• No results found

1 82

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1 82"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

82

1

NEDERLANDSE POL.ITIEKI

_

PARTlJEN

Pvda en CPN

Rinus Haks

Studentenbeweging

in de jaren '70

Susan Legêne

Rechtsstaat en

democratie

Rudi van der Velde

Internationale

arbeidsverdeling

Pim Juffermans

(2)

POLITIEK

EN

CULTUUR

Maandblad van de CPN

42e jaargang, nr. 1

januari 1982

REDACTIE: K. Bakker M. Bakker (hoofdredacteur) M. Braun S.v.d. Helm J. Mets D. Oudenampsen 5. Bacchini D. Verhaar B.IJzerman W. Warmerdam (redactie-secretaris)

Verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus, Leidsestraat 25, 1017 NT Amsterdam tel. 231138

Ons gironummer is 447416

De abonnementsprijs is I 27,50 per jaar Studentenabonnement I 25,00 per jaar Een los nummer kost I 3,50 en is te bestellen door 1 6,25 (incl. porto) over te maken op postgiro 447416 t.n.v. uitgeverij Pegasus, met vermelding van hèt gewenste nummer.

Correspondentie over betaling en verkoop s.v.p. zenden aan de administratiePen C, p/a uitgeverij Pegasus, Leidsestraat 25, 1017 NT Amsterdam.

Alle correspondentie over de inhoud te richten aan de redactie van P en C, Hoogte Kadijk 145, 1018 BH Amster-dam, tel. 020-224414.

IN DIT NUMMER:

Rinus Haks

DE PvdA-NOTA (deel 2)

1

Susan Legêne

DE CPN EN DE STUDENTEN

TERUGBLIK OP DE JAREN

ZEVENTIG

8

Rudi van der Velde

WELKE RECHTSORDE IS

NOU DE ONZE

17

Pim Juffermans

(3)

Politiek en Cultuur

In het decembernummer van

Politiek en Cultuur is Rinus

Haks ingegaan op een aantal

aspecten van de nota van het

partijbestuur van de PvdA

over de verhouding

PvdA-NEDERLÄN

pART\JEN

CPN, onder andere op de in

de nota zogenoemde

voor-hoedepretentie van de CPN.

Hier volgt het tweede deel

van Rinus Haks' beschouwing

naar aanleiding van die nota.

De PvdA-nota

dee/2

In het congresbesluit van de PvdA, dat geleid heeft tot de PvdA-nota, moest het onderzoeksveld zich niet alleen uitstrekken tot de CPN als zodanig, maar ook bijvoor-beeld tot het optreden van onze Kamer-fractie. Op zich is daarover in de nota maar weinig van terug te vinden, terwijl de op-stelling van de CPN met betrekking tot de parlementaire democratie niet in de laatste plaats door het optreden, binnen en buiten het parlement, van onze Kamerleden ge-stalte is gegeven.

De emancipatie van de CPN als een bij uitstek optredende politieke kracht voor de verdediging en uitbreiding van de parle-mentaire democratie, en het groeiende besef daarvan bij de andere partijen, vond zijn uitdrukking bij het 25-jarig Kamerlid-maatschap van Marcus Bakker.

Het grote betekenis hechten aan de waarde van de parlementaire democratie is. dan ook niet het alleenrecht van de PvdA, zoals de ervaring heeft aangetoond. Het kan er bij deze waarde niet om gaan wie beter in een debat is dan een ander. Het is een zaak van alle democraten en progressieve partijen en hoe wij ons daarin hebben gedragen is voor een ieder te beoordelen aan de hand van de feiten. Daarbij botsten inderdaad wel eens heftig PvdA-opvattin-gen op de onze als het ging om verandering van het kiesstelsel. Naar wij menen vol-strekt noodzakelijk!

Aan de andere kant is het echter niet zo dat wij de parlementaire democratie in ons land en het functioneren van het parlement als volmaakt beschouwen. Wij beschouwen parlementaire organen niet als duistere instrumenten van de heersende klasse, maar zien het als één van de strijdterreinen waarop de zeggenschap van mensen tot gelding moet komen. Wij erkennen en beschermen de democratische structuren als een groot goed, verworven in harde strijd, en treden op tegen de invloed van de grote ondernemingen en ondernemers als die kracht in de maatschappij die dat wensen in te perken.

Tegelijkertijd, en mede met het oog daarop doen wij als partij altijd een beroep op het eigen optreden van de mensen in acties en in bewegingen om hun invloed tot gelding te brengen binnen de parlementaire struc-turen.

(4)

I "I

I

Politiek en Cultuur

functioneren wordt uitgeoefend, hoe beter zal dan ook de parlementaire democratie functioneren. Het is een reëel vraagstuk voor progressieve kringen in ons land, als we zien dat talrijke mensen, en vooral jonge mensen, twijfelen aan de waarde van de parlementaire democratie. Komt dat door de parlementaire democra-tie? Natuurlijk niet. Het gevoel dat je met je kop tegen een muur van onbegrip oploopt en dat besloten wordt over je maar zonder je, heeft meer te maken met het feit dat de parlementaire democratie door sommigen tot een karikatuur wordt gemaakt, dat law-and-order-mentaliteit en criminalisering door rechts ingang vinden, en dat de de-mocratische meningsvorming aan de basis onvoldoende wordt onplooid doordat door kapitaalsmachten getrokken grenzen van vrije-markt-economie en vrije-onder-nemingsgewijze produktie in acht moeten worden genomen.

Daar, menen wij, moet in progressief Ne-derland over nagedacht worden, dat moet een punt in het debat zijn en moet tot een nieuwe beoordeling leiden van de grote betekenis van buiten-parlementaire acties. Massabeweging en meningsvorming aan de voet van onze samenleving zal een hoeksteen zijn van de democratie in ons land en het zal blokkades kunnen meehel-pen doorbreken om een andere besluitvor-ming in ons stelsel van parlementaire democratie tot gelding te brengen. In dat opzicht kan geconcludeerd worden dat het ontplooien van massabeweging en het voluit ontwikkelen van de samenwerking tussen CPN en PvdA en andere partijen, zoals die in het parlement al lang tot een normaal verschijnsel is geworden, de voorwaarden daartoe zal scheppen. Zo plaatsen wij ook onze strijd voor socialis-me.

Het zal zich naar onze vaste overtuiging moeten voltrekken binnen het totale kader van het uitbouwen van de parlementaire democratie. Het vraagt de democratisering van de staatsinstellingen en het scheppen

2

daarin van politieke pluriformiteit met ruim baan voor een anti-kapitalistische benade-ring.

Oost-Europa

In de PvdA-nota wordt de vraag opgewor-pen of wij een oordeel willen geven over de socialistische landen in Oost-Europa en wordt gesteld dat, terwijl de CPN benadrukt dat socialisme en democratie onverbreke-lijk verbonden zijn, we toch bijvoorbeeld de Sowjet-Unie socialistisch blijven noe-men, zij het een socialisme met tekortko-mingen en misvortekortko-mingen. Het PvdA-be-stuur begrijpt dat niet goed.

Nu zou je kunnen zeggen dat we verschil-lende malen woordvoerders van de PvdA hebben horen spreken over socialistische landen als ze de Sowjet-Unie of Oosteuro-pese staten bedoelden. Ook in geschreven stukken is het begrip 'socialistische landen' meermalen gebezigd.

(5)

op vraagstukken van socialisme en demo-cratie moeten we vaststellen dat er al vele soorten socialisme in de wereld bestaan en dat er zich nieuwe varianten aandienen, terwijl bovendien socialistische maat-schappijen of concepties die daarvoor rijpen in kapitalistische landen ook niet onveranderlijk zijn.

Wat bij alles goed in het oog moet worden gehouden is dat de strijd voor socialisme nooit los gezien kan worden van de tijd, de plaats, de specifieke omstandigheden en de voorwaarden waaronder die strijd ge-voerd moet worden. De omstandigheden in het Rusland van de Oktoberrevolutie waren geheel anders dan bijvoorbeeld die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in Oosteuropese landen, waar het verslaan van Nazi-Duitsland ook de regimes van landen als Hongarije, Bulgarije en Roeme-nië, die zich met Hitier verbonden hadden, ten val brachten. Daar ontstonden direct na de oorlog bondgenootschappen en vormen van meerpartijenstelsels die ook nationalisaties doorvoerden en de over-gang naar socialistische produktieverhou-dingen tot stand brachten.

Korte tijd later al, vormden zich de twee kampen met de invoering in Westeuropese landen van het Marshall-plan met de poli-tieke maatregelen daarbij, als bijvoorbeeld verwijdering van communistische minis-ters uit regeringen en terugdringing van de invloed van de antifascistische krachten afkomstig uit het verzet.

In de Oosteuropese landen ging er ook het strijkijzer overheen, in vormen die als stalinistisch gekenschetst worden en waar-bij de zaken naar Sowjet-model werden ingericht. In Joegoslavië lagen de kaarten weer anders door de voorgeschiedenis van een geweldige guerrillastrijd, en Polen ontwikkelde zich op de bodem van de tegenstellingen binnen de anti-Hitler-coali-tie, met name tussen Engeland en de Sow-jet-Unie. Tsjechoslowakije kende weer een andere weg en in de DDR lag het helemaal

anders.

Zo zijn de omstandigheden van Oosteuro-pese staten vergeleken met die van Cuba of Vietnam of de Volksrepubliek China natuurlijk ook volstrekt verschillend. Hoe-wel er Hoe-wel zekere algemene conclusies mogelijk zijn uit bepaalde ontwikkelingen en ervaringen, is het volstrekt onjuist om er modellen uit af te leiden. Bovendien ligt er een enorm verschil tussen 1917 of de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog en de tachtiger jaren van nu.

Wij discussiëren en werken aan onze ideeën over het socialisme, zoals wij denken dat nodig, mogelijk en als doelstelling te nemen is voor allen die een andere samenleving tot stand willen brengen.

Wij willen een socialistische maatschappij die geworteld is in de historie van ons land, in die van de arbeidersbeweging in zijn pluriforme samenstelling en van andere democratische krachten en gaan er daarbij van uit nu in een hoog ontwikkeld kapita-listisch land te leven.

In dat opzicht hebben wij m.b.t. de soci-alistische staat een andere visie dan die van de monoliet die DE belangen van het gehele volk vertegenwoordigt met één partij en één doctrine voor de hele samen-leving. Evenmin kan gesteld worden, gezien ervaringen en nieuwe ontwikkelingen, dat de democratie per definitie in socialistische landen op een hoger peil zou staan dan in kapitalistische landen.

In onze opvattingen over de strijd voor socialisme in ons land, neemt het meer-partijenstelsel een fundamentele plaats in

(6)

Politiek en Cultuur

onze partij berust op haar grondslag en haar program en niet op het opeisen van een monopoliepositie in de arbeidersbe-weging.

De kracht van onze partij wordt ontleend aan haar inzet gericht op opheffing van alle uitbuiting en onderdrukking tot en met het patriarchaat, op het realiseren van brede bondgenootschappen voor totstand-koming van het socialisme, op haar met duizend vezels verbonden zijn met de sociale en politieke strijd, en in haar ver-mogen alternatieven te ontwikkelen voor grote maatschappelijke vraagstukken en die te verbinden met socialistische per-spectieven.

Ons partijprogram waaraan gewerkt wordt en dat voortbouwt op de vele discussies die al over de 'Democratie-schets' hebben plaatsgevonden en aansluit bij de me-ningsvorming die nu over tal van aspecten in onze partij plaatsvindt, zal een belangrijke nieuwe aanzet betekenen om de strijd in ons land hoog op te stoten en de CPN te versterken op grond van haar betekenis, haar identiteit en haar strijdbare opstellin-gen in alle vraagstukken en alle situaties.

Partij-democratie

In de PvdA-nota wordt het een en ander gezegd over onze partijstructuur, het de-mocratisch centralisme en de verschillende vormen van partijstrijd die wij in het verle-den hebben gekend. Dat onze partij is veranderd is voor een ieder duidelijk. Het vloeit voort uit onze vaste overtuiging dat onze partij ingesteld moet worden op de strijd die nu aan de orde is en daarbij stellen we ons grote taken.

Ook volstrekt logisch is dat het beter func-tioneren van de partijdemocratie, het ver-beteren van structuren en het ontwikkelen van nieuwe om tot een juiste en contro-leerbare besluitvorming te komen, verbon-den is met onze iverbon-dentiteit en met de doel-stellingen die we nastreven. Dan gaat het

4

om progressieve machts-en meerder-heidsvorming, om samenwerking en onze relaties met anderen.

Het hoeft geen betoog dat de strijd tegen kapitalistische maatschappij-verhoudingen, het vormen van macht daarvoor en het openbreken van wegen naar het socialisme, voor communisten ondenkbaar is zonder de CPN. Ook anderen in ons land die pro-gressieve politiek voorstaan en ons ervaren, beschouwen de CPN als een onmisbare partij om vooruit te komen.

(7)

In onze partij ontwikkelen wij de menings-vorming en de meningenstrijd uitgaande van de verscheidenheid die in onze sa-menleving bestaat en zich ook bij ons in de partij he!:lft ontwikkeld. Het is niet mo-gelijk ook maar iets te veranderen in ons land als je meningsvorming of meningen-strijd zou uitsluiten. Integendeel.

De politiek van de partij wordt, vinden wij, het beste vastgesteld door deelname van een ieder aan de discussie, vanuit zijn eigen ervaringen en achtergronden en waarbij niet alleen de mooie sprekers en vlotte praters aan bod komen maar ook hij of zij die misschien minder vlot kan formu-leren. Die gelijkheid behoort ook bij onze communistische identiteit. Dat alles is nodig om tot een zo goed en doorzichtig mogelijke besluitvorming te komen en ons

gezamenlijk in staat te stellen te handelen.

Anderzijds, en dat ligt ook voor de hand, is er een verschil tussen meningsvorming en meningenstrijd, en het hebben van stro-mingen als doelstelling. Op het laatste koersen zou een insnoering van de discus-sie betekenen en een blokkering inhouden van vrije meningsuiting in de partij. Zij veroorzaken verharding waar juist over-eenstemming vereist is.

Het is een merkwaardige samenloop van omstandigheden dat, terwijl de PvdA-nota aan ons over zo'n kwestie vragen stelt, tegelijkertijd in een beleidsnota van het partijbestuur van de PvdA wordt vastge-steld dat er in hun partij andere wegen dan tot dusver gegaan moeten worden. Zo wordt bijvoorbeeld in die beleidsnota vastgesteld dat de arbeiders ook een plaats moeten hebben in besturen en afvaardi-gingen (bij de Duitse SPD wordt zelfs al gesproken over preferente plaatsen voor arbeiders in besturen, colleges en afvaardi-gingen). dat de 'elite' omdat zij in hoofdzaak uit de hoger geschoolden gerecruteerd wordt, bewust moet proberen de afstand tussen haar en de andere partijleden te overbruggen. Zo wordt gesignaleerd dat

bijna de helft van de partijafdelingen niet aan grote zaken toekomt, maar verzanden in procedurekwesties en dat de democratie in de PvdA van het 'gedelegeerd vertrou-wen' wordt omgezet in het 'georganiseerde wantrouwen' en soms in volstrekt ongeor-ganiseerd wantrouwen, hetgeen een deel van de partijactiviteit lamlegt. De sterke aandacht voor interne zaken overschaduwt het optreden in ontwikkelingen in de sa-menleving. Het is een perspectief wat, ieder zal dat begrijpen, ons niet lokt, maar de discussie over de versterking van de partijdemocratie in de CPN gaat daar ook niet over.

Bij ons gaat het er om dat dit moet leiden tot politieke vernieuwing en versterking van de CPN in grootte, in overtuigings-kracht naar de massa van de bevolking toe en organisatorische groei.

Het gaat om een sterke en strijdvaardige CPN.

Dat is de inzet.

Partijstrijd

(8)

~ I

Politiek en Cultuur

inzet in 1945 ook ging om politieke ver-nieuwing maar de discussie en het debat daarover al snel werd afgebogen naar een vruchteloze interne strijd in de partij zelf, waarover nog buitengewoon veel onhelder is. Het heeft, zoals Henk Hoekstra dat noem-de, geleid tot onnatuurlijke breuken met mensen en groepen, die eigenlijk bij ons horen en die geheeld moeten worden. De strijd in de periode 1955 tot 1959 had als inzet het vraagstuk van de vakvereni-gingspolitiek en het pogen uit te breken uit de kluisters van het isolement waarin de CPN gedreven was. Onder de verhoudin-gen van die tijd, van gruwelijke en felle koude oorlog, Hongaarse gebeurtenissen, destalinisatie en oorlog in het Midden-Oos-ten, groeide die uit tot een verbitterde strijd om het voortbestaan van de partij en de krant zelf.

Het woeden van het anticommunisme in ons land van 1948 tot de zestiger jaren met zijn walgelijk hoogtepunt in de november-dagen van 1956, was tot een soort officiële staatsdoctrine in ons land gemaakt. Zij heeft tot talrijke verminkingen en ontspo-ringen in de arbeidersbeweging geleid, diepe kerven en emoties nagelaten bij allen die er bij betrokken waren en diepe sporen getrokken in linkse politiek en linkse kringen.

De discreditering van communisten en ze te behandelen als 'outcast' in de samenle-ving, tot hun kinderen op school en in verenigingen aan toe, de voortdurende pogingen van rechts om met uitzonde-ringswetten à la Teulings de CPN uit te schakelen en het ijveren van Romme om de 'gifkraan' zoals hij De Waarheid karakte-riseerde, dicht te draaien, waren de mars-routes.

Nu, 25 jaar later, wordt door politici die die tijd hebben meegemaakt in een tv-uitzen-ding erkend dat Hongarije een oneigenlijk argument was om de communistische tegenstanders op het binnenlandse terrein (want er werd heftig door communisten gestreden voor loon en

arbeidsvoorwaar-6

den en vooral voor het handhaven van de vrede) te treffen. Er kan gesteld worden dat de CPN in deze naoorlogse periode en zeker in de tijd van de koude oorlog, noch altijd het juiste antwoord had, noch in elke omstandigheid juiste keuzes maakte. Dat is waar gebleken.

Natuurlijk kan daarvoor niet alleen de extreme toestand op zich worden aange-wezen. Onjuiste opvattingen en gebrek aan inzicht in alle ontwikkelingen die in die tijd gaande waren, bestonden ook bij ons. Daarbij dient echter ook in het oog gehou-den te worgehou-den dat in die periode de com-munisten en onze partij het tot hun plicht rekenden de strijd voor de vrede te koppe-len aan een heel harde en soms extreme verdediging van de Sowjet-Unie. De internationale spanningen waren bij-zonder groot en de mensen werden gek gemaakt dat elk moment de Russen over de grenzen konden spoelen. Het is nauwe-lijks voor te stellen, zo vele jaren later, wat voor toestanden dat waren en waarbij toch de meeste communisten en ook vele vrien-den van de partij de rug recht hielvrien-den. Het hielp het hooghouden van de vredes-strijd en dat was een enorme verdienste, maar ontegenzeggelijk verzwakte het de positie van de CPN in ons land, verhinderde het de binnenlandse vraagstukken soms in een juist kader te plaatsen, werden inter-nationale gebeurtenissen niet grondig en juist geanalyseerd en werden onvoldoende antwoorden gevonden voor de vele vraag-stukken die toen een rol speelden.

Dat alles bijeengenomen heeft ook tot misvormingen bij ons geleid en tot discre-ditering van mensen. De toestand was er een van allen tegen de vijand, nauwelijks ruimte voor discussie en afkering in de eigen partij van een ieder die weifelde. De partij en De Waarheid kwamen zwaar geschonden uit de strijd.

(9)

ge-noemd wordt door mensen in de PvdA zelf en in de media, en het beantwoord wordt met oproepen van Max v.d. Berg, André v.d. Louw en anderen in de geest van 'een aanval op Joop den Uyl is een aanval op de PvdA als zodanig', dan kan ook in de PvdA begrepen worden, als ons vragen worden gesteld over die periode in onze geschiedenis, hoe dat werkt. Onder de meest barre en wilde toestanden van de koude oorlog, werd iedere aanval op partij-leiders van de CPN- vaak ook in de pers doorspekt met antisemitische tendensen-logisch beschouwd als aanvallen op de CPN. Ook als dat in de partij zelf plaatsvond. Dat was niet alleen verklaarbaar, maar gezien de verhoudingen, ook niet onte-recht.

Dat neemt niet weg dat in die heftige strijd van toen, waarbij in het kader van het zijn-of-niet-zijn van de CPN een congres ook werd belast met geschiedschrijving, waarin weifelingen en afwijkingen van dat moment terugverklaard werden als het voortbouwen op bepaalde politieke standpunten uit het verleden, en met name op die uit de periode 1943-1945- waarover in 1945 de eerste botsing aan de orde was- volstrekt fout is geweest.

Fout was de methode en onjuist een aantal beoordelingen. Dat is reeds meerdere malen in het openbaar, ook door onze kameraden die die tijd hebben meege-maakt, uiteengezet.

Weten wat te doen

Het heeft één ding wel duidelijk gemaakt voor vandaag en voor de toekomst en vandaar ook dat onze partij en onze leiding daar naar handelt. Meningsvorming, ook als ze emotioneel gevoerd wordt, kan en mag niet teruggebracht worden tot partij-strijd en disciplinering. Het toont aan dat het inzicht nodig is dat ook conflicten- en waar mensen bestaan zijn die er- nooit als iets moet worden voorgesteld wat

onvermijdelijk tot breuken zou moeten lei-den.

Voortzetting van de discussie en overtui-ging met argumenten moet plaatsvinden en voortgezet worden, ook als er over een bepaald vraagstuk zelfs scherpe menings-verschillen bestaan. Het gestalte geven aan een nieuwe realistische eenheid in de CPN eist van alle communisten dat de bittere ervaringen uit ons eigen verleden daarbij goed in het oog worden gehouden. Geschiedenis kan niet over gedaan wor-den.

Het is ook volstrekt onmogelijk de hele partijgeschiedenis nog eens met zijn allen door te marcheren. Nodig is goed te weten waar we mee bezig zijn en wat we te doen hebben. Dat geldt voor de CPN en dat geldt in niet mindere mate voor de PvdA.

Afsluitend. In het debat tussen PvdA en CPN zullen vraagstukken aan de orde kun-nen zijn die met het bekende 'als' benaderd

worden als het over de afgelopen tijd gaat en onze onderlinge betrekkingen betreft. Maar op 'als' kun je welluchtkastelen

bouwen, maar je verandert er weinig mee. Wij, en dat is ook elders zo in de progres-sieve beweging, staan op het standpunt dat verandering van mening of zienswijze geen schande is.

Niet doen wel.

En er zal en mag van ons verlangd worden als progressieve partijen, als formaties die een socialistische samenleving voorstaan en onze herkomst hebben in de Neder-landse arbeidersbeweging, dat de ontwik-kelingen die nu in ons land plaatsvinden, strijdvaardig, met moed, fantasie en kracht tegemoet getreden worden.

(10)

I

Politiek en Cultuur 8

De CPN en studenten

De plaats van de studentenorganisaties binnen de Nederlandse politieke verhou-dingen is onvergelijkbaar met hun plaats aan het einde van de jaren zestig. Als georganiseerde beweging spelen studen-ten geen grote rol meer.

De betekenis van hun organisaties is over-vleugeld door andere bewegingen, zoals de krakers, de vrouwenbeweging en de milieu-activisten. De studenten die in deze bewegingen actief zijn, zijn dat meestal niet als zodanig. Zij richten zich er niet in de eerste plaats mee op het wetenschap-pelijk onderwijs, ze organiseren zich ook niet als studenten met elkaar. Niet alleen de studentenbeweging, ook studenten zelf verschillen wezenlijk van de 'generatie' Maagdenhuisbezetters.

Als studentenactiviste uit de tweede helft van de jaren zeventig, 'toen de nieuwe studentenbeweging weer van beweging tot organisatie was geworden (om een zestiger jaren studentenactivist te citeren1

), valt me op dat de aandacht binnen de CPN voor de studentenbeweging van nu minimaal is. Een belangrijke oorzaak daar-van ligt volgens mij in de vastgelopen verhouding tussen CPN en studentenbe-weging aan het eind van de jaren zeventig. Aansluitend bij de huidige partijdiscussie over de verhouding tussen partij en nieuwe sociale bewegingen wil ik in dit stuk het optreden van de partij naar studenten en de studentenbeweging in de tweede helft van de jaren zeventig toe, beschrijven.

TERUGBLIK OP DE

JAREN ZEVENTIG

De PvdA-nota over de verhouding van de PvdA met de CPN spreekt, wat de CPN in die jaren aangaat, over 'manipulaties in de ASVA'. De nota uit ten aanzien van de studenten die in deze jaren tot de CPN toetraden 'verbazing' dat zij zich 'kritiekloos voegden in een stalinistische

partijstructuur'.2 In deze termen wil ik de

verhouding van partij tot studentenbewe-ging in die jaren en het optreden van stu-denten in de partij zelf niet beschrijven. Ik kan mijzelf daar tenminste absoluut niet in herkennen. Wel ben ik van mening dat er door de partij ten aanzien van de studen-tenbeweging in de jaren zeventig fouten zijn gemaakt. Deze beschrijving van de verhouding tussen partij en studentenbe-weging, hoofdzakelijk gebaseerd op erva-ringen in Amsterdam, draagt hopelijk bij aan een verbetering van de huidige politiek van de partij ten aanzien van universiteiten en studentenbewegingen. Bovendien denk

ik dat ze betekenis kan hebben voor de ideeënontwikkeling in de partij over de relatie met andere bewegingen en het vraagstuk van de voorhoederol van de par-tij.

Partij - nieuwe sociale bewegingen

(11)

voor strijdt zal volgens deze redenering het resultaat zijn van de strijd van al deze bewegingen en de al langer bestaande organisaties van de arbeidersbeweging sa-men.

De rol van de CPN ten opzichte van bewe-gingen en organisaties noemde hij 'initi-atiefnemend en verenigend'.3

Deze oriëntatie van de partij op een actieve en verenigende rol naar verschillende bewegingen toe gaat volgens mij er vanuit dat er binnen de partij inzicht bestaat in de positie, de mogelijkheden en de strijdter-reinen van de verschillende bevolkings-groepen.

Ze vraagt tevens om een afweging binnen de partijpolitiek als gehéél van de verschil-lende deelterreinen van strijd waarmee deze bevolkingsgroepen bezig zijn. Zo kan een algemener program van maatschap-pijverandering waarin de verschillende eisen en perspectieven op een eigen wijze worden verwerkt, worden ontwikkeld. Het voorbeeld van de studentenbeweging laat echter zien, dat de partij haar positie ten opzichte van de verschillende bevol-kingsgroepen en terreinen van strijd niet altijd consequent afweegt. Er is over een aantal jaren gezien sprake van een zekere 'politieke conjunctuur' in deze. Ik bedoel daarmee dat die bewegingen of groepen die binnen de politieke verhoudingen een machtsfactor vormen en zich daarmee ook aan de partij opdringen, binnen de partij worden besproken, gevolgd en gesteund. De partij bepaalt daarin echter te weinig haar eigen houding ten opzichte van die bewegingen, terwijl bewegingen die ver-dwenen zijn en de studentenbeweging is daar een voorbeeld van, onbesproken blijven. Door niet systematisch te praten over 'niet-bewegingen', waarbij ik voor deze tijd denk aan de studenten, maar ook bijvoorbeeld aan werklozen, blijft praten over een initiatiefnemende rol van de partij een te theoretische discussie die niet in gaat op de vraag of de partij wel tot initiatief in staat is waar de betrokkenen

zelf geen initiatief (meer) nemen.

In de jaren zeventig waren de opvattingen over de verhouding van de partij tot mas-sabewegingen minder onderwerp van discussie dan tegenwoordig. De discussie over de verhouding tussen partij en stu-dentenbeweging werd veelal gevoerd als een vraagstuk dat vergelijkbaar was met dat van de verhouding tussen partij en vakbond. Terugkijkend op de studentenbe-weging vanuit de hedendaagse opvattin-gen over de noodzaak van de eiopvattin-gen dyna-miek van een beweging en de wederzijdse wisselwerking tussen partij en beweging, wordt het duidelijk hoe belangrijk het is hierover niet te zeer in algemene bewoor-dingen te discussiëren. Voor iedere bewe-ging op zich moet mijns inziens de inzet

van en de betekenis voor de partij worden

bepaald. Niet als een eenmalige discussie op het moment dat zo'n beweging opkomt, maar in voortdurende samenhang met de politieke en maatschappelijke ontwikkelin-gen waarin zij optreden.

Studenten en de CPN

Vanaf het begin van de jaren zeventig werden veel studenten lid van de CPN. Communisten gingen een belangrijke rol spelen in de studentenvakbonden en stu-denten gingen, in Amsterdam althans een vrij grote rol spelen in afdelingen en op districtsniveau. Binnen de CPN had daar-vóór met name ten tijde van Parijs '68 en de Maagdenhuisbezetting een jaar later, in Amsterdam veel discussie over de studen-tenbeweging plaats gevonden.

(12)

Politiek en Cultuur

veel studenten tot de partij wezen er op dat de partij, wat genoemd werd 'aanslui-ting' had gevonden bij de nieuwe studen-tenbeweging. Hoe dit precies in zijn werk is gegaan, welke discussies binnen de partij over studenten werden gevoerd en op welke wijze de toenmalige studentenac-tivisten tot de partij aangetrokken werden, is onderwerp voor een studie op zich en blijft buiten beschouwing.

Te constateren valt dat de CPN deze aan-sluiting bij de studenten in de loop van de jaren zeventig steeds meer begon te mis-sen.

Dat hangt aan de ene kant samen met de politieke verzwakking van de studentenbe-weging. De doorbraak in de politieke en culturele verhoudingen op en buiten de universiteiten aan het begin van de jaren zeventig had de studentenbeweging een groot elan gegeven. De studentenorgani-saties zagen in de jaren daarna hun politieke betekenis steeds meer teruggedrongen tot uitsluitend het terrein van de universiteiten en de wetenschap. Op dat gebied kregen ze bovendien te maken met een onafge-broken bombardement van collegeld-, cursusgeld-, studentenstop-, formatiestop-, cursusduur- en andere wetten en maatre-gelen. De politieke positie van de studen-tenbeweging veranderde dan ook, evenals de achtergronden van de nieuwe lichtingen studenten.

Binnen de CPN werd daarmee de discussie over de studentenbeweging, die in het verlengde van bovengeschetste ontwikke-ling steeds meer ging over strijd op de universiteiten, er één, die alleen door de betrokkenen gevoerd werd.

Studenten discussieerden op districtsni-veau over studenten politiek, en studenten die in afdelingen of elders in de partij actief waren hielden zich er veelal mee bezig in partijdiscussies. Het was voor hen, evenals voor niet-studenten niet zo duidelijk waar-over in de partij ten aanzien van de stu-dentenbeweging gepraat zou moeten wor-den.

10

Doordat discussies over de studentenbe-weging en de verhoudingen op de univer-siteit op die manier in kleine kring werden gevoerd binnen de partij kwam de storm binnen de ASVA in de jaren '78-'79 over de verhouding met de CPN voor de partij 'vrij' onverwachts. Aanleiding voor het politieke conflict, ook tussen partijgenoten-studen-ten onderling, was het feit dat de voorzitster van de ASVA in het districtsbestuur van Amsterdam van de CPN was gekozen. De achtergrond daarvan ging volgens mij echter veel verder dan alleen dit voorval. Toen, maar nu nog steeds, zijn de oorzaken en gevolgen van deze ruzie tussen CPN en studenten, die al dan niet partijlid waren, bediscussieerd in de partij. Veel studenten hielden op met partijwerk in afdelingen, terwijl ook de huidige studentengeneratie partijgenoten nauwelijks te bewegen is tot discussie binnen de CPN over de studen-tenbeweging en het wetenschappelijk onderwijs en tot discussie op de universiteit over de CPN. 'Intellectuelen zijn nu eenmaal crisisgevoelig' werd op een ledenvergade-ring geantwoord op een opmerking over deze politieke impasse in de verhouding tussen de partij en studenten.

Het antwoord gaf aan dat de problemen die studenten mijns inziens vrij algemeen kregen met hun functioneren in de partij niet als partij probleem, maar als hun eigen problemen werden beschouwd.

De redenering over crisisgevoeligheid van studenten, dat ze weg lopen als het eco-nomisch of politiek niet meezit, bevestigde zichzelf noodzakelijkerwijs. Deze verzorgde immers een legitimatie om niet in te gaan op hetgeen door studenten aan de orde werd gesteld en belemmerde een discussie over de vraag wat 'intellectuelen' voor de partij kunnen betekenen en welke politiek de partij daarin voert. Een vraag die tien jaar daarvoor wel werd gesteld, die echter steeds gesteld moet worden omdat er nu eenmaal niet één statisch antwoord op te geven valt.

(13)

hoe in de tweede helft van de jaren zeventig precies met de studentenbeweging werd omgegaan in de partij. en welke rol stu-denten zelf speelden binnen de partij. Daarvoor is het nodig kort in te gaan op de achtergronden van de studentenactivisten in die jaren.

Studentenbeweging na het Maagdenhuis

Zoals gezegd verschillen de zestigerjaren-studenten op veel punten van hedendaagse studenten. Hun achtergrond verschilt (schoolopleiding, milieu, politieke ervaring, jeugd) evenals de mogelijkheden waarbin-nen gestudeerd wordt, de vooruitzichten voor na de studie en richting van de strijd die de actieven onder hen voeren. Als gevolg van deze veranderingen op en buiten de universiteit heeft de studenten-beweging zich permanent moeten vernieu-wen. Inhoudelijke, programmatische ver-nieuwing, maar ook nieuwe organisatie-vormen.

De organisatie is immers uitdrukking van een te voeren beleid, geen doel op zich. Deze noodzakelijke permanente vernieu-wing is typerend voor de studentenbewe-ging. Ik denk dat in geen andere sector de achtergrond en de situatie van de betrok-kenen zo ingrijpend verschilt van die van voorgaande en volgende lichtingen. Tege-lijkertijd wordt van de studentenbeweging een grote continuïteit geëist van krachts-antplooiing en van aandacht voor een scala van beleidsterreinen.

(14)

Politiek en Cultuur

Het komt volgens mij gedeeltelijk echter ook door de manier van werken die de studentenbeweging kenmerkte. In het verlengde van de invloed die de studentenbeweging van het eind van de jaren zestig had, kenden studenten in de studentenvakbonden zichzelf in de jaren zeventig een vrij alomvattende pretentie toe. Er werd een politiek beleid ontwikkeld op allerlei gebieden, ook buiten de univer-siteit, en vanuit de studentenvakbonden werden verschillende malen initiatieven genomen voor brede coalities ter gelegen-heid van politieke activiteiten en demon-straties. In de loop van de jaren zeventig nam de betekenis van de studentenbewe-ging in deze buiten-universitaire verhou-dingen af, maar bleef men wel met deze algemenere politieke pretentie in het hoofd zitten.

Tegelijkertijd was de studentenbeweging uit haar aard een vrij 'onervaren' beweging, bestaande uit activisten die meestal in de eerste jaren van hun studie zaten. Ze namen vaak een vrij onduidelijke positie in ten opzichte van hun eigen politieke motivatie in acties, omdat het doel mijlen verder weg lag dan de acties zelf. De (belangen-) strijd die werd gevoerd stond immers telkens mede in het perspectief van het bewustmaken van medestudenten voor de politieke strijd.

Als uitvloeisel van deze onervarenheid, maar in intellectuele kringen een algemener voorkomend verschijnsel, bestond er bin-nen de studentenbeweging een vrij intole-rant discussieklimaat Vaak werd gediscus-sieerd op basis van het eigen gelijk, en ook als mensen dingen anders wilden gaan doen of anders zagen werd dat vaak zo absoluut gesteld tegenover hoe het ging dat het op stellingendiscussies uitliep. Na zo'n stellingendiscussie taaiden telkens heel wat mensen uit de studentenbeweging af, terwijl datgene wat werd ingebracht na verloop van tijd toch werd overgenomen. De ideeën drongen zo uiteindelijk wel door, maar de mensen waren dan al

afge-12

knapt. Dit maakte de discussies binnen de studentenbeweging weinig open, belem-merde velen om sowieso in de studenten-beweging actief te zijn. Het remde, samen met een vast zitten aan het beeld van de studentenbeweging van het Maagdenhuis, een noodzakelijke vernieuwing in beleid en organisatievormen.

CPN en studentenwerk

Terugkijkend op de opstelling van de partij tegenover de studentenbeweging in de jaren zeventig kan geconstateerd worden dat niet uit werd gegaan van de noodzake-lijke permanente vernieuwing binnen de studentenbeweging zelf. Ze werd voorna-melijk benaderd als drager van de bewe-ging van het eind van de jaren zestig, met alle verwachtingen over haar politieke betekenis van dien. (Ook nu nog wordt de studentenbeweging in partijdiscussies vaak ver-eenzelvigd met de Maagdenhuis-bezetting en wat daar allemaal mee werd losgemaakt, en niet met het 'studenten-werk' in de tweede helft van de jaren ze-ventig, of met de helaas niet gelukte colle-gegeldboycot van 1981. Terwijl ook in discussies over feminisme en de partij de studentenbeweging van het einde der zestiger jaren soms op duikt als belangrijke factor ... )4

(15)

op de universiteit of van studenten in de partij.

De vergaderingen beperkten zich daarom tot het 'volgen' van de georganiseerde studentenbewegingen en tot het verzorgen, in verkiezingstijd en bij manifestaties, van partijpropaganda op de universiteit. Een probleem dat voortvloeide uit deze eenzijdige samenstelling van de kerngroep was dat het voor de actieve studentenvak-bonders niet altijd makkelijk was om stu-dentenwerk en partijwerk te combineren. De problemen daarmee werden meestal terzijde geschoven omdat het in theorie geen probleem mocht zijn om als vak-bandsactivist óók partijwerk te doen. Waar het kader van de studentenvakbond echter voor een belangrijk deel uit communisten bestond was het politieke belang om op die wijze openlijk voor de partij op te treden maar zeer betrekkelijk. Doordat uitsluitend met partijgenoten-studentenactivisten werd gepraat slaagde de kerngroep er niet in een bevredigend optreden van de partij op de universiteit te realiseren.

Een tweede probleem ten aanzien van de kerngroep hangt hier mee samen, namelijk dat niet over de activiteiten van studenten als zodanig werd gepraat, maar uitsluitend over één aspect: de georganiseerde stu-denten in stustu-dentenvakbonden. Daarmee werd het contact tussen partij en studenten gereduceerd tot die studenten die binnen dfe organisaties bezig waren met politieke machtsvorming op de universiteit en te-genover de regering. De studentenbewe-ging werd daarmee gereduceerd tot een uitsluitend 'politieke' beweging en de strijd binnen de wetenschap werd als zodanig niet erkend. Dit laatste punt raakte de partij echter wel. Soms rechtstreeks, zoals de discussies binnen de sociale wetenschap-pen over de socialistische landen en het stalinisme, of bij geschiedenis over de geschiedschrijving van de arbeidersbewe-ging in Nederland, of bij technische studies over de kernenergie. Maar ook als dergelij-ke debatten niet zuldergelij-ke duidelijdergelij-ke politiedergelij-ke

gevolgen hadden zouden ze toch onderdeel van een strijd in de wetenschap moeten zijn waar de progressieve beweging wat mee te winnen heeft.

Waar deze debatten in de kerngroep of de partijgroepverandering aan de orde kwa-men werden ze niet verwelkomd. Vaak werden ze afgewezen zonder beoordeling waar ze vandaan kwamen en wat de partij er mee zou kunnen doen.

Tegelijkertijd werd gesteld dat het niet de taak van de CPN was om zich met ontwik-kelingen binnen de wetenschap te bemoei-en. Dat zou een ongewenste verbinding tussen wetenschap en politiek opleveren. Omdat studenten, ook binnen de studen-tenvakbonden, echter wel bij deze debatten binnen de wetenschap betrokken waren en zich er ook mee tot de partij richtten, kregen studentenvergaderingen binnen de partij soms het karakter van wat nu wel 'horizon-tale' structuren worden genoemd. Er werd niet meer uitsluitend gediscussieerd over studentenwerk op de universiteit en de studentenbeweging, maar ook over allerlei aspecten van de partijpolitiek. In de relatie tussen de kerngroep, die zich hoofdzakelijk richtte op de studentenvakbonden, en de partijgroep studenten ontstond hierdoor een spanning: de kerngroep werd steeds meer geacht 'leiding te geven' aan de discussie onder partijgenoten-studenten over de partijpolitiek, waar de politiek op de universiteit vaak alleen maar met de haren bij was gesleept. De kerngroep ging dan ook steeds moeizamer functioneren en bestaat tegenwoordig helemaal niet meer.

Leiding geven

(16)

voort-Politiek en Cultuur

gezet. Ook de opstelling vanuit de kern-groep naar de georganiseerde studenten-beweging toe valt te critiseren, ervan uit-gaande dat het essentieel is voor een be-weging als de studentenbebe-weging dat zij een eigen dynamiek heeft. Dat wil zeggen

dat de betrokkenen, waaronder CPN-leden, aangeven in welke richting ze zich moet ontwikkelen. Binnen de studentenvakbon-den heeft de kerngroep (ongewild) een zekere rem betekend voor die eigen ont-wikkeling. Hetgeen daar werd besproken als een goede strategie voor de studenten-vakbond werd vervolgens niet ingebracht als inbreng van communisten in de stu-dentenvakbond, maar algemeen, als 'het beste' voor de studentenvakbond. De kerngroep discussieerde 'in het belang' van de studentenvakbond en ging daarbij impliciet uit van op-en-top voorhoedecon-cept Immers, terwijl de studentenbewe-ging een beleid ontwikkelde vergaderden communisten apart over wat het beste zou zijn en probeerden dat vervolgens door te zetten in de studentenbeweging als zijnde algemeen belang van die beweging. In sommige gevallen moest dat bot of slinks gebeuren, meestal ging het in goede vrede omdat binnen de studentenvakbond zelf vrij grote overeenstemming bestond over de te voeren politieke lijn. In alle gevallen was de opstelling van de CPN ten opzichte van de studentenbeweging en daarmee het optreden van communisten in de studentenvakbond echter ondoor-zichtig. Om de kerngroep hing wat ge-heimzinnigheid, en mijns inziens werden daar keuzes gedaan in politieke discussies binnen de studentenvakbond die er niet thuis hoorden. Het is immers inconsequent om, anders dan in de jaren vijftig en zestig, toen er een aparte communistische stu-dentenorganisatie bestond (Perikles gehe-ten), te kiezen voor een eenheidsorganisatie van alle studenten, en vervolgens als CPN-studenten je ongevraagd aan het hoofd van die eenheidsorganisatie te stellen. Alsof je als communisten een grotere

14

verantwoordelijkheid voor een beweging draagt dan de anderen die er deel van uit-maken.

Deze kwestie van verantwoordelijkheid is momenteel onderwerp van discussie, ook als het gaat in termen als 'initiatiefnemende en verenigende rol van de partij'. Het ver-antwoordelijk zijn, overzicht houden, verder kijken dan alleen het dichtbij-liggende doel van een actie, mensen organiseren, leiding geven in politieke strijd, is een belangrijke achtergrond die de partij haar leden biedt. Ik vind het een instelling die goede en foute kanten heeft. Goed, waar inderdaad heel wat van de grond kan worden gekre-gen, macht kan worden georganiseerd, doorgezet kan worden. Fout echter, waar daarmee over anderen heen kan worden gewalst om der wille van die machtsvor-ming en het handje wordt gelicht met de democratie in een beweging. Met name vanuit de vrouwenbeweging wordt deze manier van optreden aangevallen, in de studentenbeweging werd het ook een steeds groter wrijfpunt in politieke discus-sies. Het conflict hierover kwam des te scherper te liggen omdat de geschetste opvatting binnen de CPN dat de studen-tenbeweging vooral een politieke beweging was, gericht op machtvorming op de uni-versiteit en tegen de regeringspolitiek, binnen de vakbonden zelf steeds meer werd losgelaten maar in de partij werd vastgehouden.

(17)

Misschien is het niet helemaal juist om in dit verband te spreken over 'de' partij, waar deze standpunten werden ingenomen door (ex-)studenten die vaak erg actief waren op de universiteit. Toch meen ik dat het hier wel gaat om 'de' partij, omdat het

beperken van discussies over studenten en

wetenschap tot alleen de betrokkenen, en het tegelijkertijd achterwege blijven van een discussie in de partij over de mogelijk-heden en positie van 'intellectuelen' voor de partij, kwesties waren van de partij als geheel.

Nu de enge oriëntatie van de CPN uit de jaren zeventig op de georganiseerde stu-dentenbeweging is veranderd en boven-dien studenten en wetenschappers worden betrokken bij scholing, IPSO en andere activiteiten waar intellectuelen iets kunnen betekenen vanuit hun specifieke achter-grond, blijkt het ook een kwestie van de partij als geheel te kunnen zijn.

Strikt geredeneerd vanuit de CPN zou ik dan ook voor het spaak lopen van de ver-houding CPN-ASVA in 1978 naar aanleiding van de verkiezing van de ASVA-voorzitster in het districtsbestuur van de CPN de vol-gende redenen willen noemen: de eenzij-dige oriëntatie vanuit de CPN op de stu-dentenvakbonden, het in die oriëntatie onvoldoende uitgaan van de noodzaak van een eigen dynamiek binnen de studenten-beweging (waar de studentenvakbonden als zodanig altijd maar een deel van ge-weest zijn) en tenslotte het niet doorzetten van de discussie aan het eind van de jaren zestig over de betekenis van intellectuelen voor de partij als geheel. Er zijn meer fac-toren aan te geven voor de botsing met de studenten, vanuit algemenere ontwikkelin-gen in de CPN na het 26ste congres, en ook vanuit de studentenvakbonden zelf. Het voert echter te ver hier verder op in te gaan.'·

Studenten in de CPN

Veel studenten die in de loop van de jaren

zeventig lid werden van de partij besteed-den een vrij groot deel van hun tijd aan politiek en organisatorisch werk in afde-lingsbesturen of op andere plaatsen. Hun studie schoof daarbij (net als bij heel wat studentenactivisten uit die jaren) naar het tweede of derde plan: studeren als haast-klus tussen de druktes door.

Hun aandeel in het draaiende houden van het partijapparaat werd daardoor vrij groot, vooral omdat zij zich overdag veel makke-lijker vrij konden maken dan mensen met een baan. Studenten verwaarloosden daardoor hun studie, gingen een belangrij-ke rol spelen in de partijorganisatie zonder te bedenken wat de studie betekende en hoe belangrijk het was om ook je afstuderen veilig te stellen. Een keuze voor de studie, als een beroep werd gedaan op politieke inzet, was vaak moeilijk te maken.

(18)

Politiek en Cultuur 18

Welke rechtsorde

is nou de onze?

In de schets voor een hoofdstuk over 'de

CPN en de democratie' die is opgesteld ter voorbereiding van een nieuw partijpro-gram, luidt de openingszin aldus: 'De strijd voor de socialistische omvorming van de maatschappij in Nederland is onverbrekelijk verbonden met de strijd voor de verdedi-ging, uitbreiding en vernieuwing van de democratie. In de visie van de CPN zijn socialisme en democratie onafscheidelijk.' In deze zin ligt besloten- hetgeen in de rest van de tekst herhaaldelijk wordt be-vestigd- dat de democratie in ons land, zoals die er

nu

is, van buitengewone waar-de is. Democratie is een waarwaar-de in zichzelf.'

Tegelijkertijd moeten we constateren dat er in ons land (en waar niet?) nog veel ongelijkheid, uitbuiting en zelfs onderdruk-king bestaat. Hoe rijmen we dat? Bestaat er uitbuiting en onderdrukking ondanks, of juist dankzij de democratie?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden, moeten we eerst verduidelijken wat we onder democratie verstaan. Vaak wordt

rechtsstaat in één adem genoemd met democratie. Formeel betekent rechtsstaat,

dat de staat (de overheid) is gebaseerd op -en handelt volgens- de wet (meer specifiek de grondwet). Dit beginsel beoogt alle burgers gelijk te maken volgens de wet en tegelijk zekerheid te verschaffen over de handelwijze van de overheid. In andere woorden, de overheid mag in een rechtsstaat niet met willekeur handelen. In deze opvatting is de wet boven de overheid geplaatst.

Democratie betekent formeel volksmacht,

volksheerschappij. De macht in de staat wordt uitgeoefend door het gehele volk.

In een 'democratische rechtsstaat' worden dus de wetten, die het handelen van de overheid bepalen, gemaakt door het volk. Uiteraard der zaak geldt de wet ook voor alle burgers afzonderlijk. Wat heel belang-rijk is, is dat een 'democratische rechtsstaat'

opgevat geheel legitiem (wettig) is en in beginsel niets uitsluit! In onze grondwet is elke uitbuiting en onderdrukking, die berust op ongelijkheid in wezen niet-legitiem. Daardoor is de wet als het ware 'blind' voor de maatschappelijke structuren die ongelijkheid voortbrengen, zoals het kapi-talisme en het patriarchaat. De wet 'kijkt' niet naar de oorzaak van ongelijkheid, maar 'ziet' scherp het gevolg, dat is de concrete vorm die de ongelijkheid aanneemt.2

Hier ligt de kern van de congruentie (over-eenkomstigheid) tussen de heersende rechtsorde (de wijze waarop de samenle-ving naar het recht geordend is) en het rechtsbewustzijn (wat de mensen als rechtvaardig en juist ervaren).

Spelregels

De grondwet bevestigt het kapitalisme niet; heeft er zelfs nooit van gehoord. Aanwijzingen dat er iets bestaat als kapita-listische produktieverhoudingen, of patri-archale onderdrukkingsverhoudingen, zal men in de grondwet vergeefs zoeken. Het kapitalisme en het patriarchaat worden echter niet uitgesloten door de grondwet, maar het socialisme evenmin.

(19)

voldoening schenken, zou men op dit punt aangeland, deze beschouwing kunnen af-sluiten.

Echter, in een samenleving die zeer dyna-misch is, waar de maatschappelijke ont-wikkeling steeds nieuwe maatschappelijke problemen voortbrengt en waar nog machtsrelaties bestaan die scherpe onge-lijkheidsrelaties in stand houden en repro-duceren, moeten we ons nader verdiepen in de werking van de mechanismes die ongelijkheid kunnen veranderen.

Een tweede kernvraagstuk is dan: hoe kan de democratische rechtsstaat veranderd worden en tegelijk een democratische rechtsstaat blijven ?3

Het antwoord op deze vraag heeft zich eigenlijk pas in deze periode geconsoli-deerd. We zouden kunnen zeggen, dat de klassieke scheiding der machten (in een wetgevende, een rechterlijke en een uit-voerende macht) in onze tijd wordt herbe-vestigd, indien de conserverende werking van de uitvoerende macht en de statische functie van de wet en de rechterlijke macht, wordt gecompenseerd- of eigenlijk wordt 'overgecompenseerd'- door de dynamiek van de wetgevende macht. En dat is het domein van de politieke krachten. De democratie heeft zelf de krachten gede-finieerd en het strijdterrein gekozen, waar de democratische rechtsstaat veranderd wordt en tegelijk behouden blijft. Van wezenlijke betekenis hierin is het noodzakelijke bestaan van legale opposities die zowel binnen als buiten de parlemen-taire organen opereren.

De middelen die de opposities hanteren maken deel uit van de 'spelregels', evenals trouwens de middelen die de uitvoerende macht hanteert, en het totaal aan zgn. procedures die tot beslissingen voeren. De

meerderheidsregel is zo'n

procedure-spel-regel.

De spelregels kunnen wel veranderen, maar zulke veranderingen zullen getoetst worden aan de grondideeën van de

demo-cratische rechtsstaat.

Ook de grondgedachten kunnen verande-ren, maar daarover zal altijd een soort consensus (algemene overeenstemming) nodig zijn.

Dit verklaart waarom er mensen zenuwach-tig worden als er een nieuw actiemiddel wordt bedacht, zoals bezetting of blokkade, dat nog niet officieel in het arsenaal van 'spelregels' is opgenomen. Wordt niet, als er een hindernis wordt opgeworpen op de toegangsweg naar een kerncentrale, de bijl aan de wortel van de rechtsstaat gelegd? Er zijn natuurlijk ook mensen die van nature tegen elke verandering zijn en bij alles aan de rem gaan hangen. En er zijn allicht mensen die er belang bij hebben dat er niets verandert, of dat er zaken veranderen in niet-democratische zin. Versterking van autoritair gezag, de 'law and order' menta-liteit.

Als we de democratische rechtsstaat ver-gelijken met een lichaam, dan vormen de wetten het skelet, de procedures de bloedsomloop en de politieke krachten de organen. Een lichaam kan allerlei ziekte-verschijnselen vertonen en een treffende diagnose kan aanmerkelijk bijdragen tot een voorspoedige genezing.4

Structureel geweld

Een van de hoofdspelregels is het afzien

van geweld. Fysiek geweld, wel te verstaan.

Daarvoor kunnen drie redenen worden aangevoerd. De oudste reden hiervoor is, dat in een rechtsstaat in beginsel alle ge-schillen worden geregeld door de wet (met méér of minder beleidsruimte toege-past door de rechter, het openbaar bestuur, bevoegde gezagen, enz.). De staat mono-poliseert het geweld en de geweldsmidde-len.

(20)

maat-Politiek en Cultuur

schappelijke conflicten met politieke

mid-delen moeten worden opgelost. Politieke middelen zijn onder meer, demonstratie, overleg, compromis, enz.

Deze opvatting is zeer belangrijk omdat hiermee het inzetten van fysieke gewelds-middelen door de monopoliehouder, de overheid, onmogelijk wordt gemaakt.5 En

dus ook het dreigen ermee. Het werken met twee scenario's (één vreedzaam en één met geweld), zoals de burgemeester van Amsterdam heeft gedaan, bij de ont-ruiming van gekraakte panden, verliest dan zijn betekenis. Het stelt hogere eisen aan de autoriteiten, maar eveneens aan de actievoerders.

Hier wordt nadrukkelijk steeds gesproken over fysiek geweld, ter onderscheiding van

structureel geweld.6 Dit is 'geweld' in de

vorm van onderdrukking en uitbuiting, dat direct verbonden is aan maatschappelijke structuren, wat tot uitdrukking komt in wetten, gezagsverhoudingen en rolpatro-nen, zoals patriarchale onderdrukking van de vrouw door de man, of kapitalistische uitbuiting in de onderneming, of autoritaire gezagsverhoudingen in de relatie bestuur-werkers- gebruikers in welzijnsland. Het structureel geweld berust op machts-verschillen, die verschillende oorzaken kunnen hebben.

Het is niet zo dat alle machtsverschillen (die een afhankelijkheidsrelatie tussen mensen teweegbrengen) één oorzaak hebben, of zijn te reduceren tot een grond-oorzaak, of tot één hoofdtegenstelling in de maatschappij.

De staat als strijdtoneel

Men kan stellen dat de Nederlandse demo-cratie tot stand is gekomen in een historisch proces dat begint met de staatkundige onafhankelijkheid die verworven is in de strijd tegen de Spaanse overheersing. Dat historische proces is niet voltooid. De wording van de democratie is een strijd om de idealen van de Franse revolutie

20

'vrijheid, gelijkheid en broederschap'7 tot

gelding te brengen. Maatschappelijke veranderingen van ingrijpende aard, zoals de overgang naar het kapitalisme, brengen nieuwe betrekkingen teweeg, zowel tussen de burgers onderling als tussen de burgers en de staat.

In tijden van internationale spanningen, sterke invloeden van buitenaf en oorlogs-dreiging, verkrampen de democratische verhoudingen en dreigen te worden ver-drongen door autoritaire en dictatoriale verhoudingen.

Ook onder omstandigheden van diepgaan-de maatschappelijke verandiepgaan-deringen en crises van economische en politieke aard, dreigt de democratie ondergeschikt te raken aan de oplaaiende belangenstrijd. Een vraag die elke democraat bezighoudt, zeker in tijden van spanning, is of de de-mocratie stand houdt. Dede-mocratie als staatsvorm is er natuurlijk niet alleen voor de zondag, als de zon schijnt en iedereen vrij is.

Democratie moet er juist zijn en blijven als er diepgaande maatschappelijke bewegin-gen en veranderinbewegin-gen plaats vinden. Daar gaat het om. Maar dit is geen trivialiteit (vanzelfsprekendheid). Nauw verbonden aan deze probleemstelling is de vraag of de kracht die bij zulke maatschappelijke processen betrokken zijn hun machtsposi-ties beheersbaar houden, of het staatsap-paraat met zijn machtsmiddelen (leger en politie) buiten het conflict blijft en of alle betrokkenen bereid en in staat zijn hun fysieke macht te sublimeren in democrati-sche macht. (Hieronder valt ook te verstaan het op indirecte wijze uitoefenen van fysieke macht, door bijvoorbeeld sabotage of obstructie, met ernstige gevolgen voor de mensen.)

(21)

tot conservatisme.

Niet zelden wordt dan de redenering in omgekeerde volgorde toegepast, om elke discussie over maatschappelijke verande-ringen uit de weg te gaan of tegen te hou-den.

Maar revolutionaire democraten hebben de plicht om de sociale, politieke en staat-kundige instrumenten te verwerven die noodzakelijk zijn om de democratie, als doel op zichzelf, in stand te houden en tegelijk de democratie, als middel voor maatschappelijke verandering, te kunnen benutten.

Dit heeft tot consequentie dat alle maat-schappelijke krachten vóór, tijdens en nà maatschappelijke veranderingen, hun rol blijven spelen. Dit houdt weer in dat vormen van consensus noodzakelijk zijn om diep-gaande maatschappelijke veranderingen tot stand te brengen, waar compromissen en faseringen bestanddelen van zijn. Deze procedure definieert de staat tot strijdtoneel; een permanent, democratisch strijdtoneel, waar de acteurs in wisselende samenstelling, met wisselend succes hun krachten inzetten.

De achter ons liggende periode heeft laten zien dat dit niet hoeft te leiden tot maat-schappelijke onveranderlijkheid en onver-schilligheid en evenmin tot versterking van de bestaande dominanties.

De vraag is juist, of democratische krachten die strijden tegen uitbuiting en onderdruk-king erin zullen slagen om greep te krijgen op die maatschappelijke factoren die uit-buiting en onderdrukking teweegbrengen. Het belangrijkste zou zijn om stuurinstru-menten te verwerven die de voornaamste maatschappelijke processen van de pro-duktie, de consumptie en de reproduktie toegankelijk maken voor democratische procedures en beslissingen op alle rele-vante niveau's.8

Macht en recht

Zoals socialisme nodig is om de

vervreem-ding van de mens van het produkt van zijn arbeid op te heffen, zo is democratie nood-zakelijk om de vervreemding van de mens van de beslissingsmacht over zijn 'belan-gen' op te lossen. Het één mag het ander niet vervangen.

De bevolking 'valt uiteen' in klassen, maat-schappelijke groepen, seksen, individuen, categorieën nam belangen, naar leeftijd, naar geloof en wereldbeschouwing, naar politieke richting, naar burgerlijke staat, enz. enz. enz.

In een samenleving die zo pluriform is naar belangen- en dan willen wij 'belan-gen' hier zeer breed opvatten- is de verdeling van macht even belangrijk als de wijze waarop de macht wordt uitgeoefend en even belangrijk als de wijze waarop de macht wordt gecontroleerd.

Macht moet zo dicht mogelijk worden gelegd bij de mensen die voor hun belan-gen van die macht afhankelijk zijn. Dit betekent de uitoefening van directe democratie, autonomie, decentralisatie en zelfbestuur. Directe democratie zal beperkt blijven tot een betrekkelijk kleine schaal. Daarna zal directe democratie overgaan in vormen van representatieve democratie. De democratie moet streven naar verdeling van macht en verkleining van machtsver-schillen. Machtsverschillen tussen indivi-duen en groepen mogen nimmer zo groot zijn dat deze overgaan in uitbuiting of onderdrukking. Onze partij is uiterst attent op elke poging om aan de democratie te morrelen en heeft de verdediging van de democratie hoog in het vaandel staan. Dan gaat het daarbij niet alleen om aanvallen van rechts op democratische rechten en vrijheden en gaat het ook niet alleen om een zeer kritische en in het algemeen af-wijzende reactie op bijvoorbeeld de 'staat-kundige vernieuwing' die D'66 indertijd zo krachtig voorstond, maar dan gaat het tevens om onze eigen opvattingen en ons politiek handelen met betrekking tot de de-mocratie.

(22)

Politiek en Cultuur

staat zijn nog altijd sterk beïnvloed door een wel erg letterlijke interpretatie van de strofe in de 'internationale' waarin gerept wordt van 'de staat verdrukt, de wet is logen'.9

In onze kring wordt meer gedacht in termen van macht dan van recht. Toch is het een

ervaring dat in ons land het recht in staat

is om macht binnen de perken te houden.

Mits, en dit is een essentiële voorwaarde, de politieke krachten aanwezig zijn en

effectief zijn, om zulke rechtsverhoudingen tot stand te brengen. Zodra ze er zijn, wer-ken rechtsverhoudingen depolitiserend ten opzichte van machtsverhoudingen. Dit proces wordt ook wel 'pacificatie' ge-noemd. Het stichten van vrede tussen elkaar bestrijdende groepen door middel van rechtscheppende wetgeving. Een historisch voorbeeld is de pacificatie van de schoolstrijd door de onderwijswet-ten van 1920, die gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs tot stand bracht en tot vandaag de dag als billijk wordt ervaren.

Als noodzakelijke fase op weg naar een socialistisch Nederland, tal een pacifice-rende wetgeving de bestaande overmacht van het grootkapitaal zowel in de samenle-ving als geheel, als in de afzonderlijke onderneming, moeten vereffenen. Maar ook voor ons geldt, dat macht wordt begrensd en beperkt door recht. Als wij dat niet accepteren,_ dan blijft een terecht wantrouwen bestaan ten aanzien van onze bedoelingen en ons handelen, omdat de 'anderen' zullen verwachten dat wij het recht opzij zetten als onze macht daartoe in staat is. En met 'anderen' bedoel ik niet zozeer de klassetegenstander, maar ge-woon al die democratisch denkende en handelende mensen en stromingen in dit land.

Nogmaals moet hier benadrukt worden, dat de procedures die er zijn om bijvoor-beeld wetten te veranderen even belangrijk zijn -vanuit een democratische optiek-als de wetten zelf. De spelregels opzij zetten,

22

al is het maar voor eventjes, is bedreigend voor de democratie als geheel. En dan

doet het er niet toe van welke kant getracht wordt te rommelen met de spelregels.

Pools graan

Als we dit nu toepassen op bijvoorbeeld een (loco) burgemeester die door een gerechtelijk vonnis de opdracht krijgt een gekraakt pand te laten ontruimen. Tenslotte een welbekende geschiedenis.

Als de wet geldt voor iedereen, dan toch zeker voor een burgemeester of een wet-houder. Het laatste woord in de vorige zin drukt dat al aardig uit.

De burgemeester kan een rechterlijke uitspraak niet negeren. Als hij of zij dat wel kan, kan iedereen het. Tenslotte bestaat er

rechtsgelijkheid. De burgemeester kan wel zeggen: de uitvoering van het vonnis brengt zodanige bezwaren met zich mee (bijvoorbeeld m.b.t. de openbare orde) waarvoor ik óók veranwoordelijk ben, dat ik een afweging moet maken naar tijd, plaats en omstandigheden. Maar de bur-gemeester kan niet zeggen: ik ben het politiek niet met het vonnis eens, want ik sta achter de krakers, dus geef ik er geen uitvoering aan. Dit is in strijd met de rechts-staat. In dat geval moet de burgemeester aftreden. Dan is duidelijk dat hier voor de betreffende functionaris een principiële

grens is bereikt die hij of zij niet wenst te

overschrijden.

(23)

behoeden voor politieke uitspraken. De rechter mag- gewild of ongewild- niet op de stoel van het bestuur gaan zitten. Ook dat behoort bij de rechtsstaat. En zo belanden we bij het derde en eigenlijk belangrijkste aspect aan het kraakfeno-meen. Dat is dat de wet niet deugt. De wet is logen!

Een maatschappelijk kwaad, dat rijkelijk voorkomt bij kapitaal- en huizenbezitters, is dat van speculatie. Speculatie zit de Nederlandse bourgeois in het erfelijk ma-teriaal gebakken, want al in de zestiende eeuw werd gespeculeerd met soms nog niet eens ingezaaide (Poolse!)

graanoogsten.10 Daardoor liepen de prijzen

vaak zo hoog op dat het brood voor gewone mensen onbetaalbaar werd en het volk massaal honger leed, terwijl in de pakhui-zen (vallen inmiddels onder Monumenten-zorg) het graan lag te rotten. De huidige burgemeester van Amsterdam mag er aan herinnerd worden, dat zijn edelachtbare voorgangers toentertijd de graanvoorraden vorderden en in beslag namen omdat zij voedseloproer vreesden.11 Dus ook

hier-toen de Nederlandse rechtsstaat in de kinderschoenen stond- woog de burge-meester het recht van de eigenaar af tegen de openbare orde. En de eigenaar verloor (overigens niet altijd).

De excellente heer Schimmelpenninck, die als Raadpensionaris algemeen erkende verdiensten op zijn naam heeft staan, kreeg ook verdiensten op zijn naam door zijn speculaties met maagdelijke gronden in de Verenigde Staten.12 Ja, ja, deze cowboy

avant la lettre, wist dat het leven goed was op het platteland, vooral als er op gebouwd gaat worden. Hoe komen speculanten toch aan zo'n perfect reukorgaan, dat zij winst snuiven op duizenden kilometers afstand? Zij moeten helderziend en helderruikend zijn.

Machtig instrument

Er bestaat in Nederland geen algemeen

rechtsbeginsel tegen speculatie. Dat is een ernstige tekortkoming. En hier ligt een mooie taak voor progressieve parlements-leden en bewindslieden. Het is een voor-beeld waarom een progressieve meerder-heid in het parlement zo nodig is.

De huidige leegstandswet is het tegendeel van een effectieve anti-speculatiewet. Een rechtse kamermeerderheid heeft ervoor gekozen (helaas met steun van de PvdA) om een onduidelijke en voor de rechtsstaat ongewenste situatie te bestendigen. Dat is, dat speculatie tot recht 'verheven' is, terwijl toch ieder duidelijk moet zijn dat een maatscloiappelijk onrecht (en wie zal specu-latie als gevolg van woningnood anders noemen?) nimmer aanvaard zal worden door de bevolking.

De ellendige situatie zal voortduren-zolang deze wet niet verdwijnt- dat rech-ters gedwongen worden tot uitspraken die burgemeesters dwingen tot ontruimingen van panden die, omdat zij leegstonden, krakers dwingen om ze te bezetten.

* * *

Het instrument bij uitstek om algemeen maatschappelijke geschillen en tegenstel-lingen te regelen is de democratische rechtsstaat.

(24)

gebrui-Politiek en Cultuur

ken. Tot dusver is het gebruikt door rechts. Maar als links nu eens de kuns zou krijgen om zo'n machtig instrument te hanteren? Dan gaat alles er ineens anders uitzien. Dan worden niet de lonen, maar de winsten aan banden gelegd en de hoge tot zeer hoge inkomens, en niet te vergeten de speculanten. En dan de prijJ'en. De minister van economische zaken heeft al bevoegd-heden om de prijzen beheersbaar te ma-ken.

Het opvallende van de ontwikkeling van de rechtsstaat in de laatste twintig jaar is dat binnen een kapitalistische economische ordening een instrumentarium ter beschik-king is gekomen dat steunt op democrati-sche procedures en beslissingen, dat wor-telt in het rechtsbewustzijn van de bevol-king en dat in staat is om een overgang naar een socialistische mautschappij te bevorderen. Dus niet door brute machts-uitoefening, maar door democratisch ge-stuurde progressieve rechtstoepassing en bestuu rpraktijk.

De kwestie waar alles om draait is evenwel: is progressief Nederland in staat om een maatschappelijk alternatief te ontwikkelen dat aantrekkelijk is voor de mensen, dat redelijke oplossingen biedt voor de huidige problemen en enige zekerheid biedt voor de naaste toekomst.

Als dat zo is, als wij erin slagen om een bijdrage te leveren aan een alternatief dat verenigt in plaats van verdeelt, dan zal er in ons land een sfeer ontstaan waarin voldoende consensus mogelijk is om de progressieve krachten het machtige instru-mentarium toe te vertrouwen dat nodig is voor diepgaande maatschappelijke veran-deringen.

Ongehoorzaamheid

Richten we nog even de blik op de dage-lijkse bestuurspraktijk, zoals in de gemeen-ten.

Procedures die leiden tot democratische

24

beslissingen, gelden bij uitstek voor de overheid en de gekozen organen. Juist zij kunnen daar niet onderuit.

Dit laat onverlet de democratische rechten tot parlementaire- en buitenparlementaire oppositie.

Juist de burger heeft het recht verworven om het oneens te zijn met zijn overheid en daartoe alle wettige middelen te hanteren. Zij vormen daartoe bijvoorbeeld een actie-comité. Burgerlijke ongehoorzaamheid is een wezenskenmerk van elke buitenparle-mentaire oppositie ook al is de vorm waarin deze tot uitdrukking komt volkomen legaal. Ooit was elke vorm, bijvoorbeeld een straatdemonstratie, onwettig en toonde de demonstrant zich ongehoorzaam: 'de straat is van ons allen'!

Maar hier ligt ook een belangrijk verschil met de overheid. Deze is géén actiegroep. De overheid- en vooral de uitvoerende macht- kent statutair geen burgerlijke ongehoorzaamheid. Een bestuurder, ook een communistische gemeentebestuurder is gehouden de wet te gehoorzamen. Dat is de regel.13 Het niet volgen van deze

regel behoort dan een uitzondering te zijn, daar, waar de betrokkene in geweten, of vanuit een politiek- of levensbeschouwelijk beginsel, niet kán gehoorzamen. Aftreden is dan een logische, duidelijke en demo-cratische consequentie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar voor het goed functioneren van een parlementaire democratie in een rechtsstaat is het een absolute voorwaarde dat die rechtsstaat gedragen wordt door (een ruime meerderheid

Therefore, we had the following research aims: (1) identify fatigue trajectories in cancer patients during psychological care, (2a) examine which demographic and clinical

Cultuurnationalisten zoals Frits Bolkestein vinden niet alleen dat er een eigen Nederlandse cultuur is, maar ook dat er nodig wat gedaan moet worden om die bedreigde cultuur te

Aan de andere kant, en hier volg ik de redenering van Maurits Meijers (2013: 28), als de aanname klopt dat de schuldencrisis alleen opgelost kan worden door meer Europese

In zijn antwoord heeft de geachte Minister mij medegedeeld dat er eerstdaags twee andere Konink- lijke Besluiten zullen worden uitgewerkt door de beide Ministers van Cultuur voor

commissie de positieve gebruiksmogelijk- heden van de nieuwe media voor opvoe- ding en onderwijs. Misschien had de door mij gesuggereerde paragraaf over de voor- en

Hoewel de verschillen in aandelen kiezers en leden voor deze partijen in de regel geringer zijn in de onderscheiden leef- tijdsgroepen – zij het dat de SGP in de leeftijds categorie

Deze vraag is belangrijk voor mijn onderzoek, omdat zijn positie in de maatschappij alles te maken heeft met de manier waarop hij zijn vak moet bedrijven en hoe hij moet omgaan