen, omdat deze beide vormen kunnen aannemen. Heinisch (2003) geeft aan dat de kenmerken ‘populistisch’ en de linkse of rechtse oriëntatie los van elkaar gezien moeten worden. Otjes en Louwerse (2015) beargumenteren dat de verdeling tussen de ‘corrupte elite’ en het ‘goede volk’ een kenmerk is van vrijwel alle populistische partijen, maar dat de politieke oriëntering van de partij op de schaal tussen ‘links’ en ‘rechts’ van invloed is op wie tot deze twee groepen behoren en hoe de partij dus invulling geeft aan ‘populisme’. ‘Populisme’ is dus op zichzelf niet ‘links’ of ‘rechts’ in het politieke spectrum, maar de invulling die een specifieke populistische partij geeft aan ‘populisme’ kan ervoor zorgen dat een partij wel op dit spectrum te plaatsen is. In deze paragraaf leg ik uit welke invulling links-populisme en rechts-populisme theoretisch gezien aan populisme geven.

(14)

- 14 -

Bij links-populistische partijen is de ‘corrupte elite’ de politieke elite die wetten zo construeert dat de rijke elite van de zakenwereld hier het meest van profiteert. Het ‘goede volk’ ondervindt de nadelen van dit beleid. Vooral economische ongelijkheid wordt gezien als het gevolg van politiek beleid, waarbij ‘het volk’ vooral achterblijft op ‘de elite’ (Rooduijn & Akkerman, 2017). De focus van de standpunten van links-populistische partijen ligt dus op sociaaleconomische problemen (Otjes & Louwerse, 2015). Links-populisme wordt ook wel extreem of radicaal linkse politiek genoemd, maar het is belangrijk om hierbij op te merken dat links-populisme niet hetzelfde is als andere extreemlinkse politieke stromingen zoals communisme. Links-populistische partijen komen dus niet op voor de werkende klasse in Marxistische zin, maar voor ‘het volk’ in algemene zin (March, 2017). Deze links-populistische partijen gebruiken een populistische retoriek om zichzelf te onderscheiden van gevestigde partijen. Wanneer deze partijen een meer radicale,

extreemlinkse positie in zouden nemen met meer communistische kenmerken zou dit betekenen dat de partijen zelf elitaire kenmerken kunnen krijgen, wat juist tegen populistische retoriek ingaat (Rooduijn & Akkerman, 2017).

Rechts-populistische partijen hebben een meer culturele opvatting van populisme in plaats van een economische (Rooduijn & Akkerman, 2017). Rechts-populistische partijen vatten de verdeling tussen ‘goede burgers’ en ‘corrupte elite’ over het algemeen op in nationalistische zin. Deze partijen maken naast de verdeling tussen de ‘corrupte elite’ en de ‘goede burgers’ een tweede verdeling. Deze verdeling is tussen de ‘lokale bevolking’ van een land, ook wel ‘het volk’ genoemd en immigranten die het land intrekken (Rydgren, 2007). Immigranten, waarbij in Nederland vaak gedoeld wordt op moslims, worden hierbij als negatief afgebeeld (Jones, 2016). Wie tot het ‘volk’ behoort kan per rechts-populistische partij verschillen. Dit wordt namelijk met opzet vaag

gehouden, zodat zo veel mogelijk mensen zich met deze groep kunnen identificeren (Heinisch, 2003). Populistische partijen stellen zich een geïdealiseerde versie voor van een nationaal volk. Deze gemeenschap wordt ook wel het heartland genoemd, zoals ik in de vorige paragraaf uitlegde (Mudde, 2004). Deze groep wordt in de rechts-populistische retoriek bedreigd door iedereen die niet tot de gemeenschap behoort, de immigranten (Rydgren, 2007). Wie deze immigranten zijn kan ook verschillen. In Nederland worden hier meestal aanhangers van de Islam mee bedoeld, terwijl niet alle migranten Islamitisch zijn (Hameleers, Bos & de Vreese, 2017). Immigranten worden door rechts-populistischde partijen neergezet als een bedreiging voor dit geïdealiseerde volk. Hiervoor hanteren zij volgens de literatuur vier argumenten. Ten eerste zouden immigranten een bedreiging zijn voor de nationale identiteit omdat immigranten eigen culturele kenmerken met zich

meebrengen. Ten tweede zou een toename van immigranten een toename van misdaad met zich meebrengen. Het derde argument is dat immigranten een oorzaak zullen zijn voor werkloosheid van

(15)

- 15 -

de oorspronkelijke bewoners, omdat ze banen ‘afpakken’ en het laatste argument is dat immigranten misbruik maken van de verzorgingsstaten in West-Europa (Rydgren, 2007).

Concluderend beargumenteren links-populistische partijen dat ‘het volk’ benadeeld is door het handelen van de politieke ‘elite’, die onvoldoende economische gelijkheid heeft nagestreefd waardoor vooral de grote bedrijven rijk zijn geworden in plaats van dit ‘volk’ (Otjes & Louwerse, 2015; Rooduijn & Akkerman, 2017). Rechts-populistische partijen benadrukken juist de nationale identiteit en zien integratie van minderheden als bedreigend voor deze nationale identiteit, een probleem waar de ‘corrupte elite’ in de politiek volgens deze partijen niets aan doet. Dit wordt gecombineerd met de, in politieke zin, rechtse opvatting van economische vrijheid. Mensen die ontevreden zijn met hun kansen in het leven en met de politiek zullen hierdoor stemmen op rechts-populistische partijen, omdat voor beide problemen een oplossing wordt beloofd (Betz, 1993; Lubbers & Coenders, 2017).

In dit onderzoek kan de verdeling tussen links- en rechts-populisme gebruikt worden om te onderzoeken welke invulling de kranten hanteren. Het zou kunnen dat kranten in hun berichtgeving een van beide vormen koppelen aan ‘populisme’, waarmee ook (eventueel onbedoeld) een bepaalde invulling aan het construct gegeven wordt. Daarnaast is het interessant om ook specifiek links-populistische kenmerken in de artikelen te onderzoeken omdat links-populisme in Nederland, in vergelijking met rechts-populisme, relatief nieuw is (zie paragraaf 1.6), en daarmee misschien minder herkend of beschreven wordt.

1.4 Media, politiek en discours

In deze scriptie onderzoek ik hoe de kranten De Telegraaf en De Volkskrant ‘populisme’ zoals het in de vorige paragrafen is uitgelegd invullen. Deze invulling wordt duidelijk in nieuwsteksten uit het discours van deze teksten. Discours is de relatie tussen de tekst en context van een tekst, discours ontstaat als een lezer een tekst leest en interpreteert (O’Halloran, 2003). In deze paragraaf zal ik eerst uitleggen waarom teksten niet objectief kunnen zijn en hoe hierdoor teksten vanuit een bepaald frame geschreven zijn waardoor het discours van deze teksten verandert. Vervolgens beschrijf ik welke factoren invloed hebben op discours en welke invloed discours zelf heeft.

Een van de waardes van journalisten is, zo heeft onderzoek gevonden, objectiviteit (Post, 2014). Objectiviteit gaat ervan uit dat er een realiteit is buiten de belevingswereld van mensen en dat er dus feiten bestaan. Objectiviteit in een tekst kan gehaald worden door het scheiden van feiten en meningen, waarbij de tekst enkel feiten bevat (McNair, 2017). Dit is alleen moeilijk te behalen in een nieuwstekst. Journalisten proberen objectiviteit te behalen door feiten weer te geven in een nieuwstekst, maar moeten keuzes maken in welke onderwerpen wel en niet behandeld worden, wie

(16)

- 16 -

in een tekst aan het woord komen en hoe situaties en gebeurtenissen worden beschreven. Alle feiten kunnen immers niet weergegeven worden. Ze worden geselecteerd door iemand met een specifiek gezichtspunt. (Muñoz-Torres, 2012). Gebaseerd op deze theorie kan je stellen dat een tekst dus niet objectief kan zijn, meningen van zowel de aangehaalde personen als de journalisten kunnen latent in de betekenis van de tekst terecht komen.

Omdat een tekst niet volledig objectief kan zijn bestaat er subjectiviteit in de teksten en hierdoor zijn teksten bewust of onbewust geschreven vanuit bepaalde nieuwsframes. Deze frames ontstaan door het combineren van manieren waarop informatie weer te geven, waardoor de lezer een tekst op een bepaalde manier interpreteert (Entman, 2007). Framing van een tekst, waardoor discours dus beïnvloed wordt, doet volgens Gorp (2007) dienst als brug tussen de interpretatie van een tekst en de culturele context van een tekst. Cultuur is hierbij door Triandis (1996) gedefinieerd als volgt:

Cultuur is een patroon van gedeelde attitudes, geloven, categorisaties, zelfdefinities,

normen, roldefinities en waarden die georganiseerd zijn rond een thema dat geïdentificeerd kan worden tussen mensen die een bepaalde taal spreken, in een bepaald historisch tijdperk, in een bepaalde geografische regio.

Cultuur beïnvloedt frames omdat frames onderdeel zijn van cultuur. De manier waarop mensen denken over een specifiek onderwerp in een specifiek land is volgens deze definitie van cultuur onderdeel van cultuur en van invloed op de frames die in teksten gebruikt worden (Gorp, 2007). Hieruit is op te maken dat cultuur een factor is die invloed heeft op discours in nieuwsteksten, aangezien cultuur invloed heeft op de frames en daarmee hoe mensen een tekst interpreteren.

Naast de theorie dat cultuur discours beïnvloedt heeft discours zelf ook maatschappelijke invloed. Nieuwsteksten beïnvloeden op twee manieren besproken onderwerpen in de maatschappij: door agendasetting, over welke onderwerpen mensen gaan praten en door priming, welke

onderwerpen mensen belangrijk gaan vinden om over te praten (Entman, 2007). Nieuwsframes zijn daarnaast van invloed op hoe mensen de wereld om zich heen zien (Allan, 2010). De manier waarop kranten over populisme schrijven en de invulling die zij hiermee aan dit construct geven, is dus van invloed op hoe mensen over populisme denken. Dit kan meerdere effecten hebben: als een politieke partij het etiket populisme krijgt en dit bijvoorbeeld gepaard gaat met negatieve beschrijvingen van populisme als politieke ideologie, dan kunnen mensen ook negatief over die partij gaan denken. Het omgekeerde kan net zo goed waar zijn. Bovendien schreef Mudde in 2004 dat andere, in theorie niet-populistische partijen kenmerken zouden kunnen overnemen van populistische partijen en deze niet-populistische partijen zo langzaam steeds meer populistische retoriek krijgen.

(17)

- 17 -

Deze theorieën geven dus aan dat een tekst betekenis heeft en deze betekenis achterhaald kan worden door interpretatie en analyse. Bovendien geven ze aan dat cultuur de betekenis van teksten beïnvloedt. Deze theorie is hiermee bruikbaar voor dit onderzoek omdat dit het uitgangspunt bevestigd dat nieuwsteksten niet alleen cultuur weerspiegelen, maar ook zelf beïnvloeden.

Constructie van ‘populisme’ in nieuwsteksten is hiermee een fenomeen wat invloed heeft op de sociale wereld. De theorie maakt het onderzoeken hiervan dus niet alleen mogelijk, maar ook nuttig.

1.5 Machtsrelaties tussen media en politieke partijen

In dit onderzoek staan politieke teksten centraal waarin ik de invulling in deze teksten van ‘populisme’ onderzoek. In teksten over de politiek is een twee factor van invloed op het discours van deze teksten: machtsverhoudingen. De manier waarop discours een construct creëert heeft bijvoorbeeld macht van zichzelf, omdat het beïnvloedt hoe mensen denken over het construct (Tiainen, 2017). Daarnaast kunnen in nieuwsteksten actoren in de tekst macht uitoefenen om het discours te beïnvloeden. (Entman, 2007). Hoe machtsrelaties in specifiek nieuwsteksten een rol spelen in discours zal ik nu verder uitleggen.

Media hebben een belangrijke rol in de relatie tussen politieke partijen en hun kiezers. Media doen niet enkel dienst als spreekbuis, waarbij zij informatie van de partijen (persberichten, acties, debatten) aan lezers verkondigen. Media kunnen ook informatie van politieke partijen controleren, of bekritiseren. Media worden in deze rol ‘waakhond’ genoemd (Chan & Suen, 2009). In politieke communicatie hebben media drie soorten macht (Van Praag & Brants, 2014). Ze

kunnen bepalen welke politici en welke onderwerpen aandacht krijgen (aandachtsmacht), ze kunnen bepalen waar het politieke debat over gaat door bepaalde onderwerpen in het nieuws te laten

verschijnen en andere juist niet (agendamacht) en ze kunnen bepalen hoe politiek geportretteerd wordt in het nieuws door verschillende nieuws frames te gebruiken (portretmacht). Media hebben zo volgens de literatuur voor een deel invloed op hoe mensen denken over politieke partijen. Hoe tijdens verkiezingen geschreven wordt over politieke partijen kan bijvoorbeeld invloed hebben op de publieke opinie van mensen over deze partijen (Van Hoof, Jacobi, Ruigrok & Van Atteveldt, 2014). Discours, de betekenis van teksten, heeft dus invloed op de perceptie van mensen van de politiek.

Veranderingen in machtsrelaties lijken het politieke discours te beïnvloeden. Media hebben een steeds grotere rol gekregen in de samenleving. Het gevolg hiervan is dat delen van de

samenleving langzaam zijn aangepast op de regels van media, ook wel medialogica genoemd (Altheide, 2004; Strömback, 2008) Medialogica is de manier waarop bepaalde boodschappen door een bepaald medium gestructureerd worden, door middel van toon, taal en vorm. In journalistiek is

(18)

- 18 -

vooral vorm belangrijk, de manier waarop journalisten een verhaal vertellen: zij kunnen een verhaal spannend brengen, of bijvoorbeeld juist vanuit een human interest perspectief. De manier waarop journalisten een verhaal vertellen heeft zo invloed op de nieuwswaarde (Altheide, 2004).

Nieuwsverhalen hebben meestal dezelfde opbouw, ze kennen een begin, midden en eind en hebben nieuwswaarde, waarbij de belangrijkste en meest nieuwswaardige feiten bovenin het artikel staan. Maar in de ‘echte wereld’, als het ware, hebben verhalen meestal niet deze vorm (Altheide, 1976). Nadat een nieuwsverhaal tot een einde komt gaan de levens van de betrokken personen immers gewoon door. Verhalen uit de realiteit worden daarom door journalisten omgevormd door tot verhalen die gepresenteerd kunnen worden op een nieuwsmedium, zoals in kranten of op televisie. De inhoud van de gebeurtenissen in de realiteit kan, bedoeld of onbedoeld, hierbij ook omgevormd worden (Altheide, 2004). Als politieke verhalen beïnvloed zijn door medialogica kan dit gebeuren bijvoorbeeld door verhalen te versimpelen, partijen nadrukkelijk tegenover elkaar te zetten, groter te maken dan ze werkelijk zijn of juist persoonlijker te maken dan ze werkelijk zijn, verhalen in beeld te brengen, een verhaal te baseren op stereotypes of politiek als een strategisch spel te brengen (Strömback, 2008). Dit is geen bewuste keuze, het veranderen van de verhalen, maar een resultaat van het gebruik van het medium.

Deze medialogica is volgens wetenschappelijke literatuur anders dan politieke logica. Politieke logica omvat twee dimensies; het zoeken naar oplossingen voor politieke problemen en het zoeken naar steun van het volk voor de gekozen oplossingen (Meyer, 2002). Politieke

communicatie kan beïnvloed worden door politieke logica of door medialogica. Verloopt politieke communicatie volgens politieke logica is de theorie dat het volk geïnformeerd wordt over zaken die politici belangrijk vinden. Media zijn deel van de politiek en werken als spreekbuis voor politici (Strömback, 2008). Als politieke communicatie daarentegen volgens medialogica verloopt dan is de theorie dat politici aan de regels van media zullen voldoen en kan er in toenemende mate sprake zijn van een proces dat mediatisering heet.

Vier elementen hebben invloed op de metiatisering van politiek. (Strömback, 2008). Het eerste element is hoe belangrijk media zijn in een land, of deze bijvoorbeeld de belangrijkste bron van informatie zijn voor mensen in een land. Ten tweede hangt metiatisering af van de

onafhankelijkheid van media ten opzichte van de politiek. Ten derde is de logica van invloed op of media door ofwel politieke of medialogica beïnvloed worden. Als laatste hangt mediatisering af van de politieke communicatie. Dit kan zoals eerder gezegd gericht zijn op het informeren van mensen in een land over politieke besluitvorming, politieke logica, of gericht zijn op versimpeling en entertainmentwaarde, medialogica (Strömback, 2008).

(19)

- 19 -

In Nederland gold volgens onderzoek in de jaren ‘60 de politieke logica als maatstaf van de media. Dit kwam door de verzuilde situatie van de Nederlandse media (Brants & van Praag, 2006). Iedere politieke stroming had een eigen groep media: er waren linkse televisiezenders, radiozenders en kranten, rechtse zenders en kranten, maar ook christelijke zenders en kranten. Politieke

communicatie verliep via politieke logica maar gericht op een specifieke groep, wat door Brants & Van Praag (2006) ‘partijlogica’ wordt genoemd. Partijlogica veranderde in publieke logica toen de ontzuiling plaatsvond en alle specifieke kranten en zenders los begonnen te staan van hun politieke oorsprong. Deze publieke logica veranderde in medialogica door de toenemende aanwezigheid van media in de samenleving. Brants en Van Praag (2004) beargumenteren dat politieke communicatie in Nederland nu via medialogica verloopt in plaats van politieke logica.

Medialogica is alleen niet de situatie die voor politici het beste uitkomt, waardoor beide partijen als het ware tegenover elkaar staan en druk op elkaar uitoefenen. Eerder werden de machtsmiddelen van media uiteengezet, maar politici hebben ook enkele machtsmiddelen. Politici kunnen hun eigen macht uitoefenen door gezag en populariteit te gebruiken om te bepalen hoeveel ze in het nieuws komen, gebruik maken van hun vaardigheden in televisie-interviews, hun

boodschap aanpassen aan medialogica en bepaalde informatie verstrekken aan bepaalde media (Van Praag & Brants, 2014). Wat hierin is terug te lezen is dat politici vooral invloed kunnen hebben op media als zij zich op media aanpassen. Het is mogelijk dat politieke communicatie hierdoor aangepast wordt door mediatisering (Strömback, 2008).

Deze beschreven machtsrelaties staan op de voorgrond in de relatie tussen media en populistische politieke partijen. De relatie tussen media en populistische partijen lijkt namelijk onder druk te staan. Enerzijds willen populistische partijen gebruik maken van media om hun berichten naar het volk te verzenden. Anderzijds staan ze kritisch tegenover deze media, waarbij media als deel gezien worden van de corrupte elite waar de partijen juist op tegen zijn (Engesser, Ernst, Esser & Büchel, 2017). Dit zou mede kunnen komen door de beschreven verschoven machtsverhoudingen tussen media en politiek, waardoor vooral populistische partijen de nieuwe situatie zowel gebruiken als omzeilen om populariteit te winnen. Dit punt zal ik verder uitleggen.

Journalisten kunnen drie rollen aannemen in het schrijven over populisme (Wettstein, Esser, Schulz, Wirz & Wirth, 2018). Ten eerste kunnen ze poortwachters zijn, waarbij ze bepalen welke personen en berichten van populistische partijen in het nieuws komen. Ten tweede kunnen ze tolken zijn, waarbij ze daden en berichten van populistische partijen vertalen naar nieuws voor het volk en hierbij ook hun gedrag kunnen evalueren. Als laatste kunnen journalisten handelen als bronnen voor populistische berichten, waarbij nieuwsberichten de populistische politieke stijl zelf hanteren en

(20)

- 20 -

zich keren tegen de politieke elite of bepaalde sociale groepen (Wettstein, Esser, Schulz, Wirz & Wirth, 2018).

In een vergelijking van populaire en kwaliteitskranten werd gevonden dat vooral populaire kranten veel schrijven over populistische partijen. Kwaliteitskranten focussen op serieuze

onderwerpen als politiek, en hebben vaak een meer serieuze toon. Populaire kranten hebben als kenmerken dat zij meer focussen op mensen en emoties, met een minder serieuze toon (Schaap & Pleijter, 2012). Het is daarom opvallend dat juist populaire kranten schrijven over populistische partijen. Dit komt misschien doordat de toon van populaire kranten past bij de populistische politieke stijl. Populaire kranten zetten de leiders van politieke partijen daarnaast vaak neer als ‘underdogs’ (Alvares & Dahlgren, 2016). Uit onderzoek bleek dat aanhangers van de Partij Voor de Vrijheid (PVV) ook vooral De Telegraaf lezen, een populaire krant (Bos, Kruikemeier & de Vreese, 2014). Het nieuws is op deze manier een van de manieren waarop populistische partijen hun kiezers bereiken.

Populistische partijen gebruiken namelijk veelal een hybridestrategie in hun communicatie (Engesser, Ernst, Esser & Büchel, 2017). Enerzijds zorgen zij ervoor dat hun boodschap bij het grote publiek bekend wordt, wat gebeurt via landelijk nieuws. Zowel televisie als kranten schrijven berichten over beslissingen of gebeurtenissen over populistische partijen. Volgens de theorie worden deze berichten wel aangepast naar medialogica, zij worden bijvoorbeeld versimpeld of uitvergroot (Strömback, 2008). Deze aanpassingen zijn niet altijd naar wens van de populistische partijen zelf (Engesser, Ernst, Esser & Büchel, 2017). Bovendien keren populistische partijen zich, zoals eerder gezegd, af tegen de ‘corrupte elite’ waarbij ze zelf het ‘goede volk’ vertegenwoordigen (Taggart, 2004). Journalisten die schrijven over deze partijen of reportages maken die niet aan de wensen van de partij voldoen, of journalisten die kritisch zijn, worden mogelijk door de partijen neergezet als deel van deze elite. Hiervoor worden negatieve mediaberichten gebruikt als bewijs (Engesser, Ernst, Esser & Büchel, 2017). Nieuws kan daarnaast legitimiteit geven aan de

populistische politieke stijl als geconstrueerde problemen als feit gebracht worden (Wettstein, Esser, Schulz, Wirz & Wirth, 2018).

Naast het gebruik van landelijk nieuws kennen populistische partijen een tweede

communicatiestrategie, het andere deel van de hybride. Binnen media gericht op politiek is al langer volgens theorie over politiek in het nieuws het proces van personalisering aan de gang, media-aandacht verschuift van de partij als geheel naar individuele leiders van de partij (Karlsen &

Enjolras, 2016). Zeker bij populistische partijen staan charismatische leiders centraal in de partij en krijgen zij dus vooral de aandacht van media (Serra, 2018). Deze leiders zijn ook campagne aan het voeren los van de partij, als individu (Karlsen & Enjolras, 2016). Leiders van populistische partijen

(21)

- 21 -

zijn daardoor persoonlijk sociale media gaan gebruiken om hun berichten direct aan hun kiezers te kunnen mededelen. Berichten die zij hierop plaatsen hoeven niet te voldoen aan journalistieke waarden en worden niet veranderd door medialogica (Engesser, Ernst, Esser & Büchel, 2017). Dit gebeurt bijvoorbeeld via Twitter en Facebook (Ernst, Engesser, Büchel, Blassnig & Esser, 2017). Twitter en Facebook zijn een sociale netwerken waar politici hun boodschap direct aan mensen kunnen mededelen. Voor populistische leiders is dit dus een manier om kranten te omzeilen en direct zonder aanpassingen of nieuwsframes, informatie te geven over de partij en te reageren op andere partijen.

Sociale media zoals Twitter en Facebook geven populistische leiders volgens de literatuur vier grote voordelen ten opzichte van traditionele media (Engesser, Büchel, Blassnig & Esser, 2017). Ten eerste verdwijnt de rol van traditionele media als poortwachter, berichten die populistische leiders plaatsen verschijnen altijd direct op hun nieuws feed. Ten tweede zorgen sociale netwerken ervoor dat kiezers het gevoel hebben dichter bij populistische leiders te staan. Sociale netwerken maken deze leiders makkelijk aanspreekbaar en het geeft hen de kans direct te reageren op berichten. Ten derde zorgt het voor een versterking van personalisering, door het geven van een kijkje in het persoonlijke leven van de leider (Ernst, Engesser, Büchel, Blassnig & Esser, 2017). De rol van de leider is zeker bij populistische partijen erg belangrijk, omdat het van invloed kan zijn voor het succes van de partij (Serra, 2018). Door het gebruik van sociale media kan de leider zich nog populairder maken. Het laatste voordeel is dat de sociale media het mogelijk maken om in contact te komen met verschillende sociale groepen. Dit betekent het mogelijk wordt voor populistische leiders om in contact te komen met de groepen die zij als negatief neerzetten (Ernst, Engesser, Büchel, Blassnig & Esser, 2017).

Met deze theorieën laat ik drie kernpunten zien. Ten eerste geven zij aan dat door verschuivende verhoudingen tussen media en politiek een suboptimale situatie is ontstaan voor politici in deze relatie. Ten tweede laat literatuur zien dat deze relatie, als je specifiek kijkt naar populistische partijen, door de kenmerken van deze partijen verder onder druk is komen te staan, en geven deze theorieën inzicht in de machtsverhoudingen die hiermee tussen populistische partijen en media zijn ontstaan. Ten derde laat de theorie zien dat leiders van populistische partijen door hun verslechterde positie ten opzichte van media deze media zijn gaan omzeilen en eigen

communicatiemiddelen zijn gaan gebruiken. Deze kernpunten dragen bij aan dit onderzoek omdat zij aangeven welke contextuele machtsverhoudingen spelen omtrent de nieuwsteksten. Zoals ik in hoofdstuk 2 zal uitleggen is het meenemen van deze maatschappelijke context een onderdeel van de analyse.

(22)

- 22 -

1.6 Populisme in Nederland

In Nederland zijn er zoals eerder genoemd twee grote partijen die de populistische politieke stijl het meest hanteren, de PVV en de Socialistische Partij (SP). Er zijn alleen veel andere partijen die ook één of meerdere kenmerken van deze stijl gebruiken in hun communicatie. Om uiteindelijk de berichtgeving rond deze partijen te kunnen analyseren in hun context zal ik in deze paragraaf deze context, de kenmerken van Nederlands populisme, uiteenzetten.

Lijst Pim Fortuyn (LPF) was de eerste grote Nederlandse populistische partij (De Lange & Art, 2011). Populisme in Nederland is alleen niet begonnen met de opkomst van LPF in 2002. In de jaren ’80 en ’90 waren er al enkele populistische partijen, maar ze behaalden allemaal geen succes. Drie maanden voor de Nederlandse verkiezingen in 2002 stichtte Pim Fortuyn de partij LPF die in korte tijd veel succes behaalde, maar die ook snel weer uit elkaar viel. Pim Fortuyn werd negen dagen voor de verkiezingen vermoord, maar de partij haalde toch 26 zetels in de Tweede Kamer (De Lange & Art, 2011). Waarom de partij precies in drie maanden zo populair werd wordt ook wetenschappelijk nog over gespeculeerd. Bosman en d’Haenens (2008) schrijven dat het een combinatie van factoren was. De eerste factor was volgens hen ontevredenheid onder kiezers over de voorgaande regering, waarbij het kenmerk van populistische partijen dat zij een nieuw, ander alternatief bieden voor de bestaande overheid een uitkomst was. Dit viel samen met de uitgesproken afkeer tegen niet-westerse immigranten van de partij. Deze twee factoren bracht Fortuyn met zijn in ogen van kiezers charismatische persoonlijkheid aan het volk, waarbij hij alleen zich negatief uitliet over de bestaande politiek zonder zijn eigen oplossingen aan te dragen, wat veel kiezers activeerde om op de partij te stemmen (Bosman & d’Haenens, 2008).

In het nieuws werd verschillend over de partij bericht. In een vergelijking van De

Volkskrant, een voornamelijk linkse krant en De Telegraaf, een voornamelijk rechtse krant werd gevonden dat zij tegenstrijdig berichtten gedurende de verkiezingen. De Volkskrant publiceerde eerst berichten waarin zij Fortuyn hevig bekritiseerden, maar de berichten werden objectiever naarmate Fortuyn populairder werd. De Volkskrant omschreef Fortuyn daarnaast voortdurend als populistisch en extreemrechts. De Telegraaf publiceerde daarentegen eerst objectievere berichten die steeds minder objectief werden, maar ze omschreven Fortuyn niet als extreemrechts of populistisch (Bosman & d’Haenens, 2008). De regering waar LPF na de verkiezingen in terecht kwam hield het 87 dagen vol, waarna LPF al snel niet meer bestond. De Lange & Art (2011) schrijven deze val toe aan het feit dat de partij pas net bestond voor de verkiezingen. Toen Pim Fortuyn op 6 mei 2002 vermoord werd was de partij nog niet volledig opgebouwd. Toen de leider van de partij wegviel was het moeilijk voor andere leden om in zijn voetsporen te treden.

(23)

- 23 -

Geert Wilders richtte in 2005 de PVV op en haalde gedurende de jaren daarna steeds meer succes met de partij. Deze partij bleef in tegenstelling tot LPF wel lang bestaan. Dit komt volgens De Lange & Art (2011) door het feit dat de partij al volledig opgezet was voor de verkiezingen in 2006 plaatsvonden. Ook was Wilders al politicus voor de verkiezingen, in tegenstelling tot Fortuyn, Wilders had dus al kennis over de gang van zaken in de politiek.

De SP werd opgericht in 1971. Otjes en Louwerse (2015) schrijven dat de partij in 1994 veranderde van een Marxistische partij naar een populistische partij. Of de SP onder links-populistisme valt werd in wetenschappelijke literatuur betwist, maar Otjes en Louwerse (2015) zagen de consensus dat er wel degelijk veel populistische elementen in de retoriek van de partij aanwezig zijn. In politieke communicatie refereerde de partij bijvoorbeeld vaak naar het ‘gewone volk’ en in een persbericht uit 2010 werden rijke mensen (als bankieren) zwartgemaakt, waarvan de toenmalige overheid de schuld kreeg.

Wat zijn, gebaseerd op de geschiedenis van LPF en de huidig bestaande PVV en SP de kenmerken van Nederlands populisme? Aan de rechterkant van het politieke spectrum zijn

theoretisch gezien LPF en PVV voorbeelden van ‘volledig populisme’. Alle kenmerken van rechts-populisme worden door Hameleers, Bos & De Vreese (2017) in de partijen herkend: het feit dat ze het ‘goede volk’ zelf aanspreken, ze simpele taal gebruiken, het verschil tussen het ‘volk’ en de ‘corrupte elite’ benadrukken en immigranten als bedreiging afschilderen voor de nationale identiteit (Hameleers, Bos & De Vreese, 2017). Ook aan de linkerkant van het spectrum, in theorie

vertegenwoordigd door de SP, zijn veel kenmerken van links-populisme te vinden, maar er kan niet gesproken worden van ‘volledig populisme’: daarvoor is er nog te veel discussie in literatuur of de partij wel of niet populistische kenmerken heeft. Voor beide kanten van het spectrum werd

gevonden dat het succes van populisme in Nederland voor een deel bepaald wordt door de aanwezigheid van een (vermeende) crisis, zoals bijvoorbeeld de vluchtelingencrisis. De

populistische partijen die deze crisis benadrukken beloven deze crisis ook op te lossen, waardoor ze hun succes behalen (Hameleers, Bos & De Vreese, 2017). Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom de PVV in 2017 de op één na grootste partij van Nederland werd (Reedijk, 2017).

Een van de kenmerken van Nederlands populisme waar volgens Hameleers, Bos & de Vreese (2017) nog te weinig onderzoek naar is gedaan is de politieke communicatie van de partijen en hoe de boodschappen van de partijen ontvangen worden. Dit is waar in deze scriptie op gefocust zal worden, door het onderzoeken van de berichtgeving in kranten over de Nederlandse partijen ten tijde van de verkiezingen in 2017. Ook kan hiermee onderzocht worden hoe Nederlandse kranten schrijven over een vermeende links-populistische partij als de Socialistische Partij, net als andere

(24)

- 24 -

kleine en grote partijen die of wel of niet kenmerken van populistische partijen overgenomen zouden kunnen hebben.

1.7 Kernpunten

In deze paragraaf noem ik nog eens de kernpunten uit de voorgaande paragrafen die belangrijk zijn om mee te nemen in de analyse. ‘Populisme’ heb ik in dit onderzoek dus gedefinieerd als een ‘dunne ideologie’ die bestaat uit een scheiding in retoriek tussen ‘het goede volk’ en ‘de corrupte elite’ waaraan andere politiek-ideologische kenmerken toegevoegd kunnen worden (Ernst, Engesser, Büchel, Blassnig & Esser, 2017; Rooduijn & Akkerman, 2017). Wie tot deze groepen behoren heeft te maken met de plaatsing van een specifieke partij op het politieke spectrum van links naar rechts, waarbij links-populistische partijen de overheid neerzetten als ‘politieke elite’ die verkeerde wetten aannam waardoor het bedrijfsleven profiteert en ‘het volk’ de nadelen ondervindt (Otjes & Louwerse, 2015). Rechts-populistische partijen benadrukken juist een culturele identiteit van ‘het volk’ en claimen dat immigranten die niet tot dit ‘volk’ behoren deze identiteit bedreigen (Rooduijn & Akkerman, 2017; Rydgren, 2007). ‘Populisme’ kent dus van zichzelf geen vaste invulling.

Kranten kunnen het construct op een specifieke manier invullen. Krantenartikelen kunnen vrijwel nooit volledig objectief zijn, waardoor lezers deze artikelen anders kunnen interpreteren (Muñoz-Torres, 2012; Entman, 2007). Nieuwsartikelen worden zo ook bewust of onbewust vanuit een bepaald frame geschreven die de interpretatie van een lezer stuurt (Gorp, 2007). Cultuur van een land beïnvloedt het discours van deze teksten, en daarmee het frame waarin het geschreven is (Triandis, 1996; Gorp, 2007). De artikelen hebben zelf ook invloed, bijvoorbeeld door de processen agendasetting en priming, maar de manier waarop kranten over een bepaald onderwerp schrijven heeft ook invloed op hoe mensen over dat onderwerp denken (Entman, 2007).

Een tweede factor die frames in politieke teksten beïnvloedt is macht (Tiainen, 2017; Entman, 2007). In Nederland stonden media in de jaren ’60 vrijwel in dienst van politieke partijen, maar door verschillende processen in media, cultuur en politiek zijn deze machtsverhoudingen verschoven (Van Praag & Brants, 2014). Nieuwsteksten kennen nu medialogica, waarbij politiek gemediatiseerd is wat betekent dat politieke nieuwsteksten bijvoorbeeld versimpeld of sensationeel zijn (Altheide, 2004; Strömback, 2008). Deze situatie is suboptimaal voor politieke actoren, en zeker voor populistische politieke leiders die juist media nodig hebben om hun boodschap bij het ‘volk’ dat zij claimen te vertegenwoordigen te krijgen (Engesser, Ernst, Esser & Büchel, 2017). Beide partijen kennen enkele machtsmiddelen om positief uit deze machtsstrijd te komen, zoals de portretmacht en aandachtsmacht van media (Van Praag & Brants, 2014) en de hybridestrategie van

(25)

- 25 -

populistische partijen (Engesser, Ernst, Esser & Büchel, 2017). Deze partijen gebruiken naast media als kranten en nieuwsuitzendingen op televisie social media om hun boodschap te verspreiden (Karlsen & Enjolras, 2016). Op deze manier omzeilen deze partijen de andere media, die zij tevens bekritiseren (Ernst, Engesser, Büchel, Blassnig & Esser, 2017).

In Nederland suggereert de literatuur dat vooral de PVV een populistische partij is De PVV is volgens deze theorie rechts-populistisch waarbij vrijwel alle veelvoorkomende kenmerken van een populistische partij in de retoriek te herkennen zijn (Hameleers, Bos & De Vreese, 2017). Nederland kent in de SP ook een links-populistische partij. In de literatuur is iets meer discussie of deze partij als populistisch gezien kan worden, maar onderzoekers herkennen bij deze partij wel de kern van populisme zoals ik deze in mijn definitie hanteer (Otjes & Louwerse, 2015).

(26)

- 26 -

Hoofdstuk 2 – Methode

In dit hoofdstuk leg ik de onderzoeksmethode uit die ik heb gehanteerd om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Ik zal eerst uitleggen waarom een kwalitatieve onderzoeksmethode het meest geschikt is om de onderzoeksvraag te onderzoeken. Vervolgens leg ik uit welke methode ik heb gehanteerd en wat deze methode inhoudt en waarom ik voor deze methode heb gekozen. Daarna zal ik ingaan op enkele validiteit- en betrouwbaarheidsproblemen en hoe ik geprobeerd heb deze zo klein mogelijk te houden. Als laatste beschrijf ik welke data ik gebruikt heb om het

onderzoek uit te voeren en hoe ik deze data heb verzameld.

2.1 Methodekeuze

In deze paragraaf leg ik uit waarom ik gekozen heb om de onderzoeksvraag te onderzoeken aan de hand van kwalitatief onderzoek. De onderzoeksvraag van dit onderzoek is: hoe construeren De Volkskrant en De Telegraaf het construct ‘populisme’ in hun berichtgeving over Nederlandse politieke partijen? In paragraaf 1.1 heb ik uitgelegd dat populisme omschreven kan worden als ‘dunne ideologie’: deze ideologie kent een kern, een scheiding tussen de ‘corrupte elite’ en het ‘goede volk’, maar is verder hol; de invulling van de ideologie verschilt per partij en het construct ‘populisme’ heeft hierdoor geen vaste betekenis (Ernst, Engesser, Büchel, Blassnig & Esser, 2017). Om de onderzoeksvraag te beantwoorden moet ik dus onderzoeken welke betekenis de kranten geven aan dit construct en daarmee welke invulling zij geven aan ‘populisme’.

Zoals ik in paragraaf 1.4 al noemde is de manier waarop kranten schrijven over constructen als ‘populisme’ van invloed op de manier waarop mensen denken over het onderwerp (zie Allan, 2010). Er zijn dus twee tekstelementen die bestudeerd moeten worden: de invulling door de kranten van het construct ‘populisme’ dat blijkt uit de betekenis van krantenartikelen over politieke

onderwerpen en de implicaties van deze invulling in maatschappelijke context.

Ik heb ervoor gekozen om deze twee tekstelementen met een voornamelijk kwalitatieve onderzoeksmethode te onderzoeken, specifiek kritische discoursanalyse. Zoals ik eerder schreef zijn er over het algemeen namelijk twee soorten onderzoeksmethoden, kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethodes. Inhoudsanalyse is een voornamelijk kwantitatieve onderzoeksmethode om teksten te analyseren, waarbij ervan uit gegaan wordt dat twee personen die een tekst lezen deze tekst ook op dezelfde manier interpreteren en dat deze interpretatie altijd de intentie is van de auteur (Richardson, 2007). Dit is anders dan kwalitatieve onderzoeksmethodes om teksten te onderzoeken zoals discoursanalyse, waarbij een onderzoeker de tekst en interpretatie van de tekst onderzoekt,

(27)

- 27 -

omdat ervan uit gegaan wordt dat een tekst door mensen op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. Teksten zijn in kwalitatieve onderzoeksmethoden het resultaat van een samenspel tussen auteur, lezer en tekst. Betekenis is geconstrueerd in plaats van objectief aanwezig in de tekst (Richardson, 2007).

Dit verschil maakt het niet alleen interessant maar ook noodzakelijk om kwalitatief

onderzoek toe te passen. Aangezien ik wil onderzoeken hoe kranten een sociaal construct invullen, is het nodig om de betekenis die de nieuwsteksten zelf construeren te onderzoeken. Bovendien laat een kwalitatieve onderzoeksmethode ook onderzoek naar context van teksten toe, wat nodig is om de constructie van ‘populisme’ door de kranten in sociale context te kunnen plaatsen.

Hierbij wil ik een kanttekening plaatsen. Hierboven heb ik uiteengezet waarom ik voor kwalitatief onderzoek heb gekozen. Witschge (2008) geeft alleen aan dat, zoals in paragraaf 2.2 ook uitgelegd is, kritische discoursanalyse vaak een combinatie van methodes inhoudt. Hoewel de focus op kwalitatief onderzoek ligt en de meeste resultaten van kwalitatieve natuur zijn, zullen ook kwantitatieve elementen meegenomen worden in het onderzoek om de kritische discoursanalyse valide uit te kunnen voeren. Dit zal ik in de volgende paragraaf verder uitleggen.

2.2 Onderzoeksopzet

De specifieke vorm van kwalitatief onderzoek die ik heb gekozen is dus kritische discoursanalyse. Wat deze onderzoeksmethode inhoudt en hoe ik deze heb toegepast zal ik in deze paragraaf uitleggen. Kritische discoursanalyse is een vorm van discoursanalyse waarbij naast een onderzoek naar het discours van teksten deze teksten in hun maatschappelijke context worden geplaatst en onderzocht en er wordt rekening gehouden met machtsrelaties in de teksten. Discours wordt in kritische discoursanalyse gezien als een circulair proces. Enerzijds worden teksten beïnvloedt door maatschappelijke context en anderzijds beïnvloeden teksten deze maatschappelijke context zelf, door het beïnvloeden van de meningen van lezers van de teksten (Richardson, 2007). Deze

interpretatie van discours als circulair proces van Richardson (2007) komt van Faircloughs (1995) uitleg van kritische discoursanalyse. Hij legt uit dat mensen elke dag de wereld om hen heen interpreteren. Een voorbeeld hiervan genoemd door O’Halloran (2003) is dat een bordje met ‘vrouw’ op een toilet voor een man betekent dat hij dat toilet sociaal gezien niet in kan. De interpretatie van mensen van de wereld om hen heen is dus ook deel van de sociale wereld.

Tegelijkertijd hebben interpretaties invloed op de sociale wereld; met andere woorden, de meningen die een mens vormt over onderwerpen beïnvloeden hoe diegene de wereld om zich heen ervaart. De manier waarop nieuwsonderwerpen in kranten worden beschreven beïnvloedt deze interpretatie en dit beïnvloedt daardoor ook hoe de sociale wereld ervaren wordt (Fairclough, 2018).

(28)

- 28 -

Een element van kritische discoursanalyse is het onderzoeken van machtsrelaties. Macht wordt in kritische discoursanalyse toegeschreven aan het discours van teksten en aan de auteurs. Een bepaald soort discours kan bijvoorbeeld vaker voorkomen dan een andere, of een auteur kan er expliciet voor kiezen een onderwerp op een bepaalde manier te beschrijven (Bryman, 2016). Gorp (2007) merkt op dat de representatie van de realiteit in de vorm van frames vaak onopgemerkt in teksten voorkomt omdat het gebruik van deze frames natuurlijk overkomt. Hun invloed is hierdoor ook voornamelijk onopvallend. Nieuwsframes, de manier waarop over een onderwerp geschreven wordt, zijn volgens Gorp (2007) hierdoor ook een machtsmechanisme. Daarnaast heb ik in

paragraaf 1.5 uitgelegd dat er in de relatie tussen nieuws en politiek ook sprake is van gecompliceerde machtsverhoudingen, zeker wanneer gekeken wordt naar specifiek politieke partijen met volgens de literatuur populistische kenmerken. Dit maakt het in acht nemen van machtsrelaties in de analyse ook interessant.

Kritische discoursanalyse gaat er dus vanuit dat (nieuws)teksten een representatie zijn van de realiteit en tegelijkertijd het product zijn van die realiteit en dat hierin machtsverhoudingen aanwezig zijn. Om deze teksten te kunnen interpreteren moet de sociale context van de teksten meegenomen worden (Fairclough, 2018; Richardson, 2007). Dit maakt het bruikbaar voor dit onderzoek als onderzoeksmethode. Het onderwerp van dit onderzoek is hoe kranten het construct ‘populisme’ invullen, een maatschappelijk construct. Om dit vraagstuk te kunnen beantwoorden moeten daarom conclusies getrokken worden die verder gaan dan de tekst zelf, omdat de resultaten anders niet aan de maatschappelijke context gerelateerd kunnen worden. Bovendien kunnen door het relateren van de resultaten aan maatschappelijke context ook machtsrelaties onderzocht worden.

Kritische discoursanalyse is meer een theorie over onderzoeksmethode dan een concrete methode. Om deze theorie naar de praktijk te brengen bestaat een kritische discoursanalyse vaak uit een combinatie van verschillende methoden (Witschge, 2008). De toepassing van kritische

discoursanalyse in dit onderzoek bestaat daarom uit een combinatie van kwalitatieve

onderzoeksmethoden en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Ik onderzoek hiermee drie elementen van een tekst. Dit zijn ten eerste contextuele elementen, tekstelementen die ik kwantitatief gemeten heb zoals positie van de tekst, lengte van de tekst, verwijzingen naar specifieke woorden en type krant. Ten tweede zijn dit tekstuele elementen, de interpretatie van de tekst en onderliggende betekenis. Ten derde onderzoek ik maatschappelijke elementen, waarbij de teksten gerelateerd worden aan context en literatuur. Deze drie elementen zal ik verder uitleggen.

Het eerste tekstelement zijn de contextuele eigenschappen van een tekst. Contextuele eigenschappen van een tekst zijn bijvoorbeeld de datum van publicatie, het type krant waarin de tekst is gepubliceerd en de positie van het artikel in de krant (Carvalho, 2008). In dit onderzoek heb

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This approach works when no segment routing header is present, but the Linux IPv6 routing header handling function has an explicit check that differentiates between traffic directed

Zoals de NCTb (2008: 44-45) aangeeft: door de opkomst van wetenschappelijk en journalistiek onderzoek naar het salafisme bepaalt de AIVD niet meer alleen het beeld van het

Grafi ek 2 Gemiddeld aantal artikelen per voorpagina, per krant per jaar 38 Grafi ek 3 Percentage van onderwerpen op voorpagina’s van Nederlandse kranten, per jaar 39 Grafi ek

•n taa1kunswerk? Soortgelyke vrae is seker meermale al geste1 en het onbeantwoord gebly. Hy se dat die Sotho- romanskrywer nie noodwendig slaafs die kriteria moet

To determine the factors influencing childbearing decisions among HIV positive women in Windhoek’s Katutura Township so as to improve sexual and reproductive health services

Tabel 29: Resultaten van de analyse door het CL-RW en de samenstelling van onbekende controlemonsters voor de bepaling van Sulfonamiden; aanmaakdatum 1990-09-05.. Tabel 30:

Ter ondersteuning van het beleid heeft het RI KIL T-DLO in 1995 en 1996 in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het Ministerie van

Op beide ballen werkt maar één kracht (de zwaartekracht) en deze werkt in beide gevallen verticale richting.. De beweging in de verticale richting is in beide gevallen