• No results found

HET MONSTERLIJKE REGIME VAN ALBERTINE AGNES

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "HET MONSTERLIJKE REGIME VAN ALBERTINE AGNES"

Copied!
140
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET

MONSTERLIJKE

REGIME

VAN

ALBERTINE AGNES

Prinses, echtgenote en regentes

A.M. Postma

Master History Today

(2)

HET MONSTERLIJKE REGIME VAN

ALBERTINE AGNES

Prinses, echtgenote en regentes

Anna Postma

2410621 | a.m.postma.1@student.rug.nl | 06-37010522 Master History Today | Faculteit Letteren

Rijksuniversiteit Groningen

Prof. Dr. R.M. Esser Rijksuniversiteit Groningen

EEN TENTOONSTELLINGSPLAN

Tweede versie

(3)

To promote a woman to bear rule, superiority, dominion, or empire above any realm, nation or city is repugnant to nature, contumely to God, a thing most contrarious to His revealed will and approved ordinance, and finally it is the subversion of good order, of all equity and justice.

(4)

STAMBOOM ORANJE-NASSAU

Willem de Rijke (1487-1559)

Juliana van Stolberg (1506-1580)

Willem van Oranje (1533-1584)

X

Louise de Coligny (1555-1620)

Jan van Nassau (1536-1606)

X

Elisabeth van Leuchtenberg (1537-1579)

Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647)

X

Amalia van Solms-Braunfels (1602-1675)

Albertine Agnes van Nassau (1634-1696)

Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664)

Hendrik Casimir II van Naussau-Dietz

(1657-1696) X

Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau (1666-1726) Sophia Hedwig (1664-1667) Amalia (1655-1695)

Johan Willem Friso van Nassau-Dietz Prins van Oranje

(1687-1711)

Maria Louise van Hessel-Kassel (1688-1765)

Ernst Casimir van Nassau-Dietz (1573-1632)

X

Sophia van Brunswijk (1592-1642)

Willem IV van Oranje-Nassau Erfstadhouder van de Republiek

(1711-1751)

Anna van Hannover (1709-1759)

Willem V van Oranje-Nassau (1748-1806)

Wilhelmina van Pruisen (1751-1837) X X X X X

(5)

Willem II der Nederlanden (1792-1849)

Wilhelmina van Pruisen (1774-1837) Willem I der Nederlanden

Eerste koning van Nederland (1772-1843)

Juliana der Nederlanden (1909-2004)

Wilhelmina der Nederlanden Eerste koningin van Nederland

(1880-1962)

Willem III der Nederlanden (1817-1890)

Emma van Waldeck-Pyrmont Koningin-regentes

(1858-1934)

Anna Paulowna van Rusland (1795-1865)

Hendrik van Mecklenburg-Schwerin (1876-1934)

Bernhard van Lippe-Biesterfeld (1911-2004)

Beatrix der Nederlanden (1938-….)

Claus van Amsberg (1926-2002)

Máxima Zorreguieta (1971-….) Willem-Alexander der Nederlanden

(1967-….)

Catharina-Amalia der Nederlanden

(2003-….)

Ariane der Nederlanden (2007-….) Alexia der Nederlanden

(2005-….) X X X X X X X

(6)

INHOUDSOPGAVE

Inleiding ... 1

Hoofdstuk 1: De macht van adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd ... 7

1.1 – Het netwerk van vrouwen... 10

1.2 – Briefwisseling ... 16

1.3 – Onderwijs ... 19

1.4 – Materiële cultuur ... 22

Hoofdstuk 2: Albertine Agnes van Nassau ... 28

2.1 – Albertine Agnes’ opvoeding aan het Haagse hof ... 28

2.2 – De huwelijkspolitiek van Amalia van Solms-Braunfels ... 32

2.3 – Het Fries Stadhouderlijk hof en netwerken ... 38

2.4 – Het regentesseschap in het Rampjaar van 1672 ... 43

2.5 – Kunst en cultuur ... 50

Conclusie ... 56

Tentoonstellingsplan Het monsterlijke regime van Albertine Agnes: prinses, echtgenote en regentes ... 58

▪ Doel ... 58

▪ Doelgroep ... 59

▪ Locatie ... 59

▪ Multisensoriële benadering ... 60

▪ Vlekkenplan ... 60

Filmzaal. De machtspositie van adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd ...62

Zaal 1. De introductie ...62

Zaal 2. Het Haagse hof ...63

Zaal 3. De huwelijkspolitiek van Amalia van Solms-Braunfels ...64

Zaal 4. Het Friese hof ...65

Zaal 5. Het netwerk van Albertine Agnes ...66

Zaal 6. De paleizen van de Oranjeprinsessen ...66

Zaal 7. De porselein- en aardewerkverzameling...67

Zaal 8. Portretschilderijen ...68

Zaal 9. Regentes tijdens het Rampjaar ...69

Zaal 10. Afsluiting ...70

(7)

Bibliografie ... 119

▪ Archiefstukken ... 119

▪ Gepubliceerde bronnen ... 122

▪ Literatuur ... 123

(8)

1

INLEIDING

De Schotse predikant en theoloog John Knox (1513-1572) publiceerde in 1558 het pamflet The First Blast of the Trumpet Against the Monstrous Regiment of Women. Hierin bekritiseerde Knox de heerschappij van Maria I van Engeland (1516-1558), Maria I van Schotland (1542-1587) en Maria van Guise (1515-1560) met als voornaamste bezwaar dat deze vrouwen hoger in positie stonden dan de man. Dat was volgens Knox onnatuurlijk en in tegenspraak met de wil van God: ‘A women promoted to sit in the seat of God, that is, to teach, to judge or to reign above man, is a monster in nature, contumely to God, and a thing most repugnant to his will and ordinance.’1 Spijtig genoeg voor Knox en zijn aanhangers werden in de jaren na de

publicatie van het pamflet meerdere Europese landen door vrouwen geregeerd. Zo werd Engeland door koningin Elizabeth I van Engeland (1533-1603) bestuurd, Frankrijk door regentessen Catharina de’ Medici (1519-1589), Maria de’ Medici (1575-1642) en Anna van Oostenrijk (1601-1666), en Nederland door landvoogdes Margaretha van Parma (1522-1586).2

De machtspositie van adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd (1492-1789) was tot de jaren negentig van de twintigste eeuw een onderbelicht onderwerp in de historiografie. Het gebrek aan onderzoek werd gerechtvaardigd door het argument dat vrouwen toentertijd (bijna) geen formele politieke posities bekleedden. Vrouwen werden hierdoor, zoals beschreven door historici Caroline Dunn en Elizabeth Carney, gestigmatiseerd als ‘decoratieve accessoires’ wiens enige rol het produceren van erfgenamen was.3 Als er in de historiografie aandacht werd besteed aan vrouwen die enige vorm van macht uitoefenden, dan werd dit beschreven als ‘buitengewoon’ of ‘opmerkelijk’.4 In werkelijkheid was de vrouw een belangrijk onderdeel van

de adellijke familie en had zij via informele kanalen invloed op politiek, cultuur en religie. Ook werden vele functies formeel vervuld door vrouwen.5 Zo bestuurden adellijke abdissen in het Heilige Roomse Rijk (962-1806) kerkelijke gemeenten. Deze autonome gebieden hadden een eigen leger, kapitaal en onderwijssysteem, controleerden hun eigen economische zaken, hadden

1 J. Knox. The First Blast of the Trumpet Against the Monstrous Regiment of Women. 1558.

https://archive.org/stream/TheFirstBlastOfTheTrumpetAgainstTheMonstrousRegimentOfWomen/knox_john_ca _1514_1572_first_blast_of_the_trumpet_against_the_monstrous_regiment_of_women#page/n0/mode/2up/searc h/promote. (Geraadpleegd op 05-03-2017); A.J. Cruz en M. Suzuki, ‘Introduction’ in The Rule of Women in Early Modern Europe, ed. A.J. Cruz en M. Suzuki. (Urbana en Chicago: University of Illinois Press, 2009): 4.

2 S.L. Jansen. Debating Women, Politics, and Power in Early Modern Europe. (Basingstoke: Palgrave, 2008),

1-6; W. Monter. The Rise of Female Kings in Europe, 1300-1800. (New Haven en Londen: Yale University Press, 2012), IX-XIII.

3 C. Dunn en E. Carney, ‘Introduction: Royal Women and Dynastic Loyalty,’ in Queenship and Power: Royal

Women and Dynastic Loyalty, ed. C. Dunn en E. Carney. (Basingstoke: Palgrave, 2018): 1-2.

4 A. Livingstone, ‘Recalculating the Equation: Powerful Women = Extraordinary,’ Medieval Feminist Forum, vol.

51, no. 2 (2015): 17.

(9)

2

een stoel in de Reichstag en mochten bij gelegenheid stemmen.6 Daarnaast erfden adellijke vrouwen land, titels en macht in Europa vanwege de hoge mortaliteit in de Vroegmoderne Tijd. Het aantal zelfstandige vorstinnen gedurende deze periode was inderdaad gering maar dat betekende niet dat vrouwen geen machtspositie bekleedden als echtgenote, weduwe of regentes.7

Twee ontwikkelingen vergrootten belangstelling voor de rol van adellijke vrouwen in de geschiedenis. Ten eerste kwam er meer aandacht voor machtsrelaties in historisch onderzoek. De focus lag hierbij niet zozeer op de overheid maar op andere instanties waarbij vrouwen belangrijke functies vervulden, bijvoorbeeld in verenigingen en vrijwilligersorganisaties.8 Dit opende de weg voor onderzoek naar formele posities van vrouwen. De tweede ontwikkeling was de opkomst van genderstudies waarbij er meer aandacht kwam voor de rol van de vrouw en de verstandhouding tussen man en vrouw in het algemeen.9

Desalniettemin wordt er in de populaire cultuur, geschiedenislessen en de Canon van Nederland nog altijd hoofdzakelijk aandacht besteed aan mannen, enkele vooraanstaande vorstinnen, zoals Elizabeth I, daargelaten. Dit toont een vertekend beeld van het verleden en van machthebbers in de Vroegmoderne Tijd, een tijdperk waarin vele vrouwen met de scepter zwaaiden. Onder meer publiekshistorica Agnes Cremers, oprichter van F-site – een educatieplatform met lesmateriaal over vrouwen uit het verleden – roept historici op om vrouwen zichtbaarder te maken in de geschiedenis: ‘vrouwen hebben altijd de helft van de wereldbevolking uitgemaakt. Toch leren we weinig over deze helft. Het wordt tijd om dit te veranderen.’10 Ook cultuurhistorica Els Kloek is actief op zoek naar de ‘vergeten’ vrouwen uit de geschiedenis, met als resultaat de boeken 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis en 1001 vrouwen in de 20ste eeuw.11

6 P. Puppel. Die Regentin: Vormundschaftliche Herrschaft in Hessen 1500-1700. (Frankfurt en New York:

Campus Verlag, 2004), 23.

7 Jansen. Debating Women, Politics, and Power in Early Modern Europe. 3-4.

8 Als voorbeeld zie J. Sander. Plattelandsvrouwen en emancipatie: een onderzoek naar de emanciperende

vormingsactiviteiten. (Leeuwarden: Bond van Plattelandsvrouwen in Friesland, 1985); I. de Vries en M. Kirkels. Bestuurswerk in vrijwilligersorganisaties, 9: vrouwen besturen. (Leiden: Stichting Burgerschapskunde: Nederlands Centrum voor Politieke Vorming, 1988); K.W. Sander. The Business of Charity: The Woman’s Exchange Movement, 1832-1900. (Urbana: University of Illinois Press, 1998).

9 M.E. Wiesner-Hanks. Women and Gender in Early Modern Europe. (Cambridge: Cambridge University Press,

2000), 288-290.

10 A. Cremers, ‘De geschiedenis van vrouwen is vaak onzichtbaar in het onderwijs,’ Joop, 10 november 2017.

https://joop.bnnvara.nl/opinies/vrouwen-geschiedenis-onderwijs. (Geraadpleegd op 02-02-2020); M. de Ruiter, ‘In deze geschiedenisles bestonden er ook voor Aletta Jacobs al bijzondere vrouwen,’ De Volkskrant, 11 november 2019.https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/in-deze-geschiedenisles-bestonden-er-ook-voor-aletta-jacobs-al-bijzondere-vrouwen~b7acdcd2/. (Geraadpleegd op 02-02-2020).

11 E. Kloek. 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis. (Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2013); E. Kloek. 1001

(10)

3

Eén van deze ‘vergeten’ vrouwen is Albertine Agnes van Nassau (1634-1696), prinses van Oranje. Behalve overgeleverde brieven, zijn er naar mijns inziens geen andere bronnen van haar beschikbaar en is er (bijna) geen literatuur specifiek over haar gepubliceerd. Zij komt alleen sporadisch voor in de historiografie en dan met name als vrouw van, terwijl over haar man Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664) meerdere boeken zijn geschreven, zoals Liefde in opdracht: Het hofleven van Willem Frederik van Nassau, Princely Power in the Dutch Republic: Patronage and William Frederick of Nassau (1613-64) en zijn dagboek Gloria Parendi: Dagboeken van Willem Frederik, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, 1643-1649, 1651-1654.12 Het gebrek aan informatie maakt dit onderzoek enerzijds lastig maar anderzijds noodzakelijk om Albertine Agnes uit de vergetelheid te trekken.

Albertine Agnes was de dochter van de Hollandse stadhouder Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) en zijn vrouw Amalia van Solms-Braunfels (1602-1675). Op haar achttiende trouwde zij met haar achterneef Willem Frederik, de stadhouder van Friesland, Stad en Lande, Drenthe en graaf van Nassau-Dietz. Het huwelijk tussen Willem Frederik en Albertine Agnes was in de beginjaren problematisch. Enerzijds kwam dit doordat Willem Frederik eenentwintig jaar ouder was dan Albertine Agnes en anderzijds omdat zij, als lid van het Huis van Oranje, hoger in rang stond dan haar man die ‘slechts’ graaf was.13 Uit het huwelijk werden drie kinderen geboren: dochters Amalia (1655-1695) en Wilhelmina Sophia Hedwig (1664-1667) en zoon en erfgenaam Hendrik Casimir II (1657-1696). In 1664 stierf Willem Frederik onverwachts toen hij zichzelf in het gezicht schoot tijdens het schoonmaken van zijn pistool. Door dit ongeluk werd Albertine Agnes ‘regentes’ van Friesland, Stad en Lande en Drenthe totdat haar zoon Hendrik Casimir II in 1677 de leeftijd van twintig jaar bereikte.14 Volgens Lex Heerma van Voss, historicus en algemeen directeur van het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, hadden de vrouwen van stadhouders ‘een veel grotere rol dan we eerder dachten. Vrouwen werden in die tijd niet geacht om publieke rollen te hebben, maar uit de correspondentie tussen de vrouwen van stadhouders en bestuurders bleek dat zij achter

12 L. Kooijmans. Liefde in opdracht: Het hofleven van Willem Frederik van Nassau. (Amsterdam: Uitgeverij Bert

Bakker, 2000); G.H. Janssen. Princely Power in the Dutch Republic: Patronage and William Frederick of Nassau (1613-64), vertaald door J.C. Grayson. (Manchester en New York: Manchester University Press, 2008); J. Visser. Gloria Parendi. Dagboeken van Willem Frederik stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, 1643-1649, 1651-1654. (Den Haag: Nederlands Historisch Genootschap, 1995).

13 Janssen. Creaturen van de macht. Patronage bij Willem Frederik van Nassau (1613-1664). 217.

14 Officieel was Albertine Agnes een voogdes maar zij functioneerde als regentes. Dit wordt in hoofdstuk 2 verder

(11)

4

de schermen aan allerlei touwtjes trokken.’15 Tot op heden is er weinig onderzoek gedaan naar Albertine Agnes en haar machtspositie. Om meer licht te werpen op haar leven en invloed wordt de volgende hoofdvraag onderzocht: hoe uitte Albertine Agnes van Nassau haar macht en in hoeverre past zij in het kader van Europese adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd? In dit onderzoek wordt Albertine Agnes gedefinieerd als vorstin; dit heeft meerdere redenen. Zo was zij een prinses van Oranje, echtgenote van een stadhouder en regentes van Friesland, Stad en Lande en Drenthe. Het stadhouderschap was toentertijd – bij gebrek aan een koningshuis – één van de machtigste posities in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deze positie werd bovendien door de Staten van Friesland in 1675 erfelijk verklaard aan Hendrik Casimir II. Friesland heeft mede hierdoor – in tegenstelling tot andere gewesten – geen stadhouderloze tijdperken gehad. Daarnaast is Albertine Agnes de directe voorouder van koning Willem-Alexander. Daarmee is zij een belangrijke schakel die de huidige Nederlandse koninklijke familie verbindt met de Vader des Vaderlands, Willem van Oranje (1533-1584).

Het concept ‘macht’ is lastig definieerbaar en er ontbreekt dan ook consensus over de betekenis hiervan in de historiografie. Er is onder meer onduidelijkheid over het verschil tussen de termen ‘macht’, ‘invloed’ en ‘agency’.16 Ook is er kritiek op de associatie tussen ‘macht’ en

‘formeel’, met name in genderstudies. Niet alle adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd vervulden een formele functie of hadden (volledige) toegang tot de traditionele kanalen van politieke macht. Dit betekent niet dat zij geen invloed of macht hadden. Zo stelt historica Theresa Earenfight dat ‘their elevated social status and their proximity to the center of power meant that they could be, and often were, engaged in the public political sphere’.17 Voor deze scriptie wordt de definitie van historici Susan Broomhall en Jacqueline van Gent gebruikt: ‘we understand power here as a capacity to achieve a wide range of individuals, family House and dynastic interests.’18 Om dit verder te specificeren voor hun onderzoek en boek Gender, Power

and Identity in the Early Modern House of Orange-Nassau creëerden Broomhall en Van Gent vijf categorieën van ‘macht’, namelijk: ‘preserving, protecting and propagating the House; advancing the House; determining its trajectory, its aims and objectives; having the right to

15 CW Onderwijs, ‘Essaybundel geschiedenis: “vrouwen hadden vroeger meer macht dan gedacht,”’ CW

Onderwijs, 24 september 2018.

https://onderwijs.cnvconnectief.nl/nieuws/essaybundel-geschiedenis-vrouwen-hadden-vroeger-meer-macht-dan-gedacht/.

(Geraadpleegd op 10-04-2020).

16 M.A. Kelleher, ‘What Do we Mean by “Women and Power”?’ Medieval Feminist Forum, vol. 51, no. 2 (2015):

104-110.

17 T. Earenfight, ‘Preface,’ in Queenship and Political Power in Medieval and Early Modern Spain, ed. T.

Earenfight, XIII-XXVII. (Farnham: Ashgate Publishing, 2005): XV-XVI.

18 S. Broomhall en J. van Gent. Gender, Power and Identity in the Early Modern House of Orange-Nassau.

(12)

5

represent it [and] asserting its interests and influence over others.’19 Deze definitie is gekozen omdat het een duidelijke en afgebakende categorisering geeft en handvatten voor de vraag hoe vrouwen hun macht gebruikten. Dit laatste is volgens historica Amy Livingstone belangrijk omdat de meeste onderzoeken vooralsnog gaan over de vraag of vrouwen macht hadden – een stelling die nu universeel wordt geaccepteerd – terwijl de vraag hoe vrouwen macht gebruikten nog vaak ontbreekt in de historiografie.20

Als bronmateriaal voor dit onderzoek wordt voornamelijk gebruik gemaakt van egodocumenten, zoals het gepubliceerde dagboek van Willem Frederik en brieven geschreven door en aan Albertine Agnes.21 Op 2 september 2016 lanceerde het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis in samenwerking met Koninklijke Verzamelingen Den Haag en Oxford University’s (Women) Early Modern Letters Online een online database met brieven van zes stadhoudersvrouwen die verder zal worden uitgebreid in de nabije toekomst. De zes gekozen vrouwen zijn Amalia van Solms-Braunfels, Maria Henriëtte Stuart (1631-1660), Maria II van Engeland (1662-1694), Sophia Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel (1592-1642), Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau (1666-1726) en Albertine Agnes. De meeste brieven waren voorheen niet ontsloten of gedigitaliseerd waardoor deze vrouwen niet of nauwelijks zijn bestudeerd.22 ‘Het stadhoudersvrouwenproject maakt’, volgens historica en projectleider Ineke Huysman, ‘het [nu] mogelijk nieuw wetenschappelijk onderzoek te doen naar de invloed van de stadhoudersvrouwen op de politieke, culturele en sociale processen in de Republiek en daarbuiten’.23 Van Albertine Agnes staan er momenteel 782 brieven in de catalogus waarvan

zij er 127 heeft geschreven, 609 heeft ontvangen en 55 waarin zij expliciet wordt genoemd. Deze brieven dateren van 1651 tot 1695, één jaar voor haar overlijden op tweeënzestig jarige leeftijd. Bij het bestuderen van de brieven ligt de focus op de schrijvers en geadresseerden – naar wie stuurde Albertine Agnes brieven en van wie ontving zij brieven – en de inhoud die voornamelijk wordt geanalyseerd op politieke onderwerpen, gebeurtenissen, raad, advies en emoties. Volgens historica en feminist Joanna Bourke zijn emoties een belangrijk aspect in brieven, omdat ‘emotions align people with others within social groups, subjecting them to

19 Ibidem.

20 Livingstone, ‘Recalculating the Equation: Powerful Women = Extraordinary,’ 20. 21 Early Modern Letters Online, ‘Correspondentie Albertine Agnes van Oranje-Nassau’.

http://emlo-portal.bodleian.ox.ac.uk/collections/?page_id=2756. (Geraadpleegd op 01-02-2017).

22 Niet alle brieven zijn online raad te plegen, zoals die in het archief van Tresoar. Lastig ten tijde van het

coronavirus.

23 R. Buning, ‘Vrouwen aan het hof: Lancering correspondentie stadhoudersvrouwen,’ Historici.nl, 7 september

2016.

https://www.historici.nl/vrouwen-aan-het-hof-lancering-correspondentie-stadhoudersvrouwen/?type=. (Geraadpleegd op 16-09-2019).

(13)

6

power relations. Without emotional exchange, no extent of shared characteristics will create either the group (such as class) or social action (such as class conflict)’.24 Het gepubliceerde dagboek van Willem Frederik zal worden gebruikt om inzicht te krijgen in het hofleven van Frederik Hendrik en Amalia. Het boek eindigt, jammer genoeg in 1652, het jaar dat Willem Frederik en Albertine Agnes trouwden.25

Deze scriptie bestaat uit twee delen. Het eerste deel, bestaande uit twee hoofdstukken, is een wetenschappelijk essay over de macht van adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd. Hoofdstuk 1 focust op het historiografisch debat en schetst een kader waarbinnen Albertine Agnes in hoofdstuk 2 kan worden bestudeerd. Om dit onderzoek uit te voeren worden de volgende deelvragen beantwoord: waardoor kreeg Albertine Agnes macht en welke rol speelde haar familie hierbij? Was deze macht gebaseerd op formele of informele posities? Wat veranderde er in de gewesten Friesland, Groningen en Drenthe toen Albertine Agnes regentes werd? Met welke adel, elite, regenten, politici had Albertine Agnes contact? Hoe past Albertine Agnes binnen het kader van Europese adellijke vrouwen? Met andere woorden: was Albertine Agnes een uitzondering op de regel?

De verkregen informatie van het wetenschappelijk onderzoek zal in het tweede deel van deze scriptie worden omgezet in een tentoonstellingsplan met als titel: Het Monsterlijke Regime van Albertine Agnes: prinses, echtgenote en regentes. Niet alleen in de historiografie komt er meer belangstelling voor de machtspositie van vrouwen, ook Nederlandse musea schenken de afgelopen jaren in toenemende mate aandacht aan vergeten vrouwen in de geschiedenis. Een goed voorbeeld is het Fries Museum dat zich inzet voor het beheer, behoud en tonen van het Fries erfgoed. Zo heeft het museum diverse tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd over belangrijke historische (Friese) vrouwen. Voorbeelden zijn Mata Hari: de mythe en het meisje, Rembrandt & Saskia: Liefde in de Gouden Eeuw en Maria Louise, vorstin van Friesland. Een tentoonstelling over Albertine Agnes past dan ook geheel binnen de visie en missie van het Fries Museum.

24 J. Bourke, ‘Fear and Anxiety: Writing about Emotion in Modern History,’ Historical Workshop Journal, vol.

55, no. 1 (2003): 125.

25 Visser. Gloria Parendi. Dagboeken van Willem Frederik stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe,

(14)

7

HOOFDSTUK 1

DE MACHT VAN ADELLIJKE VROUWEN IN DE VROEGMODERNE TIJD

Het recht dat alleen mannen land konden erven stamt af van de Salische Wet of Lex Salica uit de zesde eeuw. Dit wetboek werd door de Merovingische koning Clovis I opgetekend (466-511) en door de Karolingische keizer Karel de Grote (747/748-814) over West-Europa verspreid.26 De wet dicteerde dat ‘[…] of Salic land no portion of the inheritance shall come to a woman; but the whole inheritance of the land shall come to the male sex’. Dit hield in dat een vrouw en haar nageslacht werden uitgesloten van het erven van land en de daartoe behorende titels; het land werd enkel verdeeld onder zonen.27 Deze wet ontwikkelde zich in de elfde en

twaalfde eeuw verder met toevoeging van het eerstgeboorterecht, waardoor alleen de oudste zoon land kon erven.28 Deze verandering ontstond toen in het feodale systeem de leenheer zijn

grip op de leenmannen verloor en uiteindelijk met berusting het geleende land erfelijk verklaarde. De prioriteit van de leenmannen werd hierdoor het behoud van zo veel mogelijk land en daarmee titels, macht, bescherming, rijkdom en sociale positie, zoals beschreven door Schotse moraalfilosoof en politiek econoom Adam Smith (1723-1790) in An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations uit 1776:

When land was considered as the means, not of subsistence merely, but of power and protection, it was thought better that it should descend undivided to one. In those disorderly times every great landlord was a sort of petty prince. His tenants were his subjects. He was their judge, and in some respects their legislator in peace, and their leader in war. […] That the power, and consequently the security of the monarchy, may not be weakened by division, it must descend entire to one of the children.29

De Salische Wet raakte gedurende de Middeleeuwen (476-1492) deels in de vergetelheid en werd pas in de veertiende eeuw ‘herontdekt’ door Franse monniken. Frankrijk werd in die eeuw tweemaal geconfronteerd met een constitutionele crisis toen zowel koning Lodewijk X

26 C. Taylor, ‘The Salic Law, French Queenship, and the Defense of Women in the Late Middle Ages,’ French

Historical Studies, vol. 29, no. 4 (2006): 543-544.

27 P.J. Geary. Readings in Medieval History. Volume I: The Early Middle Ages. (Toronto: Toronto University

Press, 2016), 111.

28 In Nederland is pas in 1983 het eerstgeboorterecht aangepast zodat immer het oudste kind – man of vrouw – de

legitieme erfgenaam is.

29 A. Smith, ‘Book II: Of the Nature, Accumulation, and Employment of Stock,’ in An Inquiry into the Nature and

(15)

8

van Frankrijk (1289-1316) als zijn broer Karel IV van Frankrijk (1294-1328) zonder troonopvolger stierven. Tijdens deze crisis besloot de Franse Staten-Generaal dat een vrouw en haar nageslacht geen recht hadden op de troon. Hierdoor werd onder meer Johanna II van Navarra (1312-1349) – dochter van Lodewijk X – en de Engelse koning Eduard III (1312-1377) – neef van beide koningen via zijn moeder Isabella van Frankrijk (1292-1358) – uitgesloten. De Franse adel koos in plaats daarvan voor een andere neef als troonopvolger, Filips VI van Valois (1293-1350). Het uitsluiten van Eduard III was een katalysator voor de Honderdjarige Oorlog (1337-1453). Frankrijk verdedigde haar keuze tot uitsluitsel door in de vijftiende eeuw met terugwerkende kracht officieel de Salische Wet in te voeren. De wet bleef – met uitzondering van Bretagne en Navarra – tot het einde van de Franse monarchie in 1792 gelden en werd bovendien door keizer Napoleon Bonaparte (1769-1821) opnieuw geïntroduceerd.30 Ook het Huis van Habsburg hield zich in de Vroegmoderne Tijd aan de Salische Wet waardoor land en troon al drie eeuwen lang werd overgedragen van man tot man. Met de Habsburgse keizer Karel VI (1685-1740) – die de troon erfde van zijn broer keizer Leopold I (1640-1705) – hield de mannelijke lijn echter op te bestaan. Om de continuïteit van het adellijke geslacht alsnog te garanderen werd er met de Pragmatieke Sanctie van 1713 een speciale regeling getroffen zodat zijn dochter Maria Theresa van Oostenrijk (1717-1780) de Habsburgse gebieden kon erven en besturen. Niet iedereen was het hier mee eens. Zodoende brak, bij het overlijden van Karel VI in 1740, dan ook de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) uit.31 Andere Europese gebieden stelden doorgaans als hoofdregel – ook wel de semi of quasi Salische Wet genoemd – dat een vrouw en haar nageslacht land mochten erven bij gebrek aan mannelijke erfgenamen.32 Zelfs nu zijn er nog vorstenhuizen in Europa die zich aan de (semi/quasi) Salische Wet houden. Zo werden prins Albert II en vorstin Charlène van Monaco in 2014 ouders van de tweeling Gabriella en Jacques. Hoewel de dochter enkele minuten eerder ter wereld kwam, is de zoon de wettige troonopvolger van Monaco.

Adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd hadden door de Salische Wet weinig kans om land en titels te erven. Althans in theorie, de praktijk toont iets anders, zoals wordt beargumenteerd door Theresa Earenfight:

30 D. Delogu. Allegoric Bodies: Power and Gender in Late Medieval France. (Toronto: University of Toronto

Press, 2015), 128-130.

31 M. Yonan. Empress Maria Theresa and the politics of Habsburg Imperial Art. (University Park: The

Pennsylvania State University Press, 2011), 17-20.

32 F. Woodman, ‘Birthright had Nothing to do with it; Royal Inheritance in the Middle Ages,’ in Birth Rites and

Rights, ed. F. Ebtehaj, J. Herring, M.H. Johnson en M. Richards. (Oxford en Portland: Hart Publishing, 2011), 205-206.

(16)

9

Studying royal families reveals that kingship was not the rational ordering of the divinely ordained principles of dynastic succession. It was hardly neat and tidy. Rather, it was more likely to be messy, with one contested succession crisis after another. Primogeniture […] only worked when nature cooperated with an ample provision of healthy sons who survived to adulthood. The ‘ordinary’ pattern of inheritance – first-born sons succeeding fathers, generation after generation, in an orderly manner – was, in fact, ‘extraordinary’ in most Christian kingdoms, and these extraordinary conditions were considered the norm.33

Naast het erven van land, kon een vrouw de troon bestijgen als echtgenote of als regentes. Zo ook Albertine Agnes die op dertigjarige leeftijd regentes werd voor haar minderjarige zoon Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz na het overlijden van Willem Frederik van Nassau-Dietz. Als regentes was de vrouw hoofd van de regering en werd haar politieke gezag aanvaard als uitbreiding van haar moederlijke rechten als voogd. Deze vrouwen vormden in principe geen bedreiging voor mannelijke familieleden omdat het regentschap van tijdelijke aard was tot het moment dat de troonopvolger meerderjarig werd.34 In het onderzoeksveld naar de machtspositie van adellijke vrouwen is het echter belangrijk om niet uitsluitend te focussen op zelfstandige vorstinnen of regentessen maar ook op vrouwen die geen officiële functies bekleedden, zoals echtgenotes en weduwes.35 Door alleen te concentreren op het hoofd van een dynastie worden belangrijke aspecten van macht namelijk buiten beschouwing gelaten. Daarnaast bezat Albertine Agnes niet alleen macht als regentes maar ook als prinses van Oranje, als echtgenote van stadhouder Willem Frederik en als weduwe.

In dit hoofdstuk wordt er een historiografisch kader geschetst met betrekking tot de machtspositie van adellijk vrouwen in de Vroegmoderne Tijd. Dit wordt gedaan aan de hand van vier verschillende onderwerpen: het netwerk van vrouwen, briefwisseling, onderwijs en materiële cultuur. Deze onderwerpen zijn om verschillende redenen gekozen. Ten eerste, netwerken – die voornamelijk werden onderhouden door middel van briefwisselingen – waren belangrijke machtsfacetten voor adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd. Ook Albertine Agnes’ machtspositie kwam deels voort uit haar uitgebreide netwerk met familie, adel, elite, regenten en politici. Ten tweede, een reden waarom onderwijs is gekozen, is omdat in de historiografie soms de term ‘constitutionele crisis’ wordt gebruikt om de situatie te beschrijven

33 T. Earenfight. Queenship in Medieval Europe. (Basingstoke: Palgrave, 2013), 26. 34 Idem, XIX.

(17)

10

waarin een vrouw de troon bestijgt. Daarnaast werden vrouwen door hun tijdgenoten in de Vroegmoderne Tijd bestempeld als irrationeel en kwetsbaar voor manipulatie.36 Door te focussen op het onderwijs kan er worden onderzocht of adellijke vrouwen – en Albertine Agnes specifiek in hoofdstuk 2 – voorbereid waren op de rol van vorstin. Ten derde, een belangrijk thema in het onderzoek naar de machtspositie van Albertine Agnes is de manier waarop leden van de familie Oranje-Nassau kunst en cultuur gebruikten om de machtspositie van het Huis te bevorderen. Daarom zal het laatste hoofdstuk in dit historiografisch kader gaan over materiële cultuur.

1.1 HET NETWERK VAN VROUWEN

Politieke historici concentreerden met hun onderzoeken aanvankelijk alleen op instituties waarbij vrouwen (bijna) geen rol speelden, zoals raden, parlementen, rechtbanken en bestuursorganen. Door deze definitie van ‘politiek’ aan te houden is er in de historiografie een beeld geschetst van de Vroegmoderne Tijd waarin alleen mannen macht hadden.37 Hierbij werd een strikt onderscheid gemaakt tussen de politieke en publiekelijke mannenwereld en de private en persoonlijke vrouwenwereld. De dichotomieën man-vrouw en publiek-privé wordt in de historiografie veelal aan elkaar gekoppeld, maar de dichotomie publiek-privé speelde niet in alle historische tijdvakken een even belangrijke rol. Zo is uit onderzoek gebleken dat er in de Vroegmoderne Tijd geen strikt onderscheid bestond tussen beide werelden.38 Onder meer historica Barbara J. Harris heeft dit beschreven in haar onderzoek naar de politieke machtspositie van adellijke vrouwen in Engeland ten tijde van Huis York en Huis Tudor. Zij stelt dat de monarchie niet genoeg militaire en bureaucratische middelen had om Engeland én Wales te besturen. De regering vertrouwde daarom op lokale edelen en ridders met hun gezinnen om orde op het platteland te handhaven in ruil voor geschenken en creëerden daarmee patronagenetwerken.39 Harris concludeert dat lokale adellijke vrouwen actief deelnamen aan alle activiteiten die verband hielden met de vorming, het onderhoud en de exploitatie van patronagenetwerken doordat de strikte grens van de dichotomie publiek-privé – die pas opkwam in de achttiende eeuw – toentertijd (bijna) niet bestond:

36 J. de Vries, ‘Caterina Sforza’s Portrait Medals: Power, Gender and Representation in the Italian Renaissance

Court,’ Woman’s Art Journal, vol. 24, no.1 (2003): 23.

37 B.J. Harris, ‘Women and Politics in Early Tudor England,’ The Historical Journal, vol. 33, no 2 (1990): 259. 38 Wiesner-Hanks. Women and Gender in Early Modern Europe. 290; E. Eger, C. Grant, C. Ó Gallchoir en P.

Warburton, ‘Introduction: women, writing and representation,’ in Women Writing and the Public Sphere 1700-1830, ed. E. Eger, C. Grant, C. Ó Gallchoir en P. Warburton. (Cambridge: Cambridge University Press, 2001): 1-2.

39 B.J. Harris, ‘Sisterhood, Friendship and the Power of English Aristocratic Women, 1450-1550,’ in Women and

(18)

11

Overwhelming evidence exists that they participated with enthusiasm, persistence, and success in all the activities connected to forming, maintaining, and exploiting patronage networks. What lay behind this phenomenon was the fact that the world of kinship, the great household, client/patron relations, and the court conflated concerns that we would label as either personal or political and virtually ignored the distinction between the public and the private.40

Het onderzoek van Harris bewees dat politieke relaties en patronages – één van de belangrijkste hulpmiddelen van vorsten – deels waren gebaseerd op relaties met adellijke vrouwen. Dit had tot gevolg dat de traditionele definitie van ‘politiek’ in de historiografie in tweeën is gesplitst, namelijk in ‘macht’ en ‘autoriteit’. Hierbij kwam de focus niet alleen te liggen op instituties met autoriteit, maar ook op de ‘informele’ politieke rol van de vrouw.41 Zoals beschreven door

historica Merry Wiesner-Hanks: ‘Political historians make distinctions between power – the ability to shape political events – and authority – power which is formally recognized and legitimated – noting that while women rarely had the latter, they did have the former’.42

Het is van belang om te begrijpen dat een monarchie of dynastie niet door één man werd bestuurd maar door een hele familie. Het brede sociale netwerk van vrouwen werkte als een bindmiddel die de familie bij elkaar hield en ervoor zorgde dat het adellijk geslacht haar macht kon behouden en uitbreiden.43 Zo hadden vrouwen intensief contact met vaders, moeders, broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten waardoor de banden met geboorte- en schoonfamilie behouden bleef en versterkt werden. Ook onderhielden zij contact met verre verwanten en vrienden waarmee gunsten werden uitgewisseld en patronages werden opgebouwd. Daarnaast smeedden vrouwen na hun huwelijk nieuwe vriendschappen en patronages met schoonfamilie die bijvoorbeeld lager in positie stonden dan zijzelf en met buren uit de hogere sociale klassen.44

Harris stelt dat de adellijke vrouw zich via haar netwerk bezig hield met de volgende taken:

40 Harris, ‘Women and Politics in Early Tudor England,’ 259-260.

41 N. Akkerman en B. Houben, ‘Introduction’ in Politics of Female Households: Ladies-in-Waiting Across Early

Modern Europe. (Leiden: Brill, 2013): 8-9.

42 Wiesner-Hanks. Women and Gender in Early Modern Europe. 289. 43 Earenfight. Queenship in Medieval Europe. 126.

(19)

12

As wives, they devoted most of their time and energy to reproductive, managerial, political and social functions essential to the survival and prosperity of their husbands’ patrilineages, focusing particularly on advancing their husbands’ and sons’ careers, arranging their daughters’ marriages, and managing their estates and households. Wives who carried out these responsibilities successfully were rewarded materially and earned the love and respect of their husbands and admiration of their family and friends. When they were widowed, as most of them were, they continued to perform these functions with increased independence and authority. Well over three-quarters of them also assumed new responsibilities as administrators of their husbands’ estates and guardians of their non-inheriting, unmarried children.45

Het gezin was aldus de politieke basis van waaruit de vrouw opereerde. De vrouwelijke rollen in het huishouden, zoals echtgenote en moeder, kunnen volgens historicus James Daybell dan ook worden gecategoriseerd als ‘carrières’ met belangrijke politieke betekenis.46 Deze

netwerken werden onder meer in stand gehouden door verschillende sociale activiteiten. De machtspositie van Albertine Agnes was niet alleen gebaseerd op haar gezin maar ook op het Huis van Oranje-Nassau. Door haar uitgebreide netwerk – dat deels voortkwam uit de strategische huwelijkspolitiek van Amalia van Solms-Braunfels en deels uit het netwerk van Willem Frederik – onderhield Albertine Agnes correspondentie met meerdere Europese vorstenhuizen, politici, regenten en elite. Om deze relaties te onderhouden en te versterken nam Albertine Agnes en het Huis van Oranje-Nassau deel aan verschillende sociale activiteiten, zoals het geven en ontvangen van geschenken, (waarschijnlijk) het plaatsen van jonge dames in adellijke huishoudens, de rol van peettante en het regelen van huwelijken.

Eén van de belangrijkste sociale activiteiten voor edelen in de Vroegmoderne Tijd was het geven van geschenken. Dit had, volgens cultuurhistorica Felicity Heal, als doel ‘to enhance bonds between individuals and families, to express loyalty and deference, to display charity, and to demonstrate power’.47 De aard, omvang en kwaliteit van het geschenk hing af van de

sociale status van de betrokken partijen en van hun relatie. In hoofse kringen werden onder

45 Idem, 21.

46 J. Daybell, ‘Introduction: Rethinking Women and Politics in Early Modern England,’ in Women and Politics in

Early Modern England, 1450-1700, ed. J. Daybell. (Aldershot: Ashgate, 2004): 2.

47 F. Heal. The Power of Gift: Gift Exchange in Early Modern England. (Oxford: Oxford Scholarship Online,

(20)

13

meer juwelen, manuscripten, kleding en zilveren en gouden tafelgerei gegeven.48 Het meest waardevolle geschenk dat volgens gender- en cultuurhistorica Carole Levin aangeboden, gevraagd, geaccepteerd of geweigerd werd, was echter geen fysiek object maar advies en beloftes, zoals posities aan het hof, land en titels.49

De Franse socioloog Marcel Mauss (1872-1950) publiceerde in 1925 als eerste academicus een theorie over de manier waarop het uitwisselen van geschenken bijdroeg aan de relaties tussen mensen, met als titel Essai sur le don. Forme et raison de l'échange dans les sociétés archaïques. In zijn onderzoek stelde Mauss dat het ritueel van het geven van geschenken drie karakteristieken bevat: geschenken worden gebruikt om een persoonlijke band te scheppen en te behouden, er is een verplichting tot reciprociteit en het teruggeven van een geschenk wordt vermomd en beheerst door hoofse regels en taal.50 Alle drie de karakteristieken waren aanwezig in de patronagenetwerken van de Vroegmoderne Tijd waarbij het zwaartepunt lag op reciprociteit; een begunstigde [cliënt] moest immers naar behoren worden beloond voor zijn of haar geschenk, jaren van loyaliteit en trouwe dienst.51 Hier werd informeel en indirect

over gehandeld maar deze relaties bleken vaak problematisch om te onderhouden. Zo kon het maanden of zelfs jaren duren voordat een geschenk werd teruggegeven. Bovendien was het lastig om de immateriële diensten van de begunstigde op waarde te schatten. Een relatie hield uiteindelijk op te bestaan bij gebrek aan reciprociteit.52 Voor de patroon [de gever] was het echter noodzakelijk om een goede reputatie te behouden op het gebied van beloningen anders bestond de kans dat (potentiële) begunstigden elders op zoek gingen naar een nieuw patroon. Daarom stuurden sommige patronen kleine geschenken mee met brieven aan de begunstigde, zoals geld of luxeartikelen, om te zorgen dat de relatie in de toekomst voortduurde.53 Volgens historica in vrouwen- en gendergeschiedenis Catherine L. Stearn, speelden de hofdames van vorstinnen een belangrijke rol bij geschenken. Zo stuurden de hofdames van koningin Elizabeth I het systeem van het geven van geschenken aan en beheerden zij tegelijkertijd de ontvangst

48 D. Eichberger, ‘The Culture of Gifts: A Courtly Phenomenon from a Female Perspective,’ in Women of

Distinction: Margaret of York and Margaret of Austria, ed. D. Eichberger. (Leuven: Davidsfonds, 2005): 287.

49 C. Levin, ‘Queen Elizabeth and the Power and Language of the Gift,’ in Elizabeth I in Writing: Language,

Power and Representation in Early Modern England, ed. D. Montini en I. Plescia. (Basingstoke: Palgrave, 2018): 215.

50 M. Mauss. The Gift: Forms and Functions of Exchange in Archaic Societies. (Londen: Cohen & West LTD,

1966); S. Kettering, ‘Gift-Giving and Patronage in Early Modern France,’ French History, vol. 2, no. 2 (1988): 131-132.

51 N.Z. Davis. The Gift in the Sixteenth-Century France. (Oxford: Oxford University Press, 2000); H. Liebersohn.

The Return of the Gift: European History of a Global Idea. (New York: Cambridge University Press, 2011); D. Eichberger, ‘The Culture of Gifts: A Courtly Phenomenon from a Female Perspective,’ in Women of Distinction: Margaret of York: Margaret of Austria, ed. D. Eichberger. (Turnhout: Brepols, 2005): 281-295.

52 Kettering, ‘Gift-Giving and Patronage in Early Modern France,’ 132, 143. 53 Idem, 138.

(21)

14

van geschenken. Hierdoor maakten de hofdames actief deel uit van het netwerk dat de soevereiniteit en macht van de vorstin ondersteunde.54

Een andere belangrijke activiteit was het plaatsen van jonge dames in huishoudens van rijkere vrienden en familieleden met betere relaties. Hierdoor konden dames hun opleiding – het beheren van een huis(houden) – afmaken en hun persoonlijke contacten uitbreiden. Daarnaast bestond de kans op patronageschap waarbij adellijke vrouwen de jonge dames onder meer hielpen bij het vinden van geschikte huwelijkskandidaten en de introductie aan het hof.55 Verder hadden jonge adellijke dames de mogelijkheid om in Europese vorstenhuizen de positie van junior hofdame te bemachtigen. In Engeland werd deze ‘Maids-of-Honour’ door de ‘Ladies-in-Waiting’ en de ‘Gentlewomen of her privy Chamber’ uitgekozen en voorgedragen aan de koningin. Volgens Harris ging hierbij de voorkeur uit naar dochters van vrienden en familie. Door deze structuur kon een senior hofdame de positie van haar familie aan het hof en binnen de hofadel behouden en versterken. Bovendien gaf het haar controle over de koninklijke patronage en had zijzelf een belangrijke positie als patroon.56

Met de opkomst van een sterke monarchie ontstond er een strikte regulering van de toegang tot de vorst en vorstin (echtgenote, regentes). Hierdoor werden de hoogwaardigheidsbekleders van het huishouden, volgens literatuurwetenschapper Nadine Akkerman en historica Birgit Houben, ‘the most strategically placed persons in th[e] patronage system’. De adellijke leden van het huishouden hadden – in tegenstelling tot ‘member of bureaucratic councils or diplomats’ – veelvuldig contact met het hoofd van het vorstenhuis wiens ‘opinions, and thus decision, could be influented during such personal meetings’. ‘As such, close contact with the source of all positions, titles and offices advanced the political influence and intermediary role of the high household dignitaries.’ 57 Het hof in de

Vroegmoderne Tijd bestond dus niet alleen uit ‘a single monarchical centre’ maar uit verschillende machtscentra.58 De positie van junior hofdame was dan ook zeer gewild bij adellijke dames en families. Om dit te realiseren werd er onder meer tijd gestoken in het leren van de moderne talen waardoor de dame in kwestie in staat was om met buitenlandse afgezanten en ambassadeurs te communiceren; een eigenschap waar vorstinnen veel waarde aan hechtten. Een vorstin kon op haar beurt de relaties van haar hofdames gebruiken voor haar eigen netwerk.

54 C.L. Howey, ‘Fashioning Monarchy: Women, Dress, and Power at the Court of Elizabeth I, 1558-1603,’ in The

Rule of Women in Early Modern Europe, ed. A.J. Cruz en M. Suzuki. (Urbana en Chicago: University of Illinois Press, 2009).

55 Harris, ‘Women and Politics in Early Tudor England,’ 263-264.

56 Harris, ‘Sisterhood, Friendship and the Power of English Aristocratic Women, 1450-1550,’ 26. 57 Akkerman en Houben, ‘Introduction,’ 8.

(22)

15

Toen Jacobus VI van Schotland (1566-1625) in 1603 de troon van Engeland erfde, stelde koningin Anna van Denemarken (1574-1619) enkel getrouwde vrouwen aan als hofdames. Hierdoor kon zij zowel het netwerk van de vrouw als diens man gebruiken.59 Dat de positie van hofdame lucratief kon zijn, wordt duidelijk bij Amalia, de moeder van Albertine Agnes, die als hofdame van Elizabeth Stuart (1596-1662) naar Den Haag kwam. Amalia trouwde uiteindelijk met de stadhouder van Holland en Zeeland, Frederik Hendrik van Oranje, waardoor zij haar eigen hofhouding kreeg.

Een ander voordeel van de positie van hofdame was dat haar kinderen en relaties werden bevoorrecht met de gunst van de vorstin. Dit betekende veelal dat de vorstin de sociale rol van peettante vervulde. Het zijn van een petekind van een vorst bracht prestige met zich mee, want enerzijds toonde dit de positie van de ouders en anderzijds hoorde het kind tot een speciaal netwerk van grote eer.60 Binnen vorstelijke kringen versterkte het peetouderschap politieke

relaties en werd het gezien als een teken van trouw; veel kinderen kregen dan ook de naam van de vorstin. Zo had Elizabeth I in de loop van haar bewind meer dan honderdtien peetkinderen waarvan er tweeënveertig haar naam droegen. De reden waarom Elizabeth zoveel peetkinderen had, was het gebrek aan nageslacht. Het aannemen van peetkinderen was een alternatieve strategie voor het creëren van allianties met adel en andere Europese vorstenhuizen.61

Een andere manier om allianties te smeden was door middel van huwelijken. In Engeland trouwde ongeveer vierennegentig procent van de dochters van ridders en edellieden ten minste één keer in hun leven en zeventig procent daarvan overleefden hun echtgenoten. Dit betekende dat de zoektocht naar geschikte huwelijkspartners voor dochters en zonen veelal de taak van de moeder was.62 Ook bij Albertine Agnes was het haar moeder, Amalia, die actief was op de huwelijksmarkt. Een huwelijk had als ultieme doel het vergroten van rijkdom, macht en status van de familie. Een goed onderhouden netwerk was hierbij van groot belang.63 Vrouwen waren echter geen passieve ‘slachtoffers’ van een door politiek geregeerd huwelijksbeleid. Zo zagen adellijke vrouwen zichzelf, volgens Sophie Ruppel, ‘as important brokers between dynasties and felt obligated to their families of origine’.64 Zo ook Maria Tudor

59 Idem, 19-21.

60 D. Cressy. Birth, Marriage, and Death: Ritual, Religion, and the Life-Cycle in Tudor and Stuart England. (New

York: Oxford University Press, 1997), 149.

61 E. Kruse, ‘A Network of Honor and Obligation: Elizabeth as Godmother,’ in Queens Matter in Early Modern

Studies, ed. A.R. Bertolet. (Basingstoke: Palgrave, 2018): 181-188.

62 Harris, ‘Sisterhood, Friendship and the Power of English Aristocratic Women, 1450-1550,’ 21. 63 Harris, ‘Women and Politics in Early Tudor England,’ 261.

64 S. Ruppel, ‘Family Politics, Family Networks and the “Familial Self”: Sibling Letters in the Seventeenth Century

German High Aristocracy,’ in Mapping the ‘I’: Research on Self Narratives in Germany and Switzerland, ed. C. Ulbrich, K. von Greyerz en L. Heiligensetzer. (Leiden: Brill, 2014): 259.

(23)

16

(1496-1533) die op aandringen van haar broer koning Hendrik VIII van Engeland (1491-1547) trouwde met de oudere koning Lodewijk XII van Frankrijk (1462-1515). Zij wist dat het haar taak was om haar eigen verlangens opzij te zetten voor vrede tussen Frankrijk en Engeland. Maria Tudor functioneerde zodoende als een ambassadeur. In ruil voor haar toezegging maakte Maria Tudor de afspraak met Hendrik VIII dat zij – na het overlijden van haar man – zelf haar tweede echtgenoot mocht kiezen: ‘if I should fortune to overlive the said late king, I might with your good will freely choose and dispose myself to any other marriage at my liberty’.65 Behalve moeders, waren ook de tantes voor hun neven en nichten actief op de huwelijksmarkt. Zij correspondeerden met de ouders en gingen langs de verschillende Europese hoven om aan de eerste fase van onderhandelingen te beginnen. In de huwelijkscontracten worden deze tantes echter (bijna) niet genoemd. Dit betekent dat zij zich voornamelijk bezig hielden met het leggen van de initiële contacten via hun netwerken.66

Ter conclusie, adellijke vrouwen waren belangrijke politieke spilfiguren in de Vroegmoderne Tijd, ook zonder officiële functie. Wiesner-Hanks vat het als volgt samen: ‘Through the arrangement of marriages, they established ties between influential families; through letters or the spreading of rumours, they shaped networks of opinion; through patronage, they helped or hindered men’s political careers; through giving advice and founding institutions, they shaped policy […].’67 In hoofdstuk 2 wordt Albertine Agnes’ machtsbasis, namelijk haar gezin, familie en netwerk, verder toegelicht. Van de vier sociale activiteiten had de huwelijkspolitiek van Amalia de meeste invloed op de machtspositie van Albertine Agnes. Dit onderwerp zal daarom uitgebreid worden behandeld in het volgende hoofdstuk.

1.2 BRIEFWISSELING

Netwerken waren van groot belang voor adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd en brieven waren hierbij onmisbaar. Adellijke broers en zussen uit de hogere kringen leefden veelal verspreid over Europa vanwege hun huwelijken en allianties, door lid te zijn van een hofhouding of door te dienen in het leger.68 Hierdoor was correspondentie via brieven vaak de enige manier om relaties te beginnen en te onderhouden; ze namen vaak de plaats in van fysieke aanwezigheid en dienden als middel om de familie bij elkaar te brengen. Zo concludeert

65 E.A. Sadlack, ‘Literary Lessons in Queenship and Power: Mary Tudor Brandon and the Authority of the

Ambassador-Queen,’ Women and Power at the French Court, 1483-1563, ed. S. Broomhall. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2018): 218.

66 Idem, 260.

67 Wiesner-Hanks. Women and Gender in Early Modern Europe. 289.

68 Ruppel, ‘Family Politics, Family Networks and the “Familial Self”: Sibling Letters in the Seventeenth Century

(24)

17

Broomhall in haar onderzoek naar de correspondentie van de Oranje-Nassau familie dat brieven een belangrijke rol speelden in het bedenken en in stand houden van ideeën over de familie: ‘For women, letters were particularly critical to their family identity because letters were the principal forum in which they could exchange personal and political news, impose their views and perspectives, and cement their memory in the minds of relatives upon whom they might one day need to rely’.69 Mannen daarentegen hadden door hun reizen andere mogelijkheden om relaties te versterken en waren minder genoodzaakt om brieven te gebruiken om hun visie van de familie openlijk te uiten.70

In de zestiende eeuw ging het versturen en bezorgen van brieven ad hoc. De brieven werden bezorgd door speciale boodschappers, zoals persoonlijke bedienden of relaties die dezelfde routes afreisden. Het kwam ook voor dat vrouwen de diensten van onbekenden inschakelden die voor het afleveren van brieven werden betaald. Boodschappers hadden een belangrijk taak in het netwerk van vrouwen omdat gevoelige details, lange of ingewikkelde verhalen niet op papier werden gezet maar mondeling werden overgebracht. Daybell beargumenteert daarom dat ‘bearers acted as personal representatives entrusted with women’s intimate business interests and empowered to operate on their behalves in their absence’.71 In de zeventiende eeuw – voornamelijk na de Vrede van Westfalen in 1648 – ontwikkelde zich in het Heilige Roomse Rijk een uitgebreid postsysteem waardoor het mogelijk was om vaker dan één keer per week een brief te versturen. Hierdoor werden brieven volgens Ruppel ‘the most important instrument of activity for European aristocracy’.72 Dit betekende echter niet dat het versturen van een brief zonder problemen ging want vele brieven kwamen nooit aan of werden onderweg geopend en gelezen. Sommige schrijvers codeerden daarom specifieke namen of gevoelige details in hun brieven, vooral als de bezorgroutes door vijandige of oorlogsgebieden gingen.73 Ook werd er soms verzocht om brieven na het lezen te verbranden omdat men bang was voor spionage of beschuldigingen.74

Brieven aan familie werden in principe niet verstuurd aan een individu maar werden veelal doorgestuurd, gekopieerd en/of voorgelezen aan een grote groep geïnteresseerden. Hierbij werd onder meer aandacht besteed aan handschrift, grammatica en spelling. Door deze

69 S. Broomhall, ‘Letters make the Family: Nassau Family Correspondence at the Turn of the Seventeenth Century’

in Early Modern Women and Transnational Communities of Letters, ed. J.D. Campbell en A.R. Larsen. (Farham en Burlington: Ashgate, 2009), 32.

70 Idem, 28-44.

71 J. Daybell. Women Letter-Writers in Tudor England. (Oxford: Oxford Scholarship Online, 2006), 128-132. 72 Ruppel, ‘Family Politics, Family Networks and the “Familial Self”: Sibling Letters in the Seventeenth Century

German High Aristocracy,’ 255.

73 Idem, 253-255, 258.

(25)

18

gewoonte reikte het correspondentienetwerk van adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd ver.75 Broers en zussen droegen via brieven bij aan onderhandelingen, het doorgeven van informatie en het opzetten, onderhouden en uitbreiden van netwerken. Zij vormden aldus centrale knooppunten in de politieke samenwerking van de dynastie. Deze brieven bevatten niet alleen nieuws of informatie maar waren ook emotioneel geladen; een blijk van de gemengde publiekelijke en private werelden.76

Vrouwen correspondeerden niet alleen met hun familie. Daybell heeft in zijn onderzoek naar het netwerk van één van de rijkste vrouwen in Tudor Engeland, Elizabeth Talbot (1527-1608) beter bekend als ‘Bess of Hardwick’, geconcludeerd dat als zij niet in Londen was brieven ontving van ‘family, servants, friends, wider social contacts, and semi-professional newsletter writers’. Wanneer zij afwezig was op één van haar landgoederen, bijvoorbeeld omdat zij aan het hof was, dan ontving Talbot brieven van ‘servants, estate stewards, and legal advisors on various matters: household and estate management, children and other family members, the numerous legal cases in which she was involved, the progress of her building works, and events within the locality’. Daarnaast werd zij op de hoogte gehouden van de laatste religieuze en politieke ontwikkelingen in Europa doordat relaties de inhoud van plaatselijke krantenberichten voor haar vertaalden.77 De politieke macht van vrouwen wordt pas echt duidelijk bij gunstverzoeken aan de vorst(in) of overheidsfunctionarissen. Vrouwen schreven deze brieven niet alleen voor zichzelf maar ook voor familie, nabestaanden, vrienden, relaties, buren en begunstigden en omvatten de volgende verzoeken: ‘For themselves, women wrote to procure grants of land, wardship, pensions, and annuities, and to settle disputes over jointure and inheritance; they also wrote seeking favour and advice, to influence local officials, and to secure justice and release from imprisonment. Acting as patrons and intermediaries, women wrote concerning the preferment of suitors to secular and religious offices, and the bestowing of land, titles, and honours.’ Het interessante aan deze brieven is, beargumenteert Daybell, dat vrouwen de geadresseerden manipuleerden om hun gunsten te verlenen door te verwijzen naar vrouwelijke zwakheden en broosheid.78

Daybell heeft verder in zijn boek Women Letter-Writers in Tudor England een interessante analyse gepubliceerd over wie de schrijvende vrouwen waren in de zestiende eeuw

75 Ruppel, ‘Family Politics, Family Networks and the “Familial Self”: Sibling Letters in the Seventeenth Century

German High Aristocracy,’ 253; Wiesner-Hanks. Women and Gender in Early Modern Europe. 170.

76 Ruppel, ‘Family Politics, Family Networks and the “Familial Self”: Sibling Letters in the Seventeenth Century

German High Aristocracy,’ 266.

77 Daybell. Women Letter-Writers in Tudor England. 4. 78 Idem, 26-27.

(26)

19

door te kijken naar de overgeleverde brieven uit die tijd. Daybell concludeert dat zestig procent van de schrijfsters afkomstig was uit de hogere sociale klassen, dertig procent was van adel en bijna tien procent was afkomstig uit de middenklasse. Deze tien procent bestond veelal uit weduwes van advocaten, geestelijken, kooplieden en rijkere ambachtslieden die het netwerk van hun man overnamen. Ongeveer vijftig procent van de schrijfsters waren getrouwd en veertig procent was weduwe.79 Albertine Agnes correspondeerde voornamelijk als weduwe uitgebreid met haar relaties. Hierbij nam zij een deel van Willem Frederiks netwerk over om haar positie als regentes en die van haar zoon, Hendrik Casimir II, te beschermen en te versterken. Tien procent van deze brieven waren afkomstig van ongehuwde vrouwen hoofdzakelijk geschreven aan hun ouders. De meeste brieven, ongeveer een derde deel, werden verstuurd naar overheidsfunctionarissen met gunstverzoeken, ook ontvingen deze functionarissen brieven van ‘informele’ aard waarin vrouwen hun dankbaarheid toonden, geschenken aanboden of nieuws brachten. Verder werd een kwart van de brieven naar gezinsleden en familieleden gestuurd. Ook gingen er nog brieven naar vrienden, buren, bedienden, handelaren, onderwijzers, drukkerijen, juristen, geestelijken en doktoren.80

1.3 ONDERWIJS

Het bestuderen van onderwijs is noodzakelijk voor een onderzoek naar de machtspositie van adellijke vrouwen in de Vroegmoderne Tijd en, in het bijzonder, naar die van Albertine Agnes. Zoals eerder vermeld, wordt er in de historiografie soms de term ‘constitutionele crisis’ gebruikt om de situatie te beschrijven waarin een vrouw de troon bestijgt. Daarnaast werden vrouwen door hun tijdgenoten in de Vroegmoderne Tijd bestempeld als irrationeel en kwetsbaar voor manipulatie. Door te focussen op het onderwijs dat adellijke vrouwen genoten, kan er onderzocht worden of zij voorbereid waren op de rol van vorstin en vaardigheden bezaten die nodig waren voor het besturen van gebieden en het beschermen van de dynastie.

In de Vroegmoderne Tijd was het ideaal beeld van een vrouw gebaseerd op de Bijbel waarin onder meer de onderdanigheid van de vrouw een belangrijke rol speelt. Een vrouw zonder Christelijke ethiek of hoge morele standaard zorgde voor een negatief imago van de familie en bracht het vermogen van haar man om te regeren in diskrediet. De familie moest daarom een publieke imago vormen met een eerbiedige vrouw die haar man ondersteunde, bijvoorbeeld door zijn zaken waar te nemen bij afwezigheid. De moeilijkheid lag, volgens

79 Idem, 38-41. 80 Ibidem.

(27)

20

historica Linda Pollock, ‘in ensuring they would revert to secondary status whenever it was enjoined and hence not threaten the ruling supremacy of their husbands’. Hierbij was het echter niet voldoende dat vrouwen (bijna) alle politieke, juridische en economische macht kwijtraakten als zij trouwden maar zij moesten ook ‘to be debarred from acquiring many of the external symbols of power, for example a university education, as well as being thoroughly grounded in the accepted feminine skills’.81

Meisjes uit de hogere klasse kregen les in handwerken, Frans, zang, dans en het spelen van de luit en virginaal, terwijl jongens Grieks, Latijn, wiskunde, dans, schermen, paardrijden, muziek en moderne talen leerden. Dit verschil betekende niet dat ouders geen interesse hadden in het onderwijs van hun dochters of dat zij vonden dat dochters minder intellectueel waren dan zonen. De redenen waarom dochters ander onderwijs kregen, was doordat ouders klassieke vakken niet nuttig vonden voor de latere rol van echtgenote. Ouders wilden de mannelijke facetten bij meisjes niet bevorderen en vonden dat zij zich moesten toeleggen op het leren van de juiste vrouwelijke deugden, zoals gehoorzaamheid en respect. Dit had te maken met de overtuiging dat een kind een tabula rasa was en in haar geheel gevormd kon worden. ‘Feminine women’ en ‘masculine men’ werden niet geboren maar gecreëerd. Het ging er dus niet om of meisjes konden leren maar of zij deze kennis in hun verdere leven konden toepassen als kuise en onderdanige echtgenote.82 Soms was er vanuit huis verdere educatie mogelijk als de vader of andere mannelijke familieleden meisjes onderwezen. Formele instituties als universiteiten, humanistische academies en andere hogere onderwijsinstellingen bleven in de Vroegmoderne Tijd ontoegankelijk voor vrouwen, behalve in het kloosterleven.83

In de kringen van de hoge Europese adel en vorstenhuizen – waar de familie Oranje-Nassau toebehoorde – was het onderwijs van meisjes daarentegen bijna identiek aan die van jongens. Dit had te maken met de verwachte toekomstige posities van deze meisjes. Zij konden immers de troon bestijgen als zelfstandige vorstin, echtgenote of regentes of worden uitgehuwelijkt aan buitenlandse heersers voor het smeden van allianties. Zo schrijft Wiesner-Hanks: ‘[…] many of these women had not been limited to ‘accomplishments’ in their education but had been given training in Latin and modern languages, which allowed them to communicate effectively with diplomats, courtiers, and other monarchs; lessons in history and the natural sciences, which aided them in military and economic decisions; and practical

81 L.A. Pollock, ‘“Teach her to live under obedience”: the making of women in the upper ranks of early modern

Europe,’ Continuity and Change, vol. 4 , no. 2 (1989): 237-238.

82 Idem, 235-248.

(28)

21

training in political skills, which strengthened their diplomacy and choice and advisers.’84 Ook

de junior hofdames – die thuis veelal een goede educatie hadden genoten – kregen de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij de lessen van de dochters en nichten van de vorst(in).

In de literatuur zijn er vele vorstenspiegels gepubliceerd over hoe een prins of koning zich idealiter zou moeten gedragen en regeren. Zo publiceerde de humanist Desiderius Erasmus (1466/1469-1536) de Opvoeding van een christelijke vorst voor keizer Karel V (1500-1558) in 1516 en schreef de humanist Niccòlo Machiavelli (1469-1527) De Vorst voor Lorenzo II de’ Medici (1492-1519). Ook hugenoot André Rivet (1572-1651) die door Frederik Hendrik van Oranje en Amalia van Solms-Braunfels was aangesteld als hoofdleraar voor erfgenaam Willem II van Oranje (1626-1650) schreef een vorstenspiegel. Dit wordt in hoofdstuk 2 verder behandeld. De leerboeken voor prinsessen waren echter schaars. Eén van de eerste exemplaren was Jardín de nobles doncellas geschreven door de Augustijnse monnik Martin de Córdoba (1400) voor prinses Isabella I van Castilië (1451-1504). Dit boek – waarin Isabella wordt vergeleken met de Heilige Maagd Maria – was bedoeld ter voorbereiding op haar toekomst als koningin. Historica Peggy K. Liss beargumenteert echter dat ‘it was an extensive Augustinian essay on original sin and on the descent of women from the original sinner, Eve, the product of Adam’s rib, who was also held up as the source of all feminine weakness and inferiority. That is, Isabel was informed that she was among the best of the worst and must work very hard to be virtuous, since, having high position, she would be an exemplar to other women.’85 Daarnaast verwachtte Córdoba toentertijd niet dat als Isabella koningin werd, dat zij dan zelf zou regeren. In zijn argumentatie komt de traditionele ideeën van de kwetsbaarheid van vrouwen en hun ondergeschiktheid aan de man sterk naar voren.86 Een ander leerboek is De Institutione Feminae Christianae geschreven door de humanist Juan Luis Vives (1493-1540) voor Maria I Tudor op verzoek van haar moeder koningin Catharina van Aragon (1485-1536). In zijn boek is Vives zeer tegenstrijdig, enerzijds pleit hij voor algemeen vrouwenonderwijs en anderzijds keurt hij vrouwen die publieke rollen vervullen af. Deze opvattingen van Córdoba en Vives over vrouwen en hun rol in de monarchie waren niet uitzonderlijk voor de Vroegmoderne Tijd.87 Een uitzondering op de regel was de auteur Christine de Pizan (1364-1430) die de boeken The Book of the City of Ladies en The Treasure of the City of Ladies schreef

84 Idem, 184.

85 P.K. Liss. Isabel the Queen: Life and Times. (New York en Oxford: Oxford University Press, 1992), 56; B.F.

Weissberger. Isabel Rules: Constructing Queenship, Wielding Power. (Minneapolis: University of Minnesota Press, 2004), 32.

86 Ibidem.

(29)

22

en opdroeg aan Margaretha van Bourgondië (1393-1442). In haar boeken herschreef Pizan het werk De Mulieribus Claris [Over beroemde vrouwen] van de Florentijnse humanist Giovanni Boccaccio (1313-1375). Pizan zette zich af tegen het idee dat vrouwen van nature zondig zijn vanwege de erfenis van Eva, die de verboden vrucht at en zorgde voor de zondeval. Hoewel deze boeken populair waren bij adellijke vrouwen in de zestiende eeuw, kenden ze weinig bekendheid meer in de zeventiende eeuw.88

Naast formele educatie hadden adellijke vrouwen ook de mogelijkheid om via andere kanalen kennis te vergaren. Zo waren Europese hoven in de Vroegmoderne Tijd – door de invloed van de Renaissance (1300-1600) – veranderd in culturele centra waar artiesten, schrijvers, muzikanten, dichters, architecten, schilders, wetenschappers en filosofen werden ontvangen en gesteund door vorsten en vorstinnen. Hierdoor kregen vrouwen aan het hof de mogelijkheid om discussies te voeren en relaties aan te gaan met intellectuelen.89 Adellijke

vrouwen vervaardigden, wierven en circuleerden bovendien via hun netwerken boeken waarmee culturele invloed kon worden uitgeoefend. Deze boeken eindigden veelal in de bibliotheken van adellijke vrouwen of in vrouwensalons. Bovendien ontstond er in Europa – door de internationale huwelijken die er werden gesloten – een transcultureel netwerk waarbij boeken en teksten werden vertaald en uitgewisseld.90 In het volgende subhoofdstuk wordt er verder ingegaan op de materiële cultuur van de Vroegmoderne Tijd.

1.4 MATERIËLE CULTUUR

Wiesner-Hanks schrijft dat ‘as women became more learned and confident in their cultural knowledge, they also supported talents of other through social and financial patronage’.91 De interesse die adellijke vrouwen toonden voor kunst en cultuur ontstond echter niet in de Vroegmoderne Tijd maar vond in de Middeleeuwen al plaats. In de zestiende eeuw kregen adellijke vrouwen ‘concurrentie’ van mannen. Door de invloed van het Humanisme werd er van vorsten verwacht dat zij interesse toonden in culturele werkzaamheden en dit aanmoedigden. Toch bleven vrouwen de boventoon voeren in kunst en cultuur. Deze relatie wordt in de historiografie ‘matronage’ genoemd. Matronage is volgens historica Adelina Modesti: ‘patronage by and through women via a matrilineal transmission of symbolic capital,

88 Jansen. Debating Women, Politics, and Power in Early Modern Europe. 118-131. 89 Wiesner-Hanks. Women and Gender in Early Modern Europe. 183-188.

90 C.J. Brown, ‘Family Female Networking in Early Sixteenth-Century France: The Power of Text and Image,’ in

Women and Power at the French Court, 1483-1563, ed. S. Broomhall. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2018): 210.

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de HEER uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar de HEER bevond zich niet in die windvlaag. Na de windvlaag kwam

Hij slaat zijn mantel voor zijn gezicht en komt naar buiten.. De stilte brengt Elia thuis bij zichzelf en

Er lopen al heel wat culturele projecten voor gedetineerden, maar het introduceren van kunst achter de tra- lies is betrekkelijk nieuw.. Het initiatief ligt trouwens nog

De vertrouwenspersoon heeft vrije toegang tot de gebouwen van de gemeente voor zover deze gebruikt worden voor de toeleiding naar, advisering over en de bepaling van de

Ik meende dat voor u die tijd gekomen was?’ Daar ik niet antwoordde, ging hij voort: ‘Ik heb gehoord, en meer dan eens, dat mijn broer u gerust de leiding van zijn zaak zou

De jonkers snoefden onderling, welke wapenfeiten zij zouden hebben bedreven, wanneer het paleis door het gepeupel was overweldigd; maar de geestelijkheid en de ernstige mannen

Ook kun je eenvoudige berekeningen maken met deze beide begrippen als je informatie hebt over de hoogte van de uitkering, de inflatie en

Toen, in haar wanhoop en ellende kwam zij tot een boos en zondig leven; maar hoe diep zij ook verdoolde, aan één ding bleef zij getrouw: daar ging geen dag voorbij, dat zij niet